Kop d’r veur

De eerste keer dat ik de uitdrukking ‘Kop d’r veur’ hoorde, was niet uit Groningse mond. J, een toenmalig bevriend caviafokker uit Kollum (Friesland dus) maakte mij hier het eerst bekend mee. Ik dacht toen nog dat J alleen maar ‘doorgaan’ bedoelde, maar langzaam maar zeker kreeg ik door dat deze Noord Nederlandse uitdrukking nog wel wat nuances meer heeft. Volhouden. Moed houden. Standvastig blijven. Veel sterkte. Geef nooit op.
Mooi hè, hoe je precies snapt wat er bedoeld wordt, en toch net niet een 100% dekkende ABN-vertaling kan vinden. Ik vind het een krachtige uitdrukking en nadat ik hem van J geleerd had, gebruikte ik hem af en toe. Waarna ik hem meestal moest uitleggen.

Those days are over! In Groningen snapt iedereen wat kop d’r veur betekent, en is de kans eerder aanwezig dat juist ikzelf nog niet alle nuances ervan snap, in plaats van de toehoorder.

Ter demonstratie. De verhuizing loopt op zijn einde, nog maar enkele dozen te gaan, nog maar één verlengsnoer te leggen en enkele lampen en plankjes op te hangen. We gaan lekker. Ik ben zélfs al een dag bezig geweest met het werken in de tuin aan een nieuwe caviaren: planten uitgraven, elders opnieuw ingraven, grond egaliseren, eerste verblijf plaatsen, planten met hekwerk omgeven tegen caviaknaaggraag. Hét excuus om dit in het voorjaar geplande werkje vooruit te halen is de grotere kans op adaptatie van nieuwe grond rond de worteltjes door in de winter herplaatste planten en heesters. Juist in het voorjaar, als de sappen als plantenbloed door de wortels stromen, raken plantjes danig in de war van een plotseling en bruut ontwortelen. Nu kon ik het als het ware in hun winterslaapje doen, in de hoop dat ze bij het wakker worden amper doorhebben dat de buren links en rechts er toch volslagen anders uit zien.
Waarom ik daar niet stopte maar doorging met egaliseren, verblijf plaatsen en hekwerk aanleggen? Dat is iets waar ik erfelijk last van heb. Mijn vader heeft het ook. Eenmaal bezig met een klus, MOET het af. Onrust giert door de aderen, ook al omdat er deep down de angst achter zit ‘maar als ik nu stop, zal ik dan wel weer beginnen en het helemaal afmaken, of ga ik er dan teveel tegenop zien?’ waardoor het koppig doordenderen om de hoek loert. Kop d’r veur, doorgaan.

Een ander tuinklusje dat ik met betere redenen niet te lang wil laten wachten is het ingraven van de fietsenklemmen. Drie loodzware betonblokken met een fietsenstandaard erin gegoten zijn meegekomen vanuit het Wijchense. Om te voorkomen dat de fietsen door de hele tuin neergezet worden, en om te voorkomen dat ze bij een Gronings briesje door de hele tuin rondgeblazen worden, wil ik die klemmen zo snel mogelijk ingraven zodat ze bruikbaar worden. Om allerlei logistieke redenen die op het moment dat ik ze bedacht ongelooflijk logisch waren, gaan die klemmen ingegraven worden onder een afdakje aan de rand van de tuin.
Vol goede moed pak ik de spade, steek hem in de grond en haal ongeveer 1 eierdopje grond los. Oei. Die grond zit hier goed hard aangestampt. Ik zet de spade nog even weg en ga een tuinschepje en krabbertje halen. Even de grond loswoelen. Dat gaat met wisselend succes. Hele stukken grond zijn los te krabben. Als ik ongeveer 15 cm diep kom, stuit ik wel op keiharde stenen en bouwpuin, maar het is los te krijgen. Ik stuit echter ook op boomwortels. Koppiger dan bouwpuin. Maar koppig kan ik ook zijn, dus ga ik die wortels gewoon te lijf. Rondom los werken, met zaag en hamer en afsteekmes en spade tekeer gaan. De dunne trek ik makkelijk los, de dikkere worden gezaagd. Ik wou dat ik een beitel of bijl had, maar ik wil NU dit klusje afmaken dus ik ga nu niet stoppen om er een te gaan kopen of lenen. Er hoeft maar een gat van 30 bij 30 voor een betonblok en die hoeft maar 20 diep. Moet kunnen toch? Ik ben intussen wel zo murw geslagen door de tegenvallende hoeveelheid boomwortels dat ik al zo ver ben dat ik blij met één bruikbare fietsenklem zal zijn, die andere twee moet ik dan nog maar eens over nadenken.

De dikste boomwortel ligt nu bijna helemaal vrij gemaakt in beeld, diagonaal door het gat waarin de fietsenklem moet gaan komen. Het begint donker te worden (ben ik al zo lang bezig?) en één kant is al doorgezaagd. De andere kant is nog een wirwar van door elkaar kronkelende vertakkingen en vraagt nog wat werk. Ik zaag één vertakking door en wrik. Er zit duidelijk meer beweging in. Ik zaag nog een vertakking door en wrik. Is dat nou nog meer beweging of verbeeld ik me dat? Ik raak helemaal in standje verbeten. Los zal hij komen. Kop d’r veur. Ik buig me diep over de stronk en wrik nog eens terwijl ik in het halfdonker de stronk inspecteer op de mate van speling.

KLONK.

Heel even sta ik stomverbaasd stil. Wat was dat? Er ligt ineens iets op me. Ik pak het metalen tuinhek op dat zojuist bovenop me is gevallen, strek mijn pijnlijke rug om het hek te bekijken en te bedenken hoe ik in godsnaam heb kunnen missen dat dat hek los stond en niet vast aan de muur. Nou ja, ergens ook wel logisch dat je er niet van uit gaat dat een hek los staat, maar het hele bestaan van dit hekje was nog maar net via de uiterste vage grenzen van mijn ooghoek tot de randen van mijn bewustzijn doorgedrongen. Dit is wel een héle plotselinge bewustwording.

Corpus Delictum

Terwijl ik zo verbaasd sta te zijn, voel ik voorzichtig met mijn hand op mijn hoofd waar het hekje terecht is gekomen. Verdorie, bloed. Dat dacht ik al. Een hoofdwond bloedt al snel dus het verbaast me niet. Ik zet het hekje weg en bedenk me of ik in de buurt iets heb om er tegenaan te duwen, want met modder op mijn handen moet ik dat vooral niet met de blote hand doen. Het straaltje bloed dat ik intussen uit mijn haar via mijn oren naar mijn wang voel lopen geeft aan dat het enige haast heeft. Ik zit nog te miepen ook dat ik geen bloed op het nieuwe kleed in de bijkeuken wil, dus terwijl ik met mijn mouw de straaltjes van mijn wang veeg grijp ik zo snel mogelijk een handdoek uit de bijkeuken en druk het nog behoorlijk nieuwe stuk textiel stevig tegen de wond, terwijl ik met de andere hand met een loshangend stuk handdoek mijn wang en oor weer schoon poets. Om en om, één voor één, krijg ik ook mijn handen gewassen en zelfs de jas uit.

Ja hoor, zal je net zien: het is 5 voor 5 en om precies 5 sluit de huisarts. Snel zoek ik het nummer op van de nieuwe huisarts (note aan mezelf: nieuwe huisarts programmeren op de plek waar de huisarts uit Wijchen nog in de telefoon staat) en bel de praktijk. Antwoordapparaat. Met vakantie deze week. Of ik even de vervanger in Niekerk wil bellen, 2 dorpen verder. Om 1 over 5 heb ik na 2x antwoordapparaat bellen het nummer genoteerd en bel snel de huisarts in Niekerk. Ze nemen nog op! Zowel huisartsassistente als ik twijfelen. Meteen ingrijpen of afwachten? Is het nodig of niet? Omdat ik zelf in de zorg werk begrijp ik prima wat ze doormaken: het plichtsbesef roept ‘blijven en patiënt zien’ en ze proberen me ook écht niet af te houden, maar dan zit er ergens een gezin te wachten op mama of een partner te wachten op echtgenote en het eten wordt koud. Ik geef aan dat ik een uurtje ga wachten of het vanzelf stopt met bloeden en dat ze maar lekker naar huis moeten gaan.

De telefoon is nog niet opgehangen of ik word ineens heel duizelig en misselijk. Niet goed. Eega is heel zorgzaam en neemt het koken over en de kinderen komen af en toe om de hoek kijken als ik op de bank lig met een handdoek tegen mijn hoofd aan. Eega probeert me nog naar de dokter te praten, maar nee, eerst even rusten en eten en kijken of het erger of minder wordt. Ik val zelfs even in slaap. Bij het wakker worden (met een bord eten voor mijn neus!) ben ik niet meer misselijk en minder duizelig, maar de wond bloedt nog steeds, 2 uur na mijn poging tuinhek-koppen tot sport te verheffen. Toch maar even de huisartsenpost bellen. Ik mag meteen komen. Bij vertrek maak ik nog op een bizarre manier kennis met een buurmeisje, die een hier geleverd pakketje komt ophalen en mij met een bebloede handdoek tegen het hoofd ziet staan.

De zorg gaat voorspoedig. Ik hoef amper te wachten, krijg een hechting en een tetanusprik, een waarschuwing om het rustig aan te doen tot over een weekje de hechting eruit mag, een tweede waarschuwing dat ik aan de bel moet trekken als ik weer misselijk of duizelig word, en een laatste waarschuwing dat de hoofdpijn vermoedelijk de dag erna nog wel wat erger zal zijn en dat dat erbij hoort. Ik haal daarom op de terugweg alvast met tempo slak-met-reuma de boodschappen nu ik me nog enigszins redelijk voel, zodat ik voorlopig niet de deur uit hoef. (Wat een ontdekking! In Zuidhorn, 1 dorp verder, is de AH elke dag tot 22u open!)

Drie dagen later: dezelfde redder die het kippenhok voor elkaar kreeg, ergo mijn vader, staat op de stoep met werkbroek, superscherpe spade, pikhouweel en bijl. Hij doorstaat dezelfde fases als ik: eraan beginnen, twijfel (is dit wel een handige plek?), besluiten toch door te gaan, en zodanig verbeten raken dat het MOET slagen. Twee uur later zit er niet eens één fietsenklem in, maar zelfs twéé. Hij had goed de kop d’r veur zeg. Hij snapt dat. Ik moet daarentegen nog even leren dat “kop d’r veur” nooit, maar dan ook helemaal nooit, letterlijk genomen dient te worden als het metalen tuinhekjes betreft.

Auteur: Jiska

Op weg naar een groen leven in Groningen!

Eén gedachte over “Kop d’r veur”

  1. Hopelijk is de hoofdpijn inmiddels gezakt Jiska..maar…ze staan… de fietsenrekken…met hulp, maar dat mag ook wel met zo’n klus…ik doe het je niet na…

Reacties zijn gesloten.