Werkeloos, hoewel niet werkloos.

Sinds 1 januari ben ik officieel werkeloos. Mijn laatste werkdag was 20 december, dus ik ben nu al ruim 6 weken niet meer in m’n witte jas gehuld geweest. Ook niet in m’n blauwe jas, want de OK heeft een ander kleurtje. Uiteraard waren die zes weken goed gevuld, en na de drukke tijd waarin we keihard werkten om zo snel mogelijk de verhuizing achter de rug te hebben, volgde een verplichte rusttijd omdat ik tuinhekje-koppen als sport uitprobeerde (en afkeurde). Nu ik weer hechtingvrij rondloop en mijn schedel alleen nog maar pijn doet bij directe aanraking precies op de plek waar het hekje stuiterde, merk ik dat de grijze massa ónder dat schedeldak steeds harder roept om een beetje uitdaging. Want voor je het weet betrap je jezelf op dingen als een avond lang TapeFace kijken…..

Vooraf leek het me heerlijk: door een paar maanden voor ontslag een extra werkdag erbij te nemen en de verdiensten daarvan opzij te zetten had ik genoeg gespaard om tot ongeveer half maart niet te hoeven werken, wat een luxe! Beschikbaar zijn voor het gezin, Groningen leren kennen (en vooruit dan, ook een beetje Drenthe en Friesland), het huis snel eigen maken.
Eerlijk is eerlijk: dat is ook allemaal leuk. Maar ik merk dat het nu al begint te kriebelen. Alleen maar thuis zijn is ook niets voor mij. Been there, done that. Het tienermeisje dat haar emancipatie-minded vader een enorme lachbui bezorgde met de uitspraak: “Waarom moet ik nou zo nodig een studie en een vak kiezen, wat nou als ik gewoon thuis wil blijven en voor mijn gezin zorgen later?” is uitgegroeid tot een vrouw die gewoon thuis blijven en voor het gezin zorgen als enige taak niet bevredigend vindt.
Half januari betrapte ik mezelf er al op dat ik onrustig begon te kijken naar vacatures, terwijl ik me vooraf zo voorgenomen had om januari écht vrij te houden, te genieten van mijn welverdiende vrije tijd, en niet eerder dan februari te gaan rondkijken voor een baan. Derde week januari heb ik mijn eerste open sollicitaties verzonden naar een aantal ziekenhuizen en het bevolkingsonderzoek (mammografiebus, oftewel de ‘tietenpletter’), en afgelopen week heb ik nog twee gerichte sollicitaties op vacatures binnen mijn vakgebied de virtuele deur van de mailbox uit gedaan. Alleen is de ene perfect op mijn profiel geschreven, maar 70 km verderop, en de andere in een ziekenhuis van mijn voorkeur maar eigenlijk niet 100% passend op mijn profiel. Het hoofd echografie van dat laatste ziekenhuis geeft me nog wel een tip waar ik mogelijk wat mee kan en introduceert me bij weer een ander ziekenhuis, dat ik opbel, waarna ik gevraagd word om ook daarheen een open sollicitatie te versturen.

Tja. Denk. Er zijn wel wat hengeltjes in het water, maar dé match is er nog niet. Toch maar iets achter de hand gaan hebben, er is nog zo veel meer leuk werk (of minder leuk werk) te vinden wat de tijd kan doden en de portemonnee vullen tot ik eindelijk binnen mijn vakgebied weer mijn aantal gewenste uurtjes te pakken heb. Twee keer word ik ergens aangenomen en zeg zelf af. De personal assistent voor een gehandicapte man bleek een schoonmaakster voor een zwaar vervuilde man te zijn. Nope. De salesfunctie waarvoor ik in training mag geeft in het sollicitatiegesprek aan dat ik de eerste week niet uitbetaald krijg omdat ze dan “in mijn opleiding investeren” en dat laat zo’n nare bijsmaak in mijn mond achter dat ik na even twijfelen (want de baan is wel erg leuk) alsnog afbel. Last van principes. Een ontzettend leuke bijbaan als actrice voor kinderfeestjes die Disneyprinsessen moet spelen lijkt me geweldig, maar gaat aan mijn neus voorbij omdat ik niet zonder bril op mijn snufferd kan en Elsa of Belle op haar snufferd omdat ze niets ziet is ook niet de bedoeling.
Een advertentie van een gastouderbureau trekt mijn aandacht. Dat heb ik vroeger toen onze kinderen nog erg jong waren ook gedaan en zou ik wel heel aantrekkelijk vinden. En zeker als ik geen hele dagopvang doe, maar pas vanaf 4 jaar buitenschoolse opvang, goed te doen hier. Ik ga in gesprek, het klikt enorm, en ik word aangenomen, ondanks mijn eerlijkheid dat werk binnen mijn vakgebied voorrang zal krijgen en ik dus niet kan zeggen hoe lang ik het zou kunnen doen.

Welgeteld één dag later kan ik ze terugbellen dat ik mijn aanvraag voor VOG (‘bewijs van goed gedrag’) en kinder-EHBO-lessen die ik moest doen toch nog even on hold zet. Ik krijg namelijk een uitnodiging van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen, niet de minste, om volgende week een dag te komen meelopen, wederzijds kennis te maken en een gesprek aan te gaan. Blij schreeuw ik het uit op Smoelboek, dat ik op sollicitatie mag komen, en verzamel in no time vele ‘likes’. Daarna realiseer ik me pas hoe gênant het zal zijn als ik niet aangenomen word nu ik dit al zo openlijk deelde, maar goed, voor nu overheerst de blijdschap.

En ineens ben ik weer terug in de mindset van een werkende vrouw: nu ik me realiseer dat deze zee van vrije tijd linksom of rechtsom eindig is schieten me natuurlijk prompt ‘tig dingen te binnen die ik nog snel wil doen nu ik nog vrij heb. Waarom schoten al die dingen me niet te binnen toen ik me een week geleden zo langzamerhand van werkeloosheid te pletter begon te vervelen?

En zo zit ik dan een uur later al in het Groninger Museum, de Rodin-tentoonstelling bekijken. Nu het nog kan.

 

Auteur: Jiska

Op weg naar een groen leven in Groningen!

Eén gedachte over “Werkeloos, hoewel niet werkloos.”

  1. Ik kan me voorstellen dat jij niet de meest geschikte persoon bent op op je krent te blijven zitten.

    Ben benieuwd hoe het zal lopen!

Reacties zijn gesloten.