Last Christmas

Niet mijn favoriete kerstlied. Wel van de Crummelburgband. Wereldberoemd in heel… Wijchen en omstreken.
Potverdorie, dit gaat de verkeerde kant op. Ik wilde een blog schrijven over onze laatste kerstmis in Wijchen, maar het intikken van de titel bracht herinneringen boven en die duikelen nu in mijn hoofd, schreeuwend om zwart-op-wit-zetten. Ik voel het blog over Kerstmis wegglippen uit mijn hersenen alsof Bernlef er zelf de hand in heeft. Nou goed dan.

Toen onze kinderen nog op de basisschool zaten, vond men daar (Jenaplanschool de Buizerd, behoorlijk cultuurminnend) dat muziek belangrijk was voor kinderen. Dit soort scholen is een uitstervend soort, en inmiddels is de Crummelburgband ook ter ziele, maar wij maakten de goede tijd nog mee: een orkestje van enkel Buizerd-kinderen. Repeterend op de Buizerd, sommigen zelfs les krijgend op de Buizerd (die lesruimte bood aan de muziekschool, die op hun eigen locatie al voor hun faillissement zo ver moest inkrimpen dat ze lokalen tekort kwamen) en zelfs in pauzes en heel soms onder lestijd kwamen de minimuzikantjes samen. Geheel volgens het Jenaplan-principe werden de kinderen ook aangemoedigd om aan en van ekaar te leren, en als ik dan als begeleidend en toezichthoudend ouder rondliep door de school klonk dan bijvoorbeeld uit het ene lokaal elke keer dezelfde foute trompetnoot, elke keer weer gevolgd door een geduldig voorspelen van de oudste trompettist uit groep 8 om ze te laten horen hoe het wél moest. Uit een docentenkamer kwamen vioolklanken waarbij de meest ervaren violiste uit groep 7 om de drie noten moest stoppen om bij de jonge violistjes uit groep 3 hun vingers recht te zetten op de snaren. De blokfluitistjes kwamen soms maar een paar maten ver omdat ze overal op riepen ‘ik snap het niet’, tot wanhoop van de bijzittende hoboïste die hen begeleidde. De slagwerkers maakten vooral héél véél lawaai en leerden van de ouderejaars hoe je het meeste geluid uit elk stukje vel, stok en bel kon halen. De saxofoons gebruikten de oefentijd meer om te keten dan om de Jena-gedachte in stand te houden. Uit de aula waar de klarinetten oefenden kwam vooral gegiechel, wat dan weer een schril contrast was met de extreem serieuze dwarsfluitisten die elkaar tot evenzo serieuze prestaties dreven. Toch kwam er echt nog wel muziek uit. KLIK op eigen risico, want enthousiasme en samenspel werd vele malen belangrijker gevonden dan stemming 😉

Nadat een leraar zonder enige dirigeerervaring (te zien in bovenkliks linkje) de fantastische klus had geklaard zo’n 20 jaar lang dit orkestje gaande te houden, ondanks het jaarlijkse verlies van de meest ervaren muzikanten door vertrek naar middelbare school, en de vermoeiende klus elk jaar nieuwe kinderen te interesseren voor muziek, was zijn grootste angst dat het orkest zou stoppen na zijn pensioen. Eega en ik sprongen in. Met 1 dochter al in de Crummelburgband en nog 2 dochters in de startblokken namen we de klus op ons de muziek te blijven verspreiden onder de Buizerdkinderen. Waar eega verrassend makkelijk het zooitje ongeregeld ‘aan de stok’ kreeg, bleef ik het dirigeren altijd lastig vinden. Ik ben niet snel zenuwachtig ergens voor, maar dirigeren heb ik altijd erg spannend gevonden. Net als Charlotte, trouwens. PS: verrassende link hè?

Crummelburgband Wijchen bij optreden in de Efteling, 2012

Nee, dirigeren, ik deed het wel, maar stop mij als ik de keuze heb maar lekker een hoorn in handen in plaats van een baton (dirigeerstok). Eega en ik arrangeerden, kopieerden muziek, regelden optredens, maakten muziekmappen, probeerden jaarlijks nieuwe muzikanten te interesseren met allerlei wervende acties, gingen om het jaar met de hele club naar de Efteling (3x optreden, rest van de dag vrij door het park, de kinderen vonden het een mega-deal), stonden jaarlijks te blauwbekken bij de Reut in de hoop dat de instrumenten niet bevroren (voor noorderlingen: de Reut is de Carnavalsoptocht) en waren minimaal 2x per week op school om te begeleiden en dirigeren.

Een deel van de Crummelburgband treedt op terwijl de Reut voorbij trekt. Band en carnavalswagens streden om het hardste geluid, veelal tegelijk tegen elkaar in.

We probeerden onze dochters intussen in de band te houden, want naarmate de muzikanten verder kwamen -en dus harder nodig waren om het orkest een beetje goed te laten klinken en de beginners te begeleiden- werd het ook steeds minder interessant voor ze. Wij snapten dat goed, als je jarenlang dezelfde liedjes speelt en elke keer weer aan het begin van het schooljaar met een lager niveau begint en opbouwt en na de zomervakantie weer duikelt enzovoorts, dan is dat ook niet heel motiverend. Bij deze bied ik onze dochters onze welgemeende excuses aan dat we hen gezegd hebben dat zij vanwege voorbeeldfunctie écht tot groep 8 moesten blijven meespelen.

Lang niet alle kinderen zijn instrumenten blijven bespelen. Velen stopten er als de middelbare school in zicht kwam, preventief, want ‘ze zouden het vast wel druk krijgen’. Toch hebben we goede hoop dat er dankzij de Crummelburgband méér Wijchense kinderen met muziek in aanraking zijn gekomen én deels gebleven, dan gemiddeld in de regio. Een mooie gedachte, dus als je twijfels hebt: sssst, wij willen het niet horen.

Elk jaar speelde de Crummelburgband een kerstrepertoire bij het Kerstgala. Zoals bij vast wel elke basisschool had ook de Buizerd de week voor de kerstvakantie zo zijn tradities. En gelukkig hoorde daar ook muziek bij. In de eerste jaren werd er alleen muziek gemaakt vlak voor het kerstdiner terwijl iedereen bij kaarslicht binnen kwam, waarna de minimuzikanten naar hun klassen konden om aan te schuiven zodra iedereen binnen was. Een experiment om ze ook te laten spelen als de ouders later bij vuurkorflicht en glühweingloed binnen kwamen om de kinderen weer op te halen werd snel beëindigd, want het werkte de motivatie niet in de hand om de kinderen uit hun klassen te halen voor het einde omdat er al ouders over het plein aankwamen.
In plaats daarvan werd er een ander moment verzonnen voor een tweede optreden: in de middag, een echte ‘kerstmatinée’, voor bejaarden, hulpbehoevenden en cliënten van de zorgboerderij. Zelden heb je een enthousiaster publiek dan wanneer er mensen met een verstandelijke beperking bij zitten. De muzikantjes vonden dat tegelijk leuk en een beetje eng. Applaus is geweldig, maar applaus van iemand die opstaat uit het publiek en naast je gaat staan meewiegen en meezingen en heel hard in je gezicht juicht bij het applaus is toch wat confronterend. Eega en ik moesten elk jaar voor de zekerheid toch weer uitleggen dat ze niets kwaads in de zin hebben, dat het hun manier van enthousiasme uiten is, en dat het dus eigenlijk vooral een enorm compliment is. Het enige moment waarop ze van ons mochten tegenwerken: als er geprobeerd werd aan de instrumenten te zitten. Ook dat werd trouwens een jaar na het instrumentincident opgelost door bij het publiek gewoon zo veel mogelijk triangels, belletjes, claves, maracas enzovoorts uit te delen. Dát was iets wat de Crummelburgband begreep: muziek met véél geluid is leuk. Dat begrip kwam van nature, het begrip dat muziek ook mooi kan zijn als je ingetogen en gevoelig speelt probeerden we ze rond kerst bij te brengen. De opluchting waarmee de meesten na de jaarwisseling overstapten op het carnavalsrepertoire sprak boekdelen. En ik denk dat daarom Last Christmas hun lievelingsnummer was: daar mocht wel op sommige stukken lekker hard gespeeld worden.

Lieve ex-Crummelburgbanders, ik hoop dat jullie ondanks ons toch altijd plezier in de muziek gehad hebben en blijven houden.

En nou moet ik maar eens snel de scones voor bij de middagthee gaan opwarmen. Het is tenslotte kerstmis en ik begon dit blog eigenlijk om over onze laatste kerst in Wijchen te praten. Gemiste kans!

Working life

Afgelopen dinsdag was het toch echt zo ver. Mijn allerlaatste werkdag op UCCZ Dekkerswald. Slechts 3 weken na mijn 12,5-jarig jubileum blies ik de aftocht. Ik ga het missen. Mijn werk, mijn collega’s, het hele ‘wereldje’ daar. Na zo veel jaar als radiologisch laborante en echografiste aldaar voelde ik me er als een vis in het water en kon blindelings mijn weg vinden. Ik wist van de hoed en de rand en zat comfortabel in mijn witte jas. Crisissituaties, zo die er al waren, waren ook reden voor glimmende oogjes op een bepaalde manier. Niet voor niets vond ik mijn toegevoegde functie als BHV’er serieus leuk. Gooi d’r nog maar een ontruimingsoefening tegenaan en een fikkie om te blussen! Op z’n Brabants gezegd: ze maakten mij de pis niet lauw. Ik sta en stond stevig in mijn schoenen en vond het heerlijk om vooruit en mee te denken bij ingrepen en dergelijke en vragen voor te zijn. Op Dekkerswald voelde ik me goed en op mijn plek en kreeg ik de ruimte en vrijheid om mijn werk op een goede manier in te vullen en dat is een serieuze win-win-situatie. (Als tegengeluid: als ik die vrijheid en ruimte om mijn werk naar inzicht goed in te vullen niet krijg, ben ik ook niet de prettigste collega, ben ik bang. Dan word ik eigenwijs en tegendraads en ga op mijn strepen staan en wil gehoord worden. Ik kan ook best vervelend koppig zijn…) Waar ga ik zo iets weer vinden, zo’n plek waar je je collega’s blindelings vertrouwt en zij jou vertrouwen? Ooit hoop ik me weer ergens net zo in te kunnen nestelen.

De laatste weken waren de veranderingen al zichtbaar. De baas die me niet langer in de CC zet bij ‘regelmails’ maar een andere collega daarvoor uitkoos. Het op mijn handen gaan zitten bij een mail die ik voorheen, als arbo-contactpersoon van mijn afdeling, beslist niet zomaar voorbij had laten gaan maar actie op had ondernomen. Me niet meer druk maken om de aanstaande totale fusie per 1 januari met het grote Radboudumc, waarvoor nog schrikbarend veel hiaten ingevuld moeten worden en die nog behoorlijk wat onrust onder veel personeel geeft. Handjes schudden van sollicitanten op mijn baan en het inwerken van mogelijke opvolgers. Zaten trouwens best gezellige lui bij. Die afdeling blijkt toch wel zonder mij verder te kunnen 😉

Gecarameliseerde roodlof op paddestoelentapenade met in Wijchens Hittepitbier-beslag gefrituurde shii-take.

Voor mijn afscheid had ik gekozen voor een kookworkshop met mijn collega’s, en eega mocht ook mee. Bij mijn jubileum werd ik door de baas in zijn toespraak een ‘intrigerende geitenwollen sok’ genoemd. Dat klopt als een bus natuurlijk, en geheel in lijn der verwachtingen besloot ik bij mijn afscheid daarom dat de kookworkshop volledig vegetarisch diende te worden. Geen vlees, geen vis. Niet alleen voor mij, nee, voor álle collega’s. Ik zou mijn co-werkers wel eens laten zien hoe lekker je kan eten zonder de zware ecologische voetafdruk van het eten van dieren, en laten merken hoe je het vlees dan ook echt niet mist. Marcel Weber van KookCollege Wijchen had een paar mooie recepten klaar liggen en in perfecte harmonie werden de koppels gevormd en de vier gangen bereid.

Tartelettes met vers gemaakte viervruchtenjam, rood fruit en onder de brander gebruind eiwitschuim.

Prachtig opgemaakt kwamen de gangen één voor één op tafel. Tegen de tijd dat we de laatste tartelettes achter de kiezen hadden, bleken we al vijf uur aanwezig te zijn en verlieten we met een mengeling van moeheid, opgetogenheid en weemoed, en met behoorlijk volle buiken, de mooie kookeilanden. De meeste collega’s zal ik niet meer zien, maar de baas had nog een speciale smoes bedacht om het afscheid te rekken: hij was gewoon mijn afscheidscadeautje vergeten zodat hij nóg een keer gedag kan komen zeggen vlak voor ons definitieve vertrek naar Aduard. Heerlijk zijn kerstdagen besteden aan een extra ritje naar ons oude huis waar we onze laatste Wijchense kerst vieren. De collega’s stonden versteld over zoveel vernuft, hadden zij dat ook maar bedacht. Ter plekke ontstonden nog wilde plannen om gezamenlijk pakjes Wijchense roomboter naar Aduard te rijden, maar ja, wie doet dan de bereikbare dienst? Ik voorspel dat mijn collega’s hier niet uit gaan komen en dat er uiteindelijk niemand komt.

In onze nieuwe tuin staat een klein kersenboompje te wachten tot hij de grond in mag. Het is mijn zelf uitgezochte kerstcadeau 2016 van het Radboudumc-Dekkerswald. Als het boompje ooit vrucht gaat dragen zal ik bij elke terloops tussendoor gesnoepte kers terugdenken aan mijn jaren in dit ziekenhuis. Het worden vast zoete kersen.

 

Girlpower

Eega heeft het nogal druk de laatste weken met het afronden van werkzaamheden bij zijn huidige werkgever. Ik heb het ook druk, maar dan meer thuis dan op werk. Op werk is de gebruikelijke eindejaarsrust (lees: budgetten voor patiëntenzorg zijn op) over het algemeen gaande.

Als ik na een werkdag dus nog vol energie thuis kom, kan ik mij vermoeien met dozen vullen, kasten legen, spullen verzetten, mensen ontvangen die oud meubilair ophalen en hier en daar rondgaan om nieuw meubilair op te halen. Vooral voor oudste, die van een piepklein kamertje met ingebouwde bedstee naar een mega-zolder gaat, valt best wel wat op te halen. Voor haar is de zoektocht naar nieuw meubilair wel wat gecompliceerd door het feit dat haar nieuwe zolder volledig onder het puntdak ligt en ze dus amper muur heeft, vooral dak-dat-de-vloer-raakt, wat niet heel praktisch is als je bijvoorbeeld kledingkasten kwijt zou moeten.
Daarvoor hebben wij een oplossing in stijl gevonden: we gaan naar een oud huis, we pakken een oude oplossing, zijnde De Dekenkist. Ik vind, fanatiek marktplaatsend, voor oudste dochter een houten dekenkist in het dorp die niet alleen van boven maar ook van voren open kan. Hey, dáár kunnen we wat mee onder een schuin dak. Oudste en ik delen behoorlijk dezelfde smaak dus zodra ik haar de foto laat zien van de stevige en leuk bewerkte eikenhouten kist is ze meteen om. Niet voor dekens, maar voor kleding. In gedachten zien oudste en ik haar al onder haar schuine dakkie op de knietjes voor de kist zitten kleren uitzoeken. Eega is de hele week geen enkele avond thuis, dus gaan oudste en ik de kist even samen ophalen. Ik heb een polsblessure (gewoon over onze eigen zooi gestruikeld toen ik een verhuisdoos vulde, geen erg heroïsche reden dus) en heb haar hulp daarom wel nodig.

Aangekomen op het adres waar we de kist mogen ophalen gaat de voordeur op een miniem kiertje, waardoorheen ons wordt aangegeven dat we een momentje geduld moeten hebben omdat ze nog even moet schuiven voor de deur open kan. Ah. Dat belooft wat. En ja hoor, zodra de deur opent zien we daar een kist die ongeveer anderhalf keer groter is dan we op basis van de foto’s verwacht hadden. Maar ook in het ‘echie’ veel mooier. In mijn hoofd strijden een lichte paniek (oh jee, zo groot! Krijgen we dat vervoerd en getild?) en een lichte euforie (oh wauw, zo groot! Kan ze lekker veel kleren in kwijt!) om de eer het meest prominente gevoel te mogen zijn. Wie “Inside Out” heeft gezien, kan de zin hiervoor trouwens niet meer normaal lezen zonder allemaal gekleurde mini-Jiskaatjes te zien, maar dat terzijde. Oudste is vooral opgetogen en helpt de verkoopster, die zo aardig is om te helpen, met het tillen van de dekenkist in de auto. Hij schuift precies met een paar millimeter ruimte over onder het dak door.

Eenmaal thuis willen we die kist natuurlijk niet buiten in de koude auto laten. Slecht voor het hout. Bovendien wil oudste erg graag haar kleren erin gaan passen én is er toevallig net een plekje vrijgemaakt op zolder voor een kledingkast die daar zou komen, ware het niet dat de Marktplaatsverkoper last minute nergens meer op reageerde. Dat gebeurt vaker dan je denkt, by the way. Maar het positieve daaraan is dus nu dat er een plek pal tegenover haar eigen kamerdeur vrij is. Vol goede moed vatten we de koe meteen bij aankomst bij de hoorns. Ik ben de auto amper uit of ik til al met één hand en één onderarm-met-vrij-wapperende-ingepakte-pols het gevaarte samen met jongste, die de sterkste is van de drie dochters, de auto uit. Oudste, die het meer van brainpower dan musclepower moet hebben, doet een aarzelende poging te helpen maar dat lijkt meer een gevalletje wal-in-sloot te worden, dus jongste en ik tillen het ding met zijn tweetjes de trap op naar de middenverdieping. Het past maar nét door het trapgat en ik zweer je dat het ding met elke trede zwaarder wordt. Het ontlasten van mijn pols lukt allang niet meer en is naar plan B verschoven. Jongste staat nota bene onderaan alle gewicht te torsen terwijl ik bovenaan zwetend (had m’n jas ook moeten uitdoen) sta bij te sturen. En bij dat sturen gaat het mis. Op de allerbovenste tree krijg ik het voor elkaar om de kist zo te sturen dat het hele gewicht op de onderarm van jongste terecht komt. Een onderarm die al overbelast was, omdat jongste nogal fanatiek muziek beoefent en haar hobo wat te vaak en lang bespeeld had. De kreet die volgt doet mijn hart 3 slagen overslaan en daarna dubbel zo snel doorgaan, en het normale sinusritme komt pas terug als ik jongste haar vingers zie bewegen en hand zie ronddraaien en zie dat alles nog functioneert. Uiteraard stuur ik jongste meteen weg van de kist en sommeer oudste om het weer op te pakken.

Halverwege. We staan dus op de overloop op de middenverdieping, jongste heeft zich wringend langs de kist teruggetrokken, oudste doet vreselijk haar best om enige beweging in de kist te krijgen, ik heb me grootmoedig opgeworpen om nu onderaan te staan en het gewicht te dragen. Oudste krijgt de kist echter niet verder dan 2 tredes van de zoldertrap omhoog, ik kan er nog steeds niet goed onder om het gewicht te gaan tillen, en we moeten al een bocht gaan nemen. Zoals ik al vermeld had, stond oudste niet helemaal vooraan bij het uitdelen van spiermassa, dus ik zie in dat dit zinloos is. Ik roep middelste erbij. Met een ongelovige blik op de kist probeert ook zij te redden wat er te redden valt. Binnen no time zit er een vinger klem tussen kist en muur. En terwijl middelste en oudste samen de kist nog wat hoger hijsen kan ik er zowaar onder…. en val meteen met kist en al op mijn achterwerk. Niemand ziet het schaamrood op mijn kaken want ik heb het bloedheet (ik had m’n jas ook moeten uitdoen) en nog een treetje hoger kan ik wel zonder valgevaar onder de kist kruipen en de last gaan torsen. Halverwege de bocht zie ik het gevaar waarin we ons begeven. Middelste staat bovenaan, ik sta onderaan, en oudste staat… in de bocht. Waar de kist door moet. Dus tenzij ze nóg dunner wordt dan ze al is, zal ze klem komen te zitten tussen kist en muur als ze zich niet snel uit de voeten maakt. Oudste twijfelt enkele langdurige momenten of ze onder mij en kist door naar beneden duikt of langs zuslief en kist naar boven zal wringen, en kiest voor dat laatste omdat haar rug intussen pijnlijk stijf is, daarbij zus in een benauwde positie brengend. Oudste heeft nu een ware helicopterview en kan vanaf de bovenste tree monter aanwijzingen roepen hoe wij dit varkentje dienen te wassen, en pakt deze taak met verve op. We zitten dan ook nog maar een paar keer een béétje klem voor de kist met een grote bonk bovenaan de zoldertrap landt.

Ik heb inmiddels een prachtige kerstkleur gekregen, zijnde knalrood, en vraag om een momentje on-hold om mijn jas uit te doen. Terwijl mijn kleur normaliseert breng ik mijn adrenaline nog één keer in stelling voor de laatste meters, en een paar minuten later staat het ding op zijn plek. Slechts één pootje is zijn ondergeplakt anti-kras-stukje-vloerbedekking kwijt en de kist heeft geen schade, wat meer is dan we van onszelf kunnen zeggen.

Diezelfde avond schrijf ik deze ervaring van me af op mijn forum, met de zeer korte bewoording “het naar boven tillen was minder prettig, misschien had ik op eega moeten wachten”. Een toch behoorlijk geëmancipeerde vriendin reageert met “Jiska, daar zijn mannen toch ook voor.” In mijn gedachten schuift er een fantasiebeeld voor mijn ogen van mijn eega en de eega van voornoemde vriendin (zittend in rolstoel en dus nevernooitniet dekenkistentillend) die elkaar een grijnzende high five geven.

Mijn pols doet al minder pijn, dank u.

Het caviavrouwtje (spoiler: dat is dus niet Paulien Cornelissen)

Ik hou op Facebook mijn privé-tijdslijn zorgvuldig gescheiden van mijn cavia-groep. Bewust, maar daardoor kreeg ik wel wat vragende blikken én woorden wat ik nou toch precies ‘met cavia’s heb’, want een aantal van mijn lezers kreeg pas via dit blog in de gaten dat ik er kennelijk méér heb dan kooitje-koppeltje-knuffel-kaafs in de woonkamer. Goed, ik zal er dan toch wat over vertellen. Eén blog volledig over de cavia’s. En daarna gaan ze weer terug naar hun minder centrale positie in mijn blogs, maar nu krijgen ze even de hoofdrol.

Op dit moment heb ik er niet eens zo veel. Vind ik dan. Ik heb er nu 14. Vier daarvan als uiterst verwende huisdiertjes in de woonkamer en de rest zit buiten. De laatste weken heb ik via allerlei herplaatsingen het aantal teruggebracht tot een heel select mag-echt-niet-weg-groepje, dat eventjes zal moeten overwinteren in de schuur in Aduard tot de eventuele vorst ver genoeg uit de grond zal zijn om weer een ren te bouwen. Want zo heb ik de cavia’s tegenwoordig: in een grote vrije uitloopren in de tuin. Erg leuk om naar te kijken.

Als kind had ik al cavia’s. Eigenlijk moet ik daar enkelvoud gebruiken. Of enkelfout, want cavia’s mag je helemaal niet alleen houden, dat zijn groepsdieren. Ik wist niet beter en wij als kinderen hadden ouders die niet moeilijk deden over huisdieren, dus we hadden alle vier wel een kooitje op de slaapkamer staan, elk met een eenzaam huisdier. Er zijn er nogal wat gepasseerd in mijn kinderjaren, met vachten en veren, terwijl mijn ouders met liefde een even bonte verzameling vachten en veren rondom ons verzamelden. Het huis waarin mijn ouders en ‘brussen’ nog woonden toen ik als oudste pionier op kamers ging, was een grote oude boerderij met 3600 m2 grond, op de Zeeuwsch-Vlaamsche klei. De jaren dat ik daar woonde, zijn heel bepalend geweest voor het beeld dat ik nu heb van de mogelijkheden om dieren in de tuin houden. Ik was daar erg gelukkig: groente en fruit uit eigen tuin, pony’s en schapen in de voortuin (scheelt toch een boel grasmaaien), kippen, eenden en parelhoenders vrij door de tuin -en soms keuken en woonkamer- lopend (die sliepen ’s nachts trouwens 4 meter hoog in de bomen!). Uiteraard waren er ook muizen, mollen (de teckel van mijn moeder was er dol op die rechtstreeks uit hun molshopen te vangen), duiven, uilen, egels, konijnen, torenvalken (wist je overigens dat die gigantisch veel herrie maken als ze ’s morgens ijselijk vroeg voor je slaapkamerraam in een boom zitten te paren?), een flinke verzameling aan vochtminnende dieren vanwege de kreek die aan ons huis grensde, en in de winter kropen de vleermuizen de bijgebouwen in om daar in allerlei kiertjes en gaten te overwinteren.

Ik kan mij geen moment in mijn leven herinneren dat ik géén dieren had. Op een kleine studentenkamer had ik zelfs nog meerdere kooien met ratten, hamster, gerbils, en vogels. De cavia’s waren echter verdwenen na mijn kindertijd. Ik stortte mij vol hartstocht op het fokken en showen van diverse kleine knaagdieren, vooral tamme ratten, en ‘vergat’ de cavia’s jarenlang. De komst van Oudste deed mij stoppen met ratten fokken. De komst van Middelste en Jongste (die kwamen als twee-halen-één-betalen met slechts 25 minuten ertussen in ons leven) deed ook de laatste ratten uit ons leven verdwijnen. Voor mij met weemoed, eega daarentegen stak nog net niet de vlag uit. Ik denk dat hij daarom ook erg mild gestemd was toen ik aangaf, krap enkele jaren later, dat ik ‘voor de kinderen’ wel een kooi cavia’s in de woonkamer wilde. Ja ja… voor de kinderen… ik ben ze nog steeds dankbaar dat ik ze als excuus kon gebruiken.

Enfin, de kinderen vonden de cavia’s leuk, ik vond de cavia’s héél leuk, eega vond de cavia’s op zijn minst niet erg. Toen ik 1 huis later en enkele cavia’s later aangaf dat ik wel weer wilde gaan fokken en showen, stemde eega soepeltjes toe mits ik voorál niet meer terug naar de ratten zou gaan. En ik moet zeggen: daar had hij groot gelijk in. De hardcore rattenscene is niet altijd uit makkelijke mensen opgebouwd. De hardcore caviascene is, ondanks de gebruikelijke soapseries bij elke hobby waarbij bokalen en rozetten te winnen zijn, toch wat relaxter. Bovendien, detail, een rat krijgt makkelijk 12 jongen per nest en dat ook weer makkelijk 3 of 4 keer per jaar, wat betekent dat je in korte tijd voor heel veel jongen aanloop van kopers krijgt die allemaal banjerend door je huis bijna je katten of honden laten ontsnappen terwijl ze een bizar level van gastvrijheid en garanties van jou als fokker verwachten, terwijl een cavia met ongeveer 3 jongen gemiddeld en 1 à 2 nesten per jaar gemiddeld de aanloop toch een beetje beter te behappen houdt. Het fokken ging goed, de prijzenkast vulde zich, en het bracht me leuke contacten en zelfs innige vriendschappen. Mijn cavia’s zijn door heel Europa én daarbuiten verhuisd, ze zitten van Zuid-Spanje tot Rusland tot Schotland tot Tsjechië en zo’n beetje alles daartussen, en ja, dat was en is toch wel een beetje egostrelend, eerlijk is eerlijk.

Door de jaren heen veranderde er iets in mij. Het fokken bleef leuk, maar het showen ging me tegenstaan. Nadat ons privéleven wat op zijn kop kwam te staan nadat bijna drie en een half jaar geleden mijn broer een vreselijk doodvonnis te horen kreeg in de vorm van ALS ging ik, mede aangestuurd door de noodkreet van mijn broer (zijnde “Lééf, ***verdomme!”) heroverwegen wat ik nou écht belangrijk vond en waar ik nou écht nog energie in wilde steken. Ik maakte een grote ommezwaai. Ik wilde dat showen niet meer. Ik wilde niet meer de ene cavia boven de andere verheffen puur op uiterlijk. Ik deed ongeveer de helft van mijn cavia’s weg naar blije caviafokkers die ze graag ophaalden en meenamen naar o.a. Praag, St. Petersburg en Zürich, haalde de achterblijvers allemaal uit hun net-groot-genoeg-hokken die als ware caviaflats langs de wanden van onze schuur gebouwd waren, bouwde een ren in de tuin van 3.20 bij 1.65 meter en deze eyecatcher werd vrolijk ingericht met hutjes en huisjes en cavia’s. Ik besloot ook een plekje te creëeren voor 1 of 2 opvangcavia’s in nood. De lol kwam volop terug, de kinderen zaten in het begin zelfs tussen de cavia’s in huiswerk te maken, en nog steeds staan we graag een poosje stil te kijken bij het tevreden gescharrel van de caafjes. Inmiddels is al de helft van mijn cavia’s opvangcavia en heb ik plannen om straks in Aduard een nog grotere ren te bouwen (eega is akkoord, als de kippen ook maar mee mogen!!!) en vrijwel uitsluitend nog opvangcavia’s op te nemen.

Grappig feitje: zodra ik mij voorstelde op een Aduarder Facebookpagina als toekomstig medebewoner van dit mooie dorp, kreeg ik een privéberichtje van iemand die daar ook woont. Of ik haar nog kende, want ze had jarenlang met mij samen op een caviaforum gezeten en zelfs ooit cavia’s bij mij gehaald toen ze nog rond Amersfoort woonde. En of ik nog hulp nodig had bij het weg-leren-kennen in Aduard want dan hoefde ik het maar te vragen. Natuurlijk herkende ik haar nog. En natuurlijk wil ik straks met haar door Aduard lopend de weg leren kennen.
Ik zei het toch: leuke contacten, de cavia’s zorgen ervoor!

Genietmomentjes

Ik observeer bij mezelf een niet geheel verwachte reactie op de aanstaande verhuizing, namelijk een intensivering van mindfullnes-momenten.
Nou ben ik gewoonlijk niet zo van de hippe praat, en hoe ‘hot and happening’ mindfullnes ook mag zijn, het is iets dat ik al vanuit mijn kindertijd heb meegekregen en nooit zo genoemd heb. Iemand wees me erop dat ik vaak ‘mindfull’ bezig ben en zoals mij -licht wereldvreemd behalve in mijn eigen wereld- wel vaker gebeurt kijk ik een beetje wazig als iemand me een hedendaagse term naar het hoofd slingert, mompel eens wat vaags, zoek dat dan later op en denk: “Oh, is dat ‘een dingetje’ dan?” (Want dat is ook zo’n ding, alles is tegenwoordig een dingetje, dus het is zeg maar helemaal niet mijn ding om het dan ook dingetje te noemen maar we zijn nou toch hip bezig.)

Mindfullnes dus. Met de paplepel ingegoten door mijn moeder, waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Mijn moeder kon mij, zus en broers als kinderen ineens in een wandeling stil laten staan om samen aan een bloemetje te ruiken. Of naar een grappig gevormd blaadje met galappeltje te kijken. Mijn moeder kon in een haastig verlopende maaltijd ineens roepen: “Hè, wat is dit sausje lekker bij die groente”, of zo iets. Bij het ontbijt staarde ze door het raam van de keukendeur en wees ons op de prachtige rode zonsopgang, of we die wel gezien hadden. Ze kon soms zelfs ook gewoon echt niets zitten doen, de kat op schoot aaiend, helemaal in het hier en nu en het moment, genietend van het hard ronkende gespin van de kat. Zo zen als zen maar zijn kan.

img_0115
Zonsondergang bij de Hatertse hei, Wijchen

Dit vond bij mij een vruchtbare voedingsbodem. Ook ik kon en kan mensen om me heen soms verbazen, verblijden of irriteren met een plotselinge traagheid of stilstand, letterlijk of figuurlijk, als ik ineens iets moois zie of meemaak of beleef.
Sta ik in de auto ineens stil langs een weiland terwijl ik een pasgeboren kalfje nog dampend van het vruchtwater bibberend zie opstaan, of op zijn minst pogingen daartoe ondernemen. Dat kan maar net tot de volgende auto op het smalle landweggetje aankomt, maar voor zolang het duurt zuig ik het beeld in me op. Nog steeds ga ik langzamer bij een roodkleurende hemel om het beeld tot me door te laten dringen. De eerste slok van vers gezette thee, met zorg en aandacht gezet, neem ik nog steeds regelmatig met ogen dicht en smaakpapillen open. Een goed stuk muziek kan ik zo intens beleven dat ik geen idee meer heb van de tijd. Overigens, daarop aanhakend, enkele maanden geleden gingen we met het hele gezin naar Het Gelders Orkest waar maestro Jules (van Hessen) uitleg gaf over Dvoráks 9e symfonie, waarna het na de pauze in zijn geheel uitgevoerd werd. Middelste had daar vooraf niet zo bijster veel zin in, want ‘klassiek is saai’ (niet voor niets ruilde zij haar klarinet na jarenlang les en orkestspel in voor een elektrische basgitaar), maar aan het eind van het concert keek ze stomverbaasd op dat het ‘al’ afgelopen was. Ik heb met haar op de computer opnames moeten terugzoeken voor ze wilde geloven dat die symfonie echt drie kwartier duurt. Ook zij had voor het eerst volledig die ervaring gehad verloren te raken in de tijd terwijl je een concert intens beleeft.

Bijzonder mooi gedraaide boomstam. Woezik, Wijchen.

Nu ik weet dat heel veel momenten die zo normaal waren ineens ‘voor het laatst’ voorbij komen, beleef ik ook die dus heel mindfull. Nog één keer dat mooie binnendoorweggetje rijden, van Duitsland naar Nederland, en rondkijken. Extra bewust zien. Nog één keer een najaarsoogst binnenhalen op Wijchense klei-en-zand, en de dankbaarheid voelen dat je zomaar in zo’n mooie tuin je groentes mag halen. Nog één keer die bizar gedraaide stam van die absurd mooie boom bekijken die dicht bij de pluktuin staat. img_1086Nog één keer zien hoe de wilgen langs de sloten hier geknot worden. Nog één keer de sierappeltjes aan ons boompje in de achtertuin zien verschijnen (en afvallen, jammer genoeg). Nog één keer op het werk niet meteen de auto in na werk maar even stilstaan op de parkeerplaats en het bos ruiken en de spechten horen roffelen. Nog één keer naar schoonouders rijden via de zuidelijke aanvliegroute, en intens genieten van de o zo bekende route in schitterende herfsttooi en witte rijp.
Op het werk, de laatste vergadering met die groep, de laatste keer dat ik collega M zie, toevallig op mijn 12,5-jarig jubileum wat ik nog net meepakte, de laatste keer assisteren bij een neuromodulatie (of zou ik nog net één keer aan de beurt komen?), de laatste keer apparatuur calibreren en voor collega’s in de agenda zetten wanneer zij dat voortaan moeten gaan doen… alles met een mengeling van weemoed en resolute afsluiting. Een toekomstig collega van eega en toekomstig Aduarder dorpsgenote die tot mijn verbazing mijn blogs nog leest ook (hallo M!) merkte enigszins verbaasd op tegen eega toen hij begin van deze week weer in Groningen was: “Het lijkt wel alsof Jiska er echt zin in heeft, die verhuizing!”
Nou, laat ik dat nuanceren: in de verhuizing an sich heb ik niet bizar veel zin, dat is namelijk best wel gedoe en een behoorlijke logistieke uitdaging (hip! Niet van ‘probleem’ maar van ‘uitdaging’ spreken!) maar ik heb enorm veel zin in het verhuisd-zíjn. Het herinrichten, het eigen maken, het aantrekken van het nieuwe huis in Aduard als een comfortabele voorgedragen oude jas. Dat een deel van de toekomst onzeker is omdat ik bijvoorbeeld nog niet weet wanneer ik weer kan gaan werken en voor hoeveel uur dan is vooralsnog niets aan te veranderen, dus dat zet ik voorlopig van me af. Ook zo’n lievelingsuitspraak van mijn moeder die bij mij is blijven hangen: “De mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest.”  Voor nu geniet ik van het idee dat ik vanwege opgebouwde reserves twee maanden nog niet hoef te werken en dus heerlijk de tijd heb om ons nieuwe huis, Aduard en Groningen te leren kennen. Wandelen met de hondjes, fietsen in de buurt, werken in de tuin, afwisselen met huis inrichten en dozen legen.

Er zijn ook al wat dingetjes mindfull mis gegaan. Sta ik verliefd te kijken naar een nieuw opgehaalde boekenkast en me mijmerend voor te stellen hoe die in de nieuwe woonkamer staat, realiseer ik me ineens dat ik al met koken begonnen had moeten zijn, wil de geplande maaltijd nog tot de mogelijkheden behoren zonder te hoeven teruggrijpen op een supersnelle pasta. Val ik helemaal stil als ik bij de caviaren geniet van de diertjes die tevreden murmelend een pluk vers ingeworpen hooi of groenvoer naar binnen werken, om 10 minuten later op te schrikken dat ik echt naar orkest moet vertrekken. Soms is mindfullnes namelijk ook gewoon luiheid, traagheid of dagdromen, in mijn beleving. Zolang ik geen spijt heb van mijn stilstandmomentjes die soms wat veel tijd kosten, ga ik me er lekker niet schuldig over voelen. Daar heb ik namelijk echt geen tijd voor!

img_8566