Met een beessie in de buurt….

…. voel je je beter. Wie herkent de song nog? Uit mijn jeugd, toen we elk jaar met het hele gezin Kinderen voor Kinderen op TV keken en het cassettebandje kregen. En toen ik nog niet in elkaar kromp als ik hoorde hoe een cavia een ‘marmot’ genoemd werd. Hoe dan ook: het klopt wél. Huisdieren maken een huis nog meer thuis. Ik vertelde al over onze cavia’s, onze kippen, heb tussen neus en lippen onze twee honden al eens vermeld, en ik weet eigenlijk niet eens zeker of ik de luipaardgekko’s al voorbij liet komen. Zelfs dit soort koudbloedjes kunnen je hart warmen.

Het werkt nu ook andersom hoor. Onze oudste hond (11 1/2 jaar oud) voelt zich ook beduidend beter met een menssie in de buurt. Hij was altijd al aanhankelijk, maar wil ons nu amper nog uit zicht laten. Op diverse plekken in huis zijn strategisch dekentjes, mandjes, kleedjes en kussens gelegd, zodat ik nu tenminste gewoon kan was ophangen, stofzuigen, koken en boodschappen opruimen zonder om de paar meter over onze kleine Pico (5 1/2 kilo Cairnterrierkruising) te struikelen.
Onze jongste van bijna 10 jaar, Bink, (9 kilo zuivere Cairn-energie) komt al veel makkelijker tot rust. Hij heeft hier (vrijstaand en wat verder van de weg) ook veel minder stress van het waken, want in ons vorige huis (rijtje en pal aan de weg) had hij heel wat vaker blafwerk. Alles wat langs kwam moest hij even aan ons kenbaar maken. Hier in Aduard hoeft hij ons alleen maar te waarschuwen zodra iemand ook daadwerkelijk de oprit op komt en langs het huis naar de voordeur loopt. Nu hij een stuk ontspannener is, is hij ook nog eens liever en aanhankelijker. Win-win-situatie, voor hem én ons dus.

Middelste wilde al jaaaaren ratjes, en nu we een groter huis hebben en zij een grotere slaapkamer mocht het, zoals ik ook al eerder meldde. Middelste is inmiddels volledig gesmolten voor haar Ariana en Tatiana, loopt rond met haar ratjes in haar nek, houdt zelf minutieus het hok goed schoon en is dolblij met ze. Bovendien blijken ze een uitstekende gespreksstof op te leveren als ze met vriendinnen chat of op haar kamer rondhangt.

Jongste bleek meer verdriet te hebben van de verhuizing dan ze liet zien, en na een verlossende huilbui bleek ook zij behoefte te hebben aan een altijd beschikbaar diertje op haar kamer om lief en leed mee te delen. Ze heeft een cavia in de woonkamer, maar ik kan me goed voorstellen dat je in een verdrietige bui niet zomaar de woonkamer in stapt om je cavia met rode oogjes op te halen, en hij kan niet zomaar op haar slaapkamer. Ik wil de groep in de woonkamer niet uit elkaar halen en een caviahok dat wij groot genoeg vinden is ook echt heel groot. (Ter vergelijk: voor 2 ratjes hebben we een complete kamervolière aangeschaft, en mijn cavia’s liepen op het vorige adres op 3.30 meter bij 1.65 meter en gaan nu ‘lekker wat ruimers’ krijgen zodra ik weer een ren kan gaan bouwen.)
De oplossing: een oud terrarium inrichten, een syrische hamster gaan halen bij een fokker in Friesland drie kwartier verderop, bij nader inzien het terrarium voor Sirius (ja, ze is Harry Potter-fan) nóg te klein vinden en een traliekooi van hetzelfde formaat erbij halen, bovenop het terrarium zetten, wat plankjes en hangmatten aan de tralies bevestigen en zo nog wat verdiepingen toevoegen. Sirius is nu in rap tempo bezig met zijn opleiding tot dochtertrooster.

Oudste werd er een beetje jaloers van. Zij had altijd dwerghamsters maar haar vorige slaapkamer was vijf-en-een-halve vierkante meter en zelfs een klein dwerghamstertje nam al veel plek in, waardoor ze er op een gegeven moment vanaf zag toen de laatste opvanghamster dood ging. Nu heeft ze een zolderverdieping, weliswaar vol schuin dak, maar toch bijna 3 meter breed en ruim 7 meter lang. Over upgrade gesproken. Ze heeft een bak met water gevuld en eitjes van de triops erin gemikt, en na daaaaagen wachten… kwam er één eitje uit. Haar huisdierenhart was hierdoor niet echt bevredigd.

Dus, vandaar een kort blogje vandaag. Oudste en ik zijn nu eventjes naar Wittewierum, een hamster voor haar uitzoeken in Knaagdierenopvang Snuitje.

Nestelen

Ik ben, achteraf gezien, het tuinhekje dat op mijn hoofd tikte toch wel dankbaar, op een bepaalde manier. Zolang er nog een hechtdraad door mijn haren hing moest ik ineens verplicht rust nemen. En hoewel ik nou de verleden tijd gebruik (sinds 3 dagen hechting-vrij), moet ik volgens diverse mensen in mijn omgeving eigenlijk nog steeds het rempedaal een beetje ingedrukt houden, want na een maandenlange verkoop-slash-verhuisdrukte en vooral verkoop-slash-verhuisspanning daalt er nu een beetje moeite tot concentratie en moeheid over me neer die “LOW BATTERY” schreeuwt. Wat nou nog aan de hersenschudding ligt en wat er aan de opgebouwde druk van afgelopen maanden ligt is nu lastig te onderscheiden. Beetje van jezelf en een beetje van Maggi. Maar dat ik ernaar moet luisteren is me duidelijk.

Dus, ik doe momenteel een maximum aantal klussen per dag en gebruik nu ook tijd om te ‘nestelen’. Ik maak van huis een thuis. Richt de keuken net wat anders in, omdat na net iets meer dan twee weken gebruik al duidelijk wordt wat in de praktijk makkelijker werkt. Koop kamerplantjes van bonnen die ik bij mijn afscheid van werk kreeg en maak het huiselijk. Zoek sierobjecten met veel aanhangende herinneringen uit, die vanwege de verkoop verbannen waren naar doos of la, en bekijk welke weer in beeld mogen. Ons droomhuis, dat toch al van zichzelf een welkome sfeer had, vult zich met eigenheid en voelt steeds comfortabeler aan. Ik popel om in de tuin te beginnen, maar met de huidige sneeuw heb ik een uitstekende reden om dat nog maar een poos onder ‘woorden zonder daden’ te categoriseren. Al 2x stond ik met de doos met groente- en kruidenzaden in mijn handen met het idee ze vast te sorteren maar ik heb ze weer weggezet: niet te ongeduldig.

Mijn voornemen de auto minder en fiets vaker te gebruiken is goed vol te houden. Ik fiets door Aduard, Zuidhorn en Groningen (Stad) en leer de omgeving een beetje kennen. Maak me routes eigen, stap winkels binnen om te leren wat waar verkocht wordt, maak praatjes met locals en verken zo de boel goed. Mits niet uitgevoerd in een enorme storm met rukwinden is buiten fietsen iets dat eerder energie geeft dan vraagt, dus ik reken dat gewoon onder rustig aan doen. Die rukwinden komen hier dan helaas wel weer geregeld voor. Het doet me een beetje denken aan de paar jaar van mijn tienerjeugd die ik doorbracht in het platte en altijd van stevige woei doortrokken Zeeuwsch-Vlaanderen. Regel één van fietsen met wind: als je met wind mee rijdt heb je weliswaar geluk, maar dan heb je hem op de terugweg tegen, als je echter met wind tegen rijdt heb je pech, want dan draait hij geheid 180 graden vóór je de terugweg aanvaardt, zodat je hem wéér tegen hebt. Murphy lacht in zijn vuistje.

De kinderen zijn hun nieuwe leven ook al goed aan het aftasten.
Oudste stelt innig tevreden vast dat de nieuwe school van haar en middelste een maximum van 3 proefwerken per week afneemt, waar hun oude school een maximum van 2 per dág had ingesteld en een enorme dwang voelde om alles wat aan leerstof was aangeboden ook bijna 1 op 1 te toetsen. Wij merken meteen dat het idee dat kinderen zélf (mede)verantwoordelijk zijn of ze leren op school (en dat dat dus niet afgedwongen kan worden met enkel maar toetsen) in het geval van onze kinderen gelukkig goed werkt. Met beduidend minder huiswerkdruk is de weerzin voor datzelfde huiswerk ineens een stuk minder. Zowel voor haar als voor middelste.
Middelste kreeg voor pakjesavond (bij ons oudejaarsavond) tot haar enorme verrassing twee ratjes. Een al jarenlang gekoesterde droom, die vanwege de krappere ruimte in vorig huis niet leefbaar was, maar dankzij de verhuizing uit mocht komen. Het maakte bizar veel goed aan deze verhuizing 😉
Haar ik-vind-de-route-naar-school-nooit-paniek op de laatste vakantiedag werd ondervangen door vriendelijke Groningers die ervoor zorgden dat de dochters geen van drie alleen naar school fietsten, en de ik-ga-hier-nooit-vriendinnen-vinden-paniek zijn we alláng weer vergeten. Morgen komen er wat vriendinnen van school haar ratjes bekijken, pannenkoeken eten en films kijken.
Jongste, die naar een andere school gaat dan oudste en middelste, ontdekt tot haar opluchting dat ze op één vak na (wat op haar nieuwe school al in jaar 1 begint en zij op oude school pas vanaf jaar 2 gehad had, ze zit in de derde) verder redelijk tot goed bij is of zelfs voor loopt. Er zit nog wel enige spanning bij haar omdat zij twéé overstappen moet doen. School en conservatorium. School is gelukt, conservatorium loopt nog. Ze moet komende week voorspelen en dat is best zenuwslopend als je net 14 geworden bent, en zeker als je een meisje van 14 bent dat eigenlijk heel graag professioneel muziek wil gaan maken later.

Ik ga me eens even houden aan mijn eigen opgelegde regime. Het is theetijd, tijd om even op de bank tevreden rond te kijken, met een kopje thee van het voorheen zo verre en nu zo bereikbare winkeltje van theemuseum en -schenkerij De Theefabriek, en omdat het weekeinde is mag ik er een chocolaatje bij. Neemt u er ook maar een. Op mijn en uw gezondheid.

Girlpower

Eega heeft het nogal druk de laatste weken met het afronden van werkzaamheden bij zijn huidige werkgever. Ik heb het ook druk, maar dan meer thuis dan op werk. Op werk is de gebruikelijke eindejaarsrust (lees: budgetten voor patiëntenzorg zijn op) over het algemeen gaande.

Als ik na een werkdag dus nog vol energie thuis kom, kan ik mij vermoeien met dozen vullen, kasten legen, spullen verzetten, mensen ontvangen die oud meubilair ophalen en hier en daar rondgaan om nieuw meubilair op te halen. Vooral voor oudste, die van een piepklein kamertje met ingebouwde bedstee naar een mega-zolder gaat, valt best wel wat op te halen. Voor haar is de zoektocht naar nieuw meubilair wel wat gecompliceerd door het feit dat haar nieuwe zolder volledig onder het puntdak ligt en ze dus amper muur heeft, vooral dak-dat-de-vloer-raakt, wat niet heel praktisch is als je bijvoorbeeld kledingkasten kwijt zou moeten.
Daarvoor hebben wij een oplossing in stijl gevonden: we gaan naar een oud huis, we pakken een oude oplossing, zijnde De Dekenkist. Ik vind, fanatiek marktplaatsend, voor oudste dochter een houten dekenkist in het dorp die niet alleen van boven maar ook van voren open kan. Hey, dáár kunnen we wat mee onder een schuin dak. Oudste en ik delen behoorlijk dezelfde smaak dus zodra ik haar de foto laat zien van de stevige en leuk bewerkte eikenhouten kist is ze meteen om. Niet voor dekens, maar voor kleding. In gedachten zien oudste en ik haar al onder haar schuine dakkie op de knietjes voor de kist zitten kleren uitzoeken. Eega is de hele week geen enkele avond thuis, dus gaan oudste en ik de kist even samen ophalen. Ik heb een polsblessure (gewoon over onze eigen zooi gestruikeld toen ik een verhuisdoos vulde, geen erg heroïsche reden dus) en heb haar hulp daarom wel nodig.

Aangekomen op het adres waar we de kist mogen ophalen gaat de voordeur op een miniem kiertje, waardoorheen ons wordt aangegeven dat we een momentje geduld moeten hebben omdat ze nog even moet schuiven voor de deur open kan. Ah. Dat belooft wat. En ja hoor, zodra de deur opent zien we daar een kist die ongeveer anderhalf keer groter is dan we op basis van de foto’s verwacht hadden. Maar ook in het ‘echie’ veel mooier. In mijn hoofd strijden een lichte paniek (oh jee, zo groot! Krijgen we dat vervoerd en getild?) en een lichte euforie (oh wauw, zo groot! Kan ze lekker veel kleren in kwijt!) om de eer het meest prominente gevoel te mogen zijn. Wie “Inside Out” heeft gezien, kan de zin hiervoor trouwens niet meer normaal lezen zonder allemaal gekleurde mini-Jiskaatjes te zien, maar dat terzijde. Oudste is vooral opgetogen en helpt de verkoopster, die zo aardig is om te helpen, met het tillen van de dekenkist in de auto. Hij schuift precies met een paar millimeter ruimte over onder het dak door.

Eenmaal thuis willen we die kist natuurlijk niet buiten in de koude auto laten. Slecht voor het hout. Bovendien wil oudste erg graag haar kleren erin gaan passen én is er toevallig net een plekje vrijgemaakt op zolder voor een kledingkast die daar zou komen, ware het niet dat de Marktplaatsverkoper last minute nergens meer op reageerde. Dat gebeurt vaker dan je denkt, by the way. Maar het positieve daaraan is dus nu dat er een plek pal tegenover haar eigen kamerdeur vrij is. Vol goede moed vatten we de koe meteen bij aankomst bij de hoorns. Ik ben de auto amper uit of ik til al met één hand en één onderarm-met-vrij-wapperende-ingepakte-pols het gevaarte samen met jongste, die de sterkste is van de drie dochters, de auto uit. Oudste, die het meer van brainpower dan musclepower moet hebben, doet een aarzelende poging te helpen maar dat lijkt meer een gevalletje wal-in-sloot te worden, dus jongste en ik tillen het ding met zijn tweetjes de trap op naar de middenverdieping. Het past maar nét door het trapgat en ik zweer je dat het ding met elke trede zwaarder wordt. Het ontlasten van mijn pols lukt allang niet meer en is naar plan B verschoven. Jongste staat nota bene onderaan alle gewicht te torsen terwijl ik bovenaan zwetend (had m’n jas ook moeten uitdoen) sta bij te sturen. En bij dat sturen gaat het mis. Op de allerbovenste tree krijg ik het voor elkaar om de kist zo te sturen dat het hele gewicht op de onderarm van jongste terecht komt. Een onderarm die al overbelast was, omdat jongste nogal fanatiek muziek beoefent en haar hobo wat te vaak en lang bespeeld had. De kreet die volgt doet mijn hart 3 slagen overslaan en daarna dubbel zo snel doorgaan, en het normale sinusritme komt pas terug als ik jongste haar vingers zie bewegen en hand zie ronddraaien en zie dat alles nog functioneert. Uiteraard stuur ik jongste meteen weg van de kist en sommeer oudste om het weer op te pakken.

Halverwege. We staan dus op de overloop op de middenverdieping, jongste heeft zich wringend langs de kist teruggetrokken, oudste doet vreselijk haar best om enige beweging in de kist te krijgen, ik heb me grootmoedig opgeworpen om nu onderaan te staan en het gewicht te dragen. Oudste krijgt de kist echter niet verder dan 2 tredes van de zoldertrap omhoog, ik kan er nog steeds niet goed onder om het gewicht te gaan tillen, en we moeten al een bocht gaan nemen. Zoals ik al vermeld had, stond oudste niet helemaal vooraan bij het uitdelen van spiermassa, dus ik zie in dat dit zinloos is. Ik roep middelste erbij. Met een ongelovige blik op de kist probeert ook zij te redden wat er te redden valt. Binnen no time zit er een vinger klem tussen kist en muur. En terwijl middelste en oudste samen de kist nog wat hoger hijsen kan ik er zowaar onder…. en val meteen met kist en al op mijn achterwerk. Niemand ziet het schaamrood op mijn kaken want ik heb het bloedheet (ik had m’n jas ook moeten uitdoen) en nog een treetje hoger kan ik wel zonder valgevaar onder de kist kruipen en de last gaan torsen. Halverwege de bocht zie ik het gevaar waarin we ons begeven. Middelste staat bovenaan, ik sta onderaan, en oudste staat… in de bocht. Waar de kist door moet. Dus tenzij ze nóg dunner wordt dan ze al is, zal ze klem komen te zitten tussen kist en muur als ze zich niet snel uit de voeten maakt. Oudste twijfelt enkele langdurige momenten of ze onder mij en kist door naar beneden duikt of langs zuslief en kist naar boven zal wringen, en kiest voor dat laatste omdat haar rug intussen pijnlijk stijf is, daarbij zus in een benauwde positie brengend. Oudste heeft nu een ware helicopterview en kan vanaf de bovenste tree monter aanwijzingen roepen hoe wij dit varkentje dienen te wassen, en pakt deze taak met verve op. We zitten dan ook nog maar een paar keer een béétje klem voor de kist met een grote bonk bovenaan de zoldertrap landt.

Ik heb inmiddels een prachtige kerstkleur gekregen, zijnde knalrood, en vraag om een momentje on-hold om mijn jas uit te doen. Terwijl mijn kleur normaliseert breng ik mijn adrenaline nog één keer in stelling voor de laatste meters, en een paar minuten later staat het ding op zijn plek. Slechts één pootje is zijn ondergeplakt anti-kras-stukje-vloerbedekking kwijt en de kist heeft geen schade, wat meer is dan we van onszelf kunnen zeggen.

Diezelfde avond schrijf ik deze ervaring van me af op mijn forum, met de zeer korte bewoording “het naar boven tillen was minder prettig, misschien had ik op eega moeten wachten”. Een toch behoorlijk geëmancipeerde vriendin reageert met “Jiska, daar zijn mannen toch ook voor.” In mijn gedachten schuift er een fantasiebeeld voor mijn ogen van mijn eega en de eega van voornoemde vriendin (zittend in rolstoel en dus nevernooitniet dekenkistentillend) die elkaar een grijnzende high five geven.

Mijn pols doet al minder pijn, dank u.

Voorpret en afscheid gaan hand in hand

Wat gaat het hard zo. Al bijna verhuistijd.
Achteraf zal ik er vast om lachen als ik dit terug lees, zoals ik ook altijd glimlach als mensen met kinderen beduidend jonger dan de onze zeggen: “Maar hij/zij (doorhalen wat niet van toepassing is) is ook AL (vul in) weken/maanden/jaren!” “Oh ja,” denk ik dan, “dat dacht ik ook altijd vroeger, toen ze nog MAAR zo klein waren.” Kwestie van perspectief. Want waar mijn perspectief bijvoorbeeld zegt dat onze kinderen van zestien en bijna veertien (die laatste hebben we 2x in de aanbieding) weliswaar al best wel een béétje groot en enigszins zelfstandig zijn, maar toch nog écht wel kinderen, zullen onze drie pubers hun perspectief vast beduidend anders formuleren als je ze ernaar zou vragen.

Maar ik dwaal af. Al bijna verhuistijd. Daar was ik gebleven.
Het grote afscheid nemen is gaande. Oudste heeft een surpriseparty gehad, waarbij al haar vriendinnen het huis kwamen versieren en lekkers en cadeautjes neerzetten, terwijl oudste enigszins tegensputterend door middelste (die betrokken was in het complot) was meegenomen om met de honden te gaan wandelen. Middelste heeft niet zo’n behoefte aan afscheid nemen, omdat ze vooral heel erg graag naar Grunn wil en meer vooruit kijkt. Jongste weet uiteraard best dat het er echt aan komt, maar zet diep vanbinnen mentaal de hakken in het zand en wil er eigenlijk nog niet over nadenken, dus negeert alle soorten van afscheid. Eega en ik hebben vanavond afscheid genomen van ons orkest, wat hij net wat makkelijker vond dan ik. Het feit dat we afgelopen zaterdag, toen we onze laatste noten uitbliezen bij dit orkest, een fantastisch resultaat haalden bij het concours waaraan we deelnamen maakt het afscheid gelukkig wel bevredigender. img_5042
We werden ontzettend mooi en warm toegesproken door zowel dirigent als voorzitter, werden verrast door een erg leuk Toon Tellegen-boekje dat we van de voorzitter kregen, en overvallen door de fluitisten, hobo’s en hoorns die samen een afscheidscadeau voor ons gemaakt hadden: een prachtige lantaarn met kaars, kerstlichtjes en kerstballen, met op de kerstballen alle namen van ons beider sectiegenoten. Eega kreeg via een medemuzikant nog een goed flesje, rood, van een fluitiste die er door ziekte niet bij kon zijn. Het is best even kil om dit warme bad uit te stappen.

Voornoemd concours (kan u deze tak na vorige hak nog volgen?) was in Hoogeveen. “Echt wel een heel stuk naar het noorden,” aldus de orkestleden. Wij knikten maar eens braaf met ze mee, terwijl we net van een laatste bezichtiging van onze nieuwe woning af kwamen en dus zojuist drie kwartier in zúidelijke richting afgezakt waren om in Hoogeveen te geraken.
Weer even in Aduard zijn en het nieuwe huis (nou ja, volgende, want nieuw is het niet) te zien was heerlijk. De voorpret sidderde door ons heen. Oudste bijvoorbeeld klom haar toekomstige zolderkamer op, ging plat op haar rug op de grond liggen, armen en benen wijd, en bleef gelukzalig zuchtend haar nu nog kale nieuwe kamer rond kijken. Middelste en jongste kibbelden nog wat over de kamerverdeling en de kleuren die ze op hun muren wilden, maar waren in hun hoofd hun kamers al aan het inrichten. Gelukkig waren er een klusbedrijf en schilder bij om de werkzaamheden op te nemen, want naar de schilder luisterden de meiden vele malen beter dan naar ouders (ja dùh-uh) als er wat ehm… onconventionele c.q. gewaagde kleurkeuzes gemaakt werden. Eega en ik werden het onderling gelukkig veel makkelijker eens over de kleuren, nadat ik tenminste het veto van eega geaccepteerd had dat een bordeauxrode muur ook bordeauxrood zou blijven. Eega daarentegen deed in ruil totaal niet moeilijk over het inplannen van een grote caviaren en een kippenhok in de achtertuin.

Als je een huis koopt van een eeuw oud, koop je geschiedenis. Dat huis heeft de roaring twenties volledig meegemaakt, en werd gebouwd in een tijd dat de wooneisen niet konden voorzien hoe veel ze nog zouden moeten plooien naar de moderne tijd. Ons nieuwe huis barst uit zijn voegen van charme en ademt historie.

Een heel deel van de geschiedenis is ook nog zichtbaar. Plafonds van verschillende hoogtes. Grote steunbalken aan daken en muren en op onverwachte plekken. Schuine daken. Muren die in de loop van diverse decennia gebouwd, aangebouwd en herbouwd zijn en dus hier en daar onlogische verspringingen en indelingen geven. En sowieso een andere sfeer dan ons rijtjeshuis nu. Kortom, sommige meubels passen niet in het nieuwe huis. Letterlijk of omwille van esthetiek. Sinds die laatste bezichtiging heb ik dan ook nogal wat gedoe omhanden, want oude meubels worden te koop of te geef aangeboden, en nieuwe(re) worden via good old Marktplaats aangeschaft. Leuk, die voorpret bij het binnenhalen van nieuwe tweedehandsjes, maar ik hou geen vrij momentje meer over. Tja, dat krijg je ervan als je de enige met rijbewijs bent in het gezin.
Jongste nestelt zich prinsheerlijk in een laag spijlenbed in plaats van de vertrokken hoogslaper, middelste ontdekt juichend achter de computer dat haar bod is geaccepteerd op dat bureau dat ze zo graag wilde, oudste is enthousiast te krijgen met een stel oude veilingkisten, en eega stemt tevreden in dat de kast die we met vereende krachten in en uit de auto sjouwen inderdaad móói is. Het schort alleen nog een beetje aan de logistiek en planning hier en daar. Zo staat er nu al een week een compleet bed in losse planken tegen een raam, die daar nóg vier weken zal blijven staan ook, een losse kledingkast wordt zondag opgehaald maar de oude kan nog niet geadverteerd worden omdat daar nog 2x zo veel kleding in zit waarvoor nog een andere oplossing verzonnen moet worden, een bedbodem staat irritant in de weg in de keuken, een paar al gevulde verhuisdozen blokkeert vakkundig een volledige zwaai van de achterdeur naar de tuin, ik adverteer me suf met een gratis op te halen wasdroger die alleen nog maar halve wasjes droogt maar het ding staat nog steeds log sta-in-de-weg te wezen, en de inmiddels echt wel heel erg oude strijkplank (waar ik ’s nachts als ik in het stikdonker de slaapkamer op stommel nogal eens een bijna-dood-ervaring aan te danken heb) mag van eega al wel in woord maar nog niet in daad weg. Nee, naar de stort rij ik niet, hoe verleidelijk het ook is om de hele mikmak in één keer kwijt te zijn: spullen die nog bruikbaar zijn zullen en moeten een tweede (of derde, of vierde) leven tegemoet. Ook als onze levens zich scheiden. En het is voor mij niet meer dan logisch om ‘nieuwe’ spullen via Marktplaats te zoeken. Er is al zo veel overproductie in deze overgeïndustrialiseerde wereld, laten we alsjeblieft die overproductie niet onnodig stimuleren.

Ons interieur is als gevolg daarvan een vanaf de studententijd tot nu langzaam ontwikkelend geheel. Het begon als bont geheel van wat van huis uit meegegeven was of toevallig gratis voor handen was. De elektrische mixer die mijn moeder kocht toen ze op kamers ging, begaf het in mijn keuken pas toen de kinderen al tieners waren. Een knalgroene kast gebroederlijk naast een blauwe bureaustoel bij een oud koloniaal bureau en een afbladderende nepleren beige bank met roze kleedje en grijze kussens: het kon allemaal. Berucht en begniffeld bij familie was bijvoorbeeld mijn studentenbijzettafel: om de paar weken beplakte ik een kartonnen doos met de restanten van het behang van mijn studentenkamer, en als die doos na een paar weken ingezakt was werd de volgende gehaald en beplakt.
Inmiddels staat onze inrichting op het punt ‘wel heel veel oud en doorleefd en donker hout, dus er is een soort van samenhang, maar allemaal hetzelfde soort hout kunnen we gevoeglijk vergeten’. Links en rechts rondkijkend in de woonkamer tijdens het schrijven van dit blog heb ik uiteindelijk 3 kleine houten mandjes, 1 sta-lampje en 1 krukje kunnen ontdekken die we nieuw kochten, de rest van het meubilair is nog steeds tweedehands. Of zoals ze tegenwoordig zeggen: hipster, secondhand en vintage. Oh my. Zijn we toch nog modern.

 

img_1942

My finest moments

Soms héb je van die dagen. Ken je dat? Van die dagen die je maar beter had kunnen overslaan. Dat je bij het opstaan al denkt: “Mep ik die wekker nou voor de eerste, tweede of derde keer uit?” om je dan vervolgens gek te haasten om de voorgeprogrammeerde-dus-net-nu-klaar-was nog opgehangen te krijgen voor vertrek naar werk, want uiteraard was het de derde keer. Je had ook op tijd naar bed moeten gaan de avond ervoor, wat je ook nog zo van plan was een paar uur daarvoor, vóór je die mierzoete kerstfilm op Netflix ontdekte. Het bakje yoghurt-met-muesli op de bijrijdersstoel, even later onderweg naar werk, gaat zowaar niet om. Even heb je daarom de futiele hoop dat een brakke start nog niet een hele brakke dag betekent. Meestal trekken die ellendige momenten elkaar namelijk aan kop en staart mee, en als je dag eenmaal slecht begint, zie er dan nog maar eens een positieve draai aan te geven. Maar nee, de Wet van Murphy laat zich gelden en met een soort van geruststellende zekerheid dat het universum nog niet veranderd is landt er terwijl je voor het stoplicht staat een klodder yoghurtkleffe muesli vanaf je lepel op schoot.

Op werk blijft het opvallend rustig qua ongeluksdag. Een halve dag werk en er gaat amper wat mis. Zou het dan toch…..? En terwijl ik deze zin in gedachten nog niet eens afgemaakt heb, begin ik de auto al te keren omdat ik me op dat moment realiseer dat ik vergeten ben iets op te halen wat ik via Marktplaats kocht, en vlak bij mijn werk voor me klaarstond vandaag.
De kinderen hebben een vrije dag maar hebben mijn smeekbede om WC-papier te gaan halen nog niet zwaarder laten wegen dan de regen buiten, dus ga ik zelf maar bij de winkel langs. Waar je uiteraard aan de beurt bent voor de steekproef als je met een minutieus ingepaste propvolle boodschappentas aan de zelfscankassa komt. En nee, de caissière krijgt het niet op dezelfde manier terug in de tas. Ik heb al vaker gedacht dat tassen en verpakkingen meteen 10% kleiner worden zodra een precies passende inhoud eruit gehaald is, en dit is daar wederom een bewijs van.

Thuis! Snuf…. snuf….. Nee hè. Hondenbraaksellucht. Natuurlijk is het zielig voor diegene van de twee honden die niet lekker geworden is, welke dat dan ook is, maar moest dat dan precies half op de leuning van de bank zodat het diep in de naad tussen leuning en kussen kon lopen en daar half opdrogen?
Even later sleep ik de twee grote leren fauteuils die straks door de kringloopwinkel opgehaald worden alvast naar de keuken, lekker dicht bij de voordeur. Ik haal nog even een doekje erover en een borstel door de naden en twijfel of ik zal wachten tot ze opgehaald worden, of dat ik de gok neem de was te gaan checken op droge kledingstukken en de rest te gaan verhangen om beter te laten drogen. Dat is op zolder, als dan de bel gaat is het weer trappenlopen. Ach, zo erg is dat ook eigenlijk niet, niet zeuren Jiska. Van een paar trappen extra lopen op een dag zal je ook niet minder worden, bovendien heb je net op het werk na dat handje pepernoten óók nog eens die hele zelfgebakken appelflap van die collega van de poli opgegeten. Lopen dus! Op weg naar zolder kijk ik even de studeerkamer in en zie daar de inhoud van de prullenbak van eega over de vloer liggen met alle lege drop- en chipsverpakkingen aan stukjes gescheurd tussen het oud papier, lege inktpatronen en puntenslijpsel. Aha. Ik weet meteen welke hond er gekotst moet hebben, want er is er maar één die de trap neemt (mag niet, dus foei) en zijn geliefde baasje gaat zoeken als die een nachtje niet thuis slaapt (agossietochhijmisthem) en als hij het baasje niet vindt als een ware opportunist dan meteen maar op zoek gaat naar comfort food doggystyle.

Al weer heel wat luttele minuten langer boven dan gepland. De was is deels verwerkt, vloer van de studeerkamer weer toonbaar, natte handdoeken van de vloer van de badkamer gepakt en met een poging tot opvoedkundige (maar daarvoor eigenlijk te geïrriteerde) snauw naar de kinderen opgehangen. Eenmaal beneden zie ik dat ik de kringloopwinkel al een half uur geleden verwacht had. Ik kijk onze berichtwisseling terug en zie dan staan dat ze vanàf Uur U komen en niet óp Uur U. Niet handig. Ik moet namelijk ook nog de dieren in de tuin gaan verzorgen en wat stormschade van gisteren daar opknappen, maar in de tuin hoor ik de deurbel niet. Terwijl ik een krabbeltje toevoeg aan onze berichtwisseling met de vraag wanneer ze ongeveer komen, zie ik de bus ineens voorbij rijden. Okay, soms zijn mijn finest moments niet alleen pechaantrekkend en Murphy-achtig maar ook een klein beetje grappig, dus ik voeg nóg een berichtje toe met ‘Sorry! Laat maar! Daar zijn ze al!’ en krijg een lachende chauffeur aan de deur: die berichten kwamen zo’n beetje op het moment dat ze parkeerde namelijk bij háár binnen. Terwijl ik de stoelen afgeef zie ik tot mijn schaamte nog een vergeten stuk ongeborstelde naad waarin een kruimelvoorraad zit waar een beetje huismuis een dag op kan teren. U weet het, ik ben een viespeuk, maar ik had toch graag een beetje meer de schijn opgehouden. Gelukkig is de chauffeur een nette lady en houdt ze vol dat ze amper wat ziet, dat ze erg blij zijn met de stoelen en dat ze ze zo mooi vindt dat ze voorlopig eerst even de etalage in mogen.

Het loopt nu eigenlijk best voorspoedig. De vegetarische gehaktballen die ik vanmorgen vergeten was te ontdooien zijn met úren minder uit de vriezer dan gepland al met al toch al best mooi zacht geworden. De cavolo nero is gesneden. De aardappels geschild. De nerven van de kool en de aardappelschillen hebben de cavia’s verblijd, de kipjes hebben een extra stuk brood gehad, het werk in de tuin is gedaan, de verhuisdoos waarover ik bijna struikelde staat netjes in de kast in de schuur, tijd voor een kopje thee en mijn mails bijwerken. In verband met de verhuizing verlies ik het mailadres van XMSnet dat ik al jaaaaaren gebruikte, daarom heb ik een oud Gmail-account wat behoorlijk inactief was weer nieuw leven ingeblazen, en al enige weken wijs ik iedereen via mijn automatische handtekening erop dat mijn XMS-mailadres binnenkort vervalt. Ik heb alvast maar even ingesteld dat alles wat op XMS binnenkomt naar mijn Gmail gestuurd moet worden. Zo mis ik niets, en kan ik vóór het mailadres niet meer bestaat kijken wie ik nog even moet waarschuwen dat ze een oud adres gebruiken. Handig toch?
Nou….. lees en huiver. Heb even geduld, er komt een heel verhaal maar ik beloof dat het ergens toe gaat leiden.

Ik had ooit ingesteld dat wat er aan mail op mijn toen zeer slapende Gmail binnenkwam, doorgestuurd werd naar mijn toen zeer actieve XMS-mailadres. Ik was het al weer vergeten, eigenlijk, want dat heb ik jaren terug al gedaan. De provider XMSnet is in al die jaren al 3x van naam en eigenaar veranderd. Koppig als ik ben heb ik elke keer dat er weer een overdracht was waar wij klanten niets over te zeggen hadden geweigerd mijn mailadres aan te passen. Braaf als de providers zijn hebben ze dat XMS-mailadres ongemoeid gelaten. Alleen zijn ze vergeten alle instellingen van de klantenpagina mee te verhuizen, die drie keren. Zodat ik nu vanaf mijn klantenpagina van Telfort -want daar zijn we inmiddels ongevraagd aanbeland- elke verandering aan mijn mailinstelling kan doen die ik wil, mits ik het mailadres van Telfort gebruik. En die gebruik ik niet. Ik gebruik XMS. En ik kan geen enkele wijziging meer doen aan de instellingen van XMS-mail, want die pagina bestaat niet meer. Van ruime opties naar helemaal noppes. Wie had dat nou gedacht? De kwaliteit die we gewend waren weg, voor een nog hogere prijs!
Wat blijkt nu, als ik instel in Gmail dat ik mail van XMS-net daar ook wil laten ophalen, terwijl daar al ingesteld staat dat mail van Gmail doorgestuurd moet worden naar XMS-net, wat krijg je dan? Juist. Een looping. De mail kaatst als een pingpongballetje heen en weer tussen beide accounts en ik ontvang alles minimaal 2 keer op mijn laptop. Een mail ‘even’ verwijderen heeft geen zin want dan komt hij via een ping of een pong alsnog mijn mailprogramma in gestuiterd. Ik moet een mail die ik niet wil bewaren stug een paar keer verwijderen wil hij wegblijven. Ik kan mijn instellingen voor XMS-net niet meer veranderen, dus ik denk de oplossing te hebben: ik zorg gewoon dat mijn laptop, die zowel XMS als Gmail binnen haalt, gewoon stopt met XMS-mail binnen halen. Dan komt elke mail maar één keer binnen en ik mis toch niets want Gmail stuurt het toch allemaal naar me door.

Blij dat ik de oplossing heb klik ik op mijn laptop op mijn mailinstellingen. Ik kies de postbus XMSnet. Ik klik op “Postbus Verwijderen”. Ik krijg een ‘wilt u dit zeker’ waarschuwing, en met een zucht dat het wel Windows lijkt (ik ben een appelfanaatje) klik ik door, ja, ik weet het zeker, ik wil dat deze postbus niet meer actief is.
Met een tergend langzaam teruglopen van aantallen zie ik járen mail uit mijn mailprogramma verwijderen. Mijn toenemende paniek nu ik heel heel heel erg veel mail zie verdwijnen die ik heel heel heel bewust bewaard had helpt natuurlijk geen sikkepitje. En natuurlijk doe ik zo’n superblonde actie ook weer als mijn Time Capsule (externe harde schijf voor back-ups) na een korte storing al meer dan twee maanden staat te wachten op oh-ja-die-moet-ik-nou-echt-weer-even-configureren-want-nou-backupt-hij-niet. Waardoor ik nu de keuze heb om ofwel mijn mail van jaren definitief kwijt te zijn, ofwel al mijn andere werk van de laatste 2 maanden omdat mijn jongste back up nu eenmaal 2 maanden oud is. Ik had ook beter moeten weten dan dit te willen regelen op een officiële pechdag.

Excuseer, ik moet ermee ophouden voor vandaag. Ik zie ineens dat het al bijna etenstijd is en dat ik vergeten ben het vuur onder de pannen op tijd aan te zetten. Bovendien hoor ik de hond net weer kotsen.

Rouwrandjes en vieze voetafdrukken

Ik zal het maar toegeven: ik ben een viespeuk. Niet op het werk, ter geruststelling aan al mijn patiënten! Daar desinfecteer ik me helemaal suf, was vaker mijn handen op 1 werkdag dan thuis in een heel weekeinde, trek secuur latex handschoenen en wegwerp-overschort aan bij mogelijke besmettingsgevaren, doe op de OK bij elke nieuwe patiënt een nieuw ‘snoetje’ voor en bij het minste vlekje op mijn witte jas wordt die nog vaker dan al de bedoeling is verwisseld voor een schone.

Wat een verschil met thuis. Hier ben ik een rechtgeaarde smeerpoets. Althans, om nog enige nuance aan te brengen, vooral buitenshuis. Daar zit ik zonder enig probleem op mijn hurken of zelfs knieën in een caviaren met keutels, terwijl de caafjes de nog bemodderde wortels uit mijn handen proberen te trekken. Daar veeg ik met mijn blote handen de ingedroogde kippenpoepjes van de slaapstokken van onze Tokkies. Daar schep ik een verdwaalde hondendrol (foei) uit de tuin en kiep die in de biobak. Maar, wederom enige nuance, dat dan weer niet met blote handen. Daar pluk ik bramen tot mijn vingers paars zien (en niet zelden ook mijn handen, polsen, en bij een pechdag ook jas, broek en schoenen). Daar snoei ik bomen en heggen tot de groene vegen op mijn handen en kleren de laatste trieste tranen van de verdwenen groene blaadjes zijn. Daar worden mijn handen vet als ik de zelfgemaakte vogeltaarten op tafel zet en de vetbollen in de boom hang. Niet zelden nestelen zich op zulke momenten dorre blaadjes, takjes of zelfs insecten in mijn haren, die ik uiteraard pas binnenshuis opmerk.

Vies worden in de moestuin is bijna een must. Zonder vies te worden zou ik mijn groentes niet geoogst krijgen, en het is nog goed voor je humeur ook. Echt waar. Deze link (KLIK!) stuurde oudste mij enige tijd terug. Ik moest eraan terugdenken toen ik vanmorgen in de moestuin was. img_5506Ik oogstte spruiten en moest inwendig glimlachen toen ik in een veld vol spruitkoolplanten één verdwaalde spitskool aantrof. Dappere plant. Ik groef een hele vreemde wortelpeterselie tevoorschijn die -I kid you not- een knoop in zichzelf gelegd had. Het bewijs staat hiernaast. De grijns verscheen nu ook zichtbaar op mijn gezicht.
Ik trok een flinke krop andijvie los, met kluit en al, want dan kan ik die thuis nog een poosje met de worteltjes in een emmertje water buiten goed houden en is hij lekker vers-knapperig bij opeten. Deze andijviekrop leek zijn vaste stekje niet vrijwillig te willen opgeven en zat nogal vast in de grond. Ik liet de drie losse blaadjes die ik in mijn hand had na poging 1 los, pakte de krop nóg steviger en nóg dichter bij de kluit vast, ging er wijdbeens overheen staan en deed een nieuwe poging. Kennelijk was poging 1 toch meer geslaagd dan ik dacht, want alleen mijn feilloze reflexen * kuch * voorkwamen dat ik bottom-down op de andijviekrop daarachter in de rij landde met de acuut losgeschoten krop in mijn handen. Ik grinnikte nu echt hardop om mezelf.
Met rouwrandjes onder mijn nagels, natte sokken (IN mijn schoenen, ja), en in de krul geschoten want natgeregende haren, toog ik huiswaarts met de oogst van vandaag.

En dan ben je er dus nog niet. Boodschapjes mik je zo de kasten in, oogst niet. Die moet nog gewassen, in aparte papieren zakjes gedaan (om te voorkomen dat de hele koelkast onder de modder zit), groente-met-wortel-geplukt in emmertjes water voor de deur gezet, al verpieterende delen meteen de biobak in, en de voor ons niet eetbare delen worden onder de cavia’s en sprinkhanen verdeeld. Sprinkhanen? Ja, weet je, ik reken ze niet onder de huisdieren, maar er staat hier altijd een bak vol als voedseldieren voor onze luipaardgekko’s. Die soms overigens zo ongelooflijk lui kunnen zijn dat die sprinkhanen dan het enige beetje beweging in het terrarium zijn.
Nadat dat alles gebeurd was, was het al ongeveer voorbij lunchtijd. Hoogste tijd. Ik mocht dus van mezelf legitiem de overload aan modderige voetafdrukken in de keuken nog even negeren, en genoot van een deze keer wel bijzonder mooi luchtig gerezen brood dat heerlijk knapperde bij het aansnijden. Daar moet je toch even de tijd voor nemen!
Daarna moest ik toch echt eerst een paar mails versturen, voor ik zou vergeten dat dat vandaag nog moest. Starend naar het computerscherm negeerde ik nog steeds de modderpootjes die ik – zo zag ik nu – niet alleen in de keuken maar ook in de woonkamer had gezet.
Drie telefoontjes van het notariskantoor en de makelaar tussendoor, over de overdracht van ons oude huis in Wijchen, moesten ook meteen afgehandeld. Door een telefoon ziet niemand je vuile vloer. Dit ging voor.
Daarna echt nú de was ophangen, anders zit die zo lang nat in de machine. (Ja, het is gelukt: we hebben inmiddels een droogrek en de wasdroger wordt niet meer gebruikt!) Op weg naar de wasmachine zag ik trouwens ook modderafdrukken in de gang, maar hey, op zolder zie je die toch niet meer. Bij het ophangen van de was viel me op dat handenwassen voor de lunch niet genoeg geweest was en dat ik met rouwrandjes onder mijn nagels aan de schone was zat. Had ik al gemeld dat ik een viespeuk kan zijn? Uit een vorm van zelfkastijding besloot ik terstond als boetedoening er dit blog over te schrijven. Dat dweilen van de hele benedenverdieping kon later nog. Nu had ik immers inspiratie. En als ik toch even ging zitten om te schrijven, kon ik ook wel een goede pot thee erbij zetten. Meteen de Brita-kan opnieuw vullen, en hey, wat vlijtig, en passant wasbak en aanrecht ontdoen van de restjes aarde en modder die ik kennelijk net over het hoofd zag toen ik dacht alles gepoetst te hebben na de oogstverwerking. Zie je wel, ik ben heel nuttig bezig, ’t is echt niet zo dat ik mijn tijd verlummel terwijl ik eigenlijk had moeten dweilen.

Goed. Blog is vrijwel klaar. Misschien moet ik nu eerst maar even het hok van de cavia’s in de woonkamer gaan verschonen. Als ik de zak met schone bodembedekking naar binnen sleep uit de schuur, zet ik namelijk vast weer nieuwe modderpootjes binnen.
En die uit mijn haren of kleren gevallen blaadjes (echt, ik weet niet waar het vandaan komt, uren nadat ik in de tuin geweest ben, ben ik nog in de rui van takjes en blaadjes) moeten eerst opgezogen worden, anders veeg ik ze alleen maar rond bij het dweilen. Misschien is het daarna wel tijd om te koken, en als het eenmaal gaat schemeren zie je de voetafdrukken binnen ook echt niet meer zo heel goed. Morgen regent het ook weer, dan moet ik vast opnieuw dweilen als de kinderen weer met natte schoenen naar binnen komen. Kan ik het net zo goed in één keer morgen doen….. Toch?

Viespeuk.

Polderen met het witgoed

Zelfs ons huishouden denkt met me mee. Neem nou de wasdroger. “Verhuizen? Ah joh, doe voor mij vooral geen moeite. Ik ga gewoon nu kapot. Je wilde toch al lekker milieubewust overstappen op een droogmolen in je nieuwe tuin en een groot staand droogrek in de ruime bijkeuken straks in Aduard, toch?”
Op zich lief natuurlijk dat zo’n ding mijn groene wensen serieus neemt, en zichzelf daarbij volledig wegcijfert. De enige glitch in zijn gedachtengang (of haar gedachtengang, daar zijn we na al die jaren samen nog niet uit) is dan wel weer dat hij/zij daar zeven weken te vroeg mee is. Want pas over zes-en-een-halve week krijgen we de sleutel en over zeven-en-een-halve week verhuizen we. En tot die tijd zou ik toch heel graag (alsjeblieft dank u wel) de was in dit toch wat minder ruime huis, zónder bijkeuken, zónder ruimte voor een wasrek, en zónder droogmolen in de tuin, ook nog vochtvrij de kast in krijgen. En vooral vandaag, nu ik 3 wassen achter elkaar gedraaid heb.

“Nou vooruit,” besluit de wasdroger -vol consideratie zoals het ding zich al heeft bewezen, en na een flink ingrijpen van mijn kant-, “dan doe ik gewoon nog heel even kwart wasjes, of heel misschien zelfs hálve wasjes, okay?” En zo hebben de wasdroger en ik momenteel een relatie die een uitstekend voorbeeld is voor ons oh zo Nederlandse poldermodel. Er wordt precies zoveel was gedroogd als ik niet meer kwijt kan in 2 trapgaten aan hangers aan de treden en over de trapleuningen, over 3 verwarmingen, over 1 traphekje, aan 2 verwarmingsbuizen, aan 4 over een trapgat getrokken drooglijnen, over 1 deur, aan 1 muurlamp, over 1 brandblusser en aan de handgreep van ons breedste Veluxraam (sorry eega, die boven jouw bureau dus).

Standvastig (of eigenlijk meer koppig) besluit ik dat er toch géén nieuwe wasdroger besteld wordt. Deze weken overleven we wel, met wat meer planning en slalommen in de trapgaten, en ik koop gewoon nu vast een droogrek dat dan ongelooflijk in de weg kan staan in de keuken. Waarderen we de ruimte straks in Aduard gewoon des te meer. En het einddoel hou ik voor ogen als het me even te veel wordt: de niet te evenaren frisheid van in de buitenlucht gedroogde was.

Als ik dit alles aan eega mededeel, verklaart hij eerst dat het maar goed is dat het ding het vóór de verhuizing begeeft omdat hij er toch al aan twijfelde of we het stokoude ding nog wel mee moesten nemen, stemt daarna met me in dat het wel met wasrek en droogmolen kan, en verklaart nog geen drie minuten later dat hij misschien toch wel een nieuwe droger wil. Dat laatste is kennelijk dan toch echt wat hij wil, want als ik zeg dat hij die dan op zijn rekening mag bestellen, omdat ik net van mijn rekening een zespits gasfornuis heb aangeschaft ter vervanging van de kleine driepits in de nieuwe keuken, accepteert hij dat zonder protest. Hm. Eens afwachten of er echt nog een droger komt, ondanks mijn dreiging het ding dan vrijwel ongebruikt te laten staan, of dat hij bij nader inzien toch ook zonder kan.

Moe van de hele polderdiscussie met de droger en bijbehorend verdelen van vochtige was over het huis plof ik op de bank. Zo. Hè hè. Mams zit. Kopje thee erbij. Hondje kruipt al over de bank naar me toe om zich eens goed op mijn schoot te nestelen.

“Mam? Kom eens kijken?” roept jongste dochter één verdieping hoger. “Lieverd, ik zit nét. Kan je het ook gewoon zeggen?” “Nou, ik denk dat je even wil kijken mam. Die was die je in het trapgat gehangen hebt, die droop denk ik nog, want de muur van het trapgat zit nu vol druppelsporen…..”

Tranen met tuiten en spierpijn

Nu we weten dat we al over 2 maanden in Aduard zitten, heb ik mijn strenge-vriezer-beleid (voor de verkoop gingen we terug van 3 naar 2 vriezers, zodat de schuur leger kon) nog verder opgeschroefd. Wat mij betreft wordt vóór de verhuizing nóg een vriezer volledig leeg gegeten. Het dubbele daaraan is wel, dat wanneer je als rechtgeaarde wannabe-zelfvoorziener probeert om de oogst en wildpluk in te maken en daarmee zo lang mogelijk de winter uit te zingen, het een beetje tegen het gevoel in gaat om de wintervoorraad aan te spreken als er nog blaadjes aan de bomen zitten.

Gelukkig zijn er nog andere manieren dan de vriezer om je wintervoorraadje op te slaan. Er staan diverse glazen potten en flesjes in de kast die goed mee kunnen verhuizen: zoetzuur, chutney, jam, limonadesiroop -vooral veel bramensiroop-, appelmoes… De droogbonen staan na plukken, drogen, doppen, kort vriezen en weer ontdooien (tegen de bonensnuitkever) lekker decoratief te wezen in glazen weckpotten, naast de al net zo aantrekkelijk kleurige soepgroente, waar ik dankzij mijn voedseldehydrator eigenlijk jaarrond wel in voorzien ben. De knoflook is in lange vlechten opgehangen en goed gedroogd, en is eigenlijk nou ik erover nadenk ook best decoratief. Fruit zit gedehydreerd in bakken, te ver in de keukenkast om decoratief te zijn maar wél lekker. De rijke tijm-oogst staat als tijmsiroop te wachten op de eerste keelpijn, en de kruidenpotjes zijn overvol met gedroogde kruiden. Trouwens, die kruiden waren ook al goed voor twee potten vol bouillonpoeder en kruidenzout. Ik geef toe dat ik er intens tevreden van kan worden om dit zo op te sommen. Lijkt het ineens alsof we maanden ingesneeuwd kunnen raken. Spoiler: nee, daarvoor is het niet genoeg. Maar het idee is leuk om over te dromen.

Toen ik gisteren in de pluktuin was, kreeg ik te horen dat de uienoogst die zo rijkelijk lijkt, helaas wat al te snel aan het rotten leek te slaan. Waar we vorige winter nog tot bijna in het voorjaar uien konden gebruiken, zou het nu door het te lang warme weer wel eens een stuk minder kunnen zijn. Kijk, daar gaat mijn brein van draaien: in gedachten zag ik mezelf tot afval gedoemde uien redden van de ondergang door tassen vol uien krakend droog te dehydreren en te vermalen tot uienpoeder die nog járen gebruikt kan worden én amper plek inneemt in de keukenkast. Enthousiast vulde ik mijn tas met extra veel uien. Bovendien mocht ik, toen ik vroeg wanneer de witte kolen oogstklaar waren, ook alvast een flinke kool meenemen. Mijn zuurkoolvat stond me namelijk ook al wekenlang smachtend aan te kijken wanneer hij weer in gebruik genomen zou worden. Echt, ik zweer je, de blik van dat ding werd steeds beschuldigender.

Vol goede moed ging ik dus meteen ’s avonds al aan de slag. Wel zo fijn, dat kan allemaal zittend, en dat had ik wel verdiend na een dag lang rondlopen op de Kerstshow van Intratuin Duiven met de kinderen. (Spoiler twee van dit blog: ik ben een enorme Christmaholic. Stel je een kerstfan voor, zo een waarvan je denkt ‘Nou nou, moet dat echt zó overdreven’,  verdubbel die en je hebt mij zo’n beetje. Het Kerstforum is ook het hele jaar leuk en niet alleen in december, nietwaar, meelezende Kerstforummers?) Dit verklaart img_2928waarom mijn voeten pijn deden en mijn lijf al behoorlijk moegesjouwd was, want als ik naar een Kerstshow ga, dan ga ik ook intens doorleefd en detail opzuigend door zo’n show heen.

Maar goed. Voorbereiding is alles, dus daar stond het allemaal in de keuken: de dehydrator met een flinke stapel uien ervoor. Een flinke witte kool van de tuin, twee spitskolen, drie kleine witte kooltjes die ik van vrienden kreeg. Natuurlijk ook zout, kruiden, zuurkoolvat en zuurkoolstamper, snijplanken, messen, rasp, schaaf. Het bio-afvalbakje. Ik was er helemaal klaar voor. De uien verwerken was het kleinste klusje, dus om warm te lopen daar maar mee beginnen. Ui pellen, even onder de kraan omdat een natte ui minder tranen geeft (daar dacht ik dus wel over na), snel in ringen schaven en de ringen uitspreiden op het eerste dehydrator-rooster. Bij de tweede ui begon al een klein beetje tot me door te dringen dat het misschien wat minder handig was om de uien één voor één te pellen, schaven en de ringetjes uit te drukken en uit te spreiden, want na het uitdrukken en verspreiden van die rauwe tranentrekkers reageren de ogen toch wel heel behoorlijk, vond ik bij de derde ui nu echt. Bij de vierde ui had ik inmiddels besloten dat de hele stapel uien die klaar lag het ‘m niet echt zou worden, vanavond. Ui vijf liepen het traanvocht over mijn wangen en lag mijn bril al twee uien lang ongebruikt op het aanrecht, omdat ik om de haverklap met mijn mouwen de tranen uit mijn ogen moest vegen. Dat is overigens best een zeldzame sensatie voor iemand met Syndroom van Sjögren, want gewoonlijk heb ik een tekort aan tranen, maar ondankbaar als ik was wist ik het toch niet helemaal te waarderen. Terwijl ik dapper ui nummer zes aan het schaven was moest ik weer even de tranen wegvegen om te voorkomen dat ik mijn vingers zou meeschaven. We zijn immers vegetariërs dus er hoefde geen vlees bij. Maar door het ontbreken van de bril kon ik ook niet goed meer zien hoe ver vingers en schaafmes nog van elkaar verwijderd waren. Zonder dat ding ben ik ook niet een béétje kippig, ik zie gewoon haast niets. En toen kwam de cruciale fout die vast iedereen al had zien aankomen: in plaats van de mouw pakte ik de pols, waarvan ik toch echt dacht dat die veilig was. De pijnlijke sensatie die enkele milliseconden later doordrong in mijn ogen maakte me duidelijk dat het uiensap kennelijk al zo ver doorgedrongen was en dat dit NIET handig was. Shortcut naar de uitkomst: het bleef bij zes uien gisterenavond. Zojuist heb ik er nog vier in de dehydrator gedaan, met betere voorbereiding en onder stromend water. Het uienpoeder is wél heel erg lekker, als nu nog schrale troost, maar naarmate deze ervaring verder achter me ligt zal ik ook daar wel steeds tevredener over worden. Ingesneeuwd-dromen-tevreden.

Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar ik was er nog niet. De kolen lagen me nog aan te kijken en het zuurkoolvat gaapte me al te leeg aan. Na een pauze met kopje thee dook ik de keuken weer in. Báf. Uienlucht. Tja, zo lang ze nog niet droog waren zou er een flinke uienlucht uit de dehydrator blijven komen. Wie had er ook al weer bedacht dat het handig was om éérst de uien te doen en dan pas de kolen? En waarom had ik die dehydrator niet even in de schuur gezet?

Vastbesloten de oogst aan kolen vanavond nog te verwerken beet ik de kiezen op elkaar en zette door. Zuurkool maken is niet moeilijk. Je schaaft de kool héél fijn, doet die in het zuurkoolvat, zout en eventueel wat kruiden erbij, en dan stampen. Door het kneuzen van de bladeren en het zout komt er vocht uit de kool vrij en als je genoeg kool fijn stampt staat het koolschaafsel uiteindelijk helemaal onder het vocht en kan het fermenteren beginnen. Eitje.
Net als vorige jaren had ik ook nu al weer redelijk snel een lekkere stapel koolschaafsel en stampte ik vol vuur de kool plat in het vat, nog altijd vergezeld door een stevige maar al wennende uienlucht.

img_6573

Zittend kneuzen ging niet heel lekker, dus ik ging toch weer even op de pijnlijke voetjes staan tijdens het ritmisch aanstampen. Op de grond was net te laag, op een stoel was net te hoog, dus mijn rug voelde wel hoe onnatuurlijk deze houding is. En mijn armen begonnen enthousiast maar naarmate de lagen kool, zout, kruiden, stampen, kool, zout, kruiden, stampen enzovoorts toenamen, protesteerden voornoemde armen toch steeds harder tegen de kracht die nodig is om de bladeren gekneusd te stampen. Dit jaar had ik echter voor het eerst ook spitskool toegevoegd en die heeft minder vocht dan witte kool, dus ik moest wel echt goed hard stampen. Toen ik wat zorgelijk het vat in keek hoe er dit jaar minder snel vocht vrij kwam besloot ik de zuurkool nog wat lekkerder te maken door een scheut witte wijn toe te voegen. Immers, kool die boven het vocht uit komt fermenteert niet maar verrot gewoon, dus het moet wel goed onder komen te staan.

De wijn zat er nog niet bij of de kinderen besloten dat dát het moment was om te vragen of ze konden helpen. Lief, en mijn spierpijnlijke bovenarmen waren dankbaar. Maar toen de wijn en koolvocht spetterend over de rand van het vat gingen toen jongste haar gang ging had ik meteen spijt van het halverwege en niet aan het eind toevoegen van de wijn. Lachend poetsten we vloer en vat en ik bedankte nog maar eens maar nee dank je, ik doe het toch maar zelf.

Twee-en-een-half uur in de keuken bezig, bijna klaar. Het einde kwam nu toch écht in zicht, de vochtlaag nam toe, mijn kleren onder de vegen traanvocht, uienvocht en koolgroen, rode konen van de stampinspanning, de spierpijn niet meer te negeren en nog een kwart kool te gaan, en toen stonden mijn ouders ineens voor de deur. “Goh,” zei mijn moeder opgewekt, “Jij zou eens met je tante in Frankrijk moeten praten. Die weckt en weckt en maakt ook van alles in. Leuk hè?”

Het duurde even voor mijn lijf mijn hersenen toeliet te erkennen dat ik het oogst verwerken -oh ja da’s waar ook- leuk vind.

En ineens weet je het zeker.

Ineens weet je het zeker. Je gaat naar Groningen.

Niet dat het onverwacht kwam. Maandenlang speelde het al door de hoofden van ons hele gezin. Maar na een spannende sollicitatieprocedure van eega, een zenuwslopende periode van geheimhouding-dat-de-sollicitatie-succesvol-gelukt-was, de vondst van een droomhuis dat we konden kopen maar tegelijk aan een zijden draadje hing (als de term “voorbehoud verkoop eigen woning” je niets zegt, neem het dan maar zó aan, anders zijn we vier pagina’s juridisch-makelaardij-geklets verder) en drie maanden ons oude huis te koop (de hiervoor gebruikte termen ‘spannend’ en ‘zenuwslopend’ zijn dan ineens woorden geworden die de lading amper nog dekken) is nét voor de laatste datum waarop voornoemd droomhuis nog voor ons gereserveerd stond ons oude huis verkocht.

En hop: alle puzzelstukjes vallen ineens in elkaar. Deze groentjes gaan naar Grunn. Naar een heerlijk ruim vrijstaand huis in een klein en aangenaam en van interessante geschiedenis uit zijn voegen barstend dorp onder de rook van Groningen. En met wat ruimte voor onze groene aspiraties (moestuin, kippen, caviaren, tuintje, terrasje, fruitbomen, dat soort dingen: die leuk zijn als je er gek genoeg voor bent maar waarvan je handen altijd vies worden).
Nou heeft de schrijver dezes – aangenaam, type hopeloos ecologisch linksdraaiende geitenwollen sok and not afraid to show it – al heel wat regio’s van het land gezien. Dit wordt mijn elfde verhuizing, als ik goed geteld heb. Maar alle voorgaande adressen kwamen nooit noordelijker dan Utrecht, dus hey: ondanks al mijn verhuiservaring noem ik mezelf dus een Groentje voor wat betreft Groningen.

Goed, genoeg informatie in nog geen 250 woorden gepropt. Meestal ben ik een stuk wolliger en breedsprakiger. De volgende posts worden hopelijk wat minder feitjes kauwen en wat meer leukigheidjes over hoe het leven van een Groentje op weg naar Grunn eruit ziet!

(PS mij leer je kennen op “Wie is het Groentje in Grunn?”)