Feestdag

Pasen is best een beetje feest. Niet zo uitbundig als Kerst, maar toch kwam het feestgevoel heel aardig op. Vooral nadat middelste de paasversiering in huis verdeeld had, en ik voor de plus minus zevenentachtigste keer een fragment van de Mattheus Passion op Radio 4 hoorde. Nou vind ik die ook wel écht mooi, dus een straf is dat zeker niet. Er is verder ook maar weinig specifieke paasmuziek (– dringt nu alle zondagsschoolliedjes van vroeger terug in hun goed afsluitbare vakje in de grijze cellen –) dus gelukkig maar: ik kan niet zoals in de Adventstijd even switchen naar een bij de tijd van het jaar behorende CD. Het Weihnachtsoratorium laat mij persoonlijk namelijk beduidend minder hard warm lopen, dus in december heb ik die alternatieven wél nodig.

Bij Pasen hoort een ontbijt of brunch. Een traditie waar ik niet aan ga tornen, omdat die veel te leuk is om over te slaan. In tegenstelling tot mijn vorig ziekenhuis heeft het huidige echter ondanks katholieke roots de Goede Vrijdag niet als vrij-dag aangemerkt. Met ook werk op Witte Donderdag en een rit naar Arnhem voor familieverjaarsbezoek op Stille Zaterdag bleef er weinig tijd over om zelf te gaan bakken voor het ontbijt op Paaszondag. Het kwam dan ook mooi uit dat een spruit van een van de collega’s opdracht had gekregen van diens sportvereniging om suikerbroden en paasbroden te verkopen. Zakcentje voor de vereniging, lekker bakkersbrood voor ons. Ik zag een win-win-situatie en bestelde van beiden één. Die roken na levering zo verrekte lekker dat ik al mijn wilskracht aansprak om ze tot Pasen te bewaren, en ze diep in de kelder verstopte tot dan.
Ik bakte bij thuiskomst op zaterdagavond laat alleen nog even de ciabatta die overdag had staan rijzen, dekte de brunchtafel uitgebreid, en vouwde paasmandjes die ik vulde met chocolade en wat kleine cadeautjes om die tenenlopend en behendig sluipend naast de bedden van de slapende dochters neer te zetten. Een familietraditie: op feestdagen vinden ze ’s morgens wat lekkers en/of leuks naast hun bed. Ik heb geen idee of ze zich, nu ze zo oud geworden zijn, alleen nog maar slapend houden om mij een plezier te doen, of dat ze écht nog steeds niet wakker worden van mijn insluipersactiviteit. Ik wil het ook niet weten.

Op eerste Paasdag was de tafel zó vol gedekt, dat we ondanks een uur tafelen en uitgedijde buiken ontzettend veel over hielden. Alles werd weer opgeborgen in zakken en bijenwasdoeken, en weggezet voor de dag erna. Boffen: twéé dagen uitgebreide paasbrunch. Daarna kweten we ons van de rest van de paasactiviteiten: was ophangen, met de honden wandelen, basgitaar en ukelele spelen, Netflix kijken, taart eten, grote delen van de moestuin omspitten en kruiden inzaaien, lezen, caviakooi verschonen, tajine koken, en meer van die weekeindgevoeloproepende daden. Voor het slapen gaan zette ik de tafel weer klaar voor de volgende morgen, deze keer zonder ciabatta, want de volgende ochtend zou ik wat croissantjes afbakken. Na mijn sluiproute door de kinderkamers met marsepeinen eieren kon ik ons warme nestje in.

Tweede Paasdag. Een ritje naar de Zeldzaam Mooie Paasmarkt voor de boeg, en gezien de weersvoorspellingen die met toenemend middaguur ook toenemend regen voorspelden moesten we niet te lang na de brunch vertrekken. Achteraf gezien kwam het overigens prachtig uit: gedurende ons anderhalf urig bezoek was het droog, zodra de auto de parkeergarage weer uitreed op weg naar huis viel tot onze verbazing plots de hagel met behoorlijk roffelende stenen op de voorruit. Mazzel!
Maar goed, dat wisten we ’s morgens nog niet, dus ik probeerde het brunchen niet té laat uit te mikken. Eega zat al in de studeerkamer te werken, de dochters waren nog op hun kamers, en ik kwam na een luie start (want na de wekker nog een half uurtje op bed, hmmmm) alvast beneden de oven voorverwarmen en croissantdeeg rollen. Bij het neerzetten van de kaas op tafel viel me ineens een lege plek op. Neeeeeee-ohneeohnee-K*T! Een sprintje naar de hondenmand en de vondst van een lege zak bevestigden mijn vermoeden: onze jongste hond Bink had vannacht uitgekozen als moment waarop het hem voor het eerst lukte om zónder een stoel als opstapje tóch op de tafel te komen. Bijna 10 jaar oud en nog zo ondeugend als wat. Dááág nog bijna volledig paasbrood.
Nou zijn behalve chocolade en noten ook rozijnen giftig voor honden, dus ik riep hem meteen ter inspectie bij me. Hij liep in een wat bezadigd tempo (niets voor onze cairn-energieke knul) op me af maar keek wel helder uit de ogen. De flanken duidelijk gespannen. Verzadigd en verkwikt en aanmerkelijk aangedikt. Neusje nog nat, staartje nog kwispelend (“Heeft vrouwtje nog meer lekkers voor me? Je riep me toch?”) en alert. Dit leek niet op een vergiftigde hond.
Een check bij eega leerde me dat hij de boel die ochtend bij de morgenwandeling al danig geloosd had, en de Aduardse bermen van spetterbemesting voorzien had. Goed zo, geen dierenartsrekening vandaag. Hij kwam er zelf al vanaf.

Toch zonde van dat paasbrood. Zou collega volgend jaar weer van die lekkere broden verkopen?

Hoe the Lady of the Lake in mijn keuken kwam.

Ik ben dol op koken. En bakken. Maar vooral koken. Dit weekeinde kwamen er collega’s van eega langs, die na de open dag van hun werk wel een hapje lustten. Natuurlijk is een pan soep en een schaal broodjes best mooi. Of een enorme pan pasta. Niets mis mee. Maar ik hou ervan om dan een beetje uit te pakken, omdat ik koken dus zo leuk vind. Wat ik dan precies ga koken weet ik zelden ver vooruit. Het ontstaat zo’n beetje ter plekke, als ik in de kelder, koelkast en inloop-voorraadkast kijk wat we in huis hebben. Of als ik in de winkel zie wat er in de aanbieding ligt, of met een afprijssticker ligt. (Overigens, fantastische anti-verspillings-actie vind ik dat, dat supermarkten hun artikelen die tegen de datum aan zitten goedkoper aanbieden, zodat ze niet blijven liggen ten faveure van versere, en daardoor weggegooid moeten worden.)
Als ik zie wat er allemaal is, bruist en borrelt het in mijn hoofd en maak ik allerlei combinaties. In gedachten ruik en proef ik al hoe dat ongeveer zal worden. Soms verzin ik rare combinaties, soms grijp ik terug op iets heel vertrouwds, soms sla ik een zijpad in. En langzaam kristalliseert zich dan wel iets uit. Het vertrouwen dat er wel wat boven komt drijven maakt ook dat ik mezelf toesta om lekker te dwalen in de opties. Deze keer dreef er tijdens het winkelen een werelds thema boven, nadat ik twijfelde tussen een Indiase curry of een Noord-afrikaanse tabouleh. Want waarom niet beiden? En als ik die curry dan aanmaak met een Zuid-amerikaanse bonensoort, wie houdt me tegen? Ik werd steeds vrolijker van de opties en pakte mijn telefoon erbij om de ideetjes in te tikken, omdat ik inmiddels al 6 gerechten in mijn hoofd had en zeker wilde weten dat ik geen cruciaal ingrediënt vergat.

De hele zaterdagmorgen besteedde ik aan koken. Enige structuur aanbrengen door eerst gerecht A en dan gerecht B te doen is bij mij meestal een verloren zaak. Trek ik de koelkast open voor iets dat ik voor B nodig heb, zie ik meteen iets voor C staan dat ik vast mee kan snijden. Loop ik naar de kelder om D koud te zetten, zie ik iets staan dat eigenlijk mooi bij E zou passen terwijl ik in de keuken A en C nog half af heb staan. Breng ik wat schillen van B naar de kippen, raap een ei, bedenk dat dat nog bij D erin kan, en draai me in de bijkeuken al weer om met het ei nog in de hand om nog snel wat lente-ui in de tuin erbij te plukken voor de volgende chaotische vlaag van inspiratie. Enzovoorts. Tijdens het koken is de keuken een slagveld, mijn bewegingen komen in de buurt van de meest ingewikkelde tango die je ooit gezien hebt, overal staan halffabrikaten en ingrediënten, soms zijn alle zes mijn pitten van het fornuis tegelijk bezet, ik duld eigenlijk, als ik het eerlijk mag zeggen, he-le-maal nie-mand in mijn buurt (behalve middelste, die mijn kookgenen heeft) en langzaam maar zeker komen uit de diepten van het moeras der opties de gerechten naar boven.
(Rare zijsprong: ineens zie ik mezelf als The Lady of the Lake een gerecht als een soort Excalibur boven mijn hoofd boven het water uit hijsen…. dat brein van mij maakt soms zulke idiote associaties!)

Als het bezoek er is, grill ik alleen nog wat Turks brood, kook een pan gemengde meergranenrijst en bak wat aubergines, de rest is al klaar. Lekker veel tijd om bij de gasten te zijn. Er komen complimenten over het eten tot ik er verlegen van word en bij de voordeur bij vertrek probeer ik nog een van de recepten (spinaziefalaffel met geitenkaas-rozemarijn-saus uit de oven) uit te leggen. Wat echt dán moet, als ik het nog in mijn hoofd heb, want ik gebruik nooit recepten bij het koken. Ja, om als inspiratie vooráf te lezen, maar niet tíjdens het koken. Dus als ik iets geslaagds maak, krijg ik het de volgende keer ook haast nooit meer precies hetzelfde.

Deze hele zondag kook ik niet. Ik ben dol op koken, maar ook op vrije dagen. En met gasten voor de lunch en een van mijn broers voor het avondeten komen de nogal royaal overgeschoten kliekjes mooi van pas. Kan ik nog mooi even een blogje schrijven!

A Je To

Klussen in huis, daarvoor ben ik, de vrouw des huizes. Al vanaf onze prilste samenwoontijd werd duidelijk dat het bewerken van hout, metaal, elektriciteit, meubels, kapotte onderdelen en auto’s niet echt eega zijn sterke kant is. Aangezien hij in weer hele andere dingen dan weer heel erg goed is, is dat natuurlijk okay. Ik vind klussen niet erg en meestal is het resultaat verbluffend effectief, gezien de weg erheen. Ik ben namelijk nogal van de aanpakken-en-ter-plekke-oplossen-stijl. Niet bang om een kapot apparaat te openen bekijk ik on the spot hoe ik dénk dat het hoort te werken, en waar ik dénk dat het fout zit. Negen van de tien keer klopt de diagnose en pak-m-beet zeven van de tien keer kan ik het dan repareren. De keren dat ik in onze laatste huurwoning voor we gingen kopen de CV-ketel repareerde omdat de woningbouwvereniging enkel met kortstondige lapjes kwam zijn niet meer op mijn handen én voeten te tellen. Onze eerste twee auto’s zagen de garage ook niet heel vaak omdat ik daar zelf nog aan knutselde. Tegenwoordig ga ik niet meer verder dan wat vloeistoffen aanvullen, omdat de auto’s nu zo modern zijn dat je bij wijze van spreken de complete bumper eraf moet slopen en de auto op de brug zetten om met een hengel vanaf de wielas omhoog reikend met minimaal 2 hoeken langs accu en ruitenwisservloeistoftank één lampje op de tast te vervangen. Ik praat dat dan goed naar mezelf toe door mezelf voor te houden dat ik zo de werkgelegenheid bij garages toch ook ondersteun. En ja, ik ondersteun de Toyotagarage zodat ze nóg meer geitenwollensokkenPriussen kunnen bouwen zoals mijn blije Heilige Koe.

Mijn aanpakken-en-ter-plekke-oplossen-stijl laat zich omschrijven als een mengsel van Help Mijn Vrouw Is Klusser, Buurman en Buurman en Rob en Nico. Klussen duren soms wat langer dan nodig (Help Mijn Vrouw), ik doe soms precies wat niet logisch is (Buurman en Buurman) maar vreemd genoeg is het eindresultaat toch goed aan te kijken en(/of) functioneel (Rob en Nico).

Ik ruim net boormachine, schroeven, waterpas en verlengsnoer op en ben heel tevreden met ons echtelijke bed. Vanmorgen was eega dat niet. En ik, toen ik om ongeveer kwart voor 7 op mijn vrije dag wakker werd van de klap, eigenlijk ook niet. Helaas helaas helaas: hét moment suprème heb ik gemist. Toen eega door zijn kant van het bed heen zakte sliep ik, dus het prachtigste moment miste ik, het moment van ‘krak zei de bedbodem, met een diepe zucht, allebei de beentjes, hoepla in de lucht’. In ons gezin is leedvermaak volkomen geaccepteerd en arme eega is nogal eens het slachtoffer. Vier hennetjes is ook wat veel voor één haantje misschien. Het kwam vanmorgen niet in me op om te lachen, dus het haantje kon net als dit hennetje even de hartslag weer tot normale ritmes laten komen zonder lachbuikpijn. Een provisorische oplossing, vijf minuutjes, en toen ging eega zich aankleden en ik nog een uurtje terug in mijn, comfortabel stevige, helft van het bed.

De rest van de ochtend knaagde de vervelende oorwurm in mijn hoofd dat ik nou toch echt dat bed even moest fixen. Oorwurmen verdwijnen zelden vanzelf, bovendien zou eega wegens voornoemde acceptatie van leedvermaak in het gezin vermoedelijk denken dat ik het expres niet gemaakt zou hebben als hij vanavond bij het instappen nogmaals erdoor zou zakken, dus tijd om aan te pakken.
(Intermezzo. Lieve eega, natuurlijk zou ik dat niet expres gedaan hebben. Ik zou wél gelachen hebben, uiteraard, maar je bent me echt te dierbaar om expres door het bed te hebben laten zakken. Kusje erop. Einde intermezzo.)
Onder toezicht van twee van de drie dochters, die wél voluit en hardop konden lachen bij alleen al het beeld in hun hoofd toen ik vertelde dat papa door het bed gezakt was, begon ik aan het klusje. Een compleet blok hout dat de bedbodem dient te ondersteunen was met schroeven en al los gekomen van de binnenkant van de bedrand. Stukken afgebroken bewijzen van metaalmoeheid zaten het herinstalleren op de oude plek in de weg, dus een paar centimeter verderop ondernam ik een nieuwe poging. Alle materialen binnen handbereik. Bedbodem en matras op mijn helft gestapeld zodat ik er goed bij kan. Blok tegen bedrand zetten. Schroeven met een metende blik over blok en bedrand leggen om er zeker van te zijn dat de schroeven lang genoeg zijn om blok wél vast te maken aan de bedrand, maar ook kort genoeg zijn om niet aan de andere kant er weer uit te komen. Blok tegen bedrand houden, waterpas erop, er acuut achterkomen dat ik handen tekort kom om én blok én waterpas én boormachine én schroeven vast te houden. Geen potlood bij de hand om waterpas blok af te tekenen. Te lui om nogmaals de trap af te lopen om er een te halen. Waterpas er weer af, ogen strak gericht op het punt waar het blok dient te komen, schroeven op de tast in de schroefgaten van het blok, blok weer terug op beoogde plek zetten, há, zie je wel, zo kan het zonder waterpas erbij te houden toch goed komen. Strak het blok fixerend zodat hij geen millimeter schuift pak ik de boormachine erbij en schroef de eerste twee schroeven links en rechts stevig vast. Ik leun over het bed heen om een derde schroef voor het midden te pakken en zie aan de andere kant de punten van de eerste twee schroeven uit de zijkant van het prachtige houten antieke negentiende eeuwse bed-uit-familie-erfenis steken. Wel rekening gehouden met de dikte van het blok, geen rekening gehouden met hoe diep de schroefgaten al verzinkt in het blok zaten, dus die gingen er verder door dan gedacht. Een vloek onderdrukkend haal ik de schroeven er weer uit. Eén voor één vervang ik ze door kortere. Dat ‘omstebeurtdoen’ leek me handig, want dan hoefde niet het hele blok er weer af. Ik schroef de eerste schroef er weer uit, en zie het blok een kwart slag naar beneden vallen, hangend op de ene nog aanwezige schroef. Dáág waterpas. Tastend met de punt van de kortere schroef kan ik gelukkig wel het schroefgat terug vinden en daarmee is waterpas gered. Na het vervangen van de twee te lange schroeven moet er nog een derde in het midden van het blok komen. Ook daar is het gat al zo ver uitgesleten door de ongetwijfeld originele negentiende eeuwse schroef die er tot dan in zat, dat het een beetje een gokje is hoe ver een eenentwintigste eeuwse schroef er aan de andere kant nog uit komt. Dat had ik ook moeten meten vóór hij met twee schroeven al muurvast aan de bedrand gemonteerd was. Leermoment.
Ik gok op een nog nét wat kortere schroef dan de eerste twee, zie het eerste stuk soepel in het blok verdwijnen, en stuit dan keihard op een knoest in de bedrand. Hoe krijg ik het zo uitgemikt. Ik ga voor de Buurman en Buurman methode en druk gewoon keihard door, de kop van de schroef lichtjes dol draaiend en glad uitslijpend en in één moeite door de schroevendraaierkop op de boormachine bijna net zo rond uitslijtend. Die moet nu vervangen worden, maar het goede nieuws is dat die schroef er net als zijn voorganger mooi anderhalve eeuw in kan blijven zitten want die gaat nevernooitnietmeer uit die knoest komen. En de punt komt er, meld ik trots, niet uit aan de andere kant. Dat hebben we, mijn klusmaterialen en ik, toch maar mooi weer even gefixt. A je to!

Quality time

Nadat de ABN-Amro ons met een slinkse vorm van schemergebied-van-nét-niet-koppelverkoop een bankrekening bij de hypotheek aansmeerde ging er vervolgens veel mis bij het aanmaken van de passen. Na ettelijke blunders zaten we uiteindelijk zonder enige geldige ABN bankpas en hadden we al meerdere passen moeten vernietigen van ABN, waardoor we uiteindelijk het bijltje erbij neer gooiden en besloten dan maar geen pas te hebben. De rekening zou toch alleen gebruikt worden voor afschrijven van de hypotheek. Nadeel hiervan was echter wel dat we niet konden internetbankieren, waardoor we de adreswijziging enkel tezamen, in levende lijve, met onze ID’s bij de hand, in een kantoor konden gaan doorgeven.

Vandaag, onder druk van het binnenkort aflopen van de PostNL Doorzendservice die nu nog de ABN-papieren onderschept en naar Aduard stuurt, was het dan zo ver. Eega en ik vonden zowaar een moment waarop we beiden thuis waren binnen de openingstijd van ABN-kantoren, eega had het niet zo druk dat hij geen uurtje kon missen, en het weer werkte mee zodat we al fietsend droog in Groningen aan konden komen. De mevrouw achter de balie was ontzettend aardig en servicegericht en regelde vlot de adreswijziging en het aanvragen van een nieuwe bankpas. Nu maar afwachten hoe lang het duurt tot alles gelukt is. Recente overstap van mijzelf en dochters van ING (toen nog mede-financierder van de Dakota Access Pipeline en dus niet duurzaam genoeg meer voor deze Groene Grunneger) naar ASN-bank (met Triodos de meest ‘groene’ bank van Nederland) bleek ruim 3 weken papierhandel in beslag te nemen. Blij dat dat achter de rug is, zodat ik nu met een pas met een vrolijk uit de zee opspringende orka mag betalen in plaats van met een oranje leeuw.

Eega had het niet zo druk dat hij geen uurtje kon missen, maar wel zo druk dat hij niet meer dan een uurtje kon missen. Het buitenkansje dat ik zag (“Hey, die ABN ligt midden in een flink overdekt winkelcentrum waar we nog niet geshopt hebben, en mijn eerste salaris van mijn nieuwe werk is binnen!”) ging dus aan hem voorbij. Zelf zal hij het eerder formuleren als dat hij de dans mooi ontsprongen was, maar hoe dan ook: eega toog huiswaarts ruim voor ik weer op de pedalen sprong. Omdat ik dit voorzien had, had ik de dochters gevraagd wie zin had om mee te gaan. Drie dochters hadden wel zin. Twee dochters hadden genoeg zin om ook daadwerkelijk tijd ervoor uit te trekken. Tijd voor Mother Daughter Quality Time. We zoeken een mooie balans tussen ‘moet je nou echt voor elk rek in deze winkel een kwartier stil staan’ en ‘natuurlijk lieverd, kijk jij maar even rustig’. Ik verbaas mijn dochters door een terrasje te pakken en als enorme bioveggie doodleuk junkfood voor ze te kopen als lunch. De bizarre combi sinaasappelsap, ietwat slappe patat met mayo, en uitstekend gelukte vietnamese loempia’s met zoete saus tintelt over onze smaakpapillen, terwijl het eerste beetje serieus te nemen voorjaarszon in combi met de nog wat frisse bries de wangen doet tintelen. We zijn samen verontwaardigd over agressieve verkooptactieken van een standje dat linnen tasjes verkoopt, ik vind de nieuwe sokken die ik zo hard nodig had (en nog veel meer waarvan ik pas ter plekke realiseer dat ik het eeeecht weeeeellll nodig heb, of nou ja, niet nodig heb, maar ik mag mezelf toch verwennen met mijn eerste salaris in drie maanden, en ik kan het wel gebruiken, het zal niet op een plank liggen stoffen, enzovoorts), jongste kan haar boekenverslaving weer voeden in een tweedehands boekenwinkel waarvan de winst naar een goed doel gaat, en oudste is blij met een paar krijtstiften waardoor een verbod op tekenen op haar ramen geen stand houdt.

Bijna het winkelcentrum door, en dan vinden we op het laatste stukje een dierenwinkel. Dierenwinkels hebben op mij een haast magnetische aantrekkingskracht. Ik heb als student, jaren ’90, jarenlang gewerkt in een dierenwinkel in Utrecht, zaterdagen, vakanties. Heerlijke tijd. Ik ben er een paar maanden terug nog eens binnen gelopen toen ik bij mijn broer, schoonzus en nichtje was. De eigenaar herkende me meteen, er vielen ruim 20 jaar tussen ons weg. Als het ook maar nét ietsje anders verlopen was, en ik niet net een leerlingplaats als röntgenlaborant veroverd had toen mij werd aangeboden of ik een nieuw te openen filiaal van een Zeister dierenwinkel wilde gaan leiden, had ik nu misschien wel een eigen dierenwinkel gehad. Kortom: ik heb er een zwakke plek voor en ga als het even kan binnen kijken, vooral naar de dieren. Er zit ook een bittere vorm van zelfkwelling bij, want ik wéét intussen dat ik bijna altijd teleurgesteld ga worden. Ze zitten zelden groot genoeg naar mijn maatstaven, konijnen en cavia’s worden samen gehouden (over het waarom absoluut niet kan ik een preek houden die de lengte van dit blog zou doen verdubbelen), vissen zitten soms zelfs nog in ronde kommen, papegaaien krijgen enkel zonnebloempitten te eten, strikt solitair levende hamsters delen té lang na hun nesttijd nog een hok, vogels zitten met veel te lange nagels op te dunne stokjes: de rij met te verwachten dierenleed is lang.

Het valt mee, op de eerste blik. Hokken zijn weliswaar klein, maar wel schoon, en er zitten geen konijnen bij cavia’s. Ik app nog een schattige foto van een stel slapende ratjes naar middelste die thuis is, als mijn oog valt op een bakje Russische dwerghamsters daaronder. Een van de hamstertjes loopt wat ongemakkelijk. Ik kijk beter, wrijf mijn ogen uit, kijk nog eens, en de tweede blik bevestigt mijn eerste indruk: dit diertje mist een voorpoot. Niet gewond, niet geamputeerd, nee, gewoon helemaal niet aangelegd. Onder de huid beweegt een schouder, de huid zelf is volkomen glad, nog geen beginseltje van een poot steekt naar buiten. Ik wijs oudste erop, die ooit dwerghamstershowfokster was (onthoud dat woord als je een onmogelijke galgje-opdracht wil geven) en terwijl zij acuut in gedachten haar kamer herinricht om nog een hok bij te plaatsen naast haar al aanwezige opvanghamster ga ik eerst maar eens de eigenaar zoeken. Vragen of ze dit überhaupt wel door hadden en wat ze ermee gaan doen. Een ongelovige blik, navragen aan 2 andere medewerkers, mij het diertje laten aanwijzen, oppakken en omkeren, nog steeds ongelovige blikken: nee, dit hadden ze niet door. Niemand gelooft zijn ogen. Eigenaar haalt de schouders even op en meldt dat het hamstertje terug gaat naar de fokker. Dan krijg hij een nieuwe, een ‘hele’. Ik spring tezamen met oudste op de barricades en geef aan dat het diertje dan vermoedelijk afgemaakt wordt door de fokker: leer mij die broodfokkers die voor dierenwinkels fokken kennen. Die hebben niets aan een driepootje. De schouders van eigenaar gaan weer even een miniem schokje de lucht in. Dat is goed mogelijk, erkent hij. Ja maar, sputtert hij daarop, hij kan ons echt niet zomaar die hamster meegeven. Want als hij niets terug geeft aan de fokker, krijgt hij ook niet zomaar een andere ‘goede’ ervoor in de plaats. Dan moet hij er weer een inkoopsprijs voor betalen als hij een andere haalt. Eigenaar ziet mijn blik, nog ongeloviger dan hij zelf net voor smoelwerk trok, dat hij voor die paar cent moeilijk gaat doen en een hamster naar een doodsvonnis wil sturen. Kennelijk leest hij de waarschuwingstekens voor reputatieschade die fel uit mijn ogen afgevuurd worden, want hij krabbelt ineens terug: ja, hamstertje mag toch mee, halve prijs dan, okay? Okay. Hamstertje mag mee. En 50% korting voor een hamster die maar 25% pootjes mist is toch netjes? Oudste dringt voor bij het betalen en claimt het diertje zo als háár hamster.

Zelden zijn we zo eensgezind als wanneer het om diertjes redden gaat. Binnen 10 seconden nadat we buiten gestapt zijn is de naam Humpy aangenomen. Een winkel verder, bij De Tuinen, stopt het vertederd kirrend vrouwelijk personeel (dat oudste in het doosje zag gluren en aaien en vroeg wat erin zat) het lege kale doosje vol zachte tissues, en daarna aanvaarden we de terugweg, oudste met één hand aan het fietsstuur en met één hand de binnenjaszak met doosje ondersteunend, waarbij elke hobbel in de weg vermeden wordt. Of waarbij na elke niet vermijdbare hobbel in de weg een welgemeend “Sorry!” richting het doosje geroepen wordt.

Humpy is inmiddels geïnstalleerd. Ze onderzoekt haar kooi dapper en mag zo veel lawaai maken als ze wil als ze vannacht nog een paar keer uit balans raakt en van obstakels af valt. Oudste had namelijk het voorjaar in de bol en slaapt met jongste in de pas gekochte tent die we op proef even opgezet hadden in de voortuin na thuiskomst. Zij liever dan ik, bij een buitentemperatuur van vier graden. Zo ver ga ik nou ook weer niet als ik Mother Daughter Quality Time deel.

Wat heb jij d’r op?

Wie van mijn generatie herkent deze titel? Trouwe volgers waren wij, eega en ik, zolang Jiskefet uitgezonden werd. We lagen dubbel bij De Dierenwinkel, De Lullo’s, Debiteuren Crediteuren, Oboema en José, Sint Hubertusberg… Eén enkele zin uit zo’n sketch deed het geheel weer voor onze ogen oplichten.
De zin ‘Wat heb jij d’r op?’ daagt daarom nog steeds in mijn hoofd als ik een lunchtrommel zie. Klik maar even als het je niets zegt.

Mijn nieuwe collega’s moeten nog even wennen aan mijn minder alledaagse lunchtrommeltje. Meegenomen van een vakantie in Denemarken, een appelgroene trommel met verschillende vakjes en vakken, die ik altijd allemaal vul. Waarbij ik de inhoud ook nog eens verpak in zelfgemaakte bijenwasdoeken. Ik geef toe, dat is ook wel héél alternatief. De nieuwsgierige vragen zullen de komende tijd nog vaker gesteld worden in Drachten, en dat is prima. Doe ik graag. Voor alle niet-collega’s heb ik donderdagavond maar eens foto’s gemaakt tijdens het bereiden van de lunch voor vrijdag.

In het deksel zitten drie vakjes. In een van die vakken zit een bijbehorend flesje. Zo kan ik mijn eigen lactosevrije lunchdrank meenemen. Ik drink door de dag heen, of dat nou werk, thuis of onderweg is, bijna nooit iets anders dan thee en soms water, bij de lunch wil ik wel eens wat anders.
Voordeel: waar ik melk (toen ik dat nog dronk) niet lekker vond als het opwarmde, is haverdrank of een andere melkvervanger op kamertemperatuur heel goed te drinken.

En dan de noten. Eén vakje zit vol met noten, pitten, zaden en gedroogde vruchtjes. Die eet ik echt niet elke keer leeg. Noten vullen enorm! Dit is meer een vakje waaruit ik heel af en toe tussendoor wat snoep. Eind van de middag, als ik een beetje trek krijg bijvoorbeeld. Of als ik voor lunchtijd al trek heb. Komt niet zo heel vaak voor, omdat ik gewoonlijk langzaam verterende voedingsmiddelen neem bij ontbijt en lunch (met lage glycemische index, voor de échte foodnerds) waardoor ik zelden hongergevoel tussendoor heb, maar het is fijn te weten dat ik altijd een snack achter de hand heb.

In het vakje daarachter had ik trouwens tomaat gedaan. Die zat ook in bijenwasdoek, maar toch, voor de zekerheid wilde ik niet dat die veel vocht op de rest van de lunch ging lekken.

Bijenwasdoek is trouwens echt ideaal! Ze zijn te koop als ‘Bee’s Wrap’ (heel goed, maar behoorlijk aan de prijs) of je maakt ze zelf. Met één middagje werk had ik een bus vol doeken in verschillende maten en die gaan nu al weer maanden mee. Ze zijn antibacterieel dus ik verpak mijn eten er zorgeloos in. De smaken trekken niet in elkaar en het eten droogt niet uit. Over een paar maanden werk ik de doeken gewoon even bij door de weggesleten bijenwas weer aan te vullen. Er staat nog een pot vol was met jojobaolie in de kast, ik kan nog veeeeel meer doeken maken.

Lunch staat klaar om verpakt te worden. Tomaat, wortel, sinaasappel, een roerei met beschuitkruimels erdoor, en brood met kaas en vegaworst.

Vrijdag was een extra verwennerij: ik was woensdag, op mijn vrije dag, in Duitsland geweest. Ik ben dol op dat heerlijke Duitse zuurdesem-roggemix-brood. Normaliter bak ik ons brood zelf maar aan Duits brood kan ik niet makkelijk weerstand bieden. Ik had dus ‘Bauernbrot’ bij me. Om de luxe nog groter te maken had ik het al dubbel belegd, en toen was er ook nog plek over in de trommel om wat blaadjes romana-sla erbij te doen, die ik vrijdag nog knapperig vers tussen de kaas en vegaworst-met-augurk propte.

Alles past er ruim in. Het is dan ook best een grote trommel.
De trommel staat al weer klaar om de volgende morgen mee te nemen.

Het is elke avond voor een werkdag natuurlijk wel even een klein klusje, maar ik zie het niet als verplicht nummer. Ik geniet er juist van. Het is voorpret om in alle rust te bedenken wat ik de dag erna ga lunchen, kook vaak tussendoor ook alvast voor zodat ik de dag erna bij thuiskomst in no time het eten op tafel heb, en de volgende morgen kan ik zonder enige tijdsdruk op mijn gemakje ontbijten, diertjes verzorgen, een thermosbeker thee voor onderweg zetten, en in de auto stappen. En dat half uurtje rijden naar werk is ook al geen straf met een heerlijke verse thee naast me en Radio 4 aan.

Wat zal ik d’r vanavond op doen?

De tuinplannen

Drie-en-een-half keer. Toen ik het narekende werden mijn ogen groot. Ons huidige perceel is drie-en-een-half keer zo groot als ons vorige perceel. Wauw! Het huis ligt ongeveer midden op het kavel, wat ons een royale oprit geeft (stel dat we ze zouden hebben, dan zouden er met gemak 2 auto’s op gepast hebben, nu staat onze geitenwollensok-Prius verdwaasd in haar eentje de ruimte in te kijken), een flinke voortuin, en een ongeveer net zo flinke achtertuin. De tuinen waren keurig bijgehouden toen we erin trokken. Niet veel aan te doen dus. Bovendien zegt men altijd dat je na een verhuizing eigenlijk de tuin een jaar met rust moet laten, om vier seizoenen lang te kijken wat er eigenlijk al in de tuin staat, wat wanneer bloeit, wat waar opkomt, wat in de praktijk de beste zonplekjes in de zomer zijn, waar je uiteindelijk het meeste zit, enzovoorts.

Hier en daar een krokus

Ik ontdek nu bijvoorbeeld blij dat er krokussen in de grasmat (of eerder mosmat) van de achtertuin blijken te groeien, en dat langs de houtwal tussen ons en buren een boel sneeuwklokjes opkomen. Genieten! Zie je wel, er hoeft niet per se meteen wat te gebeuren. Ik probéér dan ook om niet te veel aan de indeling te doen. Maar ik rammel wel aan die begrenzingen. Zo heb ik al heel wat bollen ingegraven. Ik kon het niet laten. Dat levert nog aardige verrassingen op.

Heel wat uit het gras omhoog stekende sprieten verraden een rijke sneeuwklokbloei komende weken.

Op de plek waar ik nu ineens -later dan in de rest van het land- tot mijn vreugde een verrassende hoeveelheid sneeuwklokjes zie opkomen, heb ik bijvoorbeeld net twee weken eerder een heel stel wortelstokken van Lelietjes van Dalen ingegraven. Niet erg. Zit elkaar niet in de weg, bloeit na elkaar, stom toeval en geluk gehad dat ik de goede plek koos. En trouwens, die sneeuwklokjes: hun verspreidingsgebied in de voortuin houdt keurig nét op waar ik de spade in de grond stak om de kerstboom (hij heeft de reis vanuit Wijchen overleefd!) in te graven. Volgens mij heb ik geen enkele sneeuwklok vermoord. Ik denk dat de tuinvoorzienigheid met mij is.

Instant pré-Paas-gevoel

Natuurlijk blijven de keurig in vorm gesnoeide buxushagen, beukenhaag en taxusboompjes staan. De overkappingen, tuindeur, schuur, schuttingen, terrassen, tuinpaden: ik dénk er niet eens aan daaraan te komen. De grote lindeboom in de voortuin (een heel klein stukje van de kroon zie je in de header van dit blog): ze mogen daarvan geen twijgje schaden, ik ben er straalverliefd op. De pruimenboom en perenboom in de achtertuin: idem. Waag het niet die uit de tuin te willen halen. Ook diverse andere uit de kluiten gewassen struiken en boompjes, die in onze oude tuin in hun eentje al een complete border gevuld had, mogen hier blijven staan: een manshoge hortensia, een meer dan manshoge rododendron, een mooie wilg (nu nog uitvinden hoe ik die moet snoeien). Nee, de tuinplannen worden er omheen gevouwen.

De échte winter-is-voorbij-bode

Natuurlijk zijn die plannen er wel. Ondanks het voornemen zo veel mogelijk het eerste jaar af te wachten, zijn er nu eenmaal dingen die wel moeten gebeuren, en dan ook maar meteen. Het kippenhok kon niet wachten. Het eerste stukje border werd weggesnoept en de kippenvolière verrees. Als daar op dat borderplekje ooit nog iets had zullen moeten opkomen: kansloos. Kippen zijn slopers. Ik heb dus geen idee welk moois ik aan onze neus voorbij heb laten gaan, maar wat niet weet, wat niet deert. Bij de aanleg van de nieuwe caviaren pakte ik dat anders aan. Voor mijn caviaopvang gaat een flink stuk van ongeveer 9 vierkante meter tuin ingeruimd worden. Omdat dat een stuk rustiger aan kan, heb ik daar de tijd genomen alle struiken, pollen, heesters en planten die ik kon vinden uit te graven en in een andere border weer te poten. Fingers crossed dat ze het overleven. Komende weken zullen het leren, en als jullie nou allemaal even hard meeduimen komt het vast wel goed 🙂

Om de nieuwe ren superveilig te maken, en te voorkomen dat roofdieren zich er onder het hek door in weten te graven, ga ik een deel bestraten met tegels, maar een ander deel komt op de grasmat. Lijkt me toch heerlijk voor de beestjes, in het gras lopen en tussendoor de sprieten opsnoepen. Enige optie om dat gras te behouden betekent een klus: grasmat afsteken in plaggen, stevig gaas neerleggen, grasmat er weer overheen leggen. Na daar enige weken tegenaan gehikt te hebben (met de smoes dat het weer er nog niet goed genoeg voor was) werd een zonnig maartweekeinde gebruikt om mezelf een schop onder de kont te geven. De klus is geklaard en ik kreeg hulp!

Pico helpt met het uitgraven van de grasmat voor het onderleggen van het gaas.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pico en Bink die samen de wacht houden. Er zou toch eens een roofdier langskomen als je even niet oplet. Kan vrouwtje zich intussen in het zweet spitten.
De tokkies bieden graag hun diensten aan bij het loswoelen van de aarde.

 

 

 

 

 

 

Eigenlijk moet ik nu weer moed verzamelen voor de volgende schop onder mijn kont. Nog meer vierkante meters staren jaloers naar de overkant van de tuin waar de schop er al onder en in ging. (Als je deze zin 2x moet lezen voor hij doordringt: niet erg, ik moest er ook 2x over nadenken.) De andere kant wil er óók een schop in. Het is echt de hoogste tijd om te spitten en de moestuin te starten. Dat ik een kersenboompje een plek in het gazon heb gegeven en een compostvat gestart ben naast de beoogde moesplek wil nog niet zeggen dat ik ‘nu toch echt begonnen ben’.  Nou, komend weekeinde dan maar. Dan krijg ik na een poosje buitenwerk vast ook genoeg voorjaar in de bol om de nieuwe droogmolen te gaan uitzoeken voor het buiten drogen, en er een in de tuin in te graven grondanker bij te zoeken. Weer een klein stukje tuin waar ik toch niet een heel jaar vanaf blijf….. Tuinplannen, hardnekkige oorwurmen.

Het voorjaar-keerpunt

Ik ben een enorm herfst/wintermens. Waar veel mensen beginnen te zuchten zodra de zon minder intens wordt en hardop klagen over het extréém slechte weer zodra de temperatuur onder de 15 graden komt (zoals eega) heb ik precies het omgekeerde: zodra de zon te fel schijnt ontvlucht ik de ploert, en zodra de temperatuur boven de 22 à 23 graden komt begin ik juist te zuchten (terwijl eega dan juist energiek ‘tig ballen tegelijk in de lucht houdt). Geef me de geur van vochtig mos en herfstige bosgrond en ik veer op, geef me een sneeuwbui en ik ben intens gelukkig. Die herfstliefde is wel te verklaren: als je graag moestuiniert en deels zelfvoorzienend wil zijn, is herfst hét jaargetijde om de vruchten van de arbeid te oogsten, tuin- dan wel wildplukkend, en niets geeft zo’n voldoening als je oogsten en vondsten winterklaar te hebben. Herfst is een druk jaargetijde, maar erg rewarding. (Sorry, net weer te veel Engels gesproken, deze post bevat daar een oprisping van.)
Die winterliefde, dacht ik, zou vast wel samenhangen met mijn bizarre fangirl-gedrag betreffende alles rondom Kerst. Toen ik echter een aantal jaar geleden midden in de zomer (!) het Kerstforum ontdekte, die het jaar rond actief is, leerde ik daar medefans kennen die wél ‘gewoon’ van zomer hielden. Dus dat was het kennelijk ook niet helemaal. Hoe dan ook: winter, mijn seizoen, ik lééf.

Eerste voorjaarsteken: naast de lantaarn die nog elke avond het vroegdonkere tijdperk trotseert bloeien de voorjaarsbolletjes als voorbode van de lente.

En toch… altijd, ergens in de eerste maanden van het jaar, bereik ik een voorjaar-keerpunt. Tot mijn eigen verbazing ben ik dan eventjes klaar met de winter, en begin uit te kijken naar autorijden met het raam open, stukjes grond omspitten en zaden planten, de kipjes af en toe los laten lopen en erbij gaan zitten (zonder toezicht kan je namelijk je complete tuin wel gedag zeggen met loslopende kippen), vogels horen en blad zien uitlopen. Zodra dit gevoel diep van binnen begint op te borrelen, zit ik vaak eerst nog even kort in complete denial, om het dan toch maar -onomkeerbaar als de cyclus van Moeder Natuur nu eenmaal is- als onontkoombaar te omarmen en vervolgens verwelkomen. Eenmaal voorbij deze mindswitch begint het: ik kan ook van dit seizoen genieten. Ik verheug me op het tuinieren. Ik snuif de lucht diep op als ik buiten ben. Waar ik twee weken geleden nog mijn bevroren handen tintelend voelde ontdooien na het planten van bloembollen in de tuin, stap ik nu met de jas open over de drempel.

Het voorjaar-keerpunt en de mindswitch zijn vandaag bereikt. Het diepe opborrelen begon gisteren. Ik reed door het Groningse platteland terug naar huis na een arbeidsvoorwaardengesprek en verdere kennismaking bij mijn nieuwe werkgever.
Zijpaadje: toen ik hierheen verhuisde met een spaarpotje om een paar maanden niet te hoeven werken, had ik de mengeling van carpe diem, arrogantie en naïviteit te denken dat ik wel weer aan het werk zou komen voor het spaarpotje op zou zijn. Wat voor werk dan ook en hoeveel uur dan ook. Maar dat ik zo snel al weer volledig binnen mijn eigen vakgebied, mijn eigen specialisatie binnen mijn vakgebied, en ook nog eens bij twee ziekenhuizen tegelijk aan het werk zou kunnen -die beiden niet eens een officiële vacature hadden- overviel me toch wel. Komt vast omdat mijn vorige baas zo’n ontzettend lieve, mooie aanbeveling had geschreven. Ik koos voor ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten: het Groentje uit Grunn gaat warempel werken in Fryslân.
Zijpaadje sluit weer aan op de hoofdroute, ik voeg weer in. Ik reed dus terug naar huis na nogmaals een warm verwelkomend gevoel in Drachten te hebben opgedaan. Een kwartiertje Friese en Groningse snelweg, een kwartiertje binnendoorweggetjes, dan ben ik thuis. Deze keer niet. Ik maakte een om-binnendoor-weggetje. Deed het raam open, reed langzamer dan toegestaan, keek om me heen, liet af en toe een glimlach toe, telde kieviten, verwonderde me over het prachtige blauw van de lucht, en de rust en weidsheid van het Groningse landschap waar je ook gewoon langzamer binnendoor kán rijden zonder een rijdende disco met een hoge dosis jong testosteron achter het stuur als bumperklever.

Blik uit het keukenraam, met als je héél goed kijkt een roodborstje tussen de voederhuisjes. Gewoonlijk zit dit vol vogels, tot je je camera pakt, uiteraard.

Bij thuiskomst had ik zin de natuur te blijven lokken, dus ik strooide extra veel buitenvogelvoer voor woonkamer- en keukenraam. Daar staan dicht opeen verstrengelde struiken naast het klinkerpad naar voordeur en achterom, waar heel wat vogeltjes zitten. Ik zette het keuken-bovenraampje open en ging aan de kook, onderwijl regelmatige tevreden blikken werpend op het piepende spul bij het keukenraam. Ik deed niet eens de shutters dicht toen de zon intenser werd. Vanbinnen voelde ik het voorjaar-keerpunt wakker worden. Ik maakte een koude knapperige salade in plaats van een winterse stamppot, maar roosterde nog wel pompoen erbij. Ik kruidde de gebakken aardappels stevig met sjalot en aardse, winterse kruiden, maar gooide er op het laatst toch wat frisse peterselie en daslook door. Mijn koken, altijd best-wel-nogal-seizoensgericht, begon zelfs al aan een voorjaarsfusion.

Wat ruist er door het struikgewas?

 

Vanmorgen bij het wakker worden ontdekte ik dat de kolonie lieveheersbeestjes, die ik al twee weken terug ontdekte in onze slaapkamer, ook begon te ontwaken. Ze heersbeesten steeds liever door de hele vensterpartij. En ja hoor. Daar voelde ik het. Ik begon breeduit te lachen, maakte een foto, plaatste die een uurtje later zelfs nog op Facebook omdat ik bleef lachen en het wilde delen. En daar was het dan: het gevoel dat de voorjaarszon door de kieren van mijn wezen mocht dringen en mijn lentelust weer wakker schudden. En ik omarm het.

Grunneger lekkernij

Begin december had ik me eraan gewaagd een Groninger lekkernij te willen maken: de Poffert. Niet te verwarren met poffertjes. No people, poffert – period. Niks verkleinwoordje. Nothing tiny, it’s great. Thé greatest. It’s huge. You’ll love it. Het recept leek verrassend veel op Broeder en Jan in de Zak, zo veel dat ik vermoed dat het van origine gewoon dezelfde koek maar dan elk in een andere naam gehuld en geëmigreerd is. Zo iets dus als Jahweh, God en Allah. Eens zien hoeveel wenkbrauwen ik met die opmerking de lucht in krijg.

Poffertbeslag en poffertvorm

De winter was dus begonnen met poffert. Een stevig winterse maaltijd. Nu de rest van het land sneeuw had en ik als enorme sneeuwliefhebber stikjaloers en smachtend vanuit een totaal onbesneeuwd Groningen naar de foto’s keek die vanuit de rest van het land op de tijdslijn van mijn SmoelBoek voorbij komen, wilde ik ook weer een wintergevoel. Chocomel, snert en stamppotten waren de revue al gepasseerd, tijd voor grote stappen: de volgende poffert moest gemaakt worden. En wel op maandag-de-dertiende, want dat is precies 50 dagen na Kerstmis (het is ongelooflijk hoe veel ik aan Kerstmis kan relateren), en die dag kwamen schone zus Iris en nichtje Zoë op bezoek. Zoë maak je altijd blij met eten, en dit is ook nog eens lekker eten, en Iris kon vanwege een griep best wat comfort food gebruiken. Overigens, dat ik hun namen gewoon noem, terwijl ik die van eega noch dochters hier in het blog gebruik, heeft ermee te maken dat hun namen al open en bloot op mijn broer zijn blog en in zijn boek staan, dus geen geheimhouding nodig.

De avond vooraf stond er al een royale hoeveelheid rozijnen, krenten, stukjes abrikoos en pruim te wellen en weken in een goede kruidige winterthee. Dat zijn zo van die details waar ik dol op ben. Ik stel me dan voor dat dat nog te proeven is na het bakken…. en weiger het tegendeel te geloven.

Op de dag zelf vroeg Zoë wat we zouden eten. Dat was natuurlijk lastig uitleggen. “Geen pofferTJES maar pofFERT” heeft zo’n meisje van 2 1/2 jaar weinig aan. Ik probeerde het nog een beetje uit te leggen maar een poffert moet je vooral proeven en niet proberen te vatten. Gelukkig liet ze zich goed afleiden met een boekje voorlezen.

De poffert met alle parafernalia er omheen.

De poffert, die het vuur op ging tijdens haar middagslaapje, rees al snel de pan uit. Letterlijk. Gelukkig minimaal, en twee en een half uur later zouden we merken dat het ook niets aan de smaak afgedaan had.
Intussen maakte ik ook de stroopsaus, zette een pak vanillevla erbij die nodig op moest, twee smaken karamelsaus en een bak vol zelfgemaakte appelmoes. Het feest kon beginnen. Zoë keek haar ogen uit en verklaarde giechelend dat we hier taart als avondeten namen. De poffert verdween rap en de laatste minimale beetjes moesten nog beschermd worden tegen nachtsnackaanvallen zodat elke dochter de volgende morgen nog een klein half plakje in de broodtrommel kon stoppen.

Ik zeg: de basale, gemiddelde poffert heb ik onder de knie. Tijd om variaties te gaan uitproberen. Door de volgende doe ik gebakken ui en kaas of zo. Zou Zoë dan nog vinden dat we taart als avondeten nemen?

Stevig gevulde plakken poffert

Creatief met keuken

In onze vorige woning hadden we een vierpits gaskookplaat. Heel normaal. En er was nog een kleine inbouwoven. Toen we ons huidige droomhuis voor het eerst bekeken, zat er een driepits gaskookplaat in. Daar ging ik als kookfreak natuurlijk niet mee akkoord, ondanks de grotere oven. Ik speurde toen al Marktplaats af, vond een zespits binnen redelijke rijafstand, veegde het kwijl van mijn toetsenbord en deed een bod dat geaccepteerd werd.

Het inbouwen van de zespitsplaat gebeurde in de megakrappe tijd tussen overdracht en verhuizing (vanwege Kerstmis die zich daar tussen wrong hadden we welgeteld 2 dagen voor alle klussen) en het stof van het uitslijpen van het natuurstenen aanrecht om de grotere plaat passend te krijgen vinden we nu nog af en toe terug in diverse kieren en hoeken van de keuken. En daarbuiten. Ik had serieus niet in de gaten dat het aanrecht geen hout of kunststof was, tot die zespits kookplaat erin moest. Misschien maar goed ook, want anders had ik het wellicht niet eens aangedurfd die te kopen.

Goed, groter fornuis: check. Grotere oven: check. Magnetron? Ah. Die hadden we ineens niet meer, want die moest achterblijven in het oude huis. Ik duikelde voor een habbekratsje een magnetron op in de buurt. Daar had ik niet veel voor over, omdat we die zelden gebruiken, maar nou ook weer niet zo zelden dat we zonder willen. Bij ophalen bleek tot mijn verbazing dat de habbekrats-magnetron een complete combimagnetron was, met oven en grill ingebouwd. En zo hadden we dus zes pitten, een grote oven, en een kleinere combi-oven. Puur keukengenot. Mijn slowcookers heb ik dan nog niet eens meegerekend.

Ik ben natuurlijk vlotjes aan de slag gegaan met uitvinden hoe dat nou kookt en bakt. Inmiddels heb ik door dat de grote oven een hogere temperatuurinstelling nodig heeft dan de kleine oven, dat een sudderplaatje op een sudderpitje overkill is (ja lach maar, ik had nog nooit een sudderpit) en dat AEG kennelijk een afwijkende ovenvorm heeft waardoor het knap lastig is een specifiek passend extra bakplaat te vinden.  De Action biedt weliswaar een prachtige oplossing met z’n zeer betaalbare uitschuifbare bakplaat, maar zoals elke andere blonde huisvrouw trap ook ik in dé Action-val en kom met zo veel meer naar buiten dan de bedoeling was dat je net zo goed meteen een dure bakplaat had kunnen halen. Hoewel, dan had je die rol met rollen plakband niet gehad. En dat meetlint waarvan je niet wist dat je die miste tot je hem zag. En die servetten met voorjaarsprint, omdat die winterprint die nu in de servettenhouder thuis zit al bijna niet meer kán, die is zóóó januari.

Nu de keuken en ik tot een verstandhouding zijn gekomen, en ik diens eigenaardigheden heb leren kennen, kan ik weer als vanouds bakken en koken. Een hele krat appels wordt verwerkt tot appelmoes (hé, dat gaat lekker op de wokbrander!) en verdwijnt de koele kelder in, er wordt weer jam gemaakt, en een enorme lading voor de cavia’s gedoneerde citroenen (cavia’s eten geen citroenen….) wordt lemon curd, terwijl de overgebleven eiwitten heerlijke merengues worden. We eten weer zelfgebakken brood en koekjes en de ovenschotels komen weer geregeld op tafel.

Nou nog even proberen of ik mijn net aangeschafte tweede slowcooker (kennelijk werkte eentje al verslavend) kan synchroniseren met de eerste, zodat het avondeten tegelijk uit twee sloompies op tafel kan. Moet niet moeilijk zijn.

Ja, hier kan ik wel aan wennen…..

 

 

Merengues in de oven
En…. gelukt.
Een hele krat citroenen. De hele wijde omtrek genoot mee en haalde na een oproep op Facebook bakjes vol bij me op.
Variatiebak.
Ja, ik had al eerder Appelmoes Kruidig gemaakt, vandaar.
De appelmoes maken lukte opvallend goed op de wokbrander. De cavia’s en kippen waren me later bijzonder dankbaar voor de appelschillen.
Geslaagde koekjes!
Eigenlijk veel te weinig gemaakt, zulke lekkere koekjes….
Blik van bovenaf naar beneden, een klein stukje kelder is zichtbaar. De rekken die je hier tegen de wand ziet, beslaan maar liefst 3 van de 4 wanden.

 

Werkeloos, hoewel niet werkloos.

Sinds 1 januari ben ik officieel werkeloos. Mijn laatste werkdag was 20 december, dus ik ben nu al ruim 6 weken niet meer in m’n witte jas gehuld geweest. Ook niet in m’n blauwe jas, want de OK heeft een ander kleurtje. Uiteraard waren die zes weken goed gevuld, en na de drukke tijd waarin we keihard werkten om zo snel mogelijk de verhuizing achter de rug te hebben, volgde een verplichte rusttijd omdat ik tuinhekje-koppen als sport uitprobeerde (en afkeurde). Nu ik weer hechtingvrij rondloop en mijn schedel alleen nog maar pijn doet bij directe aanraking precies op de plek waar het hekje stuiterde, merk ik dat de grijze massa ónder dat schedeldak steeds harder roept om een beetje uitdaging. Want voor je het weet betrap je jezelf op dingen als een avond lang TapeFace kijken…..

Vooraf leek het me heerlijk: door een paar maanden voor ontslag een extra werkdag erbij te nemen en de verdiensten daarvan opzij te zetten had ik genoeg gespaard om tot ongeveer half maart niet te hoeven werken, wat een luxe! Beschikbaar zijn voor het gezin, Groningen leren kennen (en vooruit dan, ook een beetje Drenthe en Friesland), het huis snel eigen maken.
Eerlijk is eerlijk: dat is ook allemaal leuk. Maar ik merk dat het nu al begint te kriebelen. Alleen maar thuis zijn is ook niets voor mij. Been there, done that. Het tienermeisje dat haar emancipatie-minded vader een enorme lachbui bezorgde met de uitspraak: “Waarom moet ik nou zo nodig een studie en een vak kiezen, wat nou als ik gewoon thuis wil blijven en voor mijn gezin zorgen later?” is uitgegroeid tot een vrouw die gewoon thuis blijven en voor het gezin zorgen als enige taak niet bevredigend vindt.
Half januari betrapte ik mezelf er al op dat ik onrustig begon te kijken naar vacatures, terwijl ik me vooraf zo voorgenomen had om januari écht vrij te houden, te genieten van mijn welverdiende vrije tijd, en niet eerder dan februari te gaan rondkijken voor een baan. Derde week januari heb ik mijn eerste open sollicitaties verzonden naar een aantal ziekenhuizen en het bevolkingsonderzoek (mammografiebus, oftewel de ‘tietenpletter’), en afgelopen week heb ik nog twee gerichte sollicitaties op vacatures binnen mijn vakgebied de virtuele deur van de mailbox uit gedaan. Alleen is de ene perfect op mijn profiel geschreven, maar 70 km verderop, en de andere in een ziekenhuis van mijn voorkeur maar eigenlijk niet 100% passend op mijn profiel. Het hoofd echografie van dat laatste ziekenhuis geeft me nog wel een tip waar ik mogelijk wat mee kan en introduceert me bij weer een ander ziekenhuis, dat ik opbel, waarna ik gevraagd word om ook daarheen een open sollicitatie te versturen.

Tja. Denk. Er zijn wel wat hengeltjes in het water, maar dé match is er nog niet. Toch maar iets achter de hand gaan hebben, er is nog zo veel meer leuk werk (of minder leuk werk) te vinden wat de tijd kan doden en de portemonnee vullen tot ik eindelijk binnen mijn vakgebied weer mijn aantal gewenste uurtjes te pakken heb. Twee keer word ik ergens aangenomen en zeg zelf af. De personal assistent voor een gehandicapte man bleek een schoonmaakster voor een zwaar vervuilde man te zijn. Nope. De salesfunctie waarvoor ik in training mag geeft in het sollicitatiegesprek aan dat ik de eerste week niet uitbetaald krijg omdat ze dan “in mijn opleiding investeren” en dat laat zo’n nare bijsmaak in mijn mond achter dat ik na even twijfelen (want de baan is wel erg leuk) alsnog afbel. Last van principes. Een ontzettend leuke bijbaan als actrice voor kinderfeestjes die Disneyprinsessen moet spelen lijkt me geweldig, maar gaat aan mijn neus voorbij omdat ik niet zonder bril op mijn snufferd kan en Elsa of Belle op haar snufferd omdat ze niets ziet is ook niet de bedoeling.
Een advertentie van een gastouderbureau trekt mijn aandacht. Dat heb ik vroeger toen onze kinderen nog erg jong waren ook gedaan en zou ik wel heel aantrekkelijk vinden. En zeker als ik geen hele dagopvang doe, maar pas vanaf 4 jaar buitenschoolse opvang, goed te doen hier. Ik ga in gesprek, het klikt enorm, en ik word aangenomen, ondanks mijn eerlijkheid dat werk binnen mijn vakgebied voorrang zal krijgen en ik dus niet kan zeggen hoe lang ik het zou kunnen doen.

Welgeteld één dag later kan ik ze terugbellen dat ik mijn aanvraag voor VOG (‘bewijs van goed gedrag’) en kinder-EHBO-lessen die ik moest doen toch nog even on hold zet. Ik krijg namelijk een uitnodiging van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen, niet de minste, om volgende week een dag te komen meelopen, wederzijds kennis te maken en een gesprek aan te gaan. Blij schreeuw ik het uit op Smoelboek, dat ik op sollicitatie mag komen, en verzamel in no time vele ‘likes’. Daarna realiseer ik me pas hoe gênant het zal zijn als ik niet aangenomen word nu ik dit al zo openlijk deelde, maar goed, voor nu overheerst de blijdschap.

En ineens ben ik weer terug in de mindset van een werkende vrouw: nu ik me realiseer dat deze zee van vrije tijd linksom of rechtsom eindig is schieten me natuurlijk prompt ‘tig dingen te binnen die ik nog snel wil doen nu ik nog vrij heb. Waarom schoten al die dingen me niet te binnen toen ik me een week geleden zo langzamerhand van werkeloosheid te pletter begon te vervelen?

En zo zit ik dan een uur later al in het Groninger Museum, de Rodin-tentoonstelling bekijken. Nu het nog kan.