Het zoete voorjaar bewaren

Het is 29 mei, ik heb een vrije maandag. Het is gelukkig niet zo bloedheet als voorspeld werd, en ik breng wat tijd in de tuin door. Vanaf de tuin van de buren hangt een vlierstruik over de schutting en het valt me op dat in slechts 2 hete dagen de struik enorm in bloei geschoten is. Ha! Spontane gedachte! Tijd om vlierbloesemsiroop te maken! Ik snoei alle bloeischermen waar ik bij kan, maar het resultaat valt een beetje tegen: de meeste bloesems zitten buiten bereik.

Een uurtje later heb ik een heerlijk rondje gefietst over het Aduard 800-pad. Dit pad is aangelegd toen Aduard 800 jaar bestond (dit jaar vieren we 825 jaar!) en loopt voor een heel deel langs het kanaal. Ik hoopte er veel vlier tegen te komen. De hoeveelheid vlierstruiken, die in mijn ervaring altijd overweldigend veel was, is hier echter toch nogal povertjes. En áls ik ze vind, zijn de bloeischermen nog niet in bloei, of te hoog, of gewoon niet op plukhoogte aanwezig. Ik vermoed dat er heel wat wildplukkers in de buurt zitten, of dat er tot ongeveer 2 meter hoogte te vaak gesnoeid is, of dat er veel wild van eet (herten schijnen het heerlijk te vinden) of wat dan ook, in ieder geval vond ik amper bloesems op plukhoogte.

Flashback naar februari: ik kwam thuis met een krat vol citroenen. Tja, Stichting Cavia krijgt soms hele rare donaties voor de cavia’s. Ik maak lemon curd, deel uit, en pers heel veel citroenen zodat er citroensap in ijsklontjeszakken klaar ligt in de vriezer voor warmere dagen en voor het maken van jam en siroop.

Eenmaal thuis kan ik net één flinke pot vullen. Gefilterd water erbij (al ons water gaat door een Brita-filter) en wat citroen, zowel schijfjes vers als sap-uit-de-vriezer. Dit zal nu eerst een dagje (of twee?) in de vensterbank blijven staan, zodat de smaak goed in het water kan trekken. Net na het maken van de foto bedacht ik me trouwens nog dat het wel lekker zou zijn er ook nog schijfjes sinaasappel bij te doen. Dus ook die zijn nog toegevoegd. Dat is het eerste jaar dat ik dat doe, ik ben wel benieuwd of het echt te proeven zal zijn. De zoete smaak van vlierbloesemsiroop is best heel doordringend en behoorlijk specifiek, maar de citroen proef ik er wel doorheen gewoonlijk, dus het zou moeten kunnen. Nu maar even geduld voor ik verder kan. En vast suiker in huis halen om de siroop komende dagen mee te maken…

Dinsdag 30 mei. Ik filter al het water uit de fles. Na een dagje trekken in de vensterbank is er lekker veel aroma in getrokken. De restanten citroen, sinaasappel en bloesem zien er slapjes uit, maar ruiken lekker. Dat wordt weer eens een hele andere geur bij de compostbak…. want ik ga enkel met het aftreksel verder. Per liter voeg ik een heel pak van 750 gram ongeraffineerde rietsuiker toe. Ik schrik er elke keer weer van als ik jam of siroop maak hoe veel suiker erin gaat, en dan is dit nog relatief weinig. Intussen spoel ik een enorme hoeveelheid flesjes gloeiend heet om en zet ze op een schone doek klaar om te vullen. Het duurt zeker tien minuten voordat alle suiker opgelost is, en nog zeker vijf minuten voor het spul ook begint te borrelen. Gelukkig is koken nou net een van die dingen waarvoor ik wel geduld kan opbrengen.

Afkoelen maar.

Nu begint echter de haastklus: het moet zo snel mogelijk de flesjes in, doppen erop en op zijn kop neergezet, hoe heter dat lukt, hoe beter de sterilisatie en hoe langer houdbaar. Nadat de eerste golf finaal over het flesje heen gaat (en de doek op het aanrecht flink doordrenkt met de plakzooi) heb ik in de gaten dat dit zónder trechtertje makkelijker gaat dan mét. Vooral ook omdat ik ze bij voorkeur helemaal tot de rand moet vullen. Tien minuutjes haastwerk later (en tussendoor de siroop in de pan heet houden) en nog wat minuten plakzooipoetswerk en doekwisselen later staan er twaalf flesjes gevuld klaar om af te koelen. Mijn handen zijn roodgloeiend. Ik weet ook niet waarom, maar ik pak dus elke keer weer als ik siroop en jam maak de gloeiend heten potten en flessen even vlugvlugsnelsnel met mijn handen aan en wapper daarna mijn handen koel. Waarom ik geen handschoenen pak… ik mis de ‘touch’ dan, denk ik. Een klein bodempje past niet meer in de flesjes, dus we kunnen het eerste beetje proeven. Ondanks dat het nog heet is, maakt dat niet uit, want siroop is om aan te lengen, dus we doen er koud water bij. En middelste doet het in de hete thee. De kinderen vinden het zowaar lekkerder dan vorige jaren, toen ik er alleen citroen bij deed. Mooi, dat onthouden we. Vanaf nu elk jaar ook sinaasappel erbij.

Woensdag 31 mei: bij het opstaan zijn alle flesjes afgekoeld. De doppen zijn allemaal goed vacuüm getrokken bij het afkoelen, mooi zo. Etiketten erop, en de kelder in. We hebben de geur van het voorjaar weer gevangen dit jaar!

Klaar om de kelder in te gaan.
Hier word ik nou vrolijk van.

“It’s always tea time!” Mad Hatter, Lewis Carroll

Ik ben anglofiel.

Zo. Dat is eruit. Ik ben dol op Engeland, maar ook Schotland kon me zeer bekoren, en ik hoop ooit Wales en Ierland nog in persoon te gaan bezoeken. Sommige typisch Engelse dingen passen ook perfect bij mij, hou ik van, vind ik prima of zijn evengoed typisch Jiska. Zoals thee drinken. Okay, toegegeven: de Engelse mondsamentrekkend gigasterke thee die verdund wordt met melk: niet helemaal mijn ding. De hoeveelheid thee waarmee zij één pot zetten, doe ik er vier of zo.
Ik heb wel net als de Britten een haat-liefde verhouding met tea bags. Eigenlijk wil ik alleen loose leaf drinken. Maar ja, als ik op mijn werk ben, pak ik toch wel dat zakje. Ik zie mezelf daar nog niet met losse thee aan de slag. En zo gaan er toch heel wat zakjes door, ook al belijd ik al een hele tijd dat ik liefst alleen loose leaf drink. Oeps!

Thee is bijna het enige dat ik drink. Thee, water, en af en toe een melkvervanger bij de lunch. Saai? Nee. Nooit. Ik ben namelijk niet zomaar een gedachteloze theetjesslobberaar. Even snel achterover klokken en door… no way. Tea is a way of life. Ik hou van het ritueel van het zetten: het zijn rustpunten op de dag. De voorpret van het uitzoeken van de smaak. Meestal een zwarte thee, of een oolong. Soms een witte thee of groene thee. Zelden kruidenthee en nóóit rooibos. Die laatsten zijn ook helemaal geen echte thee, maar ‘infusies’. Wie daar meer over wil weten breekt me gerust eens de bek open, maar nu verder.

De theetafel. Eigen plekje centraal in de woonkamer.

Ik speel met de watertemperatuur bij het zetten: onze waterkoker is speciaal vanwege het feit dat ik zo’n theefanaat ben instelbaar qua temperatuur. Hoe heter het water, hoe meer zware en intense en aardse en kruidige smaken er vrij komen (wat ik meestal lekker vind), maar hoe meer je moet uitkijken voor ‘het bittertje’ bij te lang trekken. Hoe minder heet het water, hoe meer de zoetere, bloemige en milde smaken overheersen. Ook de trektijd varieer ik wel eens, uit nieuwsgierigheid. Eén en dezelfde thee kan me zo blijven verrassen!

Een blik in de theekast. Of eigenlijk theekist, want het is een van een extra plankje voorziene oude dekenkist. Theekoppen, filters, extra ingrediënten, theemaatscheppen, tea-nerd-stuff zoals theewaterthermometer, en uiteraard een hele mand vol blikjes met theesoorten.

 

Ik heb het serieus geprobeerd hoor: wijn, koffie… kennelijk ‘hoor’ je dat als volwassene te kunnen en willen drinken. Nee, dat doe ik dus niet. Even wennen, zeggen ze: bij mij wende het nooit. Ik glimlach vriendelijk en bedank netjes als ik een flesje wijn cadeau krijg, zoals toen ik afgelopen woensdag bij de Toyota-garage m’n nieuwe Prius ophaalde, maar eenmaal thuis geef ik hem snel af en is eega er blij mee.
En de leeftijd dat ik me ongemakkelijk voelde als ik moest zeggen: “Eigenlijk niet, nee” als iemand heel aardig vroeg: “Lust je een bakje koffie?” is ook al ruim voorbij.

Dit mandje met blikjes werkt geweldig om mezelf een beetje in toom te houden. Er kunnen zo veel losse theetjes gekocht worden als er in de blikjes passen, daarna moet ik gewoon op mijn handen gaan zitten en theewinkels en -sites links laten liggen!

Ik zou hier nog erg lang over kunnen praten, maar ik wil op tijd naar bed. Zodat ik morgen fris ben na de 2 uur durende rit naar het Dutch Tea Festival. Ja, het bestaat: een Festeaval. Afgelopen maanden heb ik mezelf bedwongen en leeg geraakte theeblikjes niet meteen opnieuw gevuld. Ik heb spartaans met de steeds kariger wordende variatie (nog maar 12 losse theesoorten!) geleefd, toelevend naar het Festeaval. Morgen mag ik hélemaal los en mogen alle lege blikjes weer inhoud krijgen. En nog leuker: moeder, oudste dochter en één of twee schoonzussen erbij. Bestaat er een perfectere familievrouwendag?

En daarom was er zo lang geen blog.

WHIIIIIEEEEE! BÁM!!! Kraaaaaaaak! Het gieren van metaal op metaal. Stilte… na én voor de storm. Want toen was mijn trouwe geliefde Prius total loss. Na de eerste schrik, het realiseren dat zowel ik als andere bestuurder wonderlijk genoeg en dankzij onze lage snelheid geen lichamelijke gevolgen hebben -de spierpijn en hoofdpijn zou later pas komen- komt het balen. Dit gaat langdurig papiergedoe worden, weet ik nog wel ongeveer van toen mijn vorige auto ’s nachts voor de deur gestolen werd.

Drie kwartier later heb ik het raarste zicht in mijn achteruitkijkspiegels dat ik ooit gehad heb, als ik het stuur recht probeer te houden terwijl de Prius op de sleepwagen omhoog getakeld wordt. Lastig, aangezien de vooras doorgebroken is en het rechtervoorwiel absoluut niet meer reageert. Ik grijp nog snel wat dingen bij elkaar die ik niet kan missen en stap eruit, pak dankbaar de uitgestoken hand van de bergingschauffeur en spring een behoorlijk eind naar beneden, om daarna weer net zo ver omhoog te stappen de cabine in.

De laatste rijdende meters….

De chauffeur knoopt monter een gesprekje aan over hoe enorm vaak hij al wel niet op dat specifieke punt mensen afgesleept heeft, en begint zodra hij hoort dat ik in het Nij Smellinghe ziekenhuis werk zijn complete medische geschiedenis rondom zijn pijnlijke knie te vertellen, waarvoor hij de dag erna een afspraak heeft voor beeldvorming op -jawel- ‘mijn’ eigen röntgenafdeling.

De dagen erna worden gedomineerd door bellen, regelen, hoofdpijn, formulieren versturen, mensen op de hoogte brengen, spierpijn, en de speurtocht naar een volgende Prius. Natúúrlijk weer een Prius. Dat ik, milieufreak, een auto nodig heb is iets waar ik me allang mee verzoend heb. Maar dan wel een hybride. Ja, volledig elektrisch zou nog mooier zijn, en werd door mij ook wel de afgelopen jaren aangekondigd als vervolgwens na de nu overleden Prius, maar iedereen die ooit een huis verkocht en een ander huis kocht via makelaars en financieel adviseurs en notarissen enzovoorts weet hoeveel duizenden euro’s je daarmee kwijt bent (dan heb je aan de vingers van beide handen niet genoeg) dus dat zit er echt even niet in. En nu ik erover nadenk, dat ‘even’ laten we bij nader inzien helemaal weg. Dat zit er nog laaaang niet in.

Om enige munitie te hebben als de schade-expert gaat bellen met de vast te stellen dagwaarde ga ik vast op zoek naar Priussen die ongeveer even oud zijn en ongeveer evenveel kilometer op de teller hebben. Eens kijken wat die kosten. Tot mijn opgetogen verbazing stel ik vast dat de Prius die het dichtst in de buurt komt in Groningen staat. Ik bel de garage en heb niet eens in de gaten dat ik de Toyota-dealer aan de lijn heb als ik het verhaal van het ongeluk doe en uitleg dat ik per se weer een Prius wil omdat ik zo dol ben op die auto. Voor ik het weet heb ik een afspraak staan voor een testrit, zelfs nog vóór de definitieve total loss verklaring.

De details van het hele gedoe met leenauto’s bespaar ik jullie. Dat ik tot mijn grote opluchting precies 11 km minder reed dan de 700 die de verzekering me uitkeerde, omdat ik per se middelste haar tripje naar Amsterdam niet wilde ontzeggen, waar ze Ariana Grande ging horen. Dat reizen van de ene naar de andere leenauto (westen van Groningen Stad tot oosten van Groningen Stad) per bus me 110 minuten kostte en me meteen weer liet weten waarom ik niet van OV houd. Om nog maar niet te spreken over het raadsel waarom ik wagenziek word in bussen en niet in treinen of auto’s. De onderhandelingen over het overbruggen van de periode tussen einde-vergoeding-leenauto en uitkering-van-verzekering. Maar het is het topje van de ijsberg, en laat zien waarom ik een poosje niet blogde. Preoccupied.

Nog een paar dagen, dan staat de volgende Prius voor de deur. Paar kilometers minder. Paar maanden ouder. Andere bekleding. Ander kleurtje. Maar verder hartstikke identiek aan de vorige. Hoewel de vorige deze niet achterop had! Van mij mag-ie blijven zitten 🙂

Ga je mee, verdwalen?

Af en toe verdwaal ik. Meestal expres. Soms ongepland. Ach, écht    verdwalen is het eigenlijk niet, natuurlijk. In Nederland is het hooguit een ommetje meer, maar ‘completely lost’ zul je hier niet snel raken. Mijn manieren van verdwalen zijn dan ook eigenlijk methodes voor mietjes: mis een afslag (bewust dan wel per ongeluk), rijd nog een eindje door, zet daarna de navigatie aan en laat jezelf binnendoor wijzen. Of kijk op je navigatie of maps-app waar je ongeveer bent ten opzichte van de eindbestemming, kijk of je een oriëntatiepunt ziet (meestal gebruik ik dan de zon of maan voor grote afstanden en een (kerk)toren voor kleine afstanden) en probeer zo veel mogelijk zigzaggend door kleine straatjes de juiste richting te blijven volgen. Goede test trouwens voor je richtingsgevoel. Voor de hele nabije omgeving werkt het ook om onze oudste hond Pico de weg te laten kiezen, want die wil met zijn 12 jaar meestal niet zo heel lang meer wandelen als hij aan de riem moet, en wil dan zielig, traag en stram terug naar huis, wat hij meestal feilloos zelf vindt. Hij ondergaat overigens een ware metamorfose als de riem af mag, want los lopend neemt zijn energie en conditie miraculeus toe en blijkt hij veel verder te kunnen lopen. ‘Sta op en loop’ werkt kennelijk niet aan de riem. Ik heb de riem al eens gecheckt op energielekken maar heb het uit-knopje niet kunnen vinden.
(Kon ik nou het uit-knopje in mijn eigen hoofd maar vinden! ‘Sta op en loop’, klik maar op de link hierboven, werd ooit jaren geleden gezongen door oudste met haar toenmalige musicalgroep. Nu verdomt het dus verdorie al jaren om uit mijn hoofd te gaan bij elke verwijzing naar opstaan en gaan lopen, en weet je wel hoe vaak je een verwijzing naar opstaan of lopen tegenkomt? Te vaak dus.)

Terug naar verdwalen. Als ik geen haast heb, doe ik het graag. Na bijna 13 jaar Wijchen (de 8 jaar dat ik er als klein kind ook al woonde niet meegeteld) viel daar in de regio niet veel meer te verdwalen. Been there, done that. Wat is het dan kwijlen om in een nieuwe omgeving te gaan wonen en werken. Er is hier al menig dwaalommetje gelopen, gefietst en gereden. Ik geniet er intens van. De uitdaging is, om tegelijk de omgeving in je op te nemen en op de weg én richting én eventueel navigatie of maps-app te letten, maar ervaring leert.
De verschillen in landschap vallen me op. Ik mis de bossen en heuvels waar ik zo van hield. Dat zal ook zo blijven, want ik ben altijd meer een mens van bos en berg geweest, dan van water en plat. Ik hunker qua landschap en natuur het meest naar het tweede deel van mijn jeugd dat ik in Zuid-Limburg doorbracht, hoewel ik op sociaal vlak juist de Noord-Nederlandse directheid vele malen beter kan pruimen. Wat landschap betreft zit ik hier dus eigenlijk minder, maar ik merk wel dat ik het leer waarderen. Het doet me hier in het Groningse Westerkwartier behoorlijk denken aan het derde deel van mijn jeugd dat ik in het eveneens wijdse, waaierige, koudere, landbouwgeörienteerde en waterrijke Zeeuws-Vlaanderen woonde. Met als voordeel ten opzichte van die middelbare schooltijd dat mijn fiets nu elektrisch is en mijn Prius dwalen in slecht weer beter mogelijk maakt. De vele meeuwensoorten die ik destijds zag, zie ik hier ook weer. En scholeksters en aalscholvers, lang niet gezien in het land van Maas en Waal, maar hier in overvloed. Het stérft hier van de zwanen. Bizar veel. Kieviten, brandganzen, zilverreigers, hele andere soorten insecten dan regio Nijmegen, zelfs een ander ras koeien in de wei. Ik mis dan weer wel de ooievaars, de vinken, vlaamse gaaien en fazanten, en het geroffel van de spechten. Ik ben blij dat er minder eksters zijn, dat wel. Ik ben benieuwd wat me bij het verlopen van de seizoenen nog gaat opvallen aan de flora en fauna.

Behalve de landschappen begin ik ook het cultuurlandschap écht te zien. Dwalend door Oost-Groningen zie je dat dat vroeger een rijke regio geweest moet zijn, met trotse huizen en grote boerderijen, rijk versierd met architectonische hoogstandjes, wat het verval door de gasboringen en aardbevingen nog veel triester maakt. Vergane glorie, gescheurde kreunende muren, gestut door palen en hier en daar zelfs volledig verlaten. Wat gaat hier veel oude cultuur verloren, en nog hoort de regering de Groningse schreeuw niet hard genoeg!
Dwalend door Oost-Friesland – als ik mezelf na werk een dwaling toesta – zie je dat ook Friesland een welvarende historie heeft, gezien de schitterende enorme woningen en rietgedekte boerderijen waar ik op de meest onverwachte plaatsen langs kom rijden. Vrijwel zonder uitzondering keurig onderhouden, tuinen netjes en strak, bloemetjes voor de gevel en smalle maar stevige bruggetjes over de vele sloten.
Ook het Westerkwartier van Groningen heeft een heel eigen geschiedenis, zo leerde ik intussen in diverse musea zoals Kloostermuseum Aduard en Wierdenland Ezinge. Ik heb tot nu toe nooit noordelijker dan Utrecht gewoond en altijd in voormalig Romeins Rijk-gebied. Archeologische musea die ik bezocht werden vaak gedomineerd door deze periode. Hier in Groningen zijn de Romeinen enkel af en toe als handelspartners geweest en hebben de boel nooit bezet. Asterix en Obelix zouden er jaloers op zijn geweest! De bodemvondsten, sporen in het landschap: door Romeinen onbetreden. De cultuur en streekgebruiken zijn daardoor in my humble opinion ook echt wel anders verlopen. Ik zuig al deze info op en voed er mijn geschiedenishonger mee. Er staan nog heel wat meer regionale kleine en grote musea op mijn to-do-list.

Niet vergeten: eega vragen of ik dit jaar weer een museumkaart voor mijn verjaardag mag.

Gastblog

Speciaal voor 4 en 5 mei laat ik dit blog, voor één keertje, een gastschrijfster toe. Haar naam is Natalie Westerbeek van Eerten – Faure. Dit zijn fragmenten uit haar oorlogsdagboek, ruim 2 jaar geleden uitgegeven onder de titel “En de ‘Rücksack’ stond altijd klaar“. Natalie was een doktersvrouw in Hummelo, haar man Bart was huisarts. Een van haar dochters, verpleegster Hanneke da Costa-Westerbeek van Eerten, was mijn grootmoeder. Zonder die link zou ik deze oorlogsdagboeken vermoedelijk nooit gelezen hebben, het bestaan niet geweten hebben. Ik heb genoeg boeken over de tweede wereldoorlog gelezen, films gezien, musicals bezocht. Maar zo’n alledaags verslag, hoewel minder heftig wellicht, komt behoorlijk aan, door de echtheid en betrokkenheid.

De rest van dit blog bestaat uit fragmenten (hier en daar ingekort) uit het bijna-laatste deel van het boek. Zodat nooit vergeten wordt hoe belangrijk het is dat we beseffen dat vrijheid niet vanzelf gekomen is.

13 Maart 1945
Nu begint het bij ons ook te knijpen met voedsel. Tot mijn schrik merkte ik op 1 Maart dat de heele voorraad aardappelen òp was. ’t Is nu voor ons veel moeilijker de boeren hulp te vragen, omdat de heele streek hier zoo enorm is afgegraasd. We zijn nu ook aan onze laatste zak tarwemeel. Nu de stroom afgesloten is, wordt er ook niet meer gemalen. In het uiterste geval zullen we het graan, als we het tenminste nog kunnen krijgen, op praehistorische manier tussen twee steenen moeten malen. We eten al weken lang voor groenten niets anders dan koolraap en die is nu op.

18 Maart 1945
Nu pas komen de berichten binnen over een bombardement in Den Haag een dag of 14 geleden. ’t Is in de buurt van het Bezuidenhout geweest, waar een startplaats van de V-2 het doel was. De verwoesting daar is vreeselijk. 2300 dooden en 35000 mensen dakloos. Ook de Prinsessegracht met de kraaminrichting, de Oranje-kliniek, is geheel of gedeeltelijk verwoest.

20 Maart 1945
Lous is woedend. Ze is opgeroepen om voor de Moffen ‘Küchenarbeit’ te doen, wat bestaat uit aardappels schillen. Bart gaf haar een briefje mee met het verzoek haar vrij te laten, omdat hij “Louise sehr nötig braucht, besonders für das Holen vom Medikamenten beim Apotheker usw”. Het briefje werd voor kennisgeving aangenomen en Lous werd gecommandeerd te schillen. Lous weigerde, waarop een Mof op bevel Lous de bajonet van het geweer op de buik zette en dreigde te schieten.

21 Maart 1945
Om 9 uur komt er een of andere Feldwebel die Lous opeischt. Zeer onaangename scène in de hall. Bart maakt zich woedend. Lous moet mee. De Feldwebel met geladen geweer loopt dreigend naast haar.

Voortdurend schieten en gierende vliegtuigen. In Doetinchem vallen bommen op het Geldersche emplacement en vernielen het grondig. Vanuit het huiskamerraam, dat nog steeds heel is, zie ik telkens menschen in de ‘Deckungslöcher’ springen, om even daarna de reis te hervatten.
Opeens zie ik een groot vliegtuig heel langzaam door de lucht glijden. Opeens springen parachutisten eruit en verder glijdt het vliegtuig – een groote bommenwerper – langzaam maar zeker omlaag. Midden in de Dorpsstraat in Laag-Keppel valt hij neer. Goddank zijn de bommen eruit, anders was Keppel van de aardbodem verdwenen, maar het kwam terecht op drie huizen, die nu in felle gloed staan. Helaas, uit twee huizen zijn de slachtoffers onder het puin, waaronder de jonge vrouw Maandag met baby. Weer een stuk oorlogsleed heel dichtbij.

22 Maart 1945
Diep verslagen kwamen Truuk, Wout en Gerrit vannacht terug uit Doetinchem. De ellende die zij onder oogen kregen, was ontzettend. De straten brandden. Groote puinhoopen. Van alle kanten werd er geschreeuwd en geroepen. Overal waren de straten versperd met brandende en verkoolde balken. Overal in de gangen en wachtkamers van het ziekenhuis lagen op matrassen, kussens of de vloer zwaargewonden. Velen al overleden. Midden in die ellende werd plotseling weer fel geschoten, zelfs dwars door de operatiekamer. Er vielen bommen, één maar 30 meter van Truuk, Wout en Gerrit af. ’t Was vreeselijk, er kon alleen maar wat met oliepitjes gewerkt worden.

23 Maart 1945
We hebben de kelder nog eens nagezien, maar die is volkomen ongeschikt om te schuilen bij bombardementen. We zullen dus dekking moeten zoeken bij de trap en het toiletgangetje, het meest ingebouwde deel van het huis. We zijn op alles voorbereid, iedereen is heel rustig en kalm. We horen telkens weer namen van hen die met het bombardement op Doetinchem vielen. Veel families zwerven rond om hier ergens onderdak te vinden.

24 Maart 1945
Telkens wordt er door de een of de ander geroepen: “Dekken!” en we vliegen naar de trap of toch de kelder. Voor de granaatscherven helpt het tenminste. In de hall staat ieders vluchtkoffer klaar voor het geval van bominslag.

30 Maart 1945
Vannacht een onrustige nacht. We hadden de tip gekregen dat het met het oog op mannelijke gijzelaars raadzaam was voor Bart en Wout en de jongens te verdwijnen. ’t Huis was dus alleen met vrouwen.

31 Maart 1945
Er is bekend gemaakt dat alle mannen, zonder één uitzondering, van 16 tot 60 jaar, morgen, dat is eerste Paaschdag, zich aan het gemeentehuis moeten melden met fiets en schop. Het heet om te graven, maar het doel is wel heel duidelijk, het is alleen om alle mannen weg te voeren achter de IJsel. “Zij die hieraan geen gehoor geven, worden standrechtelijk doodgeschoten.” Wat zullen we doen? Wat zal Paschen ons brengen?

1 April 1945
Allen zijn we gekleed op bed gaan liggen. Den heelen nacht zwaar geschut, dichtbij, het huis trilde. Ik kon geen acht tellen doen zonder de harde en toch doffe knallen van het artillerievuur.
Om half zeven zijn we allen klaar wakker. We zijn in spanning wie en óf er zich mannen zullen gaan melden. Natuurlijk zijn er die het doen, maar toch heel weinig. Dan komt opeens het ontstellende nieuws ‘dat vandaag alle Moffen het land uit gaan, dat er niet gevochten wordt, dat het hier geheel prijsgegeven wordt. Vanavond of morgen verwacht men de Tommies hier.’
De grootste spanning is nu voorbij. We kunnen het haast niet gelooven. Wat een Paaschmorgen! Zou heusch het grootste leed geleden zijn?
Tegen de achtergrond van het artillerievuur zag ik achter elkaar de silhouetten van een moeizaam voorttrekkende troep. Waarheen? Naar hun ontredderde, totaal vernielde Heimat. Hun Heimat, dat den Duitscher zoo ontzettend dierbaar is, maar waar nu alleen maar plaats is voor ontzaglijk leed en verwoesting. O, mochten deze menschen, ja het heele Duitsche volk, door dit onzegbaar lijden, de oogen geopend worden voor het duivelsche net dat over hen heen geworpen is door het nationaal-socialisme. Als dat waar is, is zelfs dit zware lijden voor hen niet te groot, als Gods doel met hen mag bereikt worden.

2 April 1945
Vannacht om 3 uur werden allen opgeschrikt door een geweldige slag. De brug in Keppel de lucht in, vermoeden we. De schervenregen rinkelde op het terras. Ruitengerinkel klonk. De beide heel groote spiegelruiten van de huiskamer en mijn zitkamer zijn er geheel uit. Een uur later weer zo’n slag. ’t Is geheel grijs van stof en puin. Het raam van de eetkamer is nu ook gesprongen. Waarschijnlijk is de weg tussen Hummelo en Keppel nu ook vernield.

’s Avonds staat opeens een troep Moffen voor de deur. Ze eischen binnen gelaten te worden. Ze zijn uitgeput en willen op ons fornuis thee maken. We laten hen toe, maar voelen ons zeer onbehaaglijk.
Om halfacht begon een vreeselijke beschieting. Eerst granaatvuur, een helsch leven. Rinkelen van pannen, scherven en glas. We waren erop voorbereid, maar dat het zoo vreeselijk was hadden we niet gedacht. Angstig kruipen we dichtbij, ieder houdt zich goed. Alleen Marijke moet even huilen. In de verte horen we aanhoudend rijden van auto’s, tanks, of wat dan ook? Zijn het Tommies? Zijn we bevrijd? We weten het niet.
“Herr Doktor”, roept dan iemand aan de trap, “Wollen sie hierherkommen – ein Verwundeter.” Bart en Wout gaan naar de keuken. Daar ligt een man die stervend is en even later ook sterft. Hij is met bajonet gestoken. Er is dus vlakbij ons huis een handgemeen geweest met een Tommy. Een ander is gewond. Bart verleent eerste hulp. De doode blijft in de keuken liggen.

3 April 1945
In de wei achter het huis ligt het lijk van een Duitscher. Brieven en foto’s in zijn zak. We staan besluiteloos op ons erf en turen of we iets kunnen ontdekken van de Tommies. Dan meenen we auto’s en tanks te zien. Zou het dan toch waar zijn? Met de binocle turen we om de beurt en steeds meer lijkt het waarheid. Nu is niemand meer te houden. Daar zien we de eerste Tommies al hierheen komen. “Are we free?” schreeuw ik. Heel laconiek knikt de Tommy terug en ik kan niets meer zeggen.

Eérst oogstfeest, dán oogsten.

Mijn moestuintje staat er nog maar kleumerig bij. Een paar groene sprietjes en blaadjes kijken voorzichtig om de hoek of het weer al naar voorjaar neigt. Voorbodes, dappere voorgangers… of zelfmoordcommando’s, want hun keutel weer intrekken bij te koud weer zit er voor planten niet in. Kopje boven de grond is en blijft kopje boven de grond. Ik zaai dus nog maar heel erg met mate, want het weer is ook inderdaad nog niet heel moesplantvriendelijk. Wat mijn moestuin het aanzien van ongeveer een gemiddelde februari geeft. Sowieso is het een beetje een experimenteerjaar, want ik heb nog nooit op zulke zware klei gemoest. Of er genoeg zon op valt, genoeg afwatering is, voldoende slakafweer is, de fruitboomwortels niet te veel voeding wegpakken: het moet allemaal nog uitgevonden worden, dit eerste jaar in ons droomhuis. Bovendien heb ik ook serieus niet het idee dat dit stukje grond wat ik nu bewerk ons gezin volledig van de meer dan gemiddelde behoefte aan groente -want, vegetariërs- kan voorzien.

Dus. We hebben een plus. Eigen tuin, plús pluktuin. Ik noemde hem al eerder: Het Proefveld in Haren. Hier mogen wij voortaan onze biologische groentes zelf gaan plukken, voor een meer dan schappelijke prijs voor ons gezin van vijf. Boer Gijs doet het werk, wij oogstaandeelhouders plukken, rooien, oogsten, graven uit, rapen en snijden af. Lekker met de handjes in de aarde. Op 1 mei opende het oogstseizoen. Tot ver in de winter hopen we met enkele tientallen mensen van dit stukje grond te kunnen eten.  Maar dat oogstseizoen opende niet zomaar. Nee, daar ging een Oogstfeest aan vooraf. Nou had ik al regelmatig oogstfeesten meegemaakt in het najaar, als er oogst is, maar nog nooit een oogstfeest vóór er oogst was. Dat wilden we meemaken. We schreven ons in voor deze happening op 30 april, de dag ervoor zette ik de kikkererwten in de week en op de dag zelf maakte ik een flinke bak humus en bakte er nogal last minute een ciabatta bij die ik zo snel uit de oven sneed (het oogstfeest was al begonnen en wij moesten nog vertrekken) dat ik bijna mijn vingers brandde.

Gewapend met deze offerandes togen we naar boer Gijs zijn trots: de pluktuin. Eenmaal aangekomen in dit kleine paradijsje (voor eega en dochters de eerste keer) bleken er al veel equalminders te zitten. Er stonden hapjes en drankjes op tafel, er liepen honden rond (acuut spijt dat we onze oudste hond Pico thuis hadden gelaten, die had dat geweldig gevonden), de trampoline gooide juichende kinderen de lucht in, de pompoensoep was gloeiend heet, en de steenoven stond met een houtvuurtje erin voor te verwarmen. Er zouden nog vele verse pizza’s uit gaan komen die middag.

Ik wierp mij op als gids en toonde eega en dochters kassen, tuin en kippen. Die laatsten hadden het voor elkaar gekregen te ontsnappen en liepen onbedoeld hun eigen groenvoorziening bij elkaar te scharrelen. Ach, ze zouden vanzelf wel weer op stok gaan bij schemering. Wij genoten van dit bijzondere plekje, dat mochten de kippen ook wel even. De zon scheen, de jassen waren uit, life’s good.

Uurtje later. Een heerlijk potje Groning in de tas, een kruidenthee in de maag, een kom pompoensoep met garam masala tinteling in de hand. Ik zit als moeder een beetje boelveel apetrots te wezen op oudste, die zich lekker genoeg in haar eigen vel vindt zitten om hier in een bijeenkomst vol onbekende mensen haar ukelele uit te pakken en zichzelf te begeleiden terwijl ze uit volle borst zingt. Oudste kan heel goed zingen, en heeft dat ook al wel on stage gedaan, maar zichzelf begeleiden doet ze nog niet zo lang: ze kocht de ukelele pas twee maanden geleden.
Uren oefent ze ermee, en nou komt ze er gewoon mee naar buiten. Letterlijk en figuurlijk. Wat een kanjer. (Ja, echt boelveel apetrots.) Zelfs jongste en ik zongen nog wat deuntjes mee. Voor mij was dat het lastigst: de generatiekloof in muziek sloeg toe en ik, Radio4-luisteraar, kende amper haar emo-rock-indie-music. Eén-nul voor oudste, die meer van ‘mijn’ muziek kent dan ik van de hare.

Ontspannen, be-zon-d en gelaafd namen we afscheid van boer Gijs, die we op de valreep nog even wezen op een bijzondere zegening van boven: een omgekeerde regenboog. Een glimlach in de hemel boven dit aardse paradijsje. Nou nog de slakken ervan overtuigen dat dit géén paradijsje is, dan kunnen we deze week de eerste sla gaan halen!

PS Na het schrijven van dit blog zat het februari-aanzien van de moestuin me toch niet zo lekker. Dat veldje raapstelen die net 1 cm hoog zijn maakten het eerder zieliger dan groener. Vanmorgen dus een paar uur lekker in de tuin gewerkt, intens aangestaard door de kippen (die regelmatig een handje onkruid hun ren in kregen) en na schoffelen, palen en stokjes de grond in zetten, draadjes spannen, geulen maken, zaaien, naambordjes schrijven en een volgende stuk grond alvast omspitten voor de eind-mei-zaai ben ik weer tevreden. Met uiteraard veel ‘vergeten groente’, oude rassen en leuke experimenten. Hallo gele stokslaboon, kastanjewortel, Deventer Zwartblad winterbiet, Texsel Greens, Tom Thumb, rode en geelgroene melde, hertshoornweegbree en meer van dat moois.