Plek zat versus plaatstekort

Herfst maakt de hamster in mij wakker. Een oeroud instinct dat eten wil opslaan voor een gure winter roert zich in mij. In de koele kelder, waar plek zat is, liggen al enkele kolen winterklaar. De witte kolen zal ik binnenkort grotendeels verwerken tot zuurkool, maar okay-die-ene-laatste-witte-kool, rode kolen, koolrabi’s en savooiekolen laten zich behoorlijk goed opslaan. Spitskolen minder. Vooral niet wanneer er rupsen zijn mee gelift. Al twee keer afgelopen maand ontdekte ik tot mijn verbazing bij het openen van de kelderdeur een verdwaasd en koukleumerig koolwitje in de kelder, die daar kennelijk via een spitskool in gekomen was. Ik hamster ook alvast potten vol zelf gemaakte jam, een restant augurk en ingelegde lijsterbessen van vorig jaar staan ook nog in het gelid op een plank, maar ook een aantal gewone boodschappen staan hoog opgetast slaperig bij elkaar. Het geeft mij een zeer tevreden gevoel een volle voorraadkelder te zien.

Het herfsthamsterinstinct heeft ook de zolder van de schuur in beslag genomen. (Tussenwerpsel: wij hebben drie (!!) zolders, een vlizozolder met speelgoed, kleding, oude studieboeken en heul heul veul kerstspullen, ten tweede de ‘man cave’ van oudste, en nog een zolder op onze schuur.) Die schuurzolder is een flinke. De voormalige garage is omgebouwd tot studeerkamer, maar net niet helemaal: het achterste deel is fietsenschuur gebleven, en daar is een trap naar de zolder, over de complete oppervlakte. Ondanks het schuine dak een zee van ruimte. Omdat mijn caviaopvang nogal wat ‘whiepertjes’ huisvest die nooit meer zullen herplaatst worden, heb ik behalve 20 balen bodembedekking nu ook 10 balen hooi die trap op gezeuld. Ook herfst-oogst, wel bezien.

De heel-erg-vroeger-ooit-voordeur van ons oude herenhuis wordt niet meer gebruikt. Van buiten af zie je alleen nog aan een naadje in de muur dat daar ooit een deur zat: afgedekt en overheen geschilderd. Wij vermoeden dat dat toch ooit de meest gebruikte deur is geweest, want de nogal chique voordeur, compleet met deurrooster en glas-in-lood, werd vroeger alleen bij evenzo chique gelegenheden gebruikt. Alleen bij dopen, trouwen en sterven ging men door de voordeur, meen ik me te herinneren. Of de familie gebruikte de voordeur en de bedienden de andere deur? Kan ook. Maar misschien heb ik wel een te nostalgisch beeld en is ons huis uit ongeveer 1920 daar wel net ietsje te jong voor, hoewel de al dan niet inwonende ‘dienstjes’ volgens mij toch tot WOII nog zeker hier en daar bij gegoede lui gebruikelijk waren.
Wat een omweg ben ik weer aan het maken. Ik probeerde te vertellen dat het gangetje waar die afgedekte deur op uitkomt nog deels bestaat. Vanuit onze keuken kan ik zo een doodlopend gangetje in van maar krap 1 bij 2,5 meter, met die oude buitendeur (met brievenbus!) in de muur. Een smal gangetje dus, maar toch handig in gebruik: achterin staat een hoge vriezer tegen de muur, en aan één zijkant heb ik een uit het oude huis meegenomen ondiepe Lundia-stelling neergezet waardoor er verrassend veel etenswaren en keukenapparatuur lekker makkelijk binnen handbereik opgeslagen kan worden. Daarom heet het bij ons ‘de inloop-voorraadkast’. Dat ik er achterwaarts moet uitlopen als ik achterin de broodbakmachine pak, omdat er geen ruimte is om te draaien met iets in mijn armen, neem ik graag voor lief, want het is en blijft een verrekte handig inloopje. Hiermee verraad ik overigens dat ik tegenwoordig niet meer ál ons brood ook volledig zelf met de hand kneed en bak, omdat de verleiding van ’s morgens opstaan bij de geur van versgebakken brood ook een enorme verleiding heeft. En daarvoor ga ik toch echt niet midden in de nacht opstaan voor een tweede kneed-en-rijs en drie kwartier vroeger opstaan voor over voorverwarmen en afbakken. Dat mag die machine mooi voor me doen….

Kortom, ons huis stikt van de opslagruimtes. Waarom dan toch ‘plaatstekort’ in de titel? Okay, ik geef het toe. Ik mis mijn derde vriezer. In Wijchen had ik er drie, ja. Een in de keuken, een in de schuur die half voor ons en half voor de honden was, en een grote kist vol diverse soorten vlees voor de honden. Omdat de makelaar vond dat het huis leger dan leeg moest bij verkoop, heb ik er toen eentje helemaal leeg gehaald en weg gedaan: de vriezer waarin ik uitsluitend het vlees voor de honden bewaarde. Intussen haal ik vaker kleinere hoeveelheden voor ze, en eten ze ook vaker gemalen maaltijden (KVV, oftewel Kompleet Vers Vlees) in plaats van zelf samengestelde barf (lees hier maar wat dat is) waardoor die derde vriezer ook helemaal niet meer nodig is. Zit het tussen mijn oren dat ik die vriezer mis? Maar zeg nou zelf… er moet minimaal één la vol kunnen met zelfgebakken broden, toch? En een la vol geblancheerde groente voor de rest van de winter, toch? En die la vol vleesvervangers voor ons, je mag toch een beetje keuze hebben als je uitzoekt wat je ’s avonds wil eten…. Een la vol vegetarisch broodbeleg, kaas en boter (ja dat kan je invriezen), ook altijd handig om op voorraad te hebben. Een la vol bakjes left-overs, makkelijk als ik een keer een eenpersoons maaltijd mee wil nemen bij een late dienst, of als er een keertje iemand eerder of later moet eten. Een paar lades vol hondenvlees. Okay, misschien kan die reeënkop er zo langzamerhand wel eens uit. Kunnen ze makkelijk een volle dag op knagen.
Hm. Als ik het zo terug lees, zit het inderdaad tussen mijn oren, dat ik die derde vriezer mis. Ik geef toe, ik ben een beetje verwend geraakt. Mooi om me af en toe weer even te realiseren dat ik verrekte verwend ben, wij allemaal verrekte verwend zijn, met ons mooie, ruime, fijne huis.

Herfst-setting

Het is september, en ik raak al weer danig in herfst-mood. Ik leef op, ik voel me fijn, ik ben zo’n raar mens dat liever herfst en winter dan zomer heeft.
Iemand wees me erop dat ik te vroeg was: de herfst begint toch 22 september? Ja en nee. De meteorologische herfst, die gewoon lekker simpel met onze kalender samenloopt, is op 1 september begonnen. De astronomische herfst, die van sterrenstanden afhangt, begint op 22 september. Dus ik zeg gewoon dat het herfst is, want dat klopt, en ik zeg graag dat het herfst is, me happy.

Gezellig, die pompoenen bij de voordeur. Er moeten eigenlijk voor mijn herfstgevoel nog bolchrysanten bij, maar omdat we maar een smal pad langs deze kant van het huis hebben en de fietsen er ook langs moeten doe ik dat toch maar niet. Maar wel een beetje jammer.

Ik merk het ook aan mijn eigen reacties. Dan valt me op dat ik ineens weer speculaasjes en pepernoten wil eten. Dat ik weer zwaardere stamppotten ga koken en minder frisse salades maak. Dat ik bij groente en fruit ga denken of ik ze ga inmaken, of toch net als in de zomer meteen eten. Dat ik weer stevigere specerijen in het eten gebruik. Dat ik weer kaarsjes aansteek ’s avonds. Pompoenen bij de voordeur zet. ’s Avonds weer een dekentje naast de bank klaar leg. De groene en lichte theetjes opberg en weer meer earl grey, Lapsang Souchong en smaakvolle oolong rotstheeën uit de Chinese Wuyi-regio zet. Dat ik bij het reizen de bermen afspeur of ik al verkleurde blaadjes aan de bomen zie. Ja, mijn brein is al vooruitgeschoten en heeft zich even verankerd in oktoberstand.

De tuin maakt zich ook op voor de eindsprint van de jaarcyclus. We wonen hier nu ruim 8 maanden, maar in de winter gebeurt er niet zo heel veel in een tuin, dus ik heb wel het gevoel dat we het merendeel van de cyclus al gezien hebben. Intussen heb ik een beter idee wat wel en niet werkt in onze tuin, en wat ik wel en niet wil aanpassen of zelfs helemaal veranderen.
Tot mijn spijt blijkt het moestuingedeelte van onze achtertuin niet zo goed aangeslagen te zijn. Een combinatie van zware klei, te veel bomen rondom en daardoor te weinig zon en te veel wortels, en een colonne slakken en rupsen, dat zijn denk ik de boosdoeners. Dat roer gaan we dus omgooien. Ik heb gezien wat wel goed aanslaat: knolgroenten zoals worteltjes, rettich, radijs. Sla, tot mijn verbazing, ondanks dat ik die niet afdek, en de groenlof wil ook heel aardig. Kruiden doen het ook goed. En onze fruitbomen en -struiken zijn wonderwel trouwe leveraars gebleken: we kunnen geen pruim meer zien zo langzamerhand, het kersenboompje dat ik dit jaar pas zette als mini-struikje voelt zich kennelijk zo goed dat die in augustus ineens ging bloeien en nu begin september een takje vol mini-kersjes heeft hangen. Het zal wel niet rijpen, zo laat, maar het is leuk. Net als de toch nog kleurende druiven die we ineens tegen een muur ontdekten (serieus, die hadden we niet gezien totdat me opviel dat de frambozenstruik zulke rare bladeren er tussen had en trosjes vormde, blond!).
De koolsoorten daarentegen zijn stuk voor stuk gemillimeterd, de mais komt keurig op en blijft dan kniehoog in de groei steken, en drie (!) opeenvolgende pogingen om courgette en pompoen neer te zetten zijn alle drie mislukt, dat wil hier niet groeien. Bonen kwamen goed op, maar zijn vervolgens de joepie-feestmaaltijd van een stel duiven geweest.

Goed, dat wordt dus herindelen. Het gehele moestuingedeelte wordt anders. De fruitstruiken krijgen meer ruimte. Ik ga veel meer kruiden in de grond zetten, en vooral ook proberen om er nog wat meer meerjarigen in te laten groeien, zoals rozemarijn, tijm, bonenkruid, bosuitjes, kerrieplant, munt, bieslook, daslook, dropplant en een beetje salie, misschien een laurierboompje. Kruiden kan ik ook wel bij de zelfoogsttuin halen, maar ik kook altijd zo’n beetje op gevoel en weet echt niet vooraf wat ik wanneer kook. Ik ga maar 1x per week oogsten en op goed geluk een stapel kruiden oogsten is ook niet echt handig: ze zijn niet altijd allemaal zo lang houdbaar, en hoe verser hoe lekkerder. Ideaal dus als dat uit eigen achtertuin kan komen.
Minder groente volgend jaar, die haal ik wél bij de zelfoogsttuin. Misschien probeer ik nog één keer bonen, maar dan met net erover.

Mini-vijvertje in de maak.

Een klein stukje van de ruimte waar het zaaien van spinazie mislukte, is intussen al in beslag genomen. De vorige bewoners van het huis lieten in de tuin een speciekuip achter. De hele winter, lente en zomer stond die kuip rechtop tegen de muur van het huis te wachten op… ik weet niet eens wat. Maar nu ben ik blij dat ik hem niet heb weggegooid. De kuip is ingegraven op een hoek tussen terras, gazon en moestuin. Via een gratis ophalen groep op Facebook kon ik in Oldehove, een paar dorpen verder, een zware stapel grote flagstones ophalen, die ik hier op een stenen borderrandje liet vallen zodat ik met de brokstukken onze nieuwbakken vijver-to-be kon omzomen. In de winter kan je toch niet zo veel doen aan een vijver, dus dit blijft zo staan tot het voorjaar. Intussen zal de kuip zich langzaam vullen met regenwater, denk ik zo. In het voorjaar doe ik er wat waterplantjes in, en dan wachten we af wat er eventueel spontaan aan diersoorten in komt, zo nodig doe ik er een schep uit de sloot bij. Vissen zal niet gaan, het is te ondiep. Dan kunnen ze bevriezen. Maar het natuurlijk verloop volgen kan ook al erg leuk zijn.

Hondje Pico was alvast erg tevreden met het natuurlijk verloop van de eerste nacht. Meteen de eerste morgen dook hij al de ton in om de daarin gevallen en zo door de steile wanden opgesloten muis te vangen. Ons hardhorende slechtziende oudje was behoorlijk trots op zijn vangst. Alleen jammer dat hij hem niet lustte: het bleek een dwergspitsmuis te zijn en die scheiden nogal een muskuslucht af!

Toegift: ik had deze blog al bijna online gezet, toen ik me realiseerde dat ik onze zeldzame ontmoeting met nog een andere dwergmuis-soort, namelijk de Europese dwergmuis, wilde delen. Ooit had ik deze in gevangenschap, lang geleden, dus ik herkende het minimuisje meteen toen deze volkomen verstard ineens in mijn blikveld hing in een veld met hoge grassen. Heel bijzonder. Dus, de uitsmijter van dit blog, geniet ze!

Het is begonnen

Knoflook na oogsten even laten verleppen, maar nog niet laten drogen. De slappe stelen kun je makkelijk vlechten. Dan verder laten drogen, de stelen worden nu bros en hard en de vlecht valt dan zeker niet meer uit elkaar.

Eindelijk, het is weer zo ver: het hamsteren begint. De oogst wordt verwerkt, de voorraden aangevuld. Een van mijn lievelingsperiodes in het jaar (winter en vooral Kerstmis daargelaten, uiteraard).
Op de een of andere manier associeer ik dat hamsteren van oogst altijd met de herfst, terwijl ik toch echt ook wel in de zomer alvast wat wegberg voor later. Een gekregen kistje sperziebonen werd dankzij mijn dehydrator wéken terug al een doos knipselbonen (Gronings recept, lees hier maar). Een vers geplukte zak snijbonen die ineens overtollig bleek omdat ik een savooiekool van mijn ouders’ tuin kreeg ligt geblancheerd in de vriezer. Evenals twee bakken spinazie, die sneller dreigde te verleppen dan ik ingeschat had, en de verse sla moest toch ook nog op dus eerder eten was niet handig. Weggooien is zonde, dus hup de blender en daarna vriezer in. De knoflookoogst is allang in nette vlechtjes verwerkt en de jaarvoorraad van de aromatische bolletjes hangt in de bijkeuken naast de CV-ketel (lekker warme droge lucht!) aan een kleerhanger te drogen. Er staat lekkere, qua smaak wat aan boekweit en amandel herinnerende moerasspireagelei in de kelder.

Waarom ik toch nu ineens die het-is-zo-ver-associatie krijg komt omdat ik de eerste herfstpaddenstoelen verwerkt heb. Tijdens een dagje uit met oudste zagen hij en ik ineens dat er bij de uitgang van Herinneringscentrum Kamp Westerbork heel wat paddenstoelen groeiden in de vochtig ruikende, bosrijke omgeving van de parkeerplaats.

Links eekhoorntjesbrood, rechts heksenboleet.

Een veld vol echte cantharellen, pal naast het entreegebouw, die echter op de rode lijst staan en niet geplukt mogen worden. Veel wildplukkers trekken zich daar weinig van aan (en terecht, want paddenstoelen plukken is NIET schadelijk voor het voortbestaan: het levende deel, het mycelium, zit onder de grond) maar aangezien het personeel hier elk moment kon langskomen waagde ik me daar maar niet aan. Oudste en ik vonden echter ook nog een aantal mooie boleten: eekhoorntjesbrood en heksenboleten verdwenen in onze tas. Wat erg grappig is aan de mooie roodgesteelde heksenboleet is dat die bij doorsnijden acuut aan de binnenkant van mosterdgeel naar indigoblauw verkleurt. Mocht je er ooit een vinden, probeer het maar eens.

De avond ervoor had ik geblunderd met het maken van de mayonaise (te lang geklopt, de emulsie scheidt zich dan weer en al ingedikte mayo wordt weer dun) en om dat te verhelpen moest ik opnieuw beginnen. Op zich leuk klusje, nieuwe mayonaise maken. Altijd mooi, dat magische moment dat allemaal vloeibare ingrediënten ineens een dikke, lobbige substantie vormen. Toen dat weer gelukt was kon ik de te dun geworden mayo daar in een straaltje in laten lopen tijdens het kloppen. Gelukt, maar toen zat ik wel met 3 potten mayo tegelijk. Dat kwam nu ineens mooi uit: één van de potten kreeg een royale schep boletenpoeder en smaakt nu precies als truffelmayonaise. Paddenstoelen drogen namelijk heel makkelijk, en al na één nachtje dehydrator had ik de Westerborkse oogst tot boletenpoeder kunnen vermalen.

Nog zo’n najaarsassociatie: het verwerken van de pruimen. We hebben 2 pruimenbomen. Eerst dacht ik nog dat de een vast wel een zaailing van de ander zou zijn, maar nee: achter in de tuin staat een groene Reine Claude, voorin op het terras een pruim waarvan ik bijna zeker ben dat het een Viktoria is.

Helaas, de Reine Claude is erg hoog uitgegroeid, de vruchten zitten ook voornamelijk bovenin (metertje of drie, vier van de grond…) en ik krijg de pruimpjes niet goed geoogst voor ze vallen. En als ze eenmaal vallen zijn ze al zacht en… bewoond. Jakkes. Ik denk dat ik de boom in het najaar maar eens héél flink ga terugsnoeien, dan heb ik over een jaar of twee misschien weer pruimen die dan wat lager groeien. Want zo hebben we er ook niets aan, zo jammer. Op het terras is een geslaagdere oogst qua pruimen te vinden. Dankzij een ervaringsdeskundigentip pluk ik ze er al af vóór ze volledig gekleurd zijn en laat ze binnenshuis onder een doek verder rijpen, zo blijven de wespen eraf. Voor de wijsneuzen: ja, die ene al helemaal gekleurde op de foto overviel mij ook, slechts 2 dagen na de vorige plukronde al rijp! De eerste oogst werd verwerkt tot heerlijke pruimen-custard-flapjes, waar ik en passant ook nog in zelfgemaakte vlierbloesemsiroop geweekte rozijnen doorheen deed. Deze flapjes deden het behoorlijk goed op de zeventiende verjaardag van oudste 🙂

De tweede oogst ging met mijn ouders mee en daar krijg ik een potje jam van retour. De derde oogst werd thuis verwerkt tot jam en de vierde oogst ligt nu op tafel te rijpen.

Oogsten maar!

Ik hou ervan om bij het maken van jam altijd een smaaktwist toe te voegen. Zo maakte ik vroeger al eens na een tip van mijn moeder pruimenjam van Opal pruimen met lavendel erdoor. Bramenjam met speculaaskruiden is ook al jaren een hit bij ons thuis. Perenjam met gember. Bananenjam met rum. Appeljam met kaneel en rozijnen (okay, die ligt nog best voor de hand). Bessenjam met port. Marmelade met kokos. Vijgenjam met chocolade. Het is allemaal gepasseerd. Ik had zin om wat nieuws te verzinnen, en besloot dit keer een flinke schep peperkoekkruiden door de pruimenjam te doen. Of het gelukt is? Geen idee. Ik vul gewoonlijk de potjes, en dan is er altijd wel een beetje wat overblijft. Dat gaat in een bakje de koelkast in en wordt al vrij snel geconsumeerd. Helaas, deze keer was het bizar goed uitgemikt: exáct vijf potjes vol. Tja. Nou eerst maar even die andere zes jamsoorten die al open staan in de koelkast opmaken voor we deze mogen proeven….

 

Overwinningen en frustraties in de moestuin

Het moestuintje hier in de achtertuin begint vorm te krijgen. Alle grond is omgespit, fijn geharkt, bewerkt, bemest en bezaaid. Het wordt me zo langzamerhand duidelijk wat hier wel en niet werkt.

De boerenkool, groenlof, knolselderij, savooiekool en rettich doen het fantastisch. Tenminste, nu nog wel. Het is afwachten hoe groot ze worden, en of de knolselderij ook wil ‘knollen’. Ik ben ook heel nieuwsgierig of de rettich wel uit de zware klei te vissen zal zijn, die zal nog lastiger zijn dan de wortels, die het overigens ook best netjes doen. Maar die nieuwsgierigheid mag ik nog een paar weken bedwingen.
Intussen oogsten we al van de stengelui, ook al zo’n succesnummer, en een beetje raapstelen. Hoewel die wel laag bleven en snel in bloei schoten, kwam er wel redelijk wat op. Twee van de zes (!) soorten sla die ik zaaide doen het ook relatief goed: ze komen op, zien er prachtig uit, maar blijven wel nog behoorlijk klein.
De bonen, altijd een supermakkelijk succesnummer in vorige moestuinen, blijven hier juist achter. Ze groeien langzaam en nog geen bloemetje aan de plantjes gezien. Jammer, want ik ben enorm dol op bonen.
De prei is ook zo’n twijfelgeval. Groeit wel, maar voor ik aan oogsten toe ben schiet het al in bloei. De bloeistengel van de prei moet je niet eten, tenzij je graag je darmen leegt, want die wekt flink diarree op. Dus dat is dan omzichtig snijden om die stengel heen.

Teleurstellingen zitten verder vooral in de bladgewassen. Klaroen, melde, spinazie, en een viertal slasoorten geven hier en daar een sprietje en vallen dan zuchtend om. Paksoi en bieten komen op… en stagneren dan in groei. Er moet toch iets in deze grondsoort zitten wat ze remt, of juist iets niet zitten wat ze nodig hebben. In ieder geval leer ik dit eerste Grunn-jaar nu wel waar ik me op moet concentreren voor volgende jaren.

Grootste baalmoment: de prachtig opgekomen courgette en pompoen werd kennelijk iets te lekker gevonden door vogels of slakken. Ik vermoed vogels, want slakken heb ik hier gelukkig maar heel weinig. En ik was net zo blij dat ze überhaupt opkwamen, want de zaden waren al vrij oud. Planten van pompoen en courgette worden erg groot, dus je moet vooral niet te veel zaaien. Van slechts één goed op zijn plek zittende courgetteplant kan ons gezin van 5 al ruimschoots voorzien worden. Als je dan een zakje zaden koopt en er zitten er 15 in, ben je meteen voor jaren voorzien. En ja, dan loopt de kiemkracht dus wel terug. Zo was ik, zijstapje, ook niet verbaasd dat er geen enkele pastinaak opkwam van het 6 jaar oude zakje. Om de pompoenen nog wat te vertroetelen en in de gaten te houden had ik het merendeel op de zaaitafel voorgezaaid, en een enkeling meteen in de volle grond. Beiden werden opgegeten.

Wat me intussen glashelder is: de eerste fase is kennelijk zwaar in deze tuin. We hebben vrij veel schaduw in het moesgedeelte dus dat kan ook het probleem zijn. Die gewassen die ik als ‘tuinbonbon’ kocht (voorgetrokken en als klein plantje te koop in de tuincentra) doen het echter bijna allemaal goed. Dat wordt dus komende jaren minder zaaien, meer zaailingen kopen.

Ik ga maar weer aan een ander spannend klusje: verpoten en fingers crossed dat ze aanslaan. De zea-mais is zo ver dat hij de volle grond in kan. En de aardbeienplantjes die spontaan in kieren op het terras opkwamen zijn zo groot dat ik hoop dat ze sterk genoeg zijn om verzet te worden, en klein genoeg om niet al volledig onder en tussen de terrasklinkers vast te zitten. Duimen jullie mee?

Pef toen!

Pef toen. Wij zeggen het nog steeds thuis. Jongste wilde vroeger, zodra ze kon praten, altijd alles ‘pef toen’. Vertaling: ‘zelf doen’. Klinkt die onlogisch? Kan je nagaan hoe lang we erover deden uit te vinden wat ze bedoelde toen ze in een peuterpuberdriftbui ons maar niet duidelijk kon maken wat ze wilde toen ze steeds driftiger en nijdiger om ‘pez’ vroeg, toen wij op vakantie de kinderen vroegen waar ze zin in hadden. Wij dachten dat ze Pez-snoepjes wilde maar oh nee… dat was het niet. Het ging om ‘chips’ (wij zien de link ook niet). Inmiddels is ze 14 jaar en nog elk jaar krijgt ze met pakjesavond minimaal één verpakking Pez-snoepjes en kunnen we er weer smakelijk om lachen met zijn allen.

Ik hou dus ook nog steeds van pef toen. In de tuin, bij de dieren, en in de keuken, wel te verstaan. Dus toen ik een doosje vol dadels cadeau kreeg, wilde ik daar meteen pef toen mueslirepen van maken, want met dadels plakt alles zo lekker aan elkaar en hoef je het niet te bakken.

Alles werd klaargezet, dan kan ik straks lekker doorwerken.

Alle ingrediënten op een rij.

Als je het ook wil maken, ik gebruikte:
* 500 gram ontpitte dadels
* 300 gram havermout
* ergens tussen de 350 en 400 gram gemengde zaden, pitten en noten
* 6 flink volle eetlepels honing, harde honing want dan stollen de reepjes beter
* evenveel pindakaas als honing
* eetlepel tahin
Nou zijn mijn recepten vaak voorzien van veel ongeveer, plusminus en achproefmaargewoon, dus varieer je maar suf.

Ik mengde eerst mijn eigen muesli. Het merendeel van de havermout mengde ik met hennepzaad, pompoenpitten, gehakte paranoten, zonnebloempitten en hazelnoten. Vorige keer maakte ik ze met amandelen maar die had ik even niet meer in huis. Een variant met pecannoten en walnoten staat trouwens ook nog op de verlanglijst, dat wil ik volgende keer maar eens proberen. Met misschien een deel van de dadels vervangen door rozijnen…. mijn inspiratie vliegt er al weer vandoor. Focus! We zijn nu hier bezig.

Daarna een plakkerig klusje: alle dadels ontpitten. Het achtergehouden handje havermout deed ik erbij en dat werd flink gepureerd. De derrie die je dan krijgt ziet er nog niet heel appetijtelijk uit, maar dat komt nog wel. Dit is echt super taai plakkerig spul, en dat houdt de mueslirepen straks mooi bij elkaar. De havermout die ik erdoor deed maakt de ‘dadelcement’ nog wat steviger. Ik schepte de hele boel op de gemengde muesli.

Tijd voor de derde component. In een pannetje gingen de honing, pindakaas en tahin. Trouwens, je kan ook notenpasta gebruiken. Zoals ik al zei: varieer je gek. Mijn pindakaas bevat overigens zeezout, en tahin maakt het ook wat zout. Als je dat niet gebruikt, zou ik persoonlijk wat zout toevoegen bij een van de onderdelen.

Dit werd gesmolten en als een enorme naar pinda ruikende kneedbare bol bij de rest gevoegd.

Daarna het plakkerigste klusje van al: kneden. Als je er onbeschermd en onvoorbereid in duikt zitten in no time je handen bedekt met een taaie laag smeerbare mueslireep. Mijn tip: eerst even met een siliconenspatel zo veel mogelijk door elkaar werken. Daarna met één hand kneden (dan heb je er nog eentje schoon om de kraan open te doen als je daarna je hand wast) en als je die ene kneedhand ook nog eens nat maakt blijft er niet zo heel veel meer over om later met je tanden van je handpalmen te schrapen.

Alles in vormen geprakt: ovenschalen bekleed met bakpapier

 

Het hele gebeuren is in de vorm een nachtje de kelder in gegaan (koelkast was vol). Je kan het in elke vorm snijden. In mijn ervaring bewaar je ze het best tussen laagjes bakpapier, in een afsluitbare doos, in de koelkast. Lekker, die pef-toen-mueslirepen! 

De voorraad voor komende weken.

Fruitige beloftes

De tuin heeft voor zo’n eerste jaar al een paar mooie beloftes hangen. Niet alleen de al aanwezige fruitbomen en -struiken, zélfs een dit jaar pas geplante boom doet zijn best. Vandaag heb ik een korte fototoer gemaakt langs ons fruit. Jullie kunnen dus groen meegenieten van dit fotoblog!

Een mini-elstar in de maak. Wij kregen dit boompje van de nieuwe collega’s van eega, omdat een Elstar komt uit regio Elst, waar we vlakbij woonden.
Behoorlijk wat appeltjes, voor zo’n eerste jaar. Bijna elke tak draagt één of meer mini’s. Benieuwd hoeveel er groot gaan worden.

 

 

De grootste belofte komt van een hele oude pruimenboom, die kromgegroeid en al op een terras in de achtertuin staat.

 

Achterin de tuin vonden we, nogal onverwacht, ingeklemd tussen twee enorme struiken nóg een pruimenboom. Zou wel eens een zaailing kunnen zijn van het stokoude boompje op ons terras. Er hangen wel pruimen in, maar beduidend minder, en veel hoger. Dit boompje heeft te lijden gehad van de concurrentie. Maar: de wilg ernaast is gekort, en de buddleia aan de andere kant ernaast is tot ongeveer een kwart van zijn origineel teruggebracht. Ruimte voor de pruim!

 

Dit moet wel een fruitboom zijn, maar we hebben nog geen idee wat voor fruitboom. Ik heb nog geen bloei gezien en nog geen vrucht.

 

Toch is het blad duidelijk dat van een fruitboom… maar wat? Een appel of peer lijkt het meest waarschijnlijk, misschien is het wel een peer met een ‘beurtjaar’ (soms hebben ze een jaar weinig tot geen oogst).

 

Je zag hem twee foto’s terug al even op de achtergrond, en een blog geleden speelde hij de hoofdrol: vlier. Ik heb ook wat schermen laten hangen, want hoewel de vlierbloesem heerlijk in siroop is, zijn de bessen ook de moeite waard.

 

Hier verheug ik me enorm op! Ik ben dol op frambozen. Fijne verrassing om die in onze nieuwe tuin te vinden.

 

Naast de framboos staat een groep bessenstruiken. En door beiden slingert een prachtige clematis, die op de achtergrond nog even de aandacht trekt! Aan het blad en takken zag ik in de winter al dat het bessenstruiken waren, maar welke soort bessen weet ik nog niet 100% zeker. Hoewel, 90% durf ik al wel te geven. Hier en daar krijgt er een enkeling iets kleur rond het kroontje, of een vaag streepje over de bes heen, en ik vind ze niet ‘glazig’ genoeg voor witte of rode bessen, dus ik vermoed steeds harder dat het zwarte bessen zijn. Dat zijn wel de bessen die ik het minst lekker vind, tja, jammer. Maar verwerken in jam of siroop maakt veel goed.

 

Net toen we dachten dat de vijgenboom de verhuizing misschien niet overleefd had, begon er toch hier en daar een groene knop in te komen. Vijgen zullen we dit eerste jaar nog wel niet hebben, maar de geruststelling dat hij de verhuizing overleefde is ook wat waard. Deze vijg gaat al heel lang mee in de familie, veel verhuizingen doorgemaakt, stekjes van stekjes, allemaal terug te voeren op één originele struik die ooit in mijn ouders’ tuin stond.

 

De kippen zijn steeds minder zichtbaar vanuit de achterdeur: ook daar staat een ons onbekend fruitboompje.

 

Eigenlijk hetzelfde verhaal als ons andere ‘mysterie-boompje’: het vermoeden van een appel of peer, maar het is volslagen onduidelijk waarom het dit jaar niet gebloeid heeft (nog niet?). Afwachten maar of er nog wat komt.

 

Hier en daar hadden de vorige bewoners wat steentjes uit de bestrating gehaald en daar bloemen in gezet. Hier een flinke pol papavers… die echter hun plekje bleken te delen met een spontaan opkomende aardbei!

 

En door de hele tuin heen komen nu spontaan her en der aardbeien op. Ik laat ze een beetje groter worden voor ik ze toch maar tussen de kieren uit haal, in de hoop dat ze dan sterk genoeg zijn om een verplanting aan te kunnen. Dan mogen ze het moestuingedeelte in.

 

Een heeeeel klein kniehoog jong kersenboompje. Eindejaarscadeau van mijn vorige werk, en staat in het gelid met het Elstar-cadeau van eega’s huidige werk.

 

Dat zal nog wel even duren, voor deze vrucht gaat dragen. Nu ‘draagt’ hij wel al wat anders. Zie je die wat opgekrulde blaadjes?

 

Hier hebben de mieren een bladluismelkerij ingericht. Ik laat ze maar zitten, die paar luizenboerderijtjes kan dit boompje wel aan.

 

Dé stommiteit van de verhuizing: dol zijn op japanse wijnbes en vergeten een stekje mee te nemen. Gelukkig vond ik deze op een markt en de groeikracht van deze plant kennende hebben we binnen 2 jaar een flinke struik vol lekkers.

 

Goed, tot zover het fotoverslag van een rondje fruit spotten. Mocht iemand een van de ‘mysterieboompjes’ kunnen determineren: graag!

 

 

Het zoete voorjaar bewaren

Het is 29 mei, ik heb een vrije maandag. Het is gelukkig niet zo bloedheet als voorspeld werd, en ik breng wat tijd in de tuin door. Vanaf de tuin van de buren hangt een vlierstruik over de schutting en het valt me op dat in slechts 2 hete dagen de struik enorm in bloei geschoten is. Ha! Spontane gedachte! Tijd om vlierbloesemsiroop te maken! Ik snoei alle bloeischermen waar ik bij kan, maar het resultaat valt een beetje tegen: de meeste bloesems zitten buiten bereik.

Een uurtje later heb ik een heerlijk rondje gefietst over het Aduard 800-pad. Dit pad is aangelegd toen Aduard 800 jaar bestond (dit jaar vieren we 825 jaar!) en loopt voor een heel deel langs het kanaal. Ik hoopte er veel vlier tegen te komen. De hoeveelheid vlierstruiken, die in mijn ervaring altijd overweldigend veel was, is hier echter toch nogal povertjes. En áls ik ze vind, zijn de bloeischermen nog niet in bloei, of te hoog, of gewoon niet op plukhoogte aanwezig. Ik vermoed dat er heel wat wildplukkers in de buurt zitten, of dat er tot ongeveer 2 meter hoogte te vaak gesnoeid is, of dat er veel wild van eet (herten schijnen het heerlijk te vinden) of wat dan ook, in ieder geval vond ik amper bloesems op plukhoogte.

Flashback naar februari: ik kwam thuis met een krat vol citroenen. Tja, Stichting Cavia krijgt soms hele rare donaties voor de cavia’s. Ik maak lemon curd, deel uit, en pers heel veel citroenen zodat er citroensap in ijsklontjeszakken klaar ligt in de vriezer voor warmere dagen en voor het maken van jam en siroop.

Eenmaal thuis kan ik net één flinke pot vullen. Gefilterd water erbij (al ons water gaat door een Brita-filter) en wat citroen, zowel schijfjes vers als sap-uit-de-vriezer. Dit zal nu eerst een dagje (of twee?) in de vensterbank blijven staan, zodat de smaak goed in het water kan trekken. Net na het maken van de foto bedacht ik me trouwens nog dat het wel lekker zou zijn er ook nog schijfjes sinaasappel bij te doen. Dus ook die zijn nog toegevoegd. Dat is het eerste jaar dat ik dat doe, ik ben wel benieuwd of het echt te proeven zal zijn. De zoete smaak van vlierbloesemsiroop is best heel doordringend en behoorlijk specifiek, maar de citroen proef ik er wel doorheen gewoonlijk, dus het zou moeten kunnen. Nu maar even geduld voor ik verder kan. En vast suiker in huis halen om de siroop komende dagen mee te maken…

Dinsdag 30 mei. Ik filter al het water uit de fles. Na een dagje trekken in de vensterbank is er lekker veel aroma in getrokken. De restanten citroen, sinaasappel en bloesem zien er slapjes uit, maar ruiken lekker. Dat wordt weer eens een hele andere geur bij de compostbak…. want ik ga enkel met het aftreksel verder. Per liter voeg ik een heel pak van 750 gram ongeraffineerde rietsuiker toe. Ik schrik er elke keer weer van als ik jam of siroop maak hoe veel suiker erin gaat, en dan is dit nog relatief weinig. Intussen spoel ik een enorme hoeveelheid flesjes gloeiend heet om en zet ze op een schone doek klaar om te vullen. Het duurt zeker tien minuten voordat alle suiker opgelost is, en nog zeker vijf minuten voor het spul ook begint te borrelen. Gelukkig is koken nou net een van die dingen waarvoor ik wel geduld kan opbrengen.

Afkoelen maar.

Nu begint echter de haastklus: het moet zo snel mogelijk de flesjes in, doppen erop en op zijn kop neergezet, hoe heter dat lukt, hoe beter de sterilisatie en hoe langer houdbaar. Nadat de eerste golf finaal over het flesje heen gaat (en de doek op het aanrecht flink doordrenkt met de plakzooi) heb ik in de gaten dat dit zónder trechtertje makkelijker gaat dan mét. Vooral ook omdat ik ze bij voorkeur helemaal tot de rand moet vullen. Tien minuutjes haastwerk later (en tussendoor de siroop in de pan heet houden) en nog wat minuten plakzooipoetswerk en doekwisselen later staan er twaalf flesjes gevuld klaar om af te koelen. Mijn handen zijn roodgloeiend. Ik weet ook niet waarom, maar ik pak dus elke keer weer als ik siroop en jam maak de gloeiend heten potten en flessen even vlugvlugsnelsnel met mijn handen aan en wapper daarna mijn handen koel. Waarom ik geen handschoenen pak… ik mis de ‘touch’ dan, denk ik. Een klein bodempje past niet meer in de flesjes, dus we kunnen het eerste beetje proeven. Ondanks dat het nog heet is, maakt dat niet uit, want siroop is om aan te lengen, dus we doen er koud water bij. En middelste doet het in de hete thee. De kinderen vinden het zowaar lekkerder dan vorige jaren, toen ik er alleen citroen bij deed. Mooi, dat onthouden we. Vanaf nu elk jaar ook sinaasappel erbij.

Woensdag 31 mei: bij het opstaan zijn alle flesjes afgekoeld. De doppen zijn allemaal goed vacuüm getrokken bij het afkoelen, mooi zo. Etiketten erop, en de kelder in. We hebben de geur van het voorjaar weer gevangen dit jaar!

Klaar om de kelder in te gaan.
Hier word ik nou vrolijk van.

Eérst oogstfeest, dán oogsten.

Mijn moestuintje staat er nog maar kleumerig bij. Een paar groene sprietjes en blaadjes kijken voorzichtig om de hoek of het weer al naar voorjaar neigt. Voorbodes, dappere voorgangers… of zelfmoordcommando’s, want hun keutel weer intrekken bij te koud weer zit er voor planten niet in. Kopje boven de grond is en blijft kopje boven de grond. Ik zaai dus nog maar heel erg met mate, want het weer is ook inderdaad nog niet heel moesplantvriendelijk. Wat mijn moestuin het aanzien van ongeveer een gemiddelde februari geeft. Sowieso is het een beetje een experimenteerjaar, want ik heb nog nooit op zulke zware klei gemoest. Of er genoeg zon op valt, genoeg afwatering is, voldoende slakafweer is, de fruitboomwortels niet te veel voeding wegpakken: het moet allemaal nog uitgevonden worden, dit eerste jaar in ons droomhuis. Bovendien heb ik ook serieus niet het idee dat dit stukje grond wat ik nu bewerk ons gezin volledig van de meer dan gemiddelde behoefte aan groente -want, vegetariërs- kan voorzien.

Dus. We hebben een plus. Eigen tuin, plús pluktuin. Ik noemde hem al eerder: Het Proefveld in Haren. Hier mogen wij voortaan onze biologische groentes zelf gaan plukken, voor een meer dan schappelijke prijs voor ons gezin van vijf. Boer Gijs doet het werk, wij oogstaandeelhouders plukken, rooien, oogsten, graven uit, rapen en snijden af. Lekker met de handjes in de aarde. Op 1 mei opende het oogstseizoen. Tot ver in de winter hopen we met enkele tientallen mensen van dit stukje grond te kunnen eten.  Maar dat oogstseizoen opende niet zomaar. Nee, daar ging een Oogstfeest aan vooraf. Nou had ik al regelmatig oogstfeesten meegemaakt in het najaar, als er oogst is, maar nog nooit een oogstfeest vóór er oogst was. Dat wilden we meemaken. We schreven ons in voor deze happening op 30 april, de dag ervoor zette ik de kikkererwten in de week en op de dag zelf maakte ik een flinke bak humus en bakte er nogal last minute een ciabatta bij die ik zo snel uit de oven sneed (het oogstfeest was al begonnen en wij moesten nog vertrekken) dat ik bijna mijn vingers brandde.

Gewapend met deze offerandes togen we naar boer Gijs zijn trots: de pluktuin. Eenmaal aangekomen in dit kleine paradijsje (voor eega en dochters de eerste keer) bleken er al veel equalminders te zitten. Er stonden hapjes en drankjes op tafel, er liepen honden rond (acuut spijt dat we onze oudste hond Pico thuis hadden gelaten, die had dat geweldig gevonden), de trampoline gooide juichende kinderen de lucht in, de pompoensoep was gloeiend heet, en de steenoven stond met een houtvuurtje erin voor te verwarmen. Er zouden nog vele verse pizza’s uit gaan komen die middag.

Ik wierp mij op als gids en toonde eega en dochters kassen, tuin en kippen. Die laatsten hadden het voor elkaar gekregen te ontsnappen en liepen onbedoeld hun eigen groenvoorziening bij elkaar te scharrelen. Ach, ze zouden vanzelf wel weer op stok gaan bij schemering. Wij genoten van dit bijzondere plekje, dat mochten de kippen ook wel even. De zon scheen, de jassen waren uit, life’s good.

Uurtje later. Een heerlijk potje Groning in de tas, een kruidenthee in de maag, een kom pompoensoep met garam masala tinteling in de hand. Ik zit als moeder een beetje boelveel apetrots te wezen op oudste, die zich lekker genoeg in haar eigen vel vindt zitten om hier in een bijeenkomst vol onbekende mensen haar ukelele uit te pakken en zichzelf te begeleiden terwijl ze uit volle borst zingt. Oudste kan heel goed zingen, en heeft dat ook al wel on stage gedaan, maar zichzelf begeleiden doet ze nog niet zo lang: ze kocht de ukelele pas twee maanden geleden.
Uren oefent ze ermee, en nou komt ze er gewoon mee naar buiten. Letterlijk en figuurlijk. Wat een kanjer. (Ja, echt boelveel apetrots.) Zelfs jongste en ik zongen nog wat deuntjes mee. Voor mij was dat het lastigst: de generatiekloof in muziek sloeg toe en ik, Radio4-luisteraar, kende amper haar emo-rock-indie-music. Eén-nul voor oudste, die meer van ‘mijn’ muziek kent dan ik van de hare.

Ontspannen, be-zon-d en gelaafd namen we afscheid van boer Gijs, die we op de valreep nog even wezen op een bijzondere zegening van boven: een omgekeerde regenboog. Een glimlach in de hemel boven dit aardse paradijsje. Nou nog de slakken ervan overtuigen dat dit géén paradijsje is, dan kunnen we deze week de eerste sla gaan halen!

PS Na het schrijven van dit blog zat het februari-aanzien van de moestuin me toch niet zo lekker. Dat veldje raapstelen die net 1 cm hoog zijn maakten het eerder zieliger dan groener. Vanmorgen dus een paar uur lekker in de tuin gewerkt, intens aangestaard door de kippen (die regelmatig een handje onkruid hun ren in kregen) en na schoffelen, palen en stokjes de grond in zetten, draadjes spannen, geulen maken, zaaien, naambordjes schrijven en een volgende stuk grond alvast omspitten voor de eind-mei-zaai ben ik weer tevreden. Met uiteraard veel ‘vergeten groente’, oude rassen en leuke experimenten. Hallo gele stokslaboon, kastanjewortel, Deventer Zwartblad winterbiet, Texsel Greens, Tom Thumb, rode en geelgroene melde, hertshoornweegbree en meer van dat moois.

Snoepje in de tuin

Zomaar een kort berichtje op een heerlijk druilerige aprildag. Héérlijk druilerig, ja, dat was geen typefout, want ik ben behoorlijk pluviofiel. Dat bestaat dus echt…. en ik reken mij daar zeer zeker toe. Zélfs nu ik dit schrijf, druipend van de regen, omdat ik zojuist over 4 verschillende tuinen (oeps, aangenaam kennis te maken, achterburen) 2 ontsnapte kippen najoeg en daarna in de regen het kippenhok meteen verstevigde met een éxtra laag gaas over een bij nader inzien dus tóch verkeerd ingeschatte kier.

 

Afgelopen weekeinde kwam mijn jongste broer op housewarmingbezoek. Jongste broer (niet kleinste broer…. hij is de langste van ons viertal brussen namelijk) weet heul heul heul veul van bomen. Ik liet hem daarom de lindeboom in de voortuin zien, en terwijl we daar zo naar stonden te kijken viel hem ineens op dat er wat aan de voet van de boom groeit. Great minds think alike, dus we riepen bijna tegelijk uit ‘champignons!’ en al even bijna tegelijk ‘Oh nee, toch niet’ er achteraan.
Als een hobbit schoot mijn humeur de lucht in bij de mogelijkheid eetbare paddestoelen in mijn tuin te vinden, dus ik plukte er eentje en onderwierp die aan een grondig onderzoek. Bijna volledig overtuigd dat dit een eetbare moest zijn gooide ik een stel foto’s op een Facebookgroep voor eetbare-paddestoel-wildplukkers. (Ik voorzie jullie vandaag wel van een aardig aantal ‘huh bestaat dat écht’-momenten, ben ik bang!)

Binnen no time had ik antwoord. Men was het eens: dit moest de voorjaarspronkridder zijn. En die schijnt nog lekker te zijn ook. Wat een bof, zomaar in de eigen voortuin. De regen werd even getrotseerd en de eerste voorjaarspronkridders (oftewel Saint Georges Mushroom) geplukt. Avondetenplannen werden omgegooid: de kaasburgers terug de vrieskou in, de vegetarische gehaktballen eruit. Dat werd dus bal met jus met sjalot en paddestoelen. De eerste hap proefde ik rauw, en dat was al genieten. Bijna was ik terug de tuin in gelopen om er nog meer te plukken, maar de rest was nog heel klein en ik wil er met Pasen ook nog van kunnen genieten. Nog even afblijven en dan zijn ze straks nog een heel stuk groter. Vanavond moesten we dus maar ‘voorproeven’ noemen. Kan ik de rest van de week misschien nog uitkijken naar weidechampignons voor erbij met Pasen, want die beginnen ook de kopjes her en der omhoog te steken.

Het avondeten viel in de smaak. Omdat jongste nog wel eens met een automatische IEUWWWWW kan reageren voor ze iets geproefd heeft, vertelde ik niet dat dit eigen pluk was. Het werd met smaak gegeten. Daarna vertelde ik oudste, die hier het meest voor open staat, dat het van onder de lindeboom vandaan kwam. “Nice!” was haar reactie (hier in huis gebruiken we best wel veel Engels) en we kijken dus nu al uit naar toast-met-gebakken-voorjaarsridders bij de paasbrunch.

 

 

Hoe the Lady of the Lake in mijn keuken kwam.

Ik ben dol op koken. En bakken. Maar vooral koken. Dit weekeinde kwamen er collega’s van eega langs, die na de open dag van hun werk wel een hapje lustten. Natuurlijk is een pan soep en een schaal broodjes best mooi. Of een enorme pan pasta. Niets mis mee. Maar ik hou ervan om dan een beetje uit te pakken, omdat ik koken dus zo leuk vind. Wat ik dan precies ga koken weet ik zelden ver vooruit. Het ontstaat zo’n beetje ter plekke, als ik in de kelder, koelkast en inloop-voorraadkast kijk wat we in huis hebben. Of als ik in de winkel zie wat er in de aanbieding ligt, of met een afprijssticker ligt. (Overigens, fantastische anti-verspillings-actie vind ik dat, dat supermarkten hun artikelen die tegen de datum aan zitten goedkoper aanbieden, zodat ze niet blijven liggen ten faveure van versere, en daardoor weggegooid moeten worden.)
Als ik zie wat er allemaal is, bruist en borrelt het in mijn hoofd en maak ik allerlei combinaties. In gedachten ruik en proef ik al hoe dat ongeveer zal worden. Soms verzin ik rare combinaties, soms grijp ik terug op iets heel vertrouwds, soms sla ik een zijpad in. En langzaam kristalliseert zich dan wel iets uit. Het vertrouwen dat er wel wat boven komt drijven maakt ook dat ik mezelf toesta om lekker te dwalen in de opties. Deze keer dreef er tijdens het winkelen een werelds thema boven, nadat ik twijfelde tussen een Indiase curry of een Noord-afrikaanse tabouleh. Want waarom niet beiden? En als ik die curry dan aanmaak met een Zuid-amerikaanse bonensoort, wie houdt me tegen? Ik werd steeds vrolijker van de opties en pakte mijn telefoon erbij om de ideetjes in te tikken, omdat ik inmiddels al 6 gerechten in mijn hoofd had en zeker wilde weten dat ik geen cruciaal ingrediënt vergat.

De hele zaterdagmorgen besteedde ik aan koken. Enige structuur aanbrengen door eerst gerecht A en dan gerecht B te doen is bij mij meestal een verloren zaak. Trek ik de koelkast open voor iets dat ik voor B nodig heb, zie ik meteen iets voor C staan dat ik vast mee kan snijden. Loop ik naar de kelder om D koud te zetten, zie ik iets staan dat eigenlijk mooi bij E zou passen terwijl ik in de keuken A en C nog half af heb staan. Breng ik wat schillen van B naar de kippen, raap een ei, bedenk dat dat nog bij D erin kan, en draai me in de bijkeuken al weer om met het ei nog in de hand om nog snel wat lente-ui in de tuin erbij te plukken voor de volgende chaotische vlaag van inspiratie. Enzovoorts. Tijdens het koken is de keuken een slagveld, mijn bewegingen komen in de buurt van de meest ingewikkelde tango die je ooit gezien hebt, overal staan halffabrikaten en ingrediënten, soms zijn alle zes mijn pitten van het fornuis tegelijk bezet, ik duld eigenlijk, als ik het eerlijk mag zeggen, he-le-maal nie-mand in mijn buurt (behalve middelste, die mijn kookgenen heeft) en langzaam maar zeker komen uit de diepten van het moeras der opties de gerechten naar boven.
(Rare zijsprong: ineens zie ik mezelf als The Lady of the Lake een gerecht als een soort Excalibur boven mijn hoofd boven het water uit hijsen…. dat brein van mij maakt soms zulke idiote associaties!)

Als het bezoek er is, grill ik alleen nog wat Turks brood, kook een pan gemengde meergranenrijst en bak wat aubergines, de rest is al klaar. Lekker veel tijd om bij de gasten te zijn. Er komen complimenten over het eten tot ik er verlegen van word en bij de voordeur bij vertrek probeer ik nog een van de recepten (spinaziefalaffel met geitenkaas-rozemarijn-saus uit de oven) uit te leggen. Wat echt dán moet, als ik het nog in mijn hoofd heb, want ik gebruik nooit recepten bij het koken. Ja, om als inspiratie vooráf te lezen, maar niet tíjdens het koken. Dus als ik iets geslaagds maak, krijg ik het de volgende keer ook haast nooit meer precies hetzelfde.

Deze hele zondag kook ik niet. Ik ben dol op koken, maar ook op vrije dagen. En met gasten voor de lunch en een van mijn broers voor het avondeten komen de nogal royaal overgeschoten kliekjes mooi van pas. Kan ik nog mooi even een blogje schrijven!