Plek zat versus plaatstekort

Herfst maakt de hamster in mij wakker. Een oeroud instinct dat eten wil opslaan voor een gure winter roert zich in mij. In de koele kelder, waar plek zat is, liggen al enkele kolen winterklaar. De witte kolen zal ik binnenkort grotendeels verwerken tot zuurkool, maar okay-die-ene-laatste-witte-kool, rode kolen, koolrabi’s en savooiekolen laten zich behoorlijk goed opslaan. Spitskolen minder. Vooral niet wanneer er rupsen zijn mee gelift. Al twee keer afgelopen maand ontdekte ik tot mijn verbazing bij het openen van de kelderdeur een verdwaasd en koukleumerig koolwitje in de kelder, die daar kennelijk via een spitskool in gekomen was. Ik hamster ook alvast potten vol zelf gemaakte jam, een restant augurk en ingelegde lijsterbessen van vorig jaar staan ook nog in het gelid op een plank, maar ook een aantal gewone boodschappen staan hoog opgetast slaperig bij elkaar. Het geeft mij een zeer tevreden gevoel een volle voorraadkelder te zien.

Het herfsthamsterinstinct heeft ook de zolder van de schuur in beslag genomen. (Tussenwerpsel: wij hebben drie (!!) zolders, een vlizozolder met speelgoed, kleding, oude studieboeken en heul heul veul kerstspullen, ten tweede de ‘man cave’ van oudste, en nog een zolder op onze schuur.) Die schuurzolder is een flinke. De voormalige garage is omgebouwd tot studeerkamer, maar net niet helemaal: het achterste deel is fietsenschuur gebleven, en daar is een trap naar de zolder, over de complete oppervlakte. Ondanks het schuine dak een zee van ruimte. Omdat mijn caviaopvang nogal wat ‘whiepertjes’ huisvest die nooit meer zullen herplaatst worden, heb ik behalve 20 balen bodembedekking nu ook 10 balen hooi die trap op gezeuld. Ook herfst-oogst, wel bezien.

De heel-erg-vroeger-ooit-voordeur van ons oude herenhuis wordt niet meer gebruikt. Van buiten af zie je alleen nog aan een naadje in de muur dat daar ooit een deur zat: afgedekt en overheen geschilderd. Wij vermoeden dat dat toch ooit de meest gebruikte deur is geweest, want de nogal chique voordeur, compleet met deurrooster en glas-in-lood, werd vroeger alleen bij evenzo chique gelegenheden gebruikt. Alleen bij dopen, trouwen en sterven ging men door de voordeur, meen ik me te herinneren. Of de familie gebruikte de voordeur en de bedienden de andere deur? Kan ook. Maar misschien heb ik wel een te nostalgisch beeld en is ons huis uit ongeveer 1920 daar wel net ietsje te jong voor, hoewel de al dan niet inwonende ‘dienstjes’ volgens mij toch tot WOII nog zeker hier en daar bij gegoede lui gebruikelijk waren.
Wat een omweg ben ik weer aan het maken. Ik probeerde te vertellen dat het gangetje waar die afgedekte deur op uitkomt nog deels bestaat. Vanuit onze keuken kan ik zo een doodlopend gangetje in van maar krap 1 bij 2,5 meter, met die oude buitendeur (met brievenbus!) in de muur. Een smal gangetje dus, maar toch handig in gebruik: achterin staat een hoge vriezer tegen de muur, en aan één zijkant heb ik een uit het oude huis meegenomen ondiepe Lundia-stelling neergezet waardoor er verrassend veel etenswaren en keukenapparatuur lekker makkelijk binnen handbereik opgeslagen kan worden. Daarom heet het bij ons ‘de inloop-voorraadkast’. Dat ik er achterwaarts moet uitlopen als ik achterin de broodbakmachine pak, omdat er geen ruimte is om te draaien met iets in mijn armen, neem ik graag voor lief, want het is en blijft een verrekte handig inloopje. Hiermee verraad ik overigens dat ik tegenwoordig niet meer ál ons brood ook volledig zelf met de hand kneed en bak, omdat de verleiding van ’s morgens opstaan bij de geur van versgebakken brood ook een enorme verleiding heeft. En daarvoor ga ik toch echt niet midden in de nacht opstaan voor een tweede kneed-en-rijs en drie kwartier vroeger opstaan voor over voorverwarmen en afbakken. Dat mag die machine mooi voor me doen….

Kortom, ons huis stikt van de opslagruimtes. Waarom dan toch ‘plaatstekort’ in de titel? Okay, ik geef het toe. Ik mis mijn derde vriezer. In Wijchen had ik er drie, ja. Een in de keuken, een in de schuur die half voor ons en half voor de honden was, en een grote kist vol diverse soorten vlees voor de honden. Omdat de makelaar vond dat het huis leger dan leeg moest bij verkoop, heb ik er toen eentje helemaal leeg gehaald en weg gedaan: de vriezer waarin ik uitsluitend het vlees voor de honden bewaarde. Intussen haal ik vaker kleinere hoeveelheden voor ze, en eten ze ook vaker gemalen maaltijden (KVV, oftewel Kompleet Vers Vlees) in plaats van zelf samengestelde barf (lees hier maar wat dat is) waardoor die derde vriezer ook helemaal niet meer nodig is. Zit het tussen mijn oren dat ik die vriezer mis? Maar zeg nou zelf… er moet minimaal één la vol kunnen met zelfgebakken broden, toch? En een la vol geblancheerde groente voor de rest van de winter, toch? En die la vol vleesvervangers voor ons, je mag toch een beetje keuze hebben als je uitzoekt wat je ’s avonds wil eten…. Een la vol vegetarisch broodbeleg, kaas en boter (ja dat kan je invriezen), ook altijd handig om op voorraad te hebben. Een la vol bakjes left-overs, makkelijk als ik een keer een eenpersoons maaltijd mee wil nemen bij een late dienst, of als er een keertje iemand eerder of later moet eten. Een paar lades vol hondenvlees. Okay, misschien kan die reeënkop er zo langzamerhand wel eens uit. Kunnen ze makkelijk een volle dag op knagen.
Hm. Als ik het zo terug lees, zit het inderdaad tussen mijn oren, dat ik die derde vriezer mis. Ik geef toe, ik ben een beetje verwend geraakt. Mooi om me af en toe weer even te realiseren dat ik verrekte verwend ben, wij allemaal verrekte verwend zijn, met ons mooie, ruime, fijne huis.

100 – 99 – 98 – 97 …..

En ineens waren we de magische grens al weer voorbij: van getallen van 3 naar getallen van 2 cijfers. We zijn onder de honderd gekomen. Minder dan honderd dagen te gaan! Wat schiet het al weer op.
Huh? Minder dan honderd dagen en dan wat? Wel, Kerstmis natuurlijk! Eigenlijk had ik een blog willen schrijven op precies honderd dagen van Kerstmis, maar ja: slechts een paar uur na het publiceren van mijn vorige blog kreeg ik een fullblown hardcore griep te pakken. Nou ben ik niet echt als patiënt in de wieg gelegd. Ik zit me dan wezenloos aan mijzelf, of vooral mijn weigerachtig lijf, te ergeren. Ik haat mijn suffe gesnotter en mijn hese gehoest. Als ik iemand zie die zo ziek is doe ik mijn best uit te leggen dat diegene eraan moet toegeven, naar bed moet en vooral goed moet uitzieken, maar oh wee als ik het zelf ben en hetzelfde advies krijg: tot ieders irritatie (inclusief mijn eigen) wil ik het liefst mijn koortskop negeren en doorstampen, wat natuurlijk zo ongelooflijk contra-productief is dat ik mezelf met rollende ogen bekijkend afvraag waarom ik überhaupt deze gigadomme neiging heb.

Maar goed: ik heb de 100-dagen-grens als zielig hoopje doorgebracht en was niet in staat een blog te schrijven. Nog maar 96 dagen over om alle kerstsfeer op te snuiven! Dat lijkt heel wat, maar ja, werk, orkest (belangrijk: kaartverkoop voor ons jubileumconcert is gestart!), toneel (Elektra kruipt al in mijn huid), en tussendoor probeer ik toch ook nog verder te gaan met het leren van de mooie en interessante NGT (Nederlandse Gebaren Taal) waar ik sinds enkele maanden mee ben begonnen. Zoveel tijd blijft er dus niet over voor het bezoeken van kerstshows, kerstmarkten, kerstfairs enzovoorts. Tel daarbij op dat het noorden een beetje traag is in het opbouwen van de kerstsfeer: vorige jaren was ik in deze tijd al bij mijn eerste kerstshow geweest. Serieus, half september openen de eersten meestal al in Limburg, en daar reed ik dan vanaf Wijchen graag een uur voor in zuidelijke richting. Altijd leuk om te zien hoe Venlo en Vlodrop wedijverden om de eerste te zijn.
Ik ben ook wel benieuwd of het hier in het Noorden anders is, zo’n kerstshow. Zou het hier net zo uitbundig zijn? De Noorderlingen komen mij als wat-minder-van-de-tierelantijntjes over, wat meer no nonsense. Vorig jaar kwam ik gewoon nét te laat aan om nog een kerstshow te zien. Toen ik eindelijk toe was aan Tuinwereld Groningen kon ik nog net de dozen zien staan waarin de laatste lichtjes verdwenen. En toen ik voor het eerst in Intratuin Drachten kwam kregen we tulpen om het beginnend voorjaar te vieren en waren de allerlaatste wollen mutsen in de aanbieding.
Weet iemand trouwens nog leuke tuincentra in de regio?

Ik begin trouwens al wel weer wat zenuwachtig te worden. Tweede helft september al! Ik wil toch echt in oktober mijn traditionele Plum Pudding koken en Christmas Cake bakken. Dat doe ik al jaaaaren en is dus onze eigen, echte, genoeglijke familietraditie geworden. En wat vond ik het leuk dat mijn recepten vorig jaar bij het bekende blog Christmaholic gebruikt werden. Als je zin hebt, kan je hier vinden hoe je de Plum Pudding en de Christmas Cake bak.
Ik ben nieuwsgierig naar het verschil van vorig huis (kelderloos) en dit huis (eindelijk, een echte echte kelder!) want ik heb het vermoeden dat ik ze in de kelder véél makkelijker kan houden dan respectievelijk in de schuur en onder het bed, zoals voorgaande jaren. De Christmas Cake is nog nooit mislukt, maar de Plum Pudding is ooit een jaar niet goed bewaard geweest en dat jaar was er toch een schimmeltje op gekomen. Dat is me maar 1x gebeurd, maar de schrik zat erin en sindsdien open ik dwangmatig elke week of zo alle lagen vetvrij papier en doeken die ik om de traditioneel gekookte Plum Pudding wikkel, om te kijken of die nog goed is.
Over traditie gesproken, soms komt er een traditie bij die meteen past in ons gezin. Zoals elk jaar alle drie de kinderen iets laten uitzoeken voor in de kerstboom…. die van de weeromstuit steeds bonter wordt. De zelfgemaakte adventsslinger die ik elk jaar weer vul met lekkers en cadeautjes voor de kinderen. Half november hangt die al op, ook al mogen ze pas 1 december het eerste zakje openen: ik vind dat voorpret, de kinderen pesten, hahaha! Of die keer dat ik, midden in de zomer, bij een theeproeverij van het luxe merk Betjeman & Barton de thee “Il était un fois Noël” ontdekte en sindsdien ‘mag’ ik die van mezelf één keer per jaar bestellen en alleen rond Advent en Kerst drinken. Het daarna lege blikje lonkt jaarrond naar me wanneer ik het weer vul en geeft me een warm gevoel. Dit jaar voor de vierde keer. Dat het midden in de zomer was weet ik zeker: schoonzus Iris was erbij, hoogzwanger van nichtje Zoë. En Zoë heeft in juli haar derde verjaardag gevierd. Dus, vierde keer. Dat mag je een traditie noemen.

Nog zo’n heerlijke traditie: kerstdorpjes bouwen. Proudly presenting, sinds 2011. Elk jaar wat groter geworden. Vorig jaar kon ik niet bouwen, toen stond het huis eerst nog te koop en toen het verkocht werd wisten we al dat we op 27 december zouden verhuizen dus toen was het ook niet handig. Ik bouw namelijk altijd zeker een week lang elke dag en het opruimen kost ook een complete dag. En dit jaar wordt het nog groter! Ik heb nu meer ruimte, ik heb gratis schragen mogen ophalen kort na de verhuizing en wist toen al dat ik die kon gebruiken voor een kerstdorp. Nou nog even een plank erop. Komt die verbouwing bij dorpsgenoten en vrienden L en J toch wel erg goed uit. Ik mag er komend weekeinde een plank of oude deur uitzoeken. Vanaf nu langzaam aan wat materiaal gaan verzamelen om het dorpje aan te kleden. Ter inspiratie ga ik nog even terug genieten van mijn laatste dorpje.

Oh! En nog meer haast! Ik heb een kookboek geleend van Jamie Oliver en die moet ik nu toch echt eens gaan terug geven. Beste C en M, ik ben het niet vergeten, hij komt terug! Maar ik heb nog niet alles gelezen en blijf veel te lang hangen bij diverse inspiratiebladzijden…. Ik moet mezelf maar eens een schop onder de kont geven. Waarom is er nog maar zo weinig tijd voor Kerst?

PS Reminder aan mezelf: datum plannen voor dit uitje.

 

 

 

 

Kwakkel

Over het algemeen is mijn gezondheid uitstekend. Mijn reumatoloog vroeg zich elk jaar weer af wat ik kwam doen (jaarlijkse controle Syndroom van Sjögren), mijn huisarts kende ik in mijn vorige woonplaats meer van het samen wachten op het schoolplein dan van de praktijk, en omdat ik op mijn werk elk jaar de griepprik kreeg -even nakijken of dat in mijn nieuwe ziekenhuis ook zo is, overigens- heb ik ook al jaaaaaren geen echte griep meer gehad. Wat wel standaard is bij mij: ergens in het voorjaar, als de temperaturen oplopen, dán word ik over het algemeen een keer snipverkouden en blijf dan soms wel drie weken snotteren en hoesten, maar griep wordt het nooit.

Ik voel me dan ook danig verraden door mijn eigen lichaam op dit moment. Hey lijf: het is nog geen voorjaar! Sinds drie dagen heb ik een enorme keelpijn. Mega-irritant, want ik slik door de Sjögren al wat lastiger, en dit helpt nou ook niet echt. Jongste heeft op hetzelfde moment hetzelfde probleem gekregen en wij hebben in ons gekwakkel steun aan de herkenning bij elkaar. Vermoedelijk kregen wij het weer van middelste, die dit twee weken terug had, alleen kreeg middelste er ook even echt koorts bij en dat hebben jongste en ik dan weer niet. Echt niet. Ik ben gisteren zelfs nog even de spoedeisende hulp binnen gelopen (op mijn werk hoor, niet zomaar van buiten af) om even de thermometer te lenen en in mijn oor te steken, omdat ik even dacht dat ik koorts kreeg, maar nee.
Het zieligste is het trouwens voor oudste. Die ligt in Praag in een hotelkamer met koorts, terwijl de rest van Atheneum 5 intussen door ghetto en concentratiekamp Theresienstadt struint, wat hij na zijn bezoek aan Westerbork ook enorm graag had willen bezoeken. Middelste, die weer helemaal beter is, heeft intussen enorm veel plezier op kampeervakantie in Frankrijk met heel Havo 4, wat een enorme opluchting is omdat ze wat problemen had gehad met het vinden van aansluiting na de verhuizing.
Zelfs eega, die niet met keelpijn rondloopt, is aan de kwakkel: hij heeft een ontsteking aan zijn oogspieren. Alles kan ontsteken, dat dus ook, maar het dubbelzien dat erbij komt is wel vermoeiend voor hem.

Ik ben een aanhanger van ‘gezonde geest in een gezond lichaam’. Ik denk dat lichaam en geest samenhangen op veel manieren. Ik ben er dus ook van overtuigd dat je minder snel ziek wordt als je je goed voelt, en dat goed voelen slaat dan zowel op lichaam als op geest. Uit volle overtuiging dat dat goed voor ons gezin is, eten we zo veel mogelijk biologisch, lokaal en van het seizoen. Er staan veel mooie groene planten in de woonkamer, omdat ik dat mooi vind -goed voor de geest- maar ook omdat planten de leefomgeving en de lucht kunnen zuiveren -goed voor lijf- dus dat is een duidelijke win-win-situatie.
Sinds onze verhuizing voelen we ons beter in ons eigen huis dan in het vorige huis. Meer ruimte, meer groen, meer privacy, minder ‘gedoe’ met buren, beter slapen, frissere lucht.
Waarom zijn we dan toch allemaal aan de kwakkel ineens in september? Zou het te maken hebben met zorgen van de laatste tijd? Zorgen om het harde werken van eega, het moeilijke levenspad dat oudste bewandelt, het gebrek aan aansluiting op haar nieuwe school waar middelste tegen alle verwachtingen in tegenaan liep, de angsten van jongste voor de verhuizing omdat ze bang was voor veranderingen in het algemeen? Eega heeft altijd al hard gewerkt, oudste heeft weliswaar een moeilijk levenspad maar voelt zich juist steeds lekkerder in zijn vel, middelste stuurt enthousiaste berichten over de opstart van het schooljaar op schoolkamp in Frankrijk, en jongste die erg tegen de verhuizing opzag zegt nu dat ze eigenlijk veel beter op haar plek is op haar huidige school dan op de vorige. Dus ook zorgen zijn relatief. Hoewel de piekerijen en gedachtenbuitelingen en emotiemaalstromen om broer, die aan zijn laatste loodjes leven bezig is, er nog wel zijn.

Ik ga er nu verder niet over nadenken. Ik ga mijn volgende zakdoekje even volsnuiten, nog een pot thee zetten, en nog meer hakhoning met tijm opsabbelen. Vandaag past ziek zijn even één dagje in de agenda, morgen moet ik weer aan het werk. Wat dat betreft hou ik me aan mijn vaste adagio: geen koorts = geen ziekmelding. Gelukkig kan ik vandaag wat energie sparen voor komende dagen!

Jiska is er even niet

Soms is Jiska er even niet. In plaats daarvan is er ineens een Parisienne die in de ochtend haar croissants haalt. Of een toerist op het Zandvoortse strand. Een hippie aan de picknick. Een secretaresse wiens man vreemd gaat. Koningin Wilhelmina die vol gewetensbezwaren moet vluchten naar Londen in WOII. Mijn eigen overgrootmoeder. Ja, ik ben al in heel wat meer huiden gekropen dan alleen mijn dagelijkse Jiska-velletje. Het is zo ongelooflijk lékker om al je gêne, zorgen, gedachten en beslommeringen achter je te laten en even heel iemand anders te mogen zijn tijdens het acteren. Ik laat alles los en duik in het hier en nu, in andermans geest en lijf. Ik word iemand die ik als Jiska niet eens zou wíllen zijn. Moordenaar. Hoer. Gevangene. Vluchteling. Schizofreen. Zwerver. Ik was ze allemaal.

Mijn echtgenoot had zijn tengels van onze zoontjes moeten afhouden, dan had ik hem niet vermoord. Misschien. Nou zit ik met deze bitches in de vrouwenvleugel. Breng mij maar weer terug naar mijn cel, voor ik weer in een gevecht spring.

Van veel zang en een beetje acteren (Stella Maris showkoor en cabaret) ben ik in de loop der jaren via muziektheaterlessen (Theaterschool Hakoena) en acteerlessen (Acteren Nijmegen Nina Jilesen) uiteindelijk uitgekomen bij ‘gewoon lekker spelen’ bij Rederijkersvereniging Iovivat.

LGBTQ-activiste wordt gearresteerd en in de gevangenis gegooid in Rusland. Die kleren kon ik daarna weggooien en het stof kwam nog 2 dagen uit alle lichaamsgaten tevoorschijn, maar wat een schitterende locatie was deze verlaten fabriek waarin enkele scènes van de film Zaak 32A opgenomen werden. En wat een toeval dat ik wéér een gevangene speelde, nog geen half jaar na bovenstaande foto.

Oh, ik heb tussendoor nog wel wat anders geprobeerd. Een TV-film, Zaak 32A: dat was een hele andere ervaring dan in het theater of op straat staan. Een ervaring die mij -behalve een obscuur verstopte vermelding op de IMDB– vooral ook de zekerheid gaf dat ik liever on stage acteer dan in een speelfilm.
En twee audities voor producties waarvoor ik zelf aan de slag moest met materiaal zonder een docent om op terug te vallen. Ook een mooie ervaring, als je het helemaal uit jezelf moet halen, maar soms is een blik van buiten af behulpzaam. Vooral als je zo’n type bent zoals ik ben, namelijk helemaal uit je hoofd vol erin en voorál niet jezelf van een afstandje tijdens het acteren gaan analyseren. Voor een van beide audities zocht ik dan ook hulp van acteervriendin C, die mij een avond lang de voor de auditie verplichte monoloog liet spelen en aanwijzingen gaf. Diep doken we in de psychologie van mijn personage, een zwerver in een grote stad die overigens steeds gestoorder en gekker en psychotischer werd naarmate ik hem vaker speelde. Zo bedachten wij dat deze man grip op zijn leven probeerde te houden door te vluchten in de alcohol. Aan het begin van mijn auditie zou ik wakker worden op de stoep, me kreunend roeren onder mijn gescheurde dekentje, en dan zou een lege wijnfles van mij weg moeten rollen richting de regisseur en producent waarvoor ik auditeerde. Aangezien ik zelf geen alcohol drink, had ik een fles van acteervriendin C gekregen, die kennelijk precies de juiste vorm en dosis geluk had, want bij de auditie lukte het wegrollen fantastisch en de fles kwam schitterend op de voorgrond tot stilstand, met het etiket naar boven, bijna voor de voeten van de regisseuse. De hele auditie lag hij daar. Aan het eind van de auditie, nadat ik me had afgevraagd hoe ik aan wolven in astronautenpakken moest uitleggen dat mijn voeten messen waren geworden die als wortels erom smeekten om opgenomen te worden in de aarde onder de straattegels (ik zei het al: de man was wat psychotisch) eindigde de auditie in muziek en terug onder mijn dekentje kruipen. Daarna kon ik pas opstaan om de fles te pakken, waarover ik tijdens mijn auditie overigens nog een keer bijna gestruikeld was.
Het etiket dat al die tijd in zicht had gelegen maakte overduidelijk dat het hier om goedgekeurde, ecologisch verantwoorde, Max-Havelaar-linksdraaiende-geitenwollen biologische wijn ging. Die zwervers van tegenwoordig! C en ik hebben er nog smakelijk om kunnen lachen achteraf.

Sister Act. Ja, die wijwaterkwast met -vat: dat is inderdaad een met goudverf overgespoten emmertje met WC-borstel.

Ik was even bang dat ik na mijn verhuizing het acteren misschien zou moeten opgeven. Maar nee, ik ben in een warm bad terechtgekomen van enthousiaste, luidruchtige, bijzondere mede-acteurs na mijn toelating in Iovivat. Een van de leden is een heel bijzondere bewerking van de Oresteia aan het herschrijven en ik ben zo ongelooflijk blij dat ik met nog 7 Iovivat-leden mij mag onderwerpen aan zijn eindwerk van zijn regie-opleiding. Binnenkort kruip ik in een geest waarin ik sinds mijn examen Grieks niet meer gedoken ben: Elektra. Van 9 tot 18 februari maar liefst zeven keer op te voeren, en wat heb ik er ongelooflijk veel zin in. Ik ga er niet te veel over verklappen: jullie moeten het gewoon komen bekijken. Ik ga er te zijner tijd vast nog meer over vertellen!

Eerste optreden met Iovivat waarbij ik meedeed: het samenvoegen van de gewesten Middag en Humsterland en het symbolisch weer in gebruik nemen van de oude kanonnen. De dreigende wolken hielden hun nattigheid keurig binnen tot na ons optreden! 

Het is begonnen

Knoflook na oogsten even laten verleppen, maar nog niet laten drogen. De slappe stelen kun je makkelijk vlechten. Dan verder laten drogen, de stelen worden nu bros en hard en de vlecht valt dan zeker niet meer uit elkaar.

Eindelijk, het is weer zo ver: het hamsteren begint. De oogst wordt verwerkt, de voorraden aangevuld. Een van mijn lievelingsperiodes in het jaar (winter en vooral Kerstmis daargelaten, uiteraard).
Op de een of andere manier associeer ik dat hamsteren van oogst altijd met de herfst, terwijl ik toch echt ook wel in de zomer alvast wat wegberg voor later. Een gekregen kistje sperziebonen werd dankzij mijn dehydrator wéken terug al een doos knipselbonen (Gronings recept, lees hier maar). Een vers geplukte zak snijbonen die ineens overtollig bleek omdat ik een savooiekool van mijn ouders’ tuin kreeg ligt geblancheerd in de vriezer. Evenals twee bakken spinazie, die sneller dreigde te verleppen dan ik ingeschat had, en de verse sla moest toch ook nog op dus eerder eten was niet handig. Weggooien is zonde, dus hup de blender en daarna vriezer in. De knoflookoogst is allang in nette vlechtjes verwerkt en de jaarvoorraad van de aromatische bolletjes hangt in de bijkeuken naast de CV-ketel (lekker warme droge lucht!) aan een kleerhanger te drogen. Er staat lekkere, qua smaak wat aan boekweit en amandel herinnerende moerasspireagelei in de kelder.

Waarom ik toch nu ineens die het-is-zo-ver-associatie krijg komt omdat ik de eerste herfstpaddenstoelen verwerkt heb. Tijdens een dagje uit met oudste zagen hij en ik ineens dat er bij de uitgang van Herinneringscentrum Kamp Westerbork heel wat paddenstoelen groeiden in de vochtig ruikende, bosrijke omgeving van de parkeerplaats.

Links eekhoorntjesbrood, rechts heksenboleet.

Een veld vol echte cantharellen, pal naast het entreegebouw, die echter op de rode lijst staan en niet geplukt mogen worden. Veel wildplukkers trekken zich daar weinig van aan (en terecht, want paddenstoelen plukken is NIET schadelijk voor het voortbestaan: het levende deel, het mycelium, zit onder de grond) maar aangezien het personeel hier elk moment kon langskomen waagde ik me daar maar niet aan. Oudste en ik vonden echter ook nog een aantal mooie boleten: eekhoorntjesbrood en heksenboleten verdwenen in onze tas. Wat erg grappig is aan de mooie roodgesteelde heksenboleet is dat die bij doorsnijden acuut aan de binnenkant van mosterdgeel naar indigoblauw verkleurt. Mocht je er ooit een vinden, probeer het maar eens.

De avond ervoor had ik geblunderd met het maken van de mayonaise (te lang geklopt, de emulsie scheidt zich dan weer en al ingedikte mayo wordt weer dun) en om dat te verhelpen moest ik opnieuw beginnen. Op zich leuk klusje, nieuwe mayonaise maken. Altijd mooi, dat magische moment dat allemaal vloeibare ingrediënten ineens een dikke, lobbige substantie vormen. Toen dat weer gelukt was kon ik de te dun geworden mayo daar in een straaltje in laten lopen tijdens het kloppen. Gelukt, maar toen zat ik wel met 3 potten mayo tegelijk. Dat kwam nu ineens mooi uit: één van de potten kreeg een royale schep boletenpoeder en smaakt nu precies als truffelmayonaise. Paddenstoelen drogen namelijk heel makkelijk, en al na één nachtje dehydrator had ik de Westerborkse oogst tot boletenpoeder kunnen vermalen.

Nog zo’n najaarsassociatie: het verwerken van de pruimen. We hebben 2 pruimenbomen. Eerst dacht ik nog dat de een vast wel een zaailing van de ander zou zijn, maar nee: achter in de tuin staat een groene Reine Claude, voorin op het terras een pruim waarvan ik bijna zeker ben dat het een Viktoria is.

Helaas, de Reine Claude is erg hoog uitgegroeid, de vruchten zitten ook voornamelijk bovenin (metertje of drie, vier van de grond…) en ik krijg de pruimpjes niet goed geoogst voor ze vallen. En als ze eenmaal vallen zijn ze al zacht en… bewoond. Jakkes. Ik denk dat ik de boom in het najaar maar eens héél flink ga terugsnoeien, dan heb ik over een jaar of twee misschien weer pruimen die dan wat lager groeien. Want zo hebben we er ook niets aan, zo jammer. Op het terras is een geslaagdere oogst qua pruimen te vinden. Dankzij een ervaringsdeskundigentip pluk ik ze er al af vóór ze volledig gekleurd zijn en laat ze binnenshuis onder een doek verder rijpen, zo blijven de wespen eraf. Voor de wijsneuzen: ja, die ene al helemaal gekleurde op de foto overviel mij ook, slechts 2 dagen na de vorige plukronde al rijp! De eerste oogst werd verwerkt tot heerlijke pruimen-custard-flapjes, waar ik en passant ook nog in zelfgemaakte vlierbloesemsiroop geweekte rozijnen doorheen deed. Deze flapjes deden het behoorlijk goed op de zeventiende verjaardag van oudste 🙂

De tweede oogst ging met mijn ouders mee en daar krijg ik een potje jam van retour. De derde oogst werd thuis verwerkt tot jam en de vierde oogst ligt nu op tafel te rijpen.

Oogsten maar!

Ik hou ervan om bij het maken van jam altijd een smaaktwist toe te voegen. Zo maakte ik vroeger al eens na een tip van mijn moeder pruimenjam van Opal pruimen met lavendel erdoor. Bramenjam met speculaaskruiden is ook al jaren een hit bij ons thuis. Perenjam met gember. Bananenjam met rum. Appeljam met kaneel en rozijnen (okay, die ligt nog best voor de hand). Bessenjam met port. Marmelade met kokos. Vijgenjam met chocolade. Het is allemaal gepasseerd. Ik had zin om wat nieuws te verzinnen, en besloot dit keer een flinke schep peperkoekkruiden door de pruimenjam te doen. Of het gelukt is? Geen idee. Ik vul gewoonlijk de potjes, en dan is er altijd wel een beetje wat overblijft. Dat gaat in een bakje de koelkast in en wordt al vrij snel geconsumeerd. Helaas, deze keer was het bizar goed uitgemikt: exáct vijf potjes vol. Tja. Nou eerst maar even die andere zes jamsoorten die al open staan in de koelkast opmaken voor we deze mogen proeven….

 

Currently living in a fictional world

Ooit gaf ik eega een grote mok cadeau met de tekst: “Shut up, I’m reading.” Het was een instant hit… bij de kinderen. Eega heeft nog een poosje geprobeerd hem voor zichzelf te houden door hem op zijn bureau te zetten, maar zodra de mok richting afwas ging werd hij acuut ingepikt door met name onze jongste, een enorme boekenwurm. Toen jongste enige tijd later in een boekwinkel in precies diezelfde serie mokken er eentje tegenkwam met een andere tekst, aarzelde ze niet en kocht hem.

Een instant hit… bij mij. Want ‘living in a fictional world’ is voor mij precies wat boeken lezen inhoudt. Het zal wel een vorm van escapisme zijn, maar van jongs af aan werd ik gegrepen door het gevoel even ergens helemaal anders te zijn tijdens het lezen. Sprookjes, zo begon het. En zeg nou eerlijk: als kind krijg je bijna vanzelf mee dat boeken heel vaak over andere werkelijkheden of andere werelden gaan. Thea Beckman, Roald Dahl, Jan Terlouw, Michael Ende, Beatrix Potter en Godfried Bomans tilden mij uit mijn dagelijkse werkelijkheid in mijn basisschooltijd. Omdat ik in die tijd enorm gepest werd, had ik daar denk ik ook behoefte aan, maar nadat het pesten ophield, is het lezen nooit meer opgehouden. Daarna dook ik namelijk volledig in de mythen, sagen en legenden, omdat ik op de middelbare school in de onderbouw meteen kennis maakte met Grieks en Latijn en me volzoog met de klassieke cultuur. Iets wat ik nu in jongste ook herken.

En toen maakte ik in de bovenbouw, via de verplichte leeslijst Nederlands (die ik helemaal niet zo’n verplichting vond, overigens) kennis met het magisch realisme. Báf. Fan-tas-tisch. In de lunchpauze zittend op de trap, boterhamtrommel naast me en boek in de hand liep ik met Joachim Stiller mee. Ik denk dat ik een van de weinigen van mijn generatie ben die nog alles van Hubert Lampo gelezen heeft zonder daartoe verplicht te zijn, want eerlijk is eerlijk: als ik er nu op terugkijk is het best taaie kost, hier en daar. En lang niet alles was zo goed als zijn Joachim Stiller. Tip van mij aan de hedendaagse lezer: niet doen. Zijn meest bekende boeken zijn niet voor niets zijn meest bekende boeken…. Probeer dan liever Chaim Potok, of zo, van hem zijn alle boeken de moeite waard.

Via deze omzwerving kwam ik terecht op mijn uiteindelijke voorliefde: fantasy-literatuur. Tolkien stond tijdenlang op eenzame hoogte op nummer één. Ik las de Hobbit en de drie delen van In de Ban van de Ring inmiddels zo vaak dat ik de tel ben kwijt geraakt. Alles van Raymond Feist. Wat Terry Pratchett. Bijna alles van Markus Heitz.

Toen ik zeventien jaar terug in het kraambed lag van oudste, vroeg zus welke Potter-delen ik al gelezen had, zodat ze me er een cadeau kon doen die ik nog niet gelezen had. “Ik heb alles van Beatrix Potter al”, antwoordde ik, waarop zij in Schotland -waar ze toen woonde- bijna van haar stoel viel van het lachen en van verbazing. Kenden wij in Nederland dan Harry Potter nog niet? Er waren al drie boeken van uit and still more to come! Nee, die hype was toen nog niet overgewaaid. Als een ware fan van het eerste uur heb ik dus de eerste twee delen, rechtstreeks vanuit de UK naar mij verzonden, in het Engels gelezen. Kort daarna brak de Pottergekte inderdaad ook in Nederland door en had ik het voordeel dat ik álle delen daarna nog vóór de gemiddelde Nederlander las, omdat ik niet op de Nederlandse vertaling hoefde te wachten. Later heb ik ze trouwens nog wel in het Nederlands bij gekocht, om voor te lezen aan de kinderen. Het sloeg bij hen alle drie aan en ook de films waren lang favoriet. Beter dan dag in dag uit de Teletubbies!

Zomaar een werkdag, in de OK komen een bevriend anesthesiologe en ik erachter dat we onze voorliefde voor Fantasy delen. Ze raadt me Terry Goodkind aan, en al terwijl ik zijn eerste boek van de veeldelige Wetten der Magie-serie lees ben ik haar dankbaar voor de aanbeveling. Ik heb de hele serie pas twee keer gelezen, dus daar kan ik nog vaak plezier aan beleven.

 

Op dit moment heb ik vakantie. We gaan niet weg (het vakantiebudget staat naast het huis in de vorm van een tweedehands Prius, eigen schuld dikke bult, had ik mijn vorige Prius maar niet total loss moeten rijden) en ik gebruik de tijd om heeeeel veel te lezen. Daar komt het anders minder vaak van dan ik zou willen. Nou ja, lezen doe ik natuurlijk veel. Emails. Facebookstatussen. Mijn eigen forum. WhatsApp-berichtjes. Aanvragen en verslagen. Maar het echte boeken lezen…. veel te weinig. Dus heb ik nu een zeer welbestede vakantie. Afgelopen week stortte mijn huis in bij een aardbeving, werd ik achterna gezeten door een holenleeuw, leefde bij een groep neanderthalers, kreeg een kind, richtte een grot in als huis in een vallei met wilde paarden, reisde mee met twee cro-magnon broers en sloot vriendschap met wilde dieren. En ook al las ik deze serie al veel vaker, ik geniet er weer volop van.

Ja, dat doet me weer naar het boek naast me grijpen. Ik laat me door Jean Auel weer even 35000 jaar terug in de tijd leiden en pak nog een deel van De Aardkinderen. Currently living in a fictional world.

Grut

Al van kinds af aan heb ik het opgroeien van jong dierenspul prachtig gevonden. In mijn jeugd bijvoorbeeld de konijntjes in de achtertuin, de cavia’s in de slaapkamer, de guppies in het aquarium, de zebravinkjes in de woonkamer, de lammetjes in de voortuin, de kippen naast het huis en de agapornissen in de TV-kamer. Mijn ouders hielden het behapbaar houden van het dierenbestand in de gaten, en naar mijn gevoel was het nooit té veel, maar we hadden wel altijd beduidend meer dieren dan gemiddeld. Geen wonder dat ik in mijn studententijd al snel een kamer vol dieren had, en ook daar kwam jong grut bij. De garnalencocktails die muizen, ratten, gerbils, hamsters, exotische knaagdieren en konijnen produceren zien er in eerste instantie niet appetijtelijk uit, maar al snel komen de donsjes erop, neemt de gelijkenis met garnalen af, en wordt het aandoenlijk.

Pasgeboren caviaatje

Als huisdier gehouden knagers werpen bij hun bevalling dus meestal blinde, kale, roze wormpjes eruit. Zo niet de cavia. Daar komen kant en klare miniversies uit, die meteen rondkijken, mee eten en waggelend rond lopen. Ze zijn dan ook bizar lang zwanger voor zulke kleine diertjes, maar goed, dan heb je ook wat.

Jarenlang was ik caviafokker. Tot een paar maanden voor de verhuizing. Inmiddels heb ik de caviaopvang en fok ik niet meer. We genieten dan ook extra hard van een nestje caviagrut van vrienden die nog wel caviafokkers zijn. Een nestje dat hier geboren is en mag opgroeien: wij zijn ‘kraamhotel’. Het kleine spul mag een maand lang in onze woonkamer tienerproof, hondenproof en drukteproof worden getraind. Een taak waar de kinderen en ik ons op storten. Het zijn net kleine piepbeestjes, alleen hebben deze een beduidend uitgebreider vocaal repertoire. De interactie tussen mama caaf, tante caafs, ome castraatcaaf en de kleintjes is ontzettend leuk om te observeren. Wij lagen bijvoorbeeld in een deuk om de verbijsterde reactie van tante caaf Marigold, toen de baby’s probeerden of Marigold óók melk geeft.

Mama Melkbar.
Knuffeltijd

Beste vrienden uit ‘de kop van de Nederlandse Leeuw’, lezen jullie dit? Dan speciaal voor jullie een oproepje.
Aanbieders: mama cavia en drie baby’s.
Aanbod: knuffeltijd.
Gevraagd: knuffelaars.
Doel: nóg tammer maken.
Neem even contact op wanneer jullie komen knuffelen. En ja, dit aanbod geldt óók voor 18+.

Wij zijn alvast aan de slag. Wij gaan wel met schaamteloze voorkeur het zeugje (meisje) uit het nest extra vaak pakken. Haar broertjes (de beertjes) zullen als ze een maand oud zijn verhuizen. We zullen ze missen.

Minerva McGonagall

Het zeugje blijft hier bij haar mama wonen, en heeft de klinkende naam “Minerva McGonagall van de Pieperacademie” gekregen. Een échte Harry Potternaam, omdat haar moeder “Lavender Brown van de Pieperacademie” heet. Ook een Potter-naam. En luitjes, dat stelt nog niets voor vergeleken met de namen die de cavia’s uit mijn “Caviastal Lothlórien” vroeger kregen…. wat dacht je van “Lothlóriens Bridge over Khazad-Dhûm” of “Lothlóriens Emyn-nu-Fuin” of “Lothlóriens Forest of Fangorn”? Dan zijn deze namen toch aardig ingehouden, nietwaar?

Zwartje houdt toezicht.

Een van de tante caafs voelt zich trouwens aardig achtergesteld nu. Zij heeft de naam gehouden die ze al had toen ze in de opvang kwam: Zwartje. Je wil niet weten hoeveel zwarte cavia’s Zwartje heten. Normaal zou ons gezin vol creatieve breinen daar wat anders van maken. Wij hadden echter de enorme pech dat ze zowaar lúisterde naar haar naam en dus niet meer omgedoopt kon worden. Wat ze wel voor elkaar heeft: het omgekeerde. Want wij luisteren nu ook naar haar. Als zij goed hard piept, komen wij eraan met groenvoer, aaitjes, nieuwe brokjes, hooi of kruiden, al naar gelang wat we denken dat ze ons toe gilt. Laten we hopen dat zij dat de jongen niet aanleert. Maar ja, Zwartje kennende gaat ze dát deel van de opvoeding Lavender uit de pootjes nemen. Heeft Jack Frost, de castraat, straks nog meer werk om zijn damesharem in goede banen te leiden (lijden?).

Het grut volgt mama en leert zo wat ze wel en niet mogen en kunnen.

Ik doe intussen al twee dagen over dit blog… ik zit steeds kleintjes te kijken. Weet je wat, kom maar zo snel mogelijk live bewonderen.

PS Kunnen jullie je herinneren dat ik al 2x in dit blog verzuchtte dat ik hier in het noorden geen ooievaars meer zag en dat ik die wel miste hier? Wel, die beesten kunnen lezen, denk ik. Volgens mij hebben ze massaal staan wachten en zijn ze met een hele club tegelijk die babycavia’s hier komen afleveren. Afgelopen anderhalve week zag ik er al tien. Ze hebben vast onderling gevochten wie die drie baby’s mocht dragen.

Ze verzuipen nog bijna in de voerbak, maar ze proberen al brokjes mee te eten.

Pef toen!

Pef toen. Wij zeggen het nog steeds thuis. Jongste wilde vroeger, zodra ze kon praten, altijd alles ‘pef toen’. Vertaling: ‘zelf doen’. Klinkt die onlogisch? Kan je nagaan hoe lang we erover deden uit te vinden wat ze bedoelde toen ze in een peuterpuberdriftbui ons maar niet duidelijk kon maken wat ze wilde toen ze steeds driftiger en nijdiger om ‘pez’ vroeg, toen wij op vakantie de kinderen vroegen waar ze zin in hadden. Wij dachten dat ze Pez-snoepjes wilde maar oh nee… dat was het niet. Het ging om ‘chips’ (wij zien de link ook niet). Inmiddels is ze 14 jaar en nog elk jaar krijgt ze met pakjesavond minimaal één verpakking Pez-snoepjes en kunnen we er weer smakelijk om lachen met zijn allen.

Ik hou dus ook nog steeds van pef toen. In de tuin, bij de dieren, en in de keuken, wel te verstaan. Dus toen ik een doosje vol dadels cadeau kreeg, wilde ik daar meteen pef toen mueslirepen van maken, want met dadels plakt alles zo lekker aan elkaar en hoef je het niet te bakken.

Alles werd klaargezet, dan kan ik straks lekker doorwerken.

Alle ingrediënten op een rij.

Als je het ook wil maken, ik gebruikte:
* 500 gram ontpitte dadels
* 300 gram havermout
* ergens tussen de 350 en 400 gram gemengde zaden, pitten en noten
* 6 flink volle eetlepels honing, harde honing want dan stollen de reepjes beter
* evenveel pindakaas als honing
* eetlepel tahin
Nou zijn mijn recepten vaak voorzien van veel ongeveer, plusminus en achproefmaargewoon, dus varieer je maar suf.

Ik mengde eerst mijn eigen muesli. Het merendeel van de havermout mengde ik met hennepzaad, pompoenpitten, gehakte paranoten, zonnebloempitten en hazelnoten. Vorige keer maakte ik ze met amandelen maar die had ik even niet meer in huis. Een variant met pecannoten en walnoten staat trouwens ook nog op de verlanglijst, dat wil ik volgende keer maar eens proberen. Met misschien een deel van de dadels vervangen door rozijnen…. mijn inspiratie vliegt er al weer vandoor. Focus! We zijn nu hier bezig.

Daarna een plakkerig klusje: alle dadels ontpitten. Het achtergehouden handje havermout deed ik erbij en dat werd flink gepureerd. De derrie die je dan krijgt ziet er nog niet heel appetijtelijk uit, maar dat komt nog wel. Dit is echt super taai plakkerig spul, en dat houdt de mueslirepen straks mooi bij elkaar. De havermout die ik erdoor deed maakt de ‘dadelcement’ nog wat steviger. Ik schepte de hele boel op de gemengde muesli.

Tijd voor de derde component. In een pannetje gingen de honing, pindakaas en tahin. Trouwens, je kan ook notenpasta gebruiken. Zoals ik al zei: varieer je gek. Mijn pindakaas bevat overigens zeezout, en tahin maakt het ook wat zout. Als je dat niet gebruikt, zou ik persoonlijk wat zout toevoegen bij een van de onderdelen.

Dit werd gesmolten en als een enorme naar pinda ruikende kneedbare bol bij de rest gevoegd.

Daarna het plakkerigste klusje van al: kneden. Als je er onbeschermd en onvoorbereid in duikt zitten in no time je handen bedekt met een taaie laag smeerbare mueslireep. Mijn tip: eerst even met een siliconenspatel zo veel mogelijk door elkaar werken. Daarna met één hand kneden (dan heb je er nog eentje schoon om de kraan open te doen als je daarna je hand wast) en als je die ene kneedhand ook nog eens nat maakt blijft er niet zo heel veel meer over om later met je tanden van je handpalmen te schrapen.

Alles in vormen geprakt: ovenschalen bekleed met bakpapier

 

Het hele gebeuren is in de vorm een nachtje de kelder in gegaan (koelkast was vol). Je kan het in elke vorm snijden. In mijn ervaring bewaar je ze het best tussen laagjes bakpapier, in een afsluitbare doos, in de koelkast. Lekker, die pef-toen-mueslirepen! 

De voorraad voor komende weken.

“It’s always tea time!” Mad Hatter, Lewis Carroll

Ik ben anglofiel.

Zo. Dat is eruit. Ik ben dol op Engeland, maar ook Schotland kon me zeer bekoren, en ik hoop ooit Wales en Ierland nog in persoon te gaan bezoeken. Sommige typisch Engelse dingen passen ook perfect bij mij, hou ik van, vind ik prima of zijn evengoed typisch Jiska. Zoals thee drinken. Okay, toegegeven: de Engelse mondsamentrekkend gigasterke thee die verdund wordt met melk: niet helemaal mijn ding. De hoeveelheid thee waarmee zij één pot zetten, doe ik er vier of zo.
Ik heb wel net als de Britten een haat-liefde verhouding met tea bags. Eigenlijk wil ik alleen loose leaf drinken. Maar ja, als ik op mijn werk ben, pak ik toch wel dat zakje. Ik zie mezelf daar nog niet met losse thee aan de slag. En zo gaan er toch heel wat zakjes door, ook al belijd ik al een hele tijd dat ik liefst alleen loose leaf drink. Oeps!

Thee is bijna het enige dat ik drink. Thee, water, en af en toe een melkvervanger bij de lunch. Saai? Nee. Nooit. Ik ben namelijk niet zomaar een gedachteloze theetjesslobberaar. Even snel achterover klokken en door… no way. Tea is a way of life. Ik hou van het ritueel van het zetten: het zijn rustpunten op de dag. De voorpret van het uitzoeken van de smaak. Meestal een zwarte thee, of een oolong. Soms een witte thee of groene thee. Zelden kruidenthee en nóóit rooibos. Die laatsten zijn ook helemaal geen echte thee, maar ‘infusies’. Wie daar meer over wil weten breekt me gerust eens de bek open, maar nu verder.

De theetafel. Eigen plekje centraal in de woonkamer.

Ik speel met de watertemperatuur bij het zetten: onze waterkoker is speciaal vanwege het feit dat ik zo’n theefanaat ben instelbaar qua temperatuur. Hoe heter het water, hoe meer zware en intense en aardse en kruidige smaken er vrij komen (wat ik meestal lekker vind), maar hoe meer je moet uitkijken voor ‘het bittertje’ bij te lang trekken. Hoe minder heet het water, hoe meer de zoetere, bloemige en milde smaken overheersen. Ook de trektijd varieer ik wel eens, uit nieuwsgierigheid. Eén en dezelfde thee kan me zo blijven verrassen!

Een blik in de theekast. Of eigenlijk theekist, want het is een van een extra plankje voorziene oude dekenkist. Theekoppen, filters, extra ingrediënten, theemaatscheppen, tea-nerd-stuff zoals theewaterthermometer, en uiteraard een hele mand vol blikjes met theesoorten.

 

Ik heb het serieus geprobeerd hoor: wijn, koffie… kennelijk ‘hoor’ je dat als volwassene te kunnen en willen drinken. Nee, dat doe ik dus niet. Even wennen, zeggen ze: bij mij wende het nooit. Ik glimlach vriendelijk en bedank netjes als ik een flesje wijn cadeau krijg, zoals toen ik afgelopen woensdag bij de Toyota-garage m’n nieuwe Prius ophaalde, maar eenmaal thuis geef ik hem snel af en is eega er blij mee.
En de leeftijd dat ik me ongemakkelijk voelde als ik moest zeggen: “Eigenlijk niet, nee” als iemand heel aardig vroeg: “Lust je een bakje koffie?” is ook al ruim voorbij.

Dit mandje met blikjes werkt geweldig om mezelf een beetje in toom te houden. Er kunnen zo veel losse theetjes gekocht worden als er in de blikjes passen, daarna moet ik gewoon op mijn handen gaan zitten en theewinkels en -sites links laten liggen!

Ik zou hier nog erg lang over kunnen praten, maar ik wil op tijd naar bed. Zodat ik morgen fris ben na de 2 uur durende rit naar het Dutch Tea Festival. Ja, het bestaat: een Festeaval. Afgelopen maanden heb ik mezelf bedwongen en leeg geraakte theeblikjes niet meteen opnieuw gevuld. Ik heb spartaans met de steeds kariger wordende variatie (nog maar 12 losse theesoorten!) geleefd, toelevend naar het Festeaval. Morgen mag ik hélemaal los en mogen alle lege blikjes weer inhoud krijgen. En nog leuker: moeder, oudste dochter en één of twee schoonzussen erbij. Bestaat er een perfectere familievrouwendag?

Tweede kans, mijn eerste gedachte

Opgroeien in de jaren ’70 (en eerder ook, uiteraard) betekende dat het doodnormaal was dat je kleding doorgeschoven kreeg en na gebruik verder doorschoof. Ik had het geluk de oudste van vier te zijn, en op af en toe wat nichten/buurmeisjes/vriendinnen/viavia-kleding na droeg ik veel nieuw gekochte kleren, maar mijn zus heeft toch wel wat afdragertjes van mij gehad. Daaronder kwamen weer twee jongens, die dezelfde combi maakten qua hergebruik. Eenmaal halverwege de jaren ’80 aangekomen waren zus en ik als eersten kleedgeld-rijp en kwam het niet in me op om in tweedehands winkels te gaan zoeken. Later vroeg ik me wel eens af waarom, maar mijn jongere ik legde denk ik de connectie: nieuw koop je, tweedehands krijg je.

Het duurde tot mijn studententijd tot ik de tweedehands kledingzaken ontdekte. Allereerst geboren uit pure en authentieke studententekorten in de portemoleeg schoof ik nieuwsgierig de plaatselijke Kringloopwinkel binnen. Daar ontdekte ik tot mijn vreugde dat mijn wat ouderwetse en uit de toon vallende kledingsmaak, die in de sixties niet misstaan had, daar ruimschoots bevoorraad kon worden. (Nee serieus, toen ik jaaaaren later een hippie moest spelen in een Aquarius-and-Let-the-sun-shine-optreden met Theaterschool Hakoena was ik volgens mij de enige die niets hoefde te kopen maar alles uit de kast kon trekken. Inclusief de knaloranje ‘Jiska tegen Terrorisme’-button…. En ik meen me te herinneren dat ik zelfs nog een aantal medemuziektheaterbeesten van kleding en accessoires voorzag.)

Anyway, ik begon dus te zien dat mijn wat eigenzinnige kledingsmaak beter tot zijn recht kwam in de Kringloop. Het werd dan ook al snel mijn eerste keuze als ik kleding nodig had.

Langzaamaan ontwikkelde zich in mij een groen besef. Misschien een restje hippiegeest, je weet maar nooit, maar in mijn studententijd (die wegens studiestapelen vrij lang duurde) begon ik pas een beetje door te krijgen hoe precair Moeder Aarde er aan toe is. Ik maakte een van de beste beslissingen in mijn leven door vegetarisch te worden, met lieve steun van eega die toen nog mijn verloofde was. Een combinatie van gezondheidsredenen en milieubesef. Heel hard geholpen door 3x zakken voor mijn rijexamen, plus de groeiende weerzin tegen de files die ik ’s morgens passeerde waarbij in bijna elke vrijwel stationair draaiende stapvoets gaande auto maar één poppetje leek te zitten, besloot ik de rest van mijn leven autoloos te blijven reizen. Er bleek zeker 10 jaar later een tweelingzwangerschap voor nodig zijn om me daar weer vanaf te krijgen.

Inmiddels is het financieel helemaal niet meer nodig om tweedehands te shoppen. De studententijd ligt al zo ver achter me dat het al schemerig om de randjes van de herinnering wordt. Toen ik vanmorgen dan ook verkondigde dat ik op mijn vrije dag, waarbij de gemaakte openluchtmuseumplannen wegens overmaat aan hemelwater terug de koelkast in gingen, nog even wilde gaan shoppen in de kringloop, zag ik aan de verbaasde blikken van de logées die beleefdheidshalve niets zeiden dat ze het maar raar vonden. Mama-van-onze-vriendinnen woont in een groot huis, rijdt een auto, heeft een leuke baan, en gaat wát??? Tweedehands kopen? “Ik heb eigenlijk een nieuwe winterjas nodig”, zei ik er nog snel achteraan, en besefte meteen hoe raar dat dan klinkt, ‘nieuwe’ jas. Als ik zeg dat ik iets ‘nieuw’ nodig heb, is mijn eerste reactie tegenwoordig om eerst tweedehands te kijken. Er is al zo veel overproductie, goede spullen worden vernietigd en de constante vraag blijft maar aanbod creëren. Tweedehands gebruiken heeft nog steeds bij veel mensen een stigma, iets dat je alleen doet als je echt niet anders kan en totaal geen geld hebt voor nieuwe kleding, maar intussen worden kledingstukken die jaren mee kunnen door de snelle modewisselingen maar kort gebruikt. Zonde toch? En de kledingindustrie is ook nog eens een zeer vervuilende industrie.

Ik ben inmiddels zo ver dat ik me zelfs een beetje schuldig voel als ik écht nieuwe kleding koop. Schoenen, ondergoed en sokken, okay, die koop ik niet tweedehands, maar zodra ik iets anders koop moet ik verrekte goed naar mezelf kunnen verklaren waarom ik niet tweedehands koop, wil ik me niet nog dagen ongemakkelijk erbij voelen.

Nodig: beschuitbus, winterjas, voedertonnen, vijf grote soepkommen, dessertlepels.
Route: vier kringloopwinkels (Groningen is een walhalla voor secondhandshoppers zoals ik).
Resultaat: beschuitbus gevonden. De rest niet.
Bonus: ja, ik kom dus altijd met meer thuis. In winkel 1 hield ik me nog echt in en kocht niets. In winkel 2 een warme hoodie, de beschuitbus die ik nodig had (vreselijk leuk behoorlijk oud Bolletje-blik), een zoutstrooivaatje (ik had die nodig maar herinnerde me dat pas ter plekke, dus was in mijn nopjes dat ik hem toch eruit viste), een DVD, een broodmandje. In winkel 3 nóg een broodmandje, een elektrische kachel (eega heeft een hele koude studeerkamer), een warme echt wollen onderdeken (oudste heeft het altijd koud, zelfs in een warme kamer), twee glazen. Winkel 4 nog een glas (precies dezelfde waarvan ik er thuis al 3 had!), drie DVD’s, zes potjes witte bonen in tomatensaus (wat dat bij een kringloopwinkel doet, geen idee) en een set laken met kussenslopen. Dat laatste was een misser: ik dacht een dekbedovertrek gekocht te hebben. Nog maar even goed nadenken of ik dat laken ga houden, of zaterdag langs de weg ga zetten. Dan worden er namelijk spullen opgehaald voor een van de plaatselijke rommelmarkten, want in dit dorp wordt veel hergebruikt.

I’ve said it before, I’ll say it again: wat een heerlijk dorp. Ik ben thuis.