Een compost-post!

Ik woon in een milieu-minded gemeente nu. Rondom de verhuizing werd me duidelijk dat we wat extra afvalbakjes nodig zouden gaan hebben, omdat er zo veel apart ingezameld wordt. Gelukkig hebben we hier meer ruimte in huis! In Wijchen hadden we in de keuken bakken voor bio-afval, restafval, glas (twee vakken: met en zonder statiegeld), papier, en plastic-plus-drankkartons-plus-blikjes. Toch al vijf dus. Waarvan het glas dan wel zelf weggebracht moest worden, de rest werd aan huis ingezameld.
Hier in Aduard, gemeente Zuidhorn, hebben we dat ook, maar gaan blikjes en metaal ook nog apart (dat is zes, hoewel piepschuim hier juist weer wél bij het plastic mag), gaan schillen van groente en fruit apart van de rest van het bio-afval (dat is zeven, de bak nostalgie, want hoewel het per vrachtwagen gaat zie ik in gedachten toch plaatjes voor ogen van de schillenboer met paard en wagen), wordt ook textiel apart ingezameld en aan huis opgehaald (dat is acht) en kleine elektrische apparatuur eveneens (dat is negen). Ook hoeven we klein chemisch afval hier niet naar de gemeente te brengen, maar wordt dat óók aan huis opgehaald (dat is tien).
En, oh luxe, in plaats van 1x per maand papier en 1x per twee weken plastic-plus, kan dat hier elke week aan de weg gezet worden. Hoewel, luxe, gezien de hoeveelheid apart ingezamelde items is het eigenlijk wel heel erg fijn dat we dat niet tot grote hoeveelheden hoeven laten op te lopen. Eén doos papier per week vullen en aan de weg zetten is goed te doen, vergeleken met vier à vijf dozen opstapelen in een steeds krapper kontkeerbare keuken, zoals in Wijchen.

De milieubewustheid is ook zichtbaar in het compostbeleid. Iedere inwoner van de gemeente mag met een mooie korting via de website van de gemeente een regenton en een compostvat bestellen. Enthousiast bestel ik met mijn DigiD een compostvat, dat ik enige tijd later met een printje van de bevestigingsmail kan ophalen. Dat printen is minder papierbewust, maar goed, ze recyclen dat printje bij het oud papier, dat dan weer wel. En terwijl ik dit opschrijf hoor ik Hans Teeuwen “Dat dan weer wel” zingen, met dank aan broer Garmt die dit liedje in zijn laatste blogpost verwerkte waarna het al dagen in mijn hoofd is blijven hangen. Bloggen zit kennelijk in de familie. Hoewel ik erg achterloop op hem, hij blogt al ruim drie jaar en het eerste deel van zijn blog is ook al omgewerkt tot boek. Klikken en kopen mensen, de opbrengst is voor zijn dochtertje, mijn lieve nichtje Zoë voor wie ik geen zwak plekje maar een compleet zwak hart heb. Tot zover dit kleine maar belangrijke zijstraatje.

Het compostvat op zijn dit-zou-een-handige-plek-moeten-zijn-plek.

Goed, compostvat gehaald (verrassend groot), onderdelen in de tuin gelegd en regenbui binnen afgewacht. Vanmorgen was het droog en had ik tijd dus besloot ik me eens te gaan inlezen. Ik heb al wel eerder een composthoop gehad, maar dat was in een moestuin en een hoop werkt wat anders dan een vat. Ik heb ook al eerder een compostvat gehad, maar daar zat al compost in toen ik hem overnam en die balans was dus gewoon al goed. Ik heb nog nooit een compostvat zelf opgestart. Ik open de eerste website, lees hem, ga het compostvat buiten in elkaar zetten, en kom weer terug binnen als het begint te druppen. Verder lezen. Verdorie, de tweede website zegt nét wat anders. Ik ga terug naar buiten (het drupt niet meer), haal het vat weer uit elkaar, haal de houten balkjes die ik eronder gelegd had voor de ontluchting weer weg, pak stenen en zet het vat opnieuw op elkaar met stenen onder de rand. Mooi. Verder inlezen. Terug naar buiten. Bodem vullen tot 10 cm. Het drupt weer. Terug naar binnen, verder inlezen. Terug naar buiten, bodem verder vullen want een ander zegt dat het beslist meer moet zijn. Terug naar binnen. Verder lezen.

Ik kom tot een conclusie: aan dat inlezen heb je niet zo veel. Toegegeven, over een aantal dingen zijn ze het best eens:
1. Kies met zorg een handige plek want eenmaal in gebruik verplaats je hem niet meer
2. Zorg voor een plek met onverharde grond
3. Egaliseer de grond en zet het geheel op een verhoging
4. Zorg voor een goede start, de bodem vul je anders dan de rest van het vat
5. Vul op de onderste laag aan met composteerbare spullen

Maar waarover ze het niet eens zijn…. is over zo’n beetje elk onderdeel. Bijvoorbeeld:
1. Die handige plek moet volgens de een beslist wel maar alleen ochtendzon vangen, volgens de ander juist de hele dag, volgens nummer drie moet het zo’n beetje naast je keukendeur zodat je er wel makkelijk even spul op gooit, ook bij slecht weer, en nummer vier zegt dat je het vooral niet naast je keukendeur moet doen omdat je dan de geur ook in je keuken hebt.
2. Hoewel ik die onverharde grond overal zie staan, zie ik een boel foto’s van compostvaten die op een klinkerpaadje of terras gezet zijn. Hm.
3. Tegenspraak: de een zegt dat een pallet ideaal is, de volgende zegt beslist tegels. Weer een ander vindt dat tegels onvoldoende luchten en zweert bij een rand klinkers. Ook zijn er tegenstrijdige berichten of je het midden juist moet stutten of juist vrij moet laten luchten. Het duizelt mij nu.
4. Takjes op de bodem, zorgt dat er lucht bij kan. Nee, beslist geen takjes. Dat verteert niet goed. (Waarom een compleet pallet eronder dan ook niet mag omdat dat wel verteert is mij een raadsel.) Afgevallen blad onderop houdt het luchtig en composteert snel. Goede keuze om royaal bij de start te gebruiken. Afgevallen blad moet je niet te veel gebruiken! Gebruik bij de bodem vooral schóón stro. Gebruik bij de bodem liever gebruikt en met wat plantenetersmest voorzien stro dan schoon stro. Composthulp en compoststarter is weggegooid geld, dat doet niets. Oh by the way, doe er wel een goede compoststarter in. Ik kijk nu vertwijfeld naar de zak van goede micro-organismen voorziene compost die ik van de gemeente kreeg als starter en strooi hem er toch maar bij. Doe er wormen bij. Wormen doe je in een wormenbak, niet in een compostvat. (Volgt u het nog?)
5. Vul pas aan met composteerbaar afval als de bodem begonnen is met ‘werken’! Nee, vul meteen aan tot zeker een kwart vol, anders werkt het niet. Zorg dat de bodemlaag 5 centimeter is voor je verder aanvult. Zorg dat de bodemlaag 10 centimeter is voor je verder aanvult. Doe er geen citrusvruchten bij, citrusschil kan trouwens best. Dierlijk materiaal kan niet hoor, gekookte etensresten ook niet. Een beetje afval van het avondeten kan heus wel. (Gelukkig geen discussie hier: de kippen zouden het me niet vergeven als ik die lekkere etensresten voortaan op de compost zou gooien in plaats van hen te geven.) Mest van kippen en planteneters is prima voor het compostvat. Gooi het maar erin. Mest van kippen en planteneters kan niet zomaar in het compostvat, dat moet eerst voorverteren.  As is trouwens erg goed voor het compostvat. Maar doe er geen as op.

Weet je wat: ik ga gewoon ermee aan de slag. Trial and error. Zo bizar onervaren met composteren ben ik nou ook weer niet, en als al die tegenspraak me één ding leert is het wel dat er kennelijk heel wat wegen naar Rome leiden. Deze zomer heb ik mijn eigen ‘zwarte goud’, let maar op!

De grond van dit stuk tuin wordt moestuin, en ligt al grotendeels schoon te wachten. Het compostvat aan de rand, met daarnaast een stammetje waar ik hoop mycelium van oesterzwam of shii-take of een andere paddenstoel in te kunnen enten.

Met een beessie in de buurt….

…. voel je je beter. Wie herkent de song nog? Uit mijn jeugd, toen we elk jaar met het hele gezin Kinderen voor Kinderen op TV keken en het cassettebandje kregen. En toen ik nog niet in elkaar kromp als ik hoorde hoe een cavia een ‘marmot’ genoemd werd. Hoe dan ook: het klopt wél. Huisdieren maken een huis nog meer thuis. Ik vertelde al over onze cavia’s, onze kippen, heb tussen neus en lippen onze twee honden al eens vermeld, en ik weet eigenlijk niet eens zeker of ik de luipaardgekko’s al voorbij liet komen. Zelfs dit soort koudbloedjes kunnen je hart warmen.

Het werkt nu ook andersom hoor. Onze oudste hond (11 1/2 jaar oud) voelt zich ook beduidend beter met een menssie in de buurt. Hij was altijd al aanhankelijk, maar wil ons nu amper nog uit zicht laten. Op diverse plekken in huis zijn strategisch dekentjes, mandjes, kleedjes en kussens gelegd, zodat ik nu tenminste gewoon kan was ophangen, stofzuigen, koken en boodschappen opruimen zonder om de paar meter over onze kleine Pico (5 1/2 kilo Cairnterrierkruising) te struikelen.
Onze jongste van bijna 10 jaar, Bink, (9 kilo zuivere Cairn-energie) komt al veel makkelijker tot rust. Hij heeft hier (vrijstaand en wat verder van de weg) ook veel minder stress van het waken, want in ons vorige huis (rijtje en pal aan de weg) had hij heel wat vaker blafwerk. Alles wat langs kwam moest hij even aan ons kenbaar maken. Hier in Aduard hoeft hij ons alleen maar te waarschuwen zodra iemand ook daadwerkelijk de oprit op komt en langs het huis naar de voordeur loopt. Nu hij een stuk ontspannener is, is hij ook nog eens liever en aanhankelijker. Win-win-situatie, voor hem én ons dus.

Middelste wilde al jaaaaren ratjes, en nu we een groter huis hebben en zij een grotere slaapkamer mocht het, zoals ik ook al eerder meldde. Middelste is inmiddels volledig gesmolten voor haar Ariana en Tatiana, loopt rond met haar ratjes in haar nek, houdt zelf minutieus het hok goed schoon en is dolblij met ze. Bovendien blijken ze een uitstekende gespreksstof op te leveren als ze met vriendinnen chat of op haar kamer rondhangt.

Jongste bleek meer verdriet te hebben van de verhuizing dan ze liet zien, en na een verlossende huilbui bleek ook zij behoefte te hebben aan een altijd beschikbaar diertje op haar kamer om lief en leed mee te delen. Ze heeft een cavia in de woonkamer, maar ik kan me goed voorstellen dat je in een verdrietige bui niet zomaar de woonkamer in stapt om je cavia met rode oogjes op te halen, en hij kan niet zomaar op haar slaapkamer. Ik wil de groep in de woonkamer niet uit elkaar halen en een caviahok dat wij groot genoeg vinden is ook echt heel groot. (Ter vergelijk: voor 2 ratjes hebben we een complete kamervolière aangeschaft, en mijn cavia’s liepen op het vorige adres op 3.30 meter bij 1.65 meter en gaan nu ‘lekker wat ruimers’ krijgen zodra ik weer een ren kan gaan bouwen.)
De oplossing: een oud terrarium inrichten, een syrische hamster gaan halen bij een fokker in Friesland drie kwartier verderop, bij nader inzien het terrarium voor Sirius (ja, ze is Harry Potter-fan) nóg te klein vinden en een traliekooi van hetzelfde formaat erbij halen, bovenop het terrarium zetten, wat plankjes en hangmatten aan de tralies bevestigen en zo nog wat verdiepingen toevoegen. Sirius is nu in rap tempo bezig met zijn opleiding tot dochtertrooster.

Oudste werd er een beetje jaloers van. Zij had altijd dwerghamsters maar haar vorige slaapkamer was vijf-en-een-halve vierkante meter en zelfs een klein dwerghamstertje nam al veel plek in, waardoor ze er op een gegeven moment vanaf zag toen de laatste opvanghamster dood ging. Nu heeft ze een zolderverdieping, weliswaar vol schuin dak, maar toch bijna 3 meter breed en ruim 7 meter lang. Over upgrade gesproken. Ze heeft een bak met water gevuld en eitjes van de triops erin gemikt, en na daaaaagen wachten… kwam er één eitje uit. Haar huisdierenhart was hierdoor niet echt bevredigd.

Dus, vandaar een kort blogje vandaag. Oudste en ik zijn nu eventjes naar Wittewierum, een hamster voor haar uitzoeken in Knaagdierenopvang Snuitje.

Tokkies Deel Twee

Op 1 januari publiceerde ik een blog over De Tokkies, onze kippenfamilie. Ik stelde Nikki, Polle en Aithusa aan jullie voor. Voor ons doen is 3 kipjes hebben niet zo heel veel, ook al omdat we probéren zelfvoorzienend te zijn qua eieren, maar omdat we al in april zeker wisten dat we zouden gaan verhuizen hebben we de twee lege plekken -veroorzaakt door twee kippensterfgevallen van dit jaar- leeg gelaten tot na verhuizing.

Nu was het dan zo ver, en had het nog meteen haast ook. Zodra kippen zich een verblijf een béétje eigen maken, komt er namelijk meteen territoriumdrift aan te pas en wordt het introduceren van een nieuw Tokkie een stukje lastiger. Trouwens, onze Nikki vindt een verblijf al eigen genoeg voor territoriumdrift na gemiddeld 3,7 seconden, dus we wilden de fase van uiterst extreme territoriumdrift (bij Nikki na gemiddeld 3,7 dagen, waren we bang voor) maar voor zijn. Bovendien, de volgende kip moet binnen zijn vóór een mogelijk vervoersverbod.

In mijn vorig blog had ik beschreven hoe ik het schuilhok gemaakt had, erin gekeken had toen het nog leeg was, en geschat had dat er vier kippen in konden. Vijf leek me nog gaan maar krap. In gedachten zag ik twee, maximaal drie kippen per stok zitten, klem van wand tot wand, keer twee stokken. Ik ben een slechte schatter. Ik zal even een foto uit het vorige blog herhalen, ter illustratie:

Dus. Herschatting: drie kippen per stok kan makkelijk en is zelfs ruim, keer twee stokken. Dat is mooi nieuws. Het is namelijk altijd prettiger voor eventuele nieuwkomers om samen met een bekend maatje erbij te komen, voor zowel de morele steun als het verkleinen van het fysieke overwicht van de oude garde. Met het nieuwe jaar amper een halve dag oud nestelde ik mij op de bank, trok de klapdoos op schoot, opende hem op Marktplaats, zette een zoekstraal van 15 kilometer op en klikte achtereenvolgens ‘Dieren en toebehoren, Vee, Pluimvee’ aan. Naast enkele pauwen en ganzen en HEEL veel hanen werden er toch ook enkele hennen aangeboden. Na het wegvinken van voornoemde hanen, kleine krielkipjes, zijdevederige rassen (zien er eerder behaard dan beveerd uit en blijven veel te lang nat na een bui) en vechtrassen (dat leek me nou écht niet handig met onze Nikki) bleef er niet veel over. En dan wilde ik er nog liefst twee tegelijk halen ook.

Misschien had ik ook niet veel advertenties nodig. Eén advertentie had meteen mijn aandacht. De advertentie het dichtst bij huis, slechts 2 1/2 km verderop in Den Horn. Een hennetje werd aangeboden mét haar toompje kuikens van 3 weken oud. Kuikens? Nu?? In de winter????
Op basis van de foto’s kon ik niet opmaken hoe groot dit Tokkie was, dus even contact gelegd. Al snel had ik door dat de eigenaar geen idee had. “Ik denk geen kriel, ik schat een kilo of vijf.” Beste man, vijf kilo, dat is eerder het gewicht van een kalkoen, nog in kerstsferen? Ik vroeg dus of ik even langs mocht komen om te kijken, en als ze groot genoeg zou zijn kon ze meteen mee. We spraken af dat ik meteen al eind van de middag kon komen, als het al donker werd, want Tokkies accepteren nieuwe Tokkies ook weer beter als ze al op stok zitten te doezelen en geen veer voor ogen zien. Meneer vindt het niet erg dat het 1 januari, een feestdag, is? Meneer vindt het niet erg. En oh ja, er wordt verbouwd aan de brug, dus vóór de brug al afslaan, dan kan ik de tijdelijke weg nemen, hij woont aan de Aduarder Diep waarover de brug gaat.

Zo dicht bij huis: tijd om mijn goede voornemen af te stoffen. Eenmaal wonende in Aduard zou je de auto zo weinig mogelijk gebruiken, en zo veel mogelijk lopend en fietsend doen, weet je nog wel? Terwijl ik mezelf zo streng toespreek en de jas aantrek, kijkt jongste me in de hal aan of ze water ziet branden: “Fietsen??? Maar dat is toch zielig voor die kip!” Welnee, kan best achterop. Kippeneindje, hahaha. Jongste besluit zich er verder niet meer mee te bemoeien en laat me gaan. In de bijkeuken, waar ik via de achterdeur naar de fiets wil, loop ik tegen eega aan die stomverbaasd vraagt waarom ik ga fietsen, en of dat niet zielig is voor de kip. Nee-hee. Dit kán wel. Lamenoumaar.

Pas als ik de achterdeur uitstap heb ik door dat het niet droog is. Niet dat het regent hoor. Nee. Het sneeuwt. Irritante priksneeuw die als naaldjes in je gezicht stuift. Maar goede voornemens zijn goede voornemens en die ga ik niet op 1 januari al loslaten. Ik heb heldere instructies gekregen over de route en het is vlakbij.

Al na een paar honderd meter zie ik niet zo veel meer. De bril is ondergesneeuwd en moet om de haverklap afgeveegd worden, waardoor mijn handschoenen al snel doorweekt zijn. Is niet erg, ik ben zo bij de brug. En over de brug. Oh, dat was niet de bedoeling. Omdraaien. Heb ik een afrit gemist? Even kijken, voor zover mogelijk in deze duistere sneeuwbui. Daar staat een bord ‘verboden in te rijden’. Daar staat een bord ‘fietsers omleiding’. Daar staat een bord ‘bouwverkeer’. Uhm…. hij had het over een tijdelijke weg, daar aan de andere kant van de weg zie ik wel iets tijdelijks aangelegd. Oversteken maar. Nee, dit loopt dood. Dat dan? Oh, daar zijn slagbomen, dat mag vast ook niet. Route drie? Nou, het lijkt me niet de bedoeling dat ik via een grasberm met de fiets onder de brug door kruip. Dit kan niet kloppen. Terug omhoog, brug op, nog eens kijken. ‘Verboden in te rijden’ en ‘Fietsers omleiding’. Ik ga voor ‘Fietsers omleiding’. Ik word volledig terug naar Aduard gestuurd, en verder. Ik stop nog even bij een bushalte om de verkoper bericht te sturen dat ik onderweg ben. Via een enorme omweg kom ik uiteindelijk weer in de buurt van het Aduarder Diep, waaraan het huis moest liggen. Op de display van mijn fiets zie ik dat ik inmiddels 9 kilometer heb afgelegd in plaats van 2 1/2. Ik zie veel woonboten, allemaal met huisnummers die niet eens in de buurt komen van waar ik moet zijn, en begin me af te vragen of ik goed zit. Dan zie ik ineens in de verte een boerderij waar iemand op de oprit met een licht zwaait. Zou het….? En ja, het zal. Een beetje ongeduldig, want hij moet gaan melken, en ik ben toch een stuk later dan afgesproken, maar: hij heeft op me gewacht. Lost meteen even het probleem van de omweg voor me op: “Niet gevonden? Hoe dan? Oh, jaaaa, maar daar staat wel ‘verboden in te rijden’ maar voor ons moet je daar toch gewoon in hoor.”

Even later zijn Jannes en ik met mijn kippenvervoerskist droog in de stal. “Ah,” wijst Jannes, “Daar zit ze al.” Los in de stal met jongvee. Gealarmeerd dreigend naar ons en klokkend naar haar grut loopt ze er vandoor. Ik maak een superblonde opmerking: “Oh, dus we moeten haar nog vangen?” Ja, ik had immers niet gezegd dat ik haar al wilde, ik moest eerst even kijken. Eigen schuld. Kwartier, twintig minuten kost de vangpartij. De kalveren kijken ons aan alsof we volslagen kierewiet geworden zijn. Ik heb nog een blond moment, want zodra ik een klepje open van mijn vervoerskist om kuiken drie erin te zetten, schiet kuiken een of twee er weer net zo hard uit. Zo komen we nooit aan 1 kip + 4 kuikens tegelijk in de mand. Moederkloek biedt het langste weerstand en is dan ook het lastigste in de kist te krijgen. Vier kuikens die net begonnen zijn met fladderen binnen houden als je een klep groot genoeg voor moedertokkie moet openen is best even een klusje voor pak ‘m beet 12 paar handen. Wonder boven wonder lukt het ons. Intussen is een andere boer al aan Jannes komen vragen om hulp, dus zodra de kip met kroost in de kist zit trekt Jannes een sprintje op klompen en laat mij zelf de kist achterop hijsen. Via de weg ‘verboden in te rijden’ ben ik in no time thuis. Kippeneindje.

 

 

 

 

 

 

We zijn nu bijna een week verder. Mama kip is Janne gedoopt (dank aan Jannes) en heeft het zwaar met haar kroost. Aithusa en Polle doen niet lastig, maar Nikki doet toch wat we van haar verwacht hadden. Arme Janne. Het wordt elke dag een klein beetje beter en we houden stug vol. Eega heeft besloten dat de kuikens die hen worden maar gewoon lekker blijven. Hij verraadt nogmaals zijn zwak voor de kippen als ik op 7 januari zijn voetstappen ’s morgens vroeg in de verse sneeuw zie staan en merk dat hij dus óók elke morgen de kipjes controleert om te kijken of alles goed gaat. Goed, nee, dat nog niet helemáál. Maar wel elke dag een beetje beter. Daar hebben we wel vertrouwen in. We gaan Nikki nog wel wat gastvrijheid aanleren!

 

De Tokkies

Met argusogen houden we de ontwikkelingen rondom de vogelgriep in de gaten. Mogen de kippen mee naar Aduard of komt er een vervoersverbod? Het leed voor met name jongste is niet te overzien als de kipjes niet mee mogen, maar ja, tegelijk is het leed van geruimde kipjes of zieke kipjes ook groot. De grenzen van de besmette gebieden trekken langzaam op en volgens de planning van nu halen we onze kipjes op over ruim 2 weken, als we ons huis in Wijchen definitief met een handtekening overdragen op de kopers.

~Interim~
Huh? Over 2 weken? Ja. Deze blogpost stond al even achter de schermen, want stel je voor dat ik de kipjes tegen alle regels in stiekem vervoerd zou hebben tegen een vervoersverbod in, weggesneakt in de kofferbak en in het donker de tuin in gesmokkeld in Aduard, dan had ik deze hele blogpost moeten weggooien in de doofpot. Gelukkig kon het -met omweg- legaal dus kan ik dit rustig publiceren nu.
~Einde interim~

Afgelopen jaren hebben we steeds wel 2 of meer tokkies in de tuin gehad. Meestal 4 of 5, maximaal 7 gehad, maar dat was toch wat veel. Als u, beste lezer, nu een idyllisch beeld voor ogen hebt van gemütlich binnensmonds kakelende scharrelkipjes die op een kluitje lief de gestrooide broodkruimels oppikken: ja, dat klopt. En weet u wat ook klopt? Opgegeten moestuinoogst. Geruïneerde borders. Bij thuiskomst een chagrijnige kip vinden, klem hangend in het net dat je over je geruïneerde borders hebt gespannen om de rest van je siergroen en nutgroen te redden. Tweemaal daags kippenpoep opvegen om nog in je tuin te kunnen lopen. Kippen die broeds worden en daar niet vanaf te krijgen zijn en ‘iets’ moeten uitbroeden, omdat ze zich letterlijk dood kunnen broeden, dus daar schuif je dan tóch maar weer die bevruchte eieren of kuikens onder. De wet van Murphy bepaalt dan dat van die kuikens in ons geval minimaal 80% haan blijkt te zijn, ik zweer het, Murphy heeft een hekel aan kippen. Af en toe kan je zo’n haan op een prima scharrelplek kwijt, maar mijn ouders hebben het restant ook al in hun vriezer gehad. Zij eten namelijk nog wel vlees.
Een van de beste beslissingen in onze tijd als kippeneigenaars was dan ook een beetje geld te steken in een goede volière en het kippengebroed voortaan niet meer de vrije poot te geven in onze tuin. Een deel van de bestrating werd gelicht, Wijchense klei uitgegraven en zakken vol zand gestort, de volière werd tegen de schuurmuur gezet waarin ik vakkundig een flink gat mepte, de binnenkant werd met volièrepanelen afgezet tot schuilhok, en we hadden tevreden kipjes en tevreden eigenaars.

Van deze verzameling plankjes en een zakje schroeven…..

De volière gaat mee, de schuur uiteraard niet. Eega, die de kipjes ook heel gezellig vind, kocht opgetogen een nieuw schuilhok voor de nacht dat ik zowaar binnen het uur in elkaar gezet kreeg. Een blik op het binnenwerk (mét zitstokken!) leerde mij dat hier met gemak 4 kippen in kunnen. Grote kippen. Misschien wel vijf, maar vier is mooi zat. De kleine kippen hebben we afgezworen. Hoe gezellig ook, het kleine grut zou bij ons doodgaan van de honger. Wij hebben namelijk een speciale anti-muizen-voersilo. Een silo met een plankje ervoor dat als een rode loper ligt te lonken.

… naar dit mooie hok binnen een uur!

Als een kippendame op het plankje stapt, opent er een klepje van de silo en kan mevrouw rustig alle graantjes en legkorrels oppikken die ze blieft. Of eigenlijk alleen legkorrels, want toen we er granen door mengden (vinden ze lekkerder) gooiden ze alle legkorrels naar buiten om de lekkere graantjes als krenten uit de pap te pikken. Zodra het tokkie er weer af stapt, sluit de klep zich hermetisch anti-muis en anti-mus. Clou van dit verhaal is dat het klepje naar het voer zich alleen opent bij genoeg gewicht op de trede en dat is de reden dat we alleen nog grotere kippen hebben. De aanschaf van deze silo heeft zich in rap tempo terug verdiend, want je wil niet weten hoeveel voer we ineens besparen nu we niet langer de plaatselijke voedselbank voor alle muizenfamilies in de wijde omtrek blijken te zijn. Hoewel, enige vorm van recycling kwam daar ook wel bij, eerlijk is eerlijk. Onze kippen openden namelijk geregeld de jacht op voorbij komende muizen en er zijn er toch wel een aantal in de kippenmagen beland.

Tegenwoordig staan hun legkorrels dus in de silo, en krijgen ze een los handje gemengd graan in de ochtend in hun volière om het buitenscharrelen in te luiden. Terwijl de tokkies naar buiten lopen om hun graantjes op te eisen, kan ik de eieren rapen. Kneuterigheid tot en met, natuurlijk, om met je eigen soms nog warme eitjes naar binnen te lopen, maar het geluksgevoel is groot. Ik probeer om door het jaar heen geen eieren meer te kopen, maar in de winter leggen ze beduidend minder dus dan lukt het niet altijd.

Okay, dit blog is in delen geschreven, zoals gezegd. Sprongetje. Over anderhalve week moeten de kippen vervoerd worden en Friesland en Overijssel hebben nu ook vogelgriep, vooralsnog op veilige afstand van Aduard maar wel al dichterbij kruipend. De kippen logeren momenteel bij vriendin C in Wijchen, zodat ik de verblijven vast kan afbreken en de tuin een soort-van-fatsoenlijk kan achterlaten voor de nieuwe bewoners. Stel je voor dat de kippen bij C niet weg mogen…

Vervoersverbod voor kippen nu vlakbij Wijchen

En weer een sprongetje. Het is Eerste Kerstdag als ik dit schrijf. Jolly merry blissful enzovoorts! De vogelgriep breidt zich uit en zit nu ook in Boven-Leeuwen. Daarmee is er een vervoersverbod-straal ingesteld die deels over Wijchens gebied gaat. Fingers crossed. Zoals het er nu uit ziet, mogen onze drie kippen over 5 dagen wel uit Wijchen vertrekken, zolang we niet over de A50 vertrekken maar via de A73 wegrijden. De details waarmee je rekening moet houden wanneer je een beetje net braaf volgzaam burger wil zijn…. (By the way, ik ben eigenlijk helemaal geen net braaf volgzaam typetje, maar als de kipjes risico lopen ben ik ineens opvallend dociel.)

Volgens C hebben wij geen drie kippen, maar twee kippen en een adelaar. Nikki, de Nera Brown Leghybride, bleek de boel namelijk nogal te terroriseren, meteen nadat ze daar na haar eerste nacht haar oogjes opende, kopje uit de veren trok en van de zitstok sprong. Nikki voldoet nu dus aan een extreme ophokplicht, en wisselde bij C van plek met een konijn. Polle, onze dubbelgezoomde Barnevelder oma-kip begon op haar oude dag zowaar mee te doen met Nikki -very much unlike her- en moest ook op haar plek gezet worden. Dan hebben we ook nog Aithusa, de Bielefelder (zo genaamd door onze Fantasy-minnende dochters die de serie Merlin gekeken hadden, klik maar eens). Aithusa, vernoemd naar een draak, was juist als enige de schattigheid zelve en maakte geen enkel probleem bij het socializen met de kipjes van C. Binnenkort gaan we dit sociaal experiment herhalen. Er komt namelijk een vierde kip bij in Huize Sanders. Expres uitgesteld tot ná de verhuizing. We hopen dat het vervoersverbod de Noordshow niet in de weg zit: een enorme tentoonstelling vol kippen, watervogels, kwartels, konijnen en cavia’s. Met een beetje geluk gaat dat ook voor alle vogels door en kunnen we aan het eind van de kerstvakantie al een kip gaan uitzoeken daar. De keuze is reuze. Of heeft er iemand in de buurt van Aduard toevallig nog een kip over?

Ah neeeeeeee!!!!! Midden in de drukte (we schrijven 28 december) ontdekken we dat de verhuizers, een uurtje nadat we getekend hebben voor akkoord en vertrokken zijn, vergeten zijn de volière van de kippen opnieuw op te zetten. De panelen staan los in de tuin. Mijn ouders zijn er net om de kinderen en honden te komen brengen. Mijn humeur is al niet al te best, want we zijn al een andere crisis aan het bezweren (we hebben eindeloos geschoven met bedden, bedbodems en matrassen afgelopen weken, en komen er dus serieus om half 5 ’s avonds achter dat dat fout gegaan is en dat oudste een nieuw bed en bedbodem maar geen matras heeft). Ik stap met mijn vader en oudste in de auto en ventileer eens flink hoe ik baal. Mijn vader laat me even uitrazen, reageert niet, en zegt als ik stil val alleen maar: “Ik ben morgenochtend ook nog beschikbaar.” Mijn redder!

Op 29 december besteden we een volle halve dag aan het in elkaar zetten van de volière. Hij staat nu heel mooi, maar ik bespaar jullie de bouwomschrijving. Laten we het erop houden dat het met keurig schroeven en waterpas zetten begon, en na een aantal uur eindigde met tie-wraps, wat overigens nog beter werkt dan schroeven. Dat hadden we meteen moeten doen.

Het is 30 december. Met een fikse pennenstreek van eega en mijzelf zijn we niet langer bezitters van 2 huizen tegelijk. De buitencavia’s en kippen worden opgehaald bij C en ondergaan de route gelaten. Het is gelukkig mogelijk om, met een beetje omrijden, de vervoersverbodgebieden te vermijden, dus de Tokkies mogen thuis komen! Na een paar uur komen ze volslagen gedesoriënteerd aan in Aduard, waar hun nieuwe volière en nachthok klaar staat. In het donker hijs ik ze uit hun vervoersdoos en zet ze op stok in hun splinternieuwe schuilhok, die inmiddels vakkundig verbonden is met de volière. In het donker hebben kippen geen enkele neiging tot bewegen dus Aithusa en Polle kruipen netjes op stok. Nikki, onze alpha-dame, pikt acuut het lekkere nestvak van het schuilhok in.

             

Benieuwd hoe ze morgen zullen opstaan. Dat zal wel even wennen zijn.

31 december: feest. Zo veel te ontdekken. Zo veel grond om om te krabben op zoek naar insecten en wormen. Zo veel anders dan de gewoontediertjes kennen: het is een dagtaak.

  

 

 

 

 

Kwart voor 2017 kijk ik nog even onder de klep om te ontdekken dat de dames gezusterlijk tegen elkaar aan gekropen zijn in het legnest en zich afvragen waar ik me druk om maak, aangezien zij zich nergens druk om maken. Een béétje Tokkie kan wel tegen wat vuurwerk.

1 januari: “Hé lekker, resterende oliebol!”

Het caviavrouwtje (spoiler: dat is dus niet Paulien Cornelissen)

Ik hou op Facebook mijn privé-tijdslijn zorgvuldig gescheiden van mijn cavia-groep. Bewust, maar daardoor kreeg ik wel wat vragende blikken én woorden wat ik nou toch precies ‘met cavia’s heb’, want een aantal van mijn lezers kreeg pas via dit blog in de gaten dat ik er kennelijk méér heb dan kooitje-koppeltje-knuffel-kaafs in de woonkamer. Goed, ik zal er dan toch wat over vertellen. Eén blog volledig over de cavia’s. En daarna gaan ze weer terug naar hun minder centrale positie in mijn blogs, maar nu krijgen ze even de hoofdrol.

Op dit moment heb ik er niet eens zo veel. Vind ik dan. Ik heb er nu 14. Vier daarvan als uiterst verwende huisdiertjes in de woonkamer en de rest zit buiten. De laatste weken heb ik via allerlei herplaatsingen het aantal teruggebracht tot een heel select mag-echt-niet-weg-groepje, dat eventjes zal moeten overwinteren in de schuur in Aduard tot de eventuele vorst ver genoeg uit de grond zal zijn om weer een ren te bouwen. Want zo heb ik de cavia’s tegenwoordig: in een grote vrije uitloopren in de tuin. Erg leuk om naar te kijken.

Als kind had ik al cavia’s. Eigenlijk moet ik daar enkelvoud gebruiken. Of enkelfout, want cavia’s mag je helemaal niet alleen houden, dat zijn groepsdieren. Ik wist niet beter en wij als kinderen hadden ouders die niet moeilijk deden over huisdieren, dus we hadden alle vier wel een kooitje op de slaapkamer staan, elk met een eenzaam huisdier. Er zijn er nogal wat gepasseerd in mijn kinderjaren, met vachten en veren, terwijl mijn ouders met liefde een even bonte verzameling vachten en veren rondom ons verzamelden. Het huis waarin mijn ouders en ‘brussen’ nog woonden toen ik als oudste pionier op kamers ging, was een grote oude boerderij met 3600 m2 grond, op de Zeeuwsch-Vlaamsche klei. De jaren dat ik daar woonde, zijn heel bepalend geweest voor het beeld dat ik nu heb van de mogelijkheden om dieren in de tuin houden. Ik was daar erg gelukkig: groente en fruit uit eigen tuin, pony’s en schapen in de voortuin (scheelt toch een boel grasmaaien), kippen, eenden en parelhoenders vrij door de tuin -en soms keuken en woonkamer- lopend (die sliepen ’s nachts trouwens 4 meter hoog in de bomen!). Uiteraard waren er ook muizen, mollen (de teckel van mijn moeder was er dol op die rechtstreeks uit hun molshopen te vangen), duiven, uilen, egels, konijnen, torenvalken (wist je overigens dat die gigantisch veel herrie maken als ze ’s morgens ijselijk vroeg voor je slaapkamerraam in een boom zitten te paren?), een flinke verzameling aan vochtminnende dieren vanwege de kreek die aan ons huis grensde, en in de winter kropen de vleermuizen de bijgebouwen in om daar in allerlei kiertjes en gaten te overwinteren.

Ik kan mij geen moment in mijn leven herinneren dat ik géén dieren had. Op een kleine studentenkamer had ik zelfs nog meerdere kooien met ratten, hamster, gerbils, en vogels. De cavia’s waren echter verdwenen na mijn kindertijd. Ik stortte mij vol hartstocht op het fokken en showen van diverse kleine knaagdieren, vooral tamme ratten, en ‘vergat’ de cavia’s jarenlang. De komst van Oudste deed mij stoppen met ratten fokken. De komst van Middelste en Jongste (die kwamen als twee-halen-één-betalen met slechts 25 minuten ertussen in ons leven) deed ook de laatste ratten uit ons leven verdwijnen. Voor mij met weemoed, eega daarentegen stak nog net niet de vlag uit. Ik denk dat hij daarom ook erg mild gestemd was toen ik aangaf, krap enkele jaren later, dat ik ‘voor de kinderen’ wel een kooi cavia’s in de woonkamer wilde. Ja ja… voor de kinderen… ik ben ze nog steeds dankbaar dat ik ze als excuus kon gebruiken.

Enfin, de kinderen vonden de cavia’s leuk, ik vond de cavia’s héél leuk, eega vond de cavia’s op zijn minst niet erg. Toen ik 1 huis later en enkele cavia’s later aangaf dat ik wel weer wilde gaan fokken en showen, stemde eega soepeltjes toe mits ik voorál niet meer terug naar de ratten zou gaan. En ik moet zeggen: daar had hij groot gelijk in. De hardcore rattenscene is niet altijd uit makkelijke mensen opgebouwd. De hardcore caviascene is, ondanks de gebruikelijke soapseries bij elke hobby waarbij bokalen en rozetten te winnen zijn, toch wat relaxter. Bovendien, detail, een rat krijgt makkelijk 12 jongen per nest en dat ook weer makkelijk 3 of 4 keer per jaar, wat betekent dat je in korte tijd voor heel veel jongen aanloop van kopers krijgt die allemaal banjerend door je huis bijna je katten of honden laten ontsnappen terwijl ze een bizar level van gastvrijheid en garanties van jou als fokker verwachten, terwijl een cavia met ongeveer 3 jongen gemiddeld en 1 à 2 nesten per jaar gemiddeld de aanloop toch een beetje beter te behappen houdt. Het fokken ging goed, de prijzenkast vulde zich, en het bracht me leuke contacten en zelfs innige vriendschappen. Mijn cavia’s zijn door heel Europa én daarbuiten verhuisd, ze zitten van Zuid-Spanje tot Rusland tot Schotland tot Tsjechië en zo’n beetje alles daartussen, en ja, dat was en is toch wel een beetje egostrelend, eerlijk is eerlijk.

Door de jaren heen veranderde er iets in mij. Het fokken bleef leuk, maar het showen ging me tegenstaan. Nadat ons privéleven wat op zijn kop kwam te staan nadat bijna drie en een half jaar geleden mijn broer een vreselijk doodvonnis te horen kreeg in de vorm van ALS ging ik, mede aangestuurd door de noodkreet van mijn broer (zijnde “Lééf, ***verdomme!”) heroverwegen wat ik nou écht belangrijk vond en waar ik nou écht nog energie in wilde steken. Ik maakte een grote ommezwaai. Ik wilde dat showen niet meer. Ik wilde niet meer de ene cavia boven de andere verheffen puur op uiterlijk. Ik deed ongeveer de helft van mijn cavia’s weg naar blije caviafokkers die ze graag ophaalden en meenamen naar o.a. Praag, St. Petersburg en Zürich, haalde de achterblijvers allemaal uit hun net-groot-genoeg-hokken die als ware caviaflats langs de wanden van onze schuur gebouwd waren, bouwde een ren in de tuin van 3.20 bij 1.65 meter en deze eyecatcher werd vrolijk ingericht met hutjes en huisjes en cavia’s. Ik besloot ook een plekje te creëeren voor 1 of 2 opvangcavia’s in nood. De lol kwam volop terug, de kinderen zaten in het begin zelfs tussen de cavia’s in huiswerk te maken, en nog steeds staan we graag een poosje stil te kijken bij het tevreden gescharrel van de caafjes. Inmiddels is al de helft van mijn cavia’s opvangcavia en heb ik plannen om straks in Aduard een nog grotere ren te bouwen (eega is akkoord, als de kippen ook maar mee mogen!!!) en vrijwel uitsluitend nog opvangcavia’s op te nemen.

Grappig feitje: zodra ik mij voorstelde op een Aduarder Facebookpagina als toekomstig medebewoner van dit mooie dorp, kreeg ik een privéberichtje van iemand die daar ook woont. Of ik haar nog kende, want ze had jarenlang met mij samen op een caviaforum gezeten en zelfs ooit cavia’s bij mij gehaald toen ze nog rond Amersfoort woonde. En of ik nog hulp nodig had bij het weg-leren-kennen in Aduard want dan hoefde ik het maar te vragen. Natuurlijk herkende ik haar nog. En natuurlijk wil ik straks met haar door Aduard lopend de weg leren kennen.
Ik zei het toch: leuke contacten, de cavia’s zorgen ervoor!

Genietmomentjes

Ik observeer bij mezelf een niet geheel verwachte reactie op de aanstaande verhuizing, namelijk een intensivering van mindfullnes-momenten.
Nou ben ik gewoonlijk niet zo van de hippe praat, en hoe ‘hot and happening’ mindfullnes ook mag zijn, het is iets dat ik al vanuit mijn kindertijd heb meegekregen en nooit zo genoemd heb. Iemand wees me erop dat ik vaak ‘mindfull’ bezig ben en zoals mij -licht wereldvreemd behalve in mijn eigen wereld- wel vaker gebeurt kijk ik een beetje wazig als iemand me een hedendaagse term naar het hoofd slingert, mompel eens wat vaags, zoek dat dan later op en denk: “Oh, is dat ‘een dingetje’ dan?” (Want dat is ook zo’n ding, alles is tegenwoordig een dingetje, dus het is zeg maar helemaal niet mijn ding om het dan ook dingetje te noemen maar we zijn nou toch hip bezig.)

Mindfullnes dus. Met de paplepel ingegoten door mijn moeder, waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Mijn moeder kon mij, zus en broers als kinderen ineens in een wandeling stil laten staan om samen aan een bloemetje te ruiken. Of naar een grappig gevormd blaadje met galappeltje te kijken. Mijn moeder kon in een haastig verlopende maaltijd ineens roepen: “Hè, wat is dit sausje lekker bij die groente”, of zo iets. Bij het ontbijt staarde ze door het raam van de keukendeur en wees ons op de prachtige rode zonsopgang, of we die wel gezien hadden. Ze kon soms zelfs ook gewoon echt niets zitten doen, de kat op schoot aaiend, helemaal in het hier en nu en het moment, genietend van het hard ronkende gespin van de kat. Zo zen als zen maar zijn kan.

img_0115
Zonsondergang bij de Hatertse hei, Wijchen

Dit vond bij mij een vruchtbare voedingsbodem. Ook ik kon en kan mensen om me heen soms verbazen, verblijden of irriteren met een plotselinge traagheid of stilstand, letterlijk of figuurlijk, als ik ineens iets moois zie of meemaak of beleef.
Sta ik in de auto ineens stil langs een weiland terwijl ik een pasgeboren kalfje nog dampend van het vruchtwater bibberend zie opstaan, of op zijn minst pogingen daartoe ondernemen. Dat kan maar net tot de volgende auto op het smalle landweggetje aankomt, maar voor zolang het duurt zuig ik het beeld in me op. Nog steeds ga ik langzamer bij een roodkleurende hemel om het beeld tot me door te laten dringen. De eerste slok van vers gezette thee, met zorg en aandacht gezet, neem ik nog steeds regelmatig met ogen dicht en smaakpapillen open. Een goed stuk muziek kan ik zo intens beleven dat ik geen idee meer heb van de tijd. Overigens, daarop aanhakend, enkele maanden geleden gingen we met het hele gezin naar Het Gelders Orkest waar maestro Jules (van Hessen) uitleg gaf over Dvoráks 9e symfonie, waarna het na de pauze in zijn geheel uitgevoerd werd. Middelste had daar vooraf niet zo bijster veel zin in, want ‘klassiek is saai’ (niet voor niets ruilde zij haar klarinet na jarenlang les en orkestspel in voor een elektrische basgitaar), maar aan het eind van het concert keek ze stomverbaasd op dat het ‘al’ afgelopen was. Ik heb met haar op de computer opnames moeten terugzoeken voor ze wilde geloven dat die symfonie echt drie kwartier duurt. Ook zij had voor het eerst volledig die ervaring gehad verloren te raken in de tijd terwijl je een concert intens beleeft.

Bijzonder mooi gedraaide boomstam. Woezik, Wijchen.

Nu ik weet dat heel veel momenten die zo normaal waren ineens ‘voor het laatst’ voorbij komen, beleef ik ook die dus heel mindfull. Nog één keer dat mooie binnendoorweggetje rijden, van Duitsland naar Nederland, en rondkijken. Extra bewust zien. Nog één keer een najaarsoogst binnenhalen op Wijchense klei-en-zand, en de dankbaarheid voelen dat je zomaar in zo’n mooie tuin je groentes mag halen. Nog één keer die bizar gedraaide stam van die absurd mooie boom bekijken die dicht bij de pluktuin staat. img_1086Nog één keer zien hoe de wilgen langs de sloten hier geknot worden. Nog één keer de sierappeltjes aan ons boompje in de achtertuin zien verschijnen (en afvallen, jammer genoeg). Nog één keer op het werk niet meteen de auto in na werk maar even stilstaan op de parkeerplaats en het bos ruiken en de spechten horen roffelen. Nog één keer naar schoonouders rijden via de zuidelijke aanvliegroute, en intens genieten van de o zo bekende route in schitterende herfsttooi en witte rijp.
Op het werk, de laatste vergadering met die groep, de laatste keer dat ik collega M zie, toevallig op mijn 12,5-jarig jubileum wat ik nog net meepakte, de laatste keer assisteren bij een neuromodulatie (of zou ik nog net één keer aan de beurt komen?), de laatste keer apparatuur calibreren en voor collega’s in de agenda zetten wanneer zij dat voortaan moeten gaan doen… alles met een mengeling van weemoed en resolute afsluiting. Een toekomstig collega van eega en toekomstig Aduarder dorpsgenote die tot mijn verbazing mijn blogs nog leest ook (hallo M!) merkte enigszins verbaasd op tegen eega toen hij begin van deze week weer in Groningen was: “Het lijkt wel alsof Jiska er echt zin in heeft, die verhuizing!”
Nou, laat ik dat nuanceren: in de verhuizing an sich heb ik niet bizar veel zin, dat is namelijk best wel gedoe en een behoorlijke logistieke uitdaging (hip! Niet van ‘probleem’ maar van ‘uitdaging’ spreken!) maar ik heb enorm veel zin in het verhuisd-zíjn. Het herinrichten, het eigen maken, het aantrekken van het nieuwe huis in Aduard als een comfortabele voorgedragen oude jas. Dat een deel van de toekomst onzeker is omdat ik bijvoorbeeld nog niet weet wanneer ik weer kan gaan werken en voor hoeveel uur dan is vooralsnog niets aan te veranderen, dus dat zet ik voorlopig van me af. Ook zo’n lievelingsuitspraak van mijn moeder die bij mij is blijven hangen: “De mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest.”  Voor nu geniet ik van het idee dat ik vanwege opgebouwde reserves twee maanden nog niet hoef te werken en dus heerlijk de tijd heb om ons nieuwe huis, Aduard en Groningen te leren kennen. Wandelen met de hondjes, fietsen in de buurt, werken in de tuin, afwisselen met huis inrichten en dozen legen.

Er zijn ook al wat dingetjes mindfull mis gegaan. Sta ik verliefd te kijken naar een nieuw opgehaalde boekenkast en me mijmerend voor te stellen hoe die in de nieuwe woonkamer staat, realiseer ik me ineens dat ik al met koken begonnen had moeten zijn, wil de geplande maaltijd nog tot de mogelijkheden behoren zonder te hoeven teruggrijpen op een supersnelle pasta. Val ik helemaal stil als ik bij de caviaren geniet van de diertjes die tevreden murmelend een pluk vers ingeworpen hooi of groenvoer naar binnen werken, om 10 minuten later op te schrikken dat ik echt naar orkest moet vertrekken. Soms is mindfullnes namelijk ook gewoon luiheid, traagheid of dagdromen, in mijn beleving. Zolang ik geen spijt heb van mijn stilstandmomentjes die soms wat veel tijd kosten, ga ik me er lekker niet schuldig over voelen. Daar heb ik namelijk echt geen tijd voor!

img_8566

My finest moments

Soms héb je van die dagen. Ken je dat? Van die dagen die je maar beter had kunnen overslaan. Dat je bij het opstaan al denkt: “Mep ik die wekker nou voor de eerste, tweede of derde keer uit?” om je dan vervolgens gek te haasten om de voorgeprogrammeerde-dus-net-nu-klaar-was nog opgehangen te krijgen voor vertrek naar werk, want uiteraard was het de derde keer. Je had ook op tijd naar bed moeten gaan de avond ervoor, wat je ook nog zo van plan was een paar uur daarvoor, vóór je die mierzoete kerstfilm op Netflix ontdekte. Het bakje yoghurt-met-muesli op de bijrijdersstoel, even later onderweg naar werk, gaat zowaar niet om. Even heb je daarom de futiele hoop dat een brakke start nog niet een hele brakke dag betekent. Meestal trekken die ellendige momenten elkaar namelijk aan kop en staart mee, en als je dag eenmaal slecht begint, zie er dan nog maar eens een positieve draai aan te geven. Maar nee, de Wet van Murphy laat zich gelden en met een soort van geruststellende zekerheid dat het universum nog niet veranderd is landt er terwijl je voor het stoplicht staat een klodder yoghurtkleffe muesli vanaf je lepel op schoot.

Op werk blijft het opvallend rustig qua ongeluksdag. Een halve dag werk en er gaat amper wat mis. Zou het dan toch…..? En terwijl ik deze zin in gedachten nog niet eens afgemaakt heb, begin ik de auto al te keren omdat ik me op dat moment realiseer dat ik vergeten ben iets op te halen wat ik via Marktplaats kocht, en vlak bij mijn werk voor me klaarstond vandaag.
De kinderen hebben een vrije dag maar hebben mijn smeekbede om WC-papier te gaan halen nog niet zwaarder laten wegen dan de regen buiten, dus ga ik zelf maar bij de winkel langs. Waar je uiteraard aan de beurt bent voor de steekproef als je met een minutieus ingepaste propvolle boodschappentas aan de zelfscankassa komt. En nee, de caissière krijgt het niet op dezelfde manier terug in de tas. Ik heb al vaker gedacht dat tassen en verpakkingen meteen 10% kleiner worden zodra een precies passende inhoud eruit gehaald is, en dit is daar wederom een bewijs van.

Thuis! Snuf…. snuf….. Nee hè. Hondenbraaksellucht. Natuurlijk is het zielig voor diegene van de twee honden die niet lekker geworden is, welke dat dan ook is, maar moest dat dan precies half op de leuning van de bank zodat het diep in de naad tussen leuning en kussen kon lopen en daar half opdrogen?
Even later sleep ik de twee grote leren fauteuils die straks door de kringloopwinkel opgehaald worden alvast naar de keuken, lekker dicht bij de voordeur. Ik haal nog even een doekje erover en een borstel door de naden en twijfel of ik zal wachten tot ze opgehaald worden, of dat ik de gok neem de was te gaan checken op droge kledingstukken en de rest te gaan verhangen om beter te laten drogen. Dat is op zolder, als dan de bel gaat is het weer trappenlopen. Ach, zo erg is dat ook eigenlijk niet, niet zeuren Jiska. Van een paar trappen extra lopen op een dag zal je ook niet minder worden, bovendien heb je net op het werk na dat handje pepernoten óók nog eens die hele zelfgebakken appelflap van die collega van de poli opgegeten. Lopen dus! Op weg naar zolder kijk ik even de studeerkamer in en zie daar de inhoud van de prullenbak van eega over de vloer liggen met alle lege drop- en chipsverpakkingen aan stukjes gescheurd tussen het oud papier, lege inktpatronen en puntenslijpsel. Aha. Ik weet meteen welke hond er gekotst moet hebben, want er is er maar één die de trap neemt (mag niet, dus foei) en zijn geliefde baasje gaat zoeken als die een nachtje niet thuis slaapt (agossietochhijmisthem) en als hij het baasje niet vindt als een ware opportunist dan meteen maar op zoek gaat naar comfort food doggystyle.

Al weer heel wat luttele minuten langer boven dan gepland. De was is deels verwerkt, vloer van de studeerkamer weer toonbaar, natte handdoeken van de vloer van de badkamer gepakt en met een poging tot opvoedkundige (maar daarvoor eigenlijk te geïrriteerde) snauw naar de kinderen opgehangen. Eenmaal beneden zie ik dat ik de kringloopwinkel al een half uur geleden verwacht had. Ik kijk onze berichtwisseling terug en zie dan staan dat ze vanàf Uur U komen en niet óp Uur U. Niet handig. Ik moet namelijk ook nog de dieren in de tuin gaan verzorgen en wat stormschade van gisteren daar opknappen, maar in de tuin hoor ik de deurbel niet. Terwijl ik een krabbeltje toevoeg aan onze berichtwisseling met de vraag wanneer ze ongeveer komen, zie ik de bus ineens voorbij rijden. Okay, soms zijn mijn finest moments niet alleen pechaantrekkend en Murphy-achtig maar ook een klein beetje grappig, dus ik voeg nóg een berichtje toe met ‘Sorry! Laat maar! Daar zijn ze al!’ en krijg een lachende chauffeur aan de deur: die berichten kwamen zo’n beetje op het moment dat ze parkeerde namelijk bij háár binnen. Terwijl ik de stoelen afgeef zie ik tot mijn schaamte nog een vergeten stuk ongeborstelde naad waarin een kruimelvoorraad zit waar een beetje huismuis een dag op kan teren. U weet het, ik ben een viespeuk, maar ik had toch graag een beetje meer de schijn opgehouden. Gelukkig is de chauffeur een nette lady en houdt ze vol dat ze amper wat ziet, dat ze erg blij zijn met de stoelen en dat ze ze zo mooi vindt dat ze voorlopig eerst even de etalage in mogen.

Het loopt nu eigenlijk best voorspoedig. De vegetarische gehaktballen die ik vanmorgen vergeten was te ontdooien zijn met úren minder uit de vriezer dan gepland al met al toch al best mooi zacht geworden. De cavolo nero is gesneden. De aardappels geschild. De nerven van de kool en de aardappelschillen hebben de cavia’s verblijd, de kipjes hebben een extra stuk brood gehad, het werk in de tuin is gedaan, de verhuisdoos waarover ik bijna struikelde staat netjes in de kast in de schuur, tijd voor een kopje thee en mijn mails bijwerken. In verband met de verhuizing verlies ik het mailadres van XMSnet dat ik al jaaaaaren gebruikte, daarom heb ik een oud Gmail-account wat behoorlijk inactief was weer nieuw leven ingeblazen, en al enige weken wijs ik iedereen via mijn automatische handtekening erop dat mijn XMS-mailadres binnenkort vervalt. Ik heb alvast maar even ingesteld dat alles wat op XMS binnenkomt naar mijn Gmail gestuurd moet worden. Zo mis ik niets, en kan ik vóór het mailadres niet meer bestaat kijken wie ik nog even moet waarschuwen dat ze een oud adres gebruiken. Handig toch?
Nou….. lees en huiver. Heb even geduld, er komt een heel verhaal maar ik beloof dat het ergens toe gaat leiden.

Ik had ooit ingesteld dat wat er aan mail op mijn toen zeer slapende Gmail binnenkwam, doorgestuurd werd naar mijn toen zeer actieve XMS-mailadres. Ik was het al weer vergeten, eigenlijk, want dat heb ik jaren terug al gedaan. De provider XMSnet is in al die jaren al 3x van naam en eigenaar veranderd. Koppig als ik ben heb ik elke keer dat er weer een overdracht was waar wij klanten niets over te zeggen hadden geweigerd mijn mailadres aan te passen. Braaf als de providers zijn hebben ze dat XMS-mailadres ongemoeid gelaten. Alleen zijn ze vergeten alle instellingen van de klantenpagina mee te verhuizen, die drie keren. Zodat ik nu vanaf mijn klantenpagina van Telfort -want daar zijn we inmiddels ongevraagd aanbeland- elke verandering aan mijn mailinstelling kan doen die ik wil, mits ik het mailadres van Telfort gebruik. En die gebruik ik niet. Ik gebruik XMS. En ik kan geen enkele wijziging meer doen aan de instellingen van XMS-mail, want die pagina bestaat niet meer. Van ruime opties naar helemaal noppes. Wie had dat nou gedacht? De kwaliteit die we gewend waren weg, voor een nog hogere prijs!
Wat blijkt nu, als ik instel in Gmail dat ik mail van XMS-net daar ook wil laten ophalen, terwijl daar al ingesteld staat dat mail van Gmail doorgestuurd moet worden naar XMS-net, wat krijg je dan? Juist. Een looping. De mail kaatst als een pingpongballetje heen en weer tussen beide accounts en ik ontvang alles minimaal 2 keer op mijn laptop. Een mail ‘even’ verwijderen heeft geen zin want dan komt hij via een ping of een pong alsnog mijn mailprogramma in gestuiterd. Ik moet een mail die ik niet wil bewaren stug een paar keer verwijderen wil hij wegblijven. Ik kan mijn instellingen voor XMS-net niet meer veranderen, dus ik denk de oplossing te hebben: ik zorg gewoon dat mijn laptop, die zowel XMS als Gmail binnen haalt, gewoon stopt met XMS-mail binnen halen. Dan komt elke mail maar één keer binnen en ik mis toch niets want Gmail stuurt het toch allemaal naar me door.

Blij dat ik de oplossing heb klik ik op mijn laptop op mijn mailinstellingen. Ik kies de postbus XMSnet. Ik klik op “Postbus Verwijderen”. Ik krijg een ‘wilt u dit zeker’ waarschuwing, en met een zucht dat het wel Windows lijkt (ik ben een appelfanaatje) klik ik door, ja, ik weet het zeker, ik wil dat deze postbus niet meer actief is.
Met een tergend langzaam teruglopen van aantallen zie ik járen mail uit mijn mailprogramma verwijderen. Mijn toenemende paniek nu ik heel heel heel erg veel mail zie verdwijnen die ik heel heel heel bewust bewaard had helpt natuurlijk geen sikkepitje. En natuurlijk doe ik zo’n superblonde actie ook weer als mijn Time Capsule (externe harde schijf voor back-ups) na een korte storing al meer dan twee maanden staat te wachten op oh-ja-die-moet-ik-nou-echt-weer-even-configureren-want-nou-backupt-hij-niet. Waardoor ik nu de keuze heb om ofwel mijn mail van jaren definitief kwijt te zijn, ofwel al mijn andere werk van de laatste 2 maanden omdat mijn jongste back up nu eenmaal 2 maanden oud is. Ik had ook beter moeten weten dan dit te willen regelen op een officiële pechdag.

Excuseer, ik moet ermee ophouden voor vandaag. Ik zie ineens dat het al bijna etenstijd is en dat ik vergeten ben het vuur onder de pannen op tijd aan te zetten. Bovendien hoor ik de hond net weer kotsen.

Rouwrandjes en vieze voetafdrukken

Ik zal het maar toegeven: ik ben een viespeuk. Niet op het werk, ter geruststelling aan al mijn patiënten! Daar desinfecteer ik me helemaal suf, was vaker mijn handen op 1 werkdag dan thuis in een heel weekeinde, trek secuur latex handschoenen en wegwerp-overschort aan bij mogelijke besmettingsgevaren, doe op de OK bij elke nieuwe patiënt een nieuw ‘snoetje’ voor en bij het minste vlekje op mijn witte jas wordt die nog vaker dan al de bedoeling is verwisseld voor een schone.

Wat een verschil met thuis. Hier ben ik een rechtgeaarde smeerpoets. Althans, om nog enige nuance aan te brengen, vooral buitenshuis. Daar zit ik zonder enig probleem op mijn hurken of zelfs knieën in een caviaren met keutels, terwijl de caafjes de nog bemodderde wortels uit mijn handen proberen te trekken. Daar veeg ik met mijn blote handen de ingedroogde kippenpoepjes van de slaapstokken van onze Tokkies. Daar schep ik een verdwaalde hondendrol (foei) uit de tuin en kiep die in de biobak. Maar, wederom enige nuance, dat dan weer niet met blote handen. Daar pluk ik bramen tot mijn vingers paars zien (en niet zelden ook mijn handen, polsen, en bij een pechdag ook jas, broek en schoenen). Daar snoei ik bomen en heggen tot de groene vegen op mijn handen en kleren de laatste trieste tranen van de verdwenen groene blaadjes zijn. Daar worden mijn handen vet als ik de zelfgemaakte vogeltaarten op tafel zet en de vetbollen in de boom hang. Niet zelden nestelen zich op zulke momenten dorre blaadjes, takjes of zelfs insecten in mijn haren, die ik uiteraard pas binnenshuis opmerk.

Vies worden in de moestuin is bijna een must. Zonder vies te worden zou ik mijn groentes niet geoogst krijgen, en het is nog goed voor je humeur ook. Echt waar. Deze link (KLIK!) stuurde oudste mij enige tijd terug. Ik moest eraan terugdenken toen ik vanmorgen in de moestuin was. img_5506Ik oogstte spruiten en moest inwendig glimlachen toen ik in een veld vol spruitkoolplanten één verdwaalde spitskool aantrof. Dappere plant. Ik groef een hele vreemde wortelpeterselie tevoorschijn die -I kid you not- een knoop in zichzelf gelegd had. Het bewijs staat hiernaast. De grijns verscheen nu ook zichtbaar op mijn gezicht.
Ik trok een flinke krop andijvie los, met kluit en al, want dan kan ik die thuis nog een poosje met de worteltjes in een emmertje water buiten goed houden en is hij lekker vers-knapperig bij opeten. Deze andijviekrop leek zijn vaste stekje niet vrijwillig te willen opgeven en zat nogal vast in de grond. Ik liet de drie losse blaadjes die ik in mijn hand had na poging 1 los, pakte de krop nóg steviger en nóg dichter bij de kluit vast, ging er wijdbeens overheen staan en deed een nieuwe poging. Kennelijk was poging 1 toch meer geslaagd dan ik dacht, want alleen mijn feilloze reflexen * kuch * voorkwamen dat ik bottom-down op de andijviekrop daarachter in de rij landde met de acuut losgeschoten krop in mijn handen. Ik grinnikte nu echt hardop om mezelf.
Met rouwrandjes onder mijn nagels, natte sokken (IN mijn schoenen, ja), en in de krul geschoten want natgeregende haren, toog ik huiswaarts met de oogst van vandaag.

En dan ben je er dus nog niet. Boodschapjes mik je zo de kasten in, oogst niet. Die moet nog gewassen, in aparte papieren zakjes gedaan (om te voorkomen dat de hele koelkast onder de modder zit), groente-met-wortel-geplukt in emmertjes water voor de deur gezet, al verpieterende delen meteen de biobak in, en de voor ons niet eetbare delen worden onder de cavia’s en sprinkhanen verdeeld. Sprinkhanen? Ja, weet je, ik reken ze niet onder de huisdieren, maar er staat hier altijd een bak vol als voedseldieren voor onze luipaardgekko’s. Die soms overigens zo ongelooflijk lui kunnen zijn dat die sprinkhanen dan het enige beetje beweging in het terrarium zijn.
Nadat dat alles gebeurd was, was het al ongeveer voorbij lunchtijd. Hoogste tijd. Ik mocht dus van mezelf legitiem de overload aan modderige voetafdrukken in de keuken nog even negeren, en genoot van een deze keer wel bijzonder mooi luchtig gerezen brood dat heerlijk knapperde bij het aansnijden. Daar moet je toch even de tijd voor nemen!
Daarna moest ik toch echt eerst een paar mails versturen, voor ik zou vergeten dat dat vandaag nog moest. Starend naar het computerscherm negeerde ik nog steeds de modderpootjes die ik – zo zag ik nu – niet alleen in de keuken maar ook in de woonkamer had gezet.
Drie telefoontjes van het notariskantoor en de makelaar tussendoor, over de overdracht van ons oude huis in Wijchen, moesten ook meteen afgehandeld. Door een telefoon ziet niemand je vuile vloer. Dit ging voor.
Daarna echt nú de was ophangen, anders zit die zo lang nat in de machine. (Ja, het is gelukt: we hebben inmiddels een droogrek en de wasdroger wordt niet meer gebruikt!) Op weg naar de wasmachine zag ik trouwens ook modderafdrukken in de gang, maar hey, op zolder zie je die toch niet meer. Bij het ophangen van de was viel me op dat handenwassen voor de lunch niet genoeg geweest was en dat ik met rouwrandjes onder mijn nagels aan de schone was zat. Had ik al gemeld dat ik een viespeuk kan zijn? Uit een vorm van zelfkastijding besloot ik terstond als boetedoening er dit blog over te schrijven. Dat dweilen van de hele benedenverdieping kon later nog. Nu had ik immers inspiratie. En als ik toch even ging zitten om te schrijven, kon ik ook wel een goede pot thee erbij zetten. Meteen de Brita-kan opnieuw vullen, en hey, wat vlijtig, en passant wasbak en aanrecht ontdoen van de restjes aarde en modder die ik kennelijk net over het hoofd zag toen ik dacht alles gepoetst te hebben na de oogstverwerking. Zie je wel, ik ben heel nuttig bezig, ’t is echt niet zo dat ik mijn tijd verlummel terwijl ik eigenlijk had moeten dweilen.

Goed. Blog is vrijwel klaar. Misschien moet ik nu eerst maar even het hok van de cavia’s in de woonkamer gaan verschonen. Als ik de zak met schone bodembedekking naar binnen sleep uit de schuur, zet ik namelijk vast weer nieuwe modderpootjes binnen.
En die uit mijn haren of kleren gevallen blaadjes (echt, ik weet niet waar het vandaan komt, uren nadat ik in de tuin geweest ben, ben ik nog in de rui van takjes en blaadjes) moeten eerst opgezogen worden, anders veeg ik ze alleen maar rond bij het dweilen. Misschien is het daarna wel tijd om te koken, en als het eenmaal gaat schemeren zie je de voetafdrukken binnen ook echt niet meer zo heel goed. Morgen regent het ook weer, dan moet ik vast opnieuw dweilen als de kinderen weer met natte schoenen naar binnen komen. Kan ik het net zo goed in één keer morgen doen….. Toch?

Viespeuk.

’t Is wat.

Weet je wat het is, je weet het nooit, en dat is ‘t. Moedertje Natuur kan bést voorspelbaar zijn. Zo voorspel ik jullie met haar goedvinden dat na de herfst de winter komt. Jawel. Maar dat vindt ze kennelijk wel genoeg prijs gegeven. De echte moestuiniers en wildplukkers zitten nu vast al instemmend te knikken, terwijl de rest nog met vraagtekens in de ogen zit. Maar het zit nu eenmaal zo: als je iets wil van Moedertje Natuur, moet je toch ook een beetje afwachten of en zo ja hoe veel je krijgt.

Op dit moment zijn wij, nog heel even, lid van een geweldig Wijchens initiatief: Pluktuin Sfeer van Willems. Zelf noemen ze ons geen lid. Volgens de familie Willems zijn we namelijk ‘oogstgenoot’. Met alle oogstgenoten hebben we begin van het jaar geld ingelegd en daarvoor houdt familie Willems een enorme moestuin gaande. Wij oogstgenoten mogen het hele jaar door plukken, ontwortelen, oogsten en meesjouwen wat klaar is om het land te verlaten. Maar behalve in de oogst, deel je ook in het risico. Mislukt de aardappeloogst, jammer dan, volgende keer beter. No return of investment. In Groningen hebben we al een dergelijk initiatief gevonden: Het Proefveld. Ook daar ontvang je een creatieve naam: oogstaandeelhouder. Die vond ik ook wel leuk bedacht, want ook bij de handel in aandelen moet je afwachten hoe ze het gaan doen. Wij zullen in ons eerste jaar in Aduard lid zijn van het Proefveld omdat ik nog geen idee heb of het moestuinieren in eigen tuin gaat aanslaan, laat staan of we er genoeg af zullen kunnen halen om ons gezin te voorzien, én de cavia’s die ook graag wat mee knabbelen. Met al mijn ervaring sta ik toch een beetje in mijn hemd als het gaat om andere grond, andere omgeving en andere gewassen. Leuk hoor, zo’n jarenlang eigen lapje volkstuin ongeveer op de Gelders-Brabants-Noordlimburgse grens, maar voor Groningen bent u nog een groentje mevrouw Jiska.

Ja, er waren tegenvallers dit jaar. De toch wat snel rottende uien noemde ik in een eerder blog, maar ook de oogst Japanse Wijnbes in onze achtertuin viel tegen, en de pompoenen werden eigenlijk niet zo groot als gedacht. Een grappige was dat ik dacht een prachtige savooiekool geplukt te hebben, zoals gewoonlijk met wortel en al, zodat hij in een emmer bij de voordeur nog tijden goed blijft. Kan je mooi elke keer een paar bladeren gebruiken. Kool bleek vanuit de kern uitgehold te worden door rupsen. Dan sta je toch ook even beteuterd te kijken. Hoewel, de kippen en luipaardgekko’s waren erg blij met de rupsen, dus vooruit dan, er zat een goede kant aan. Wildplukken van vlierbessen kon ik trouwens ook wel vergeten dit jaar. Had ik speciaal bij een hele groep de vlierbloesems laten hangen (terwijl vlierbloesemsiroop óók zo lekker is!) om later de bessen nog te kunnen gebruiken… droogden die al aan de struiken in tot extreem onaantrekkelijke krenten-look-a-likes terwijl je erbij stond te kijken. En dat ik me al een maand verheug op de gewoonlijk veel eerder te vinden eekhoorntjesbrood zal Mevrouw Natuur ook aan haar spreekwoordelijke derrière oxideren. Wordt het eindelijk een beetje natter, is er nog geen boleet te plukken in de buurt.

img_9689Maar de natuur geeft en neemt hoor. Ik kreeg daarentegen namelijk wel een héle ruime oogst hazelnoten, ongelooflijk knetterhard van schil maar daardoor ook goed houdbaar, en de tamme kastanjes zijn opvallend mooi groot dit jaar. De lijsterbessen waren prachtig rond en zonder vlekjes, en het riet dat ik altijd voor de cavia’s pluk had dit jaar niet eens zo veel bladluis als vorige jaren.

En mijn vaste stekje in het bos waar ik 2 wilde appelboompjes weet te staan gaf me een zo overvloedige oogst dit jaar dat ik er nog maaaaaanden mee kan koken en bakken. Ik rij er nog af en toe langs, de inmiddels lege boompjes, en bedenk me weemoedig dat dit het laatste jaar was dat ik dankbaar gebruik van ze maakte.

Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.
Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.

Meerdere mensen wees ik erop dat die boompjes daar zomaar gratis lekkers produceren, maar het concept van wildplukken blijft toch voor veel mensen nog iets raars en zeker als er intussen mensen langslopen schamen sommigen zich ervoor daar uitgebreid te gaan rapen, waardoor het gros van die appels ongebruikt op de grond ligt te vergaan. Zo zonde…..

Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak!
Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak.

Ik heb de boompjes maar aangetekend op de wildplukkaart van Nederland, net als diverse andere bomen en struiken, en hopelijk maakt een ander er nog goed gebruik van. De regio waar we naartoe gaan is nog akelig leeg op die kaart. Laten we hopen dat ik er over een jaar een leuk aantal vindplaatsen aan heb kunnen toevoegen!

Zo, inmiddels zijn mijn tenen en vingers weer bijna droog en warm. Ik was namelijk vanmorgen in de tuin om spruitjes te plukken, omdat ik eergisteren overvloedig tamme kastanjes geraapt heb. De gouwe ouwe combi, never change a winning team. Terwijl het regenwater van de bladeren in mijn mouwen liep en het vocht door mijn schoenen inclusief opossumwollen inlegzolen drong, mijn vingers steeds stijver werden en mijn neus begon te lopen, zat ik daar een beetje domweg tevreden en gelukkig te wezen. Het soort gelukkige tevredenheid wat je als kleutertje voelt wanneer je met een of ander zelfgekleid gedrocht met zelfgekozen knalkleur geverfd naar een van je ouders toe loopt, en desbetreffende ouder keurig meespeelt dat hij of zij zo ontzettend blij is met jouw maaksel, ken je dat gevoel? En dat soort tevredenheid wordt dan nog eens getopt wanneer het vormeloze hoopje later op een bureau ‘nuttig’ staat te wezen met één pen en één potlood erin (een groter gat kregen je kleutervingertjes niet voor elkaar).

Maar goed. Tenen en vingers droog en warm, dus ik ga er weer even vandoor. Naar de Kringloopwinkel, spullen wegbrengen die hier niet meer gebruikt worden maar die nog bruikbaar zijn waardoor ik het vertik ze in de kliko te mikken. Kan ik meteen even kijken of er nog leuke bruikbare rieten mandjes zijn voor onze spulletjes in de nieuwe badkamer. Onze eigen kleine kringloop: ik kan zelden spulletjes daarheen brengen zonder meteen wat mee terug te nemen. Op z’n Grunnegers, waarvan ik les 1 inmiddels geleerd heb: moi!

En ineens weet je het zeker.

Ineens weet je het zeker. Je gaat naar Groningen.

Niet dat het onverwacht kwam. Maandenlang speelde het al door de hoofden van ons hele gezin. Maar na een spannende sollicitatieprocedure van eega, een zenuwslopende periode van geheimhouding-dat-de-sollicitatie-succesvol-gelukt-was, de vondst van een droomhuis dat we konden kopen maar tegelijk aan een zijden draadje hing (als de term “voorbehoud verkoop eigen woning” je niets zegt, neem het dan maar zó aan, anders zijn we vier pagina’s juridisch-makelaardij-geklets verder) en drie maanden ons oude huis te koop (de hiervoor gebruikte termen ‘spannend’ en ‘zenuwslopend’ zijn dan ineens woorden geworden die de lading amper nog dekken) is nét voor de laatste datum waarop voornoemd droomhuis nog voor ons gereserveerd stond ons oude huis verkocht.

En hop: alle puzzelstukjes vallen ineens in elkaar. Deze groentjes gaan naar Grunn. Naar een heerlijk ruim vrijstaand huis in een klein en aangenaam en van interessante geschiedenis uit zijn voegen barstend dorp onder de rook van Groningen. En met wat ruimte voor onze groene aspiraties (moestuin, kippen, caviaren, tuintje, terrasje, fruitbomen, dat soort dingen: die leuk zijn als je er gek genoeg voor bent maar waarvan je handen altijd vies worden).
Nou heeft de schrijver dezes – aangenaam, type hopeloos ecologisch linksdraaiende geitenwollen sok and not afraid to show it – al heel wat regio’s van het land gezien. Dit wordt mijn elfde verhuizing, als ik goed geteld heb. Maar alle voorgaande adressen kwamen nooit noordelijker dan Utrecht, dus hey: ondanks al mijn verhuiservaring noem ik mezelf dus een Groentje voor wat betreft Groningen.

Goed, genoeg informatie in nog geen 250 woorden gepropt. Meestal ben ik een stuk wolliger en breedsprakiger. De volgende posts worden hopelijk wat minder feitjes kauwen en wat meer leukigheidjes over hoe het leven van een Groentje op weg naar Grunn eruit ziet!

(PS mij leer je kennen op “Wie is het Groentje in Grunn?”)