Road music

Van huis naar werk is een half uurtje rijden. Van werk naar huis is een ruim half uur rijden. Op een normale werkdag staat er namelijk op de terugweg een mini-file onderaan de afrit van de snelweg, dus dan doe ik er vijf minuutjes langer over.

Een half uur is een prima reistijd. Ik had voor de verhuizing de gedachte dat ik in Grunn hopelijk wel naar mijn werk zou kunnen fietsen. Maar de afstand Aduard-Drachten is me toch een beetje te gek voor de fiets. En al helemaal als de meest gebruikelijke starttijd van de werkdag 8u ’s morgens is, en je dus toch wel tussen kwart voor 8 en tien voor 8 ongeveer in de rij voor de kledinguitgifteautomaat (onthouden als galgje-woord!) wil staan.

Dus, ik zit in de auto, tweemaal daags. Thermosbeker thee erbij, Radio 4 aan of een CD op. Ik ben serieel monogaam qua CD’s: in mijn CD-wisselaar zitten weken, soms zelfs maanden dezelfde CD’s, tot ik ze van haver tot gort kan uitspellen. Momenteel zit ik in een Pentatonix-fase. Al vanaf mijn middelbare schooltijd ben ik dol op a capella muziek, dus heel nieuw is die liefde niet, maar Pentatonix bestaat nog niet zo lang, jaartje of vijf dacht ik. En wat ook zo mooi is: bij een behoorlijk groot publiek bekend. Als ik vroeger vertelde dat ik fan was van een a capella groep zoals Montezuma’s Revenge, Intermezzo of The King Singers, dan moest ik dat toch even uitleggen. En dat terwijl Montezuma’s Revenge meer dan 20 jaar bestaan heeft en daarna zelfs nog herleefde als Montezuma. Toch moet je een beetje een ‘nerd’ zijn om die nog te kennen.

Okay dan: throwback sunday.

Ik geef toe…. de a capella muziek is toch behoorlijk geëvolueerd sindsdien. En populairder geworden. Mede met dank aan Pitch Perfect, vermoed ik, gooide het het stoffige imago toch een beetje af. Een keuze uit een recente Pentatonix, waarbij ik geraakt werd door de eenvoud en kracht van de videoclip:

Een half uurtje is behalve prima reistijd voor één CD per retourtje, ook nog eens een mooie tijd om even de mindset te switchen. Op weg naar werk na de ochtenddrukte nog even rust voor het losbarst. Terug naar huis eigenlijk ook, nou ik erover nadenk, maar dan kan ik ook zo nodig dingen loslaten: ik wil mijn werk niet mee naar huis nemen. Ook dan kan muziek helpen. Het is heerlijk om alleen in de auto te zitten, want hardop meezingen is voor mij niet ongebruikelijk. Alleen bij de CD van “Soldaat van Oranje”, die van de kinderen al járen niet uit de speler mag, ben ik niet de enige: dan zingen we met zijn allen behalve eega mee. Eega is dat inmiddels wel gewend en laat het maar gebeuren. Vooral jongste kan er behoorlijk in opgaan: dankzij haar semi-fotografisch geheugen ziet ze grote delen van de musical nu, jaren later, nog steeds voor ogen als ze de muziek hoort.

Okay, dit blog gaat een stuk moeizamer dan verwacht. Ik heb me net met moeite losgerukt van Youtube. “Even een voorbeeldje in mijn blog erbij zetten.” Ja ja…. ik zit al anderhalf uur a capella muziek clips te bekijken, doorklikkend van de een naar de ander. Ik geloof dat er nog voor heel veel kilometers materiaal ligt.
Nou goed, ik geef het op. Voor jullie nog even dit filmpje waarin een van de favoriete bands van oudste en jongste, Imagine Dragons, gecoverd wordt. Ga ik intussen Youtube surfen.

PS: en toen realiseerde ik me dat ik nog geen clip van Intermezzo gedeeld had. Dit verstild-mooie lied zal ik er nog even onder plakken!

Carnavalblues

Wat een verademing! Hier in Grunn kan je dus he-le-maal-niets-nul-noppes-nada van carnaval hoeven merken, als je niet wil! Er schijnen in enkele verdwaalde dorpjes wat optochten te zijn (die ze hier, voor zover ik heb meegekregen, niet ‘reut’ noemen zoals ik uit het zuiden gewend ben) maar verder: rust. Gewoon weekeinde. Misschien moeten carnavalsvierders deze post maar even overslaan. Ik vind carnaval namelijk niet leuk en ga dat nu openlijk ventileren.

Ik heb alles mee waarom ik carnaval eigenlijk leuk had moeten vinden. Jeugd in Zuid Limburg. Altijd met veel plezier in de verkleedkist gedoken. Dol op acteren. Creatief. Muzikant. Vanaf 8 jaar oud altijd lid geweest van een harmonie of fanfare. Toch is er weinig dat zo’n weerstand bij me oproept als carnaval. Of het moeten ongefundeerde haatzaaiende opruiende kreten tegen bijvoorbeeld vluchtelingen, LGBT’s, moslims, kunstenaars, GroenLinks-stemmers enzovoorts zijn, maar dat is weer een heel ander punt voor een hele andere post. Dus, terug naar carnaval.

Toen ik voelde hoe groot de opluchting was, vroeg ik me tegelijk af waarom mijn weerstand zo groot is. Jeugd in Zuid Limburg: volgens mij werkte dat eerder tegen dan mee. In mijn basisschooltijd had ik de enorme pech om in de derde klas (wat nu groep 5 is) midden in het schooljaar naar een klein dorp onder de rook van het Maastrichtste vliegveld te verhuizen. Als je geen ‘zachte chéé’ hebt, in eerste instantie nog geen dialect verstaat, als enige in de klas geen katholiek bent, midden in een al jaren gevormde klas komt, en het dan ook nog eens waagt om boven het maaiveld uit te steken qua schoolresultaten, wordt het verrekte moeilijk om nog een plekje te veroveren tussen de Ulestroatese jeugd. Wat een verschil met het gemak waarmee onze meiden nu op hun Groningse scholen geaccepteerd worden! Daar kunnen ze in ruraal Zuid Limburg nog wat van leren. Tot mijn geweldige middelbare schooltijd -waar ik in één klap wél erbij hoorde en met plezier naar school ging- heb ik drie jaar lang op de basisschool in constante angst geleefd voor pesterijen en aanvallen, mentaal en fysiek. Vooral niet opvallen was het devies. Carnaval was vreselijk: hoe ik me ook verkleedde of schminkte of niet verkleedde of niet schminkte, het was altijd fout. Ik begreep de ongeschreven regels niet van de aldaar geborenen over ‘hoe je je precies genoeg uitdost voor carnaval’. Aan de kant staan en proberen muurbloempje te zijn vonden de leraren zielig, dus werd ik goedbedoelend hossend de kinderpolonaise in geduwd waar ik met een beetje pech net tussen fanatieke pesters in kwam en tijdens het hossen werd pootje gehaakt of, meer onopvallend voor de leraren, keihard in de schouders geknepen tot ik ’s avonds de blauwe plekken in nek en schouders zag staan. Nee, carnaval op de basisschool was geen pretje.

Maar muziek, dat zou toch moeten helpen? Dan moet ik even toegeven dat ik een nerd ben qua muziekkeuze. Klassieke muziek, vooral de periode Romantiek. Symfonische blaasmuziek. Arvo Pärt. Philip Glass. A Capella, Close Harmony. En okay, ook wel: Alan Parsons Project, John Williams’ filmmuziek, en zelfs Queen en Adèle. Daar loop ik warm voor. Muziek waar zorg aan is besteed, over nagedacht is, met goede teksten indien er gezongen wordt en variatie in bv. tempo, modulaties, maatsoorten, toonsoorten en thema’s, met mooie overgangen daartussen.
Maar ik loop totaal niet warm voor ‘het levenslied’, smartlappen, marsen, egeländer, de gemiddelde top-40-eendagsvlieg, alles met een veel te harde minutenlang repeterende ‘beat’, en muziek die naar mijn idee binnen 10 minuutjes met een slappe betekenisloze tekst op een eindeloos herhalende even slappe melodie kan zijn geplakt. En dat laatste vind ik vaak van carnavalsmuziek. Hersenloos. Dat kan dan wel de bedoeling zijn van de carnavalskraker, juist even hersenloos bezig zijn, maar ik vind het niets. En een paar jaar meelopen in de Reut, waarbij je urenlang het spelen van “Anton Aus Tirol” en “De Houthakkersmars” en “Under The Double Eagle” afwisselt terwijl je een mexicaanse poncho aan moet…. Nachtmerrie!

In mijn jeugd kreeg ik van carnaval een beeld voorgeschoteld van volwassenen die vooral veel alcohol dronken met carnaval, leuk wilden doen maar daarin te ver doorschoten, handtastelijk probeerden te worden, ook met diegenen met wie geen relatie bestond, en kennelijk het hele feest als één groot excuus zagen om niet alleen de klemmende banden van het dagelijks bestaan, maar ook de niet klemmende banden van het normaal fatsoen af te gooien. Dat beeld werd na mijn jeugd helaas vaker bevestigd. Ik denk nog met verbazing terug aan de jaarvergaderingen op de basisschool van onze kinderen, waar jaar na jaar dappere ouders inbrachten of er alsjeblieft geen alcohol meer geschonken kon worden op het carnavalsfeest op school, waarna er altijd een boel meer boze ouders inbrachten dat het onzin was om alcohol te verbieden want ‘dat hóórt bij carnaval en thuis zien ze je toch ook een pilsje pakken’. Zien ze je thuis ook dronken, zoals aan het eind van de carnavalsavond in de gymzaal op school? Sinds wanneer kan je geen carnaval vieren zonder alcohol?

Ik probeerde het serieus. Ik hou immers van acteren en kostuums, dus kom op Jiska. Probeerde de kinderen de leuke kanten van carnaval te laten zien: elk jaar ergens een mooie reut opzoeken, snoepjes laten rapen die uit de praalwagens gestrooid werden, wijzen op mooi gemaakte kostuums en wagens. Met enige verbittering zag ik dan ook al om bv. 11 uur ’s morgens de in aluminiumfolie halfslachtig verstopte blikjes bier op de wagens staan, waar ondanks een zogenaamd alcoholverbod in de reut nooit wat aan gedaan werd, maar ik probeerde serieus om de kinderen niet tegen te houden. Hoe groot was mijn opluchting toen ook de kinderen het maar niets bleken te vinden na hun basisschooltijd.

Ik vond Limburg mooier qua landschap. Dat dan weer wel. Maar in vrijwel alle andere aspecten: doe mij maar Grunn.

Nestelen

Ik ben, achteraf gezien, het tuinhekje dat op mijn hoofd tikte toch wel dankbaar, op een bepaalde manier. Zolang er nog een hechtdraad door mijn haren hing moest ik ineens verplicht rust nemen. En hoewel ik nou de verleden tijd gebruik (sinds 3 dagen hechting-vrij), moet ik volgens diverse mensen in mijn omgeving eigenlijk nog steeds het rempedaal een beetje ingedrukt houden, want na een maandenlange verkoop-slash-verhuisdrukte en vooral verkoop-slash-verhuisspanning daalt er nu een beetje moeite tot concentratie en moeheid over me neer die “LOW BATTERY” schreeuwt. Wat nou nog aan de hersenschudding ligt en wat er aan de opgebouwde druk van afgelopen maanden ligt is nu lastig te onderscheiden. Beetje van jezelf en een beetje van Maggi. Maar dat ik ernaar moet luisteren is me duidelijk.

Dus, ik doe momenteel een maximum aantal klussen per dag en gebruik nu ook tijd om te ‘nestelen’. Ik maak van huis een thuis. Richt de keuken net wat anders in, omdat na net iets meer dan twee weken gebruik al duidelijk wordt wat in de praktijk makkelijker werkt. Koop kamerplantjes van bonnen die ik bij mijn afscheid van werk kreeg en maak het huiselijk. Zoek sierobjecten met veel aanhangende herinneringen uit, die vanwege de verkoop verbannen waren naar doos of la, en bekijk welke weer in beeld mogen. Ons droomhuis, dat toch al van zichzelf een welkome sfeer had, vult zich met eigenheid en voelt steeds comfortabeler aan. Ik popel om in de tuin te beginnen, maar met de huidige sneeuw heb ik een uitstekende reden om dat nog maar een poos onder ‘woorden zonder daden’ te categoriseren. Al 2x stond ik met de doos met groente- en kruidenzaden in mijn handen met het idee ze vast te sorteren maar ik heb ze weer weggezet: niet te ongeduldig.

Mijn voornemen de auto minder en fiets vaker te gebruiken is goed vol te houden. Ik fiets door Aduard, Zuidhorn en Groningen (Stad) en leer de omgeving een beetje kennen. Maak me routes eigen, stap winkels binnen om te leren wat waar verkocht wordt, maak praatjes met locals en verken zo de boel goed. Mits niet uitgevoerd in een enorme storm met rukwinden is buiten fietsen iets dat eerder energie geeft dan vraagt, dus ik reken dat gewoon onder rustig aan doen. Die rukwinden komen hier dan helaas wel weer geregeld voor. Het doet me een beetje denken aan de paar jaar van mijn tienerjeugd die ik doorbracht in het platte en altijd van stevige woei doortrokken Zeeuwsch-Vlaanderen. Regel één van fietsen met wind: als je met wind mee rijdt heb je weliswaar geluk, maar dan heb je hem op de terugweg tegen, als je echter met wind tegen rijdt heb je pech, want dan draait hij geheid 180 graden vóór je de terugweg aanvaardt, zodat je hem wéér tegen hebt. Murphy lacht in zijn vuistje.

De kinderen zijn hun nieuwe leven ook al goed aan het aftasten.
Oudste stelt innig tevreden vast dat de nieuwe school van haar en middelste een maximum van 3 proefwerken per week afneemt, waar hun oude school een maximum van 2 per dág had ingesteld en een enorme dwang voelde om alles wat aan leerstof was aangeboden ook bijna 1 op 1 te toetsen. Wij merken meteen dat het idee dat kinderen zélf (mede)verantwoordelijk zijn of ze leren op school (en dat dat dus niet afgedwongen kan worden met enkel maar toetsen) in het geval van onze kinderen gelukkig goed werkt. Met beduidend minder huiswerkdruk is de weerzin voor datzelfde huiswerk ineens een stuk minder. Zowel voor haar als voor middelste.
Middelste kreeg voor pakjesavond (bij ons oudejaarsavond) tot haar enorme verrassing twee ratjes. Een al jarenlang gekoesterde droom, die vanwege de krappere ruimte in vorig huis niet leefbaar was, maar dankzij de verhuizing uit mocht komen. Het maakte bizar veel goed aan deze verhuizing 😉
Haar ik-vind-de-route-naar-school-nooit-paniek op de laatste vakantiedag werd ondervangen door vriendelijke Groningers die ervoor zorgden dat de dochters geen van drie alleen naar school fietsten, en de ik-ga-hier-nooit-vriendinnen-vinden-paniek zijn we alláng weer vergeten. Morgen komen er wat vriendinnen van school haar ratjes bekijken, pannenkoeken eten en films kijken.
Jongste, die naar een andere school gaat dan oudste en middelste, ontdekt tot haar opluchting dat ze op één vak na (wat op haar nieuwe school al in jaar 1 begint en zij op oude school pas vanaf jaar 2 gehad had, ze zit in de derde) verder redelijk tot goed bij is of zelfs voor loopt. Er zit nog wel enige spanning bij haar omdat zij twéé overstappen moet doen. School en conservatorium. School is gelukt, conservatorium loopt nog. Ze moet komende week voorspelen en dat is best zenuwslopend als je net 14 geworden bent, en zeker als je een meisje van 14 bent dat eigenlijk heel graag professioneel muziek wil gaan maken later.

Ik ga me eens even houden aan mijn eigen opgelegde regime. Het is theetijd, tijd om even op de bank tevreden rond te kijken, met een kopje thee van het voorheen zo verre en nu zo bereikbare winkeltje van theemuseum en -schenkerij De Theefabriek, en omdat het weekeinde is mag ik er een chocolaatje bij. Neemt u er ook maar een. Op mijn en uw gezondheid.

Last Christmas

Niet mijn favoriete kerstlied. Wel van de Crummelburgband. Wereldberoemd in heel… Wijchen en omstreken.
Potverdorie, dit gaat de verkeerde kant op. Ik wilde een blog schrijven over onze laatste kerstmis in Wijchen, maar het intikken van de titel bracht herinneringen boven en die duikelen nu in mijn hoofd, schreeuwend om zwart-op-wit-zetten. Ik voel het blog over Kerstmis wegglippen uit mijn hersenen alsof Bernlef er zelf de hand in heeft. Nou goed dan.

Toen onze kinderen nog op de basisschool zaten, vond men daar (Jenaplanschool de Buizerd, behoorlijk cultuurminnend) dat muziek belangrijk was voor kinderen. Dit soort scholen is een uitstervend soort, en inmiddels is de Crummelburgband ook ter ziele, maar wij maakten de goede tijd nog mee: een orkestje van enkel Buizerd-kinderen. Repeterend op de Buizerd, sommigen zelfs les krijgend op de Buizerd (die lesruimte bood aan de muziekschool, die op hun eigen locatie al voor hun faillissement zo ver moest inkrimpen dat ze lokalen tekort kwamen) en zelfs in pauzes en heel soms onder lestijd kwamen de minimuzikantjes samen. Geheel volgens het Jenaplan-principe werden de kinderen ook aangemoedigd om aan en van ekaar te leren, en als ik dan als begeleidend en toezichthoudend ouder rondliep door de school klonk dan bijvoorbeeld uit het ene lokaal elke keer dezelfde foute trompetnoot, elke keer weer gevolgd door een geduldig voorspelen van de oudste trompettist uit groep 8 om ze te laten horen hoe het wél moest. Uit een docentenkamer kwamen vioolklanken waarbij de meest ervaren violiste uit groep 7 om de drie noten moest stoppen om bij de jonge violistjes uit groep 3 hun vingers recht te zetten op de snaren. De blokfluitistjes kwamen soms maar een paar maten ver omdat ze overal op riepen ‘ik snap het niet’, tot wanhoop van de bijzittende hoboïste die hen begeleidde. De slagwerkers maakten vooral héél véél lawaai en leerden van de ouderejaars hoe je het meeste geluid uit elk stukje vel, stok en bel kon halen. De saxofoons gebruikten de oefentijd meer om te keten dan om de Jena-gedachte in stand te houden. Uit de aula waar de klarinetten oefenden kwam vooral gegiechel, wat dan weer een schril contrast was met de extreem serieuze dwarsfluitisten die elkaar tot evenzo serieuze prestaties dreven. Toch kwam er echt nog wel muziek uit. KLIK op eigen risico, want enthousiasme en samenspel werd vele malen belangrijker gevonden dan stemming 😉

Nadat een leraar zonder enige dirigeerervaring (te zien in bovenkliks linkje) de fantastische klus had geklaard zo’n 20 jaar lang dit orkestje gaande te houden, ondanks het jaarlijkse verlies van de meest ervaren muzikanten door vertrek naar middelbare school, en de vermoeiende klus elk jaar nieuwe kinderen te interesseren voor muziek, was zijn grootste angst dat het orkest zou stoppen na zijn pensioen. Eega en ik sprongen in. Met 1 dochter al in de Crummelburgband en nog 2 dochters in de startblokken namen we de klus op ons de muziek te blijven verspreiden onder de Buizerdkinderen. Waar eega verrassend makkelijk het zooitje ongeregeld ‘aan de stok’ kreeg, bleef ik het dirigeren altijd lastig vinden. Ik ben niet snel zenuwachtig ergens voor, maar dirigeren heb ik altijd erg spannend gevonden. Net als Charlotte, trouwens. PS: verrassende link hè?

Crummelburgband Wijchen bij optreden in de Efteling, 2012

Nee, dirigeren, ik deed het wel, maar stop mij als ik de keuze heb maar lekker een hoorn in handen in plaats van een baton (dirigeerstok). Eega en ik arrangeerden, kopieerden muziek, regelden optredens, maakten muziekmappen, probeerden jaarlijks nieuwe muzikanten te interesseren met allerlei wervende acties, gingen om het jaar met de hele club naar de Efteling (3x optreden, rest van de dag vrij door het park, de kinderen vonden het een mega-deal), stonden jaarlijks te blauwbekken bij de Reut in de hoop dat de instrumenten niet bevroren (voor noorderlingen: de Reut is de Carnavalsoptocht) en waren minimaal 2x per week op school om te begeleiden en dirigeren.

Een deel van de Crummelburgband treedt op terwijl de Reut voorbij trekt. Band en carnavalswagens streden om het hardste geluid, veelal tegelijk tegen elkaar in.

We probeerden onze dochters intussen in de band te houden, want naarmate de muzikanten verder kwamen -en dus harder nodig waren om het orkest een beetje goed te laten klinken en de beginners te begeleiden- werd het ook steeds minder interessant voor ze. Wij snapten dat goed, als je jarenlang dezelfde liedjes speelt en elke keer weer aan het begin van het schooljaar met een lager niveau begint en opbouwt en na de zomervakantie weer duikelt enzovoorts, dan is dat ook niet heel motiverend. Bij deze bied ik onze dochters onze welgemeende excuses aan dat we hen gezegd hebben dat zij vanwege voorbeeldfunctie écht tot groep 8 moesten blijven meespelen.

Lang niet alle kinderen zijn instrumenten blijven bespelen. Velen stopten er als de middelbare school in zicht kwam, preventief, want ‘ze zouden het vast wel druk krijgen’. Toch hebben we goede hoop dat er dankzij de Crummelburgband méér Wijchense kinderen met muziek in aanraking zijn gekomen én deels gebleven, dan gemiddeld in de regio. Een mooie gedachte, dus als je twijfels hebt: sssst, wij willen het niet horen.

Elk jaar speelde de Crummelburgband een kerstrepertoire bij het Kerstgala. Zoals bij vast wel elke basisschool had ook de Buizerd de week voor de kerstvakantie zo zijn tradities. En gelukkig hoorde daar ook muziek bij. In de eerste jaren werd er alleen muziek gemaakt vlak voor het kerstdiner terwijl iedereen bij kaarslicht binnen kwam, waarna de minimuzikanten naar hun klassen konden om aan te schuiven zodra iedereen binnen was. Een experiment om ze ook te laten spelen als de ouders later bij vuurkorflicht en glühweingloed binnen kwamen om de kinderen weer op te halen werd snel beëindigd, want het werkte de motivatie niet in de hand om de kinderen uit hun klassen te halen voor het einde omdat er al ouders over het plein aankwamen.
In plaats daarvan werd er een ander moment verzonnen voor een tweede optreden: in de middag, een echte ‘kerstmatinée’, voor bejaarden, hulpbehoevenden en cliënten van de zorgboerderij. Zelden heb je een enthousiaster publiek dan wanneer er mensen met een verstandelijke beperking bij zitten. De muzikantjes vonden dat tegelijk leuk en een beetje eng. Applaus is geweldig, maar applaus van iemand die opstaat uit het publiek en naast je gaat staan meewiegen en meezingen en heel hard in je gezicht juicht bij het applaus is toch wat confronterend. Eega en ik moesten elk jaar voor de zekerheid toch weer uitleggen dat ze niets kwaads in de zin hebben, dat het hun manier van enthousiasme uiten is, en dat het dus eigenlijk vooral een enorm compliment is. Het enige moment waarop ze van ons mochten tegenwerken: als er geprobeerd werd aan de instrumenten te zitten. Ook dat werd trouwens een jaar na het instrumentincident opgelost door bij het publiek gewoon zo veel mogelijk triangels, belletjes, claves, maracas enzovoorts uit te delen. Dát was iets wat de Crummelburgband begreep: muziek met véél geluid is leuk. Dat begrip kwam van nature, het begrip dat muziek ook mooi kan zijn als je ingetogen en gevoelig speelt probeerden we ze rond kerst bij te brengen. De opluchting waarmee de meesten na de jaarwisseling overstapten op het carnavalsrepertoire sprak boekdelen. En ik denk dat daarom Last Christmas hun lievelingsnummer was: daar mocht wel op sommige stukken lekker hard gespeeld worden.

Lieve ex-Crummelburgbanders, ik hoop dat jullie ondanks ons toch altijd plezier in de muziek gehad hebben en blijven houden.

En nou moet ik maar eens snel de scones voor bij de middagthee gaan opwarmen. Het is tenslotte kerstmis en ik begon dit blog eigenlijk om over onze laatste kerst in Wijchen te praten. Gemiste kans!

Genietmomentjes

Ik observeer bij mezelf een niet geheel verwachte reactie op de aanstaande verhuizing, namelijk een intensivering van mindfullnes-momenten.
Nou ben ik gewoonlijk niet zo van de hippe praat, en hoe ‘hot and happening’ mindfullnes ook mag zijn, het is iets dat ik al vanuit mijn kindertijd heb meegekregen en nooit zo genoemd heb. Iemand wees me erop dat ik vaak ‘mindfull’ bezig ben en zoals mij -licht wereldvreemd behalve in mijn eigen wereld- wel vaker gebeurt kijk ik een beetje wazig als iemand me een hedendaagse term naar het hoofd slingert, mompel eens wat vaags, zoek dat dan later op en denk: “Oh, is dat ‘een dingetje’ dan?” (Want dat is ook zo’n ding, alles is tegenwoordig een dingetje, dus het is zeg maar helemaal niet mijn ding om het dan ook dingetje te noemen maar we zijn nou toch hip bezig.)

Mindfullnes dus. Met de paplepel ingegoten door mijn moeder, waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Mijn moeder kon mij, zus en broers als kinderen ineens in een wandeling stil laten staan om samen aan een bloemetje te ruiken. Of naar een grappig gevormd blaadje met galappeltje te kijken. Mijn moeder kon in een haastig verlopende maaltijd ineens roepen: “Hè, wat is dit sausje lekker bij die groente”, of zo iets. Bij het ontbijt staarde ze door het raam van de keukendeur en wees ons op de prachtige rode zonsopgang, of we die wel gezien hadden. Ze kon soms zelfs ook gewoon echt niets zitten doen, de kat op schoot aaiend, helemaal in het hier en nu en het moment, genietend van het hard ronkende gespin van de kat. Zo zen als zen maar zijn kan.

img_0115
Zonsondergang bij de Hatertse hei, Wijchen

Dit vond bij mij een vruchtbare voedingsbodem. Ook ik kon en kan mensen om me heen soms verbazen, verblijden of irriteren met een plotselinge traagheid of stilstand, letterlijk of figuurlijk, als ik ineens iets moois zie of meemaak of beleef.
Sta ik in de auto ineens stil langs een weiland terwijl ik een pasgeboren kalfje nog dampend van het vruchtwater bibberend zie opstaan, of op zijn minst pogingen daartoe ondernemen. Dat kan maar net tot de volgende auto op het smalle landweggetje aankomt, maar voor zolang het duurt zuig ik het beeld in me op. Nog steeds ga ik langzamer bij een roodkleurende hemel om het beeld tot me door te laten dringen. De eerste slok van vers gezette thee, met zorg en aandacht gezet, neem ik nog steeds regelmatig met ogen dicht en smaakpapillen open. Een goed stuk muziek kan ik zo intens beleven dat ik geen idee meer heb van de tijd. Overigens, daarop aanhakend, enkele maanden geleden gingen we met het hele gezin naar Het Gelders Orkest waar maestro Jules (van Hessen) uitleg gaf over Dvoráks 9e symfonie, waarna het na de pauze in zijn geheel uitgevoerd werd. Middelste had daar vooraf niet zo bijster veel zin in, want ‘klassiek is saai’ (niet voor niets ruilde zij haar klarinet na jarenlang les en orkestspel in voor een elektrische basgitaar), maar aan het eind van het concert keek ze stomverbaasd op dat het ‘al’ afgelopen was. Ik heb met haar op de computer opnames moeten terugzoeken voor ze wilde geloven dat die symfonie echt drie kwartier duurt. Ook zij had voor het eerst volledig die ervaring gehad verloren te raken in de tijd terwijl je een concert intens beleeft.

Bijzonder mooi gedraaide boomstam. Woezik, Wijchen.

Nu ik weet dat heel veel momenten die zo normaal waren ineens ‘voor het laatst’ voorbij komen, beleef ik ook die dus heel mindfull. Nog één keer dat mooie binnendoorweggetje rijden, van Duitsland naar Nederland, en rondkijken. Extra bewust zien. Nog één keer een najaarsoogst binnenhalen op Wijchense klei-en-zand, en de dankbaarheid voelen dat je zomaar in zo’n mooie tuin je groentes mag halen. Nog één keer die bizar gedraaide stam van die absurd mooie boom bekijken die dicht bij de pluktuin staat. img_1086Nog één keer zien hoe de wilgen langs de sloten hier geknot worden. Nog één keer de sierappeltjes aan ons boompje in de achtertuin zien verschijnen (en afvallen, jammer genoeg). Nog één keer op het werk niet meteen de auto in na werk maar even stilstaan op de parkeerplaats en het bos ruiken en de spechten horen roffelen. Nog één keer naar schoonouders rijden via de zuidelijke aanvliegroute, en intens genieten van de o zo bekende route in schitterende herfsttooi en witte rijp.
Op het werk, de laatste vergadering met die groep, de laatste keer dat ik collega M zie, toevallig op mijn 12,5-jarig jubileum wat ik nog net meepakte, de laatste keer assisteren bij een neuromodulatie (of zou ik nog net één keer aan de beurt komen?), de laatste keer apparatuur calibreren en voor collega’s in de agenda zetten wanneer zij dat voortaan moeten gaan doen… alles met een mengeling van weemoed en resolute afsluiting. Een toekomstig collega van eega en toekomstig Aduarder dorpsgenote die tot mijn verbazing mijn blogs nog leest ook (hallo M!) merkte enigszins verbaasd op tegen eega toen hij begin van deze week weer in Groningen was: “Het lijkt wel alsof Jiska er echt zin in heeft, die verhuizing!”
Nou, laat ik dat nuanceren: in de verhuizing an sich heb ik niet bizar veel zin, dat is namelijk best wel gedoe en een behoorlijke logistieke uitdaging (hip! Niet van ‘probleem’ maar van ‘uitdaging’ spreken!) maar ik heb enorm veel zin in het verhuisd-zíjn. Het herinrichten, het eigen maken, het aantrekken van het nieuwe huis in Aduard als een comfortabele voorgedragen oude jas. Dat een deel van de toekomst onzeker is omdat ik bijvoorbeeld nog niet weet wanneer ik weer kan gaan werken en voor hoeveel uur dan is vooralsnog niets aan te veranderen, dus dat zet ik voorlopig van me af. Ook zo’n lievelingsuitspraak van mijn moeder die bij mij is blijven hangen: “De mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest.”  Voor nu geniet ik van het idee dat ik vanwege opgebouwde reserves twee maanden nog niet hoef te werken en dus heerlijk de tijd heb om ons nieuwe huis, Aduard en Groningen te leren kennen. Wandelen met de hondjes, fietsen in de buurt, werken in de tuin, afwisselen met huis inrichten en dozen legen.

Er zijn ook al wat dingetjes mindfull mis gegaan. Sta ik verliefd te kijken naar een nieuw opgehaalde boekenkast en me mijmerend voor te stellen hoe die in de nieuwe woonkamer staat, realiseer ik me ineens dat ik al met koken begonnen had moeten zijn, wil de geplande maaltijd nog tot de mogelijkheden behoren zonder te hoeven teruggrijpen op een supersnelle pasta. Val ik helemaal stil als ik bij de caviaren geniet van de diertjes die tevreden murmelend een pluk vers ingeworpen hooi of groenvoer naar binnen werken, om 10 minuten later op te schrikken dat ik echt naar orkest moet vertrekken. Soms is mindfullnes namelijk ook gewoon luiheid, traagheid of dagdromen, in mijn beleving. Zolang ik geen spijt heb van mijn stilstandmomentjes die soms wat veel tijd kosten, ga ik me er lekker niet schuldig over voelen. Daar heb ik namelijk echt geen tijd voor!

img_8566

Voorpret en afscheid gaan hand in hand

Wat gaat het hard zo. Al bijna verhuistijd.
Achteraf zal ik er vast om lachen als ik dit terug lees, zoals ik ook altijd glimlach als mensen met kinderen beduidend jonger dan de onze zeggen: “Maar hij/zij (doorhalen wat niet van toepassing is) is ook AL (vul in) weken/maanden/jaren!” “Oh ja,” denk ik dan, “dat dacht ik ook altijd vroeger, toen ze nog MAAR zo klein waren.” Kwestie van perspectief. Want waar mijn perspectief bijvoorbeeld zegt dat onze kinderen van zestien en bijna veertien (die laatste hebben we 2x in de aanbieding) weliswaar al best wel een béétje groot en enigszins zelfstandig zijn, maar toch nog écht wel kinderen, zullen onze drie pubers hun perspectief vast beduidend anders formuleren als je ze ernaar zou vragen.

Maar ik dwaal af. Al bijna verhuistijd. Daar was ik gebleven.
Het grote afscheid nemen is gaande. Oudste heeft een surpriseparty gehad, waarbij al haar vriendinnen het huis kwamen versieren en lekkers en cadeautjes neerzetten, terwijl oudste enigszins tegensputterend door middelste (die betrokken was in het complot) was meegenomen om met de honden te gaan wandelen. Middelste heeft niet zo’n behoefte aan afscheid nemen, omdat ze vooral heel erg graag naar Grunn wil en meer vooruit kijkt. Jongste weet uiteraard best dat het er echt aan komt, maar zet diep vanbinnen mentaal de hakken in het zand en wil er eigenlijk nog niet over nadenken, dus negeert alle soorten van afscheid. Eega en ik hebben vanavond afscheid genomen van ons orkest, wat hij net wat makkelijker vond dan ik. Het feit dat we afgelopen zaterdag, toen we onze laatste noten uitbliezen bij dit orkest, een fantastisch resultaat haalden bij het concours waaraan we deelnamen maakt het afscheid gelukkig wel bevredigender. img_5042
We werden ontzettend mooi en warm toegesproken door zowel dirigent als voorzitter, werden verrast door een erg leuk Toon Tellegen-boekje dat we van de voorzitter kregen, en overvallen door de fluitisten, hobo’s en hoorns die samen een afscheidscadeau voor ons gemaakt hadden: een prachtige lantaarn met kaars, kerstlichtjes en kerstballen, met op de kerstballen alle namen van ons beider sectiegenoten. Eega kreeg via een medemuzikant nog een goed flesje, rood, van een fluitiste die er door ziekte niet bij kon zijn. Het is best even kil om dit warme bad uit te stappen.

Voornoemd concours (kan u deze tak na vorige hak nog volgen?) was in Hoogeveen. “Echt wel een heel stuk naar het noorden,” aldus de orkestleden. Wij knikten maar eens braaf met ze mee, terwijl we net van een laatste bezichtiging van onze nieuwe woning af kwamen en dus zojuist drie kwartier in zúidelijke richting afgezakt waren om in Hoogeveen te geraken.
Weer even in Aduard zijn en het nieuwe huis (nou ja, volgende, want nieuw is het niet) te zien was heerlijk. De voorpret sidderde door ons heen. Oudste bijvoorbeeld klom haar toekomstige zolderkamer op, ging plat op haar rug op de grond liggen, armen en benen wijd, en bleef gelukzalig zuchtend haar nu nog kale nieuwe kamer rond kijken. Middelste en jongste kibbelden nog wat over de kamerverdeling en de kleuren die ze op hun muren wilden, maar waren in hun hoofd hun kamers al aan het inrichten. Gelukkig waren er een klusbedrijf en schilder bij om de werkzaamheden op te nemen, want naar de schilder luisterden de meiden vele malen beter dan naar ouders (ja dùh-uh) als er wat ehm… onconventionele c.q. gewaagde kleurkeuzes gemaakt werden. Eega en ik werden het onderling gelukkig veel makkelijker eens over de kleuren, nadat ik tenminste het veto van eega geaccepteerd had dat een bordeauxrode muur ook bordeauxrood zou blijven. Eega daarentegen deed in ruil totaal niet moeilijk over het inplannen van een grote caviaren en een kippenhok in de achtertuin.

Als je een huis koopt van een eeuw oud, koop je geschiedenis. Dat huis heeft de roaring twenties volledig meegemaakt, en werd gebouwd in een tijd dat de wooneisen niet konden voorzien hoe veel ze nog zouden moeten plooien naar de moderne tijd. Ons nieuwe huis barst uit zijn voegen van charme en ademt historie.

Een heel deel van de geschiedenis is ook nog zichtbaar. Plafonds van verschillende hoogtes. Grote steunbalken aan daken en muren en op onverwachte plekken. Schuine daken. Muren die in de loop van diverse decennia gebouwd, aangebouwd en herbouwd zijn en dus hier en daar onlogische verspringingen en indelingen geven. En sowieso een andere sfeer dan ons rijtjeshuis nu. Kortom, sommige meubels passen niet in het nieuwe huis. Letterlijk of omwille van esthetiek. Sinds die laatste bezichtiging heb ik dan ook nogal wat gedoe omhanden, want oude meubels worden te koop of te geef aangeboden, en nieuwe(re) worden via good old Marktplaats aangeschaft. Leuk, die voorpret bij het binnenhalen van nieuwe tweedehandsjes, maar ik hou geen vrij momentje meer over. Tja, dat krijg je ervan als je de enige met rijbewijs bent in het gezin.
Jongste nestelt zich prinsheerlijk in een laag spijlenbed in plaats van de vertrokken hoogslaper, middelste ontdekt juichend achter de computer dat haar bod is geaccepteerd op dat bureau dat ze zo graag wilde, oudste is enthousiast te krijgen met een stel oude veilingkisten, en eega stemt tevreden in dat de kast die we met vereende krachten in en uit de auto sjouwen inderdaad móói is. Het schort alleen nog een beetje aan de logistiek en planning hier en daar. Zo staat er nu al een week een compleet bed in losse planken tegen een raam, die daar nóg vier weken zal blijven staan ook, een losse kledingkast wordt zondag opgehaald maar de oude kan nog niet geadverteerd worden omdat daar nog 2x zo veel kleding in zit waarvoor nog een andere oplossing verzonnen moet worden, een bedbodem staat irritant in de weg in de keuken, een paar al gevulde verhuisdozen blokkeert vakkundig een volledige zwaai van de achterdeur naar de tuin, ik adverteer me suf met een gratis op te halen wasdroger die alleen nog maar halve wasjes droogt maar het ding staat nog steeds log sta-in-de-weg te wezen, en de inmiddels echt wel heel erg oude strijkplank (waar ik ’s nachts als ik in het stikdonker de slaapkamer op stommel nogal eens een bijna-dood-ervaring aan te danken heb) mag van eega al wel in woord maar nog niet in daad weg. Nee, naar de stort rij ik niet, hoe verleidelijk het ook is om de hele mikmak in één keer kwijt te zijn: spullen die nog bruikbaar zijn zullen en moeten een tweede (of derde, of vierde) leven tegemoet. Ook als onze levens zich scheiden. En het is voor mij niet meer dan logisch om ‘nieuwe’ spullen via Marktplaats te zoeken. Er is al zo veel overproductie in deze overgeïndustrialiseerde wereld, laten we alsjeblieft die overproductie niet onnodig stimuleren.

Ons interieur is als gevolg daarvan een vanaf de studententijd tot nu langzaam ontwikkelend geheel. Het begon als bont geheel van wat van huis uit meegegeven was of toevallig gratis voor handen was. De elektrische mixer die mijn moeder kocht toen ze op kamers ging, begaf het in mijn keuken pas toen de kinderen al tieners waren. Een knalgroene kast gebroederlijk naast een blauwe bureaustoel bij een oud koloniaal bureau en een afbladderende nepleren beige bank met roze kleedje en grijze kussens: het kon allemaal. Berucht en begniffeld bij familie was bijvoorbeeld mijn studentenbijzettafel: om de paar weken beplakte ik een kartonnen doos met de restanten van het behang van mijn studentenkamer, en als die doos na een paar weken ingezakt was werd de volgende gehaald en beplakt.
Inmiddels staat onze inrichting op het punt ‘wel heel veel oud en doorleefd en donker hout, dus er is een soort van samenhang, maar allemaal hetzelfde soort hout kunnen we gevoeglijk vergeten’. Links en rechts rondkijkend in de woonkamer tijdens het schrijven van dit blog heb ik uiteindelijk 3 kleine houten mandjes, 1 sta-lampje en 1 krukje kunnen ontdekken die we nieuw kochten, de rest van het meubilair is nog steeds tweedehands. Of zoals ze tegenwoordig zeggen: hipster, secondhand en vintage. Oh my. Zijn we toch nog modern.

 

img_1942

Music was my first love

…. and it will be my last, vult mijn hoofd meteen aan in de onvergetelijke stem van John Miles. Ooit hoorde ik hem live, toen hij mee op tournee was met Alan Parsons Project. Ik voel nog, als ik eraan terugdenk, hoe het kippenvel op mijn armen omhoog plopte en de rillingen door mijn lijf sidderden. Ik liet deze song laatst eens horen aan onze kinderen. Oudste en middelste keken me redelijk blanco aan (hoe kunnen ze de beauty in deze song missen???) en jongste werd meteen enthousiast: “Oh! Die ken ik! Die heb ik gespeeld met ons orkest, ik had ook nog een solo.” Dat laatste verklaart meteen waarom ze zo enthousiast was, denk ik. Haar muziekinstrument is heel belangrijk voor haar en solo spelen is van tevoren doodeng, tijdens heerlijk en spannend tegelijk, en erna vooral fantastisch.

Muziek geeft uiting aan emoties waar woorden niet voldoende zijn. Van jongs af aan was muziek belangrijk voor mij. Mijn ouders stuurden mij en zusje als jonge meisjes huilend en vol weerzin naar muziekles in (ik verzin dit niet) Café de Notenbalk: we vonden de leraar niet zo aardig. Hij was namelijk nogal streng. Hij had de euvele moed het aan de kaak te stellen als we niet genoeg geoefend hadden thuis. Had niet zo veel boodschap aan dat er in ons leventje belangrijker dingen waren, die die week nou nét even voor het oefenen waren gegaan, zoals ‘hoeveel regenwormen vind je onder één tegel’ of ‘kan deze trui nog een dag of moet hij in de was’ of ‘wie heeft de lego nou weer meegenomen naar zijn of haar kamer’ of ‘echt wel, het was wél jouw beurt om af te drogen, vorige keer was ik het ook al’ of ‘die nieuwe schommel gaat èch-waal-sjön hoog’.
“Zorg nou eerst maar dat je in het orkest komt, en speel daar maar eens een jaartje mee” verklaarden mijn ouders, die zelf overigens allang gestopt waren met de instrumenten die ze ooit bespeeld hadden, “want dan pas weet je waarvoor je het doet.” We kwamen in het orkest, en al na een paar maanden wilden we nooit meer ophouden met het bespelen van een instrument in een orkest.

Als eerstejaars student leerde ik in de Grote Stad waar ik toen ging wonen, niet ver van de Nog Grotere Stad waar ik toen studeerde, in het orkest waarin ik toen ging spelen, een andere eerstejaars student kennen. Hij dwarsfluit, ik hoorn. Met een schuine blik konden we elkaar net zien tussen de klarinetten, piccolo en hobo’s door, met de fiets raakten onze trappers elkaar net niet als hij me naar huis escorteerde. Mijn hospitus en hospita vonden ons steeds langer uitgestelde afscheid als we bij mijn oprit aangekomen waren op een gegeven moment zo hilarisch dat ze een briefje op de deur hingen dat ik genoeg huur betaalde om hem ook nog wel binnen te mogen vragen.

img_8229Zijn dwarsfluit en mijn hoorn op onze trouwkaart, zeven jaar later, waren de voorbode van het belang van muziek in het toen nog te vormen gezin. Drie dochters hebben inmiddels al diverse muziekinstrumenten, zanglessen, danslessen (en acteerlessen!) binnen gesleept. En zo veel puberdochterdrukte dat het wekelijkse ritje op en neer naar het orkest waarin eega en ik spelen (35 km enkele reis) echt even tijd voor ons samen is.
Dat ga ik wel missen straks, na de verhuizing. Eega gaat het druk met werk krijgen (volgens oudste krijgt hij ‘een fancy baan’) en gaat daarom voorlopig geen orkest meer zoeken. Oudste denkt er nog niet echt over hoe het qua muziek zal gaan lopen, middelste gaat op school in een bandje. Jongste en ik zoeken wél een orkest, maar het aanbod in orkesten die bij ons passen blijkt in Groningen niet zo dik gezaaid als we wel zouden willen.
Heb je contact met een leuk orkest dat geweldig klinkt en een mooi niveau heeft, blijken ze ook buiten op straat te marcheren. Nee dank u. Als ik ergens een bloedhekel aan heb is het die vooroordeelbevestigende marsen eruit knallen in een ongemakkelijk zittend uniform.
Heb je contact met een ander leuk orkest, alles klinkt geweldig via mail, ga je opnames luisteren, zit het vol valse noten en te enthousiaste musici die in de rusten doorspelen. Nee dank u. Ik lees ook liever boeken zonder spelfouten, zo speel ik ook liever zonder al te veel valse noten om me heen. (Sorry, echt waar, ik wéét dat iedereen zo begint en natúúrlijk was ik zelf ook ooit zo, maar je blijft tenslotte ook niet je hele leven op de basisschool, dus ik probeer echt niet arrogant over te komen hier!)
Heb je contact met een orkest dat goed klinkt én niet het buiten in looppas marsen spelen promoot, laten ze niet toe dat een kind zolang het nog te jong is in de pauze naar huis gaat (hallooo, jongste is 13, de dag na jullie repetitiedag is het school, mag ze nog een paar uur slapen?). Nee dank u. Muziek is prachtig en belangrijk maar school is nog belangrijker.
Het zal er wel op neerkomen dat we eerst maar eens live moeten gaan luisteren, sfeer proeven en meespelen, de beslissing welk orkest (géén orkest is geen optie) valt later nog wel!

12322516_910407849042107_2076424802149075075_oGisterenavond gaven eega en ik een concert met ons huidige orkest. Het ging goed, hoewel we altijd kritisch zijn en nog duidelijk ruimte voor verbetering horen. Er waren genoeg van precies die momenten waarvoor ik het doe: na een prachtig gespeelde fragiele, intieme lijn van de piccolo mijn adem laten gaan en merken dat ik die inhield van de spanning. Even de ogen dicht als er een akkoord zo geweldig samenvloeit dat niet alleen onze hoorngroep, maar het hele orkest even één is. Even die hartslag omhoog als het slagwerk het tempo opdrijft en die ingewikkelde loopjes eraan komen…. en lukken! Die solo door een saxofonist die zijn altsax warmer en mooier kan laten klinken dan vrijwel iedere andere saxofonist die ik ooit live hoorde. Alle uitglijders, kicksen (jawel, hoorns kunnen kicksen), foute stemmingen, gemiste noten, uit elkaar lopende ritmes, onvoldoende dynamiek, kortom alles wat je als muzikant in het orkest zo opvalt maar in de zaal meestal gemist wordt omdat ze -eerlijk is eerlijk- vaak maar klein zijn: ze zijn even helemaal naar de achtergrond tijdens het intense genieten van de geslaagde momenten.

Ik ga vast weer een orkest vinden in Groningen. Volgend blog weer vrolijk lieve volgers, ik beloof het. Met een grapje hier en daar en meer over alles wat groen is, wordt en moet zijn. Maar voor nu heb ik het in mijn hoofd even druk zat met een soort van rouwverwerking. Nog maar 2 weken, 4 repetities en 1 concert (op een concours, een muziekwedstrijd) en dan nemen we daarna afscheid van dit orkest. Wie had ooit gedacht dat afscheid nemen van een orkest voor mij het allermoeilijkste zou zijn van de hele verhuizing?