Herfst-setting

Het is september, en ik raak al weer danig in herfst-mood. Ik leef op, ik voel me fijn, ik ben zo’n raar mens dat liever herfst en winter dan zomer heeft.
Iemand wees me erop dat ik te vroeg was: de herfst begint toch 22 september? Ja en nee. De meteorologische herfst, die gewoon lekker simpel met onze kalender samenloopt, is op 1 september begonnen. De astronomische herfst, die van sterrenstanden afhangt, begint op 22 september. Dus ik zeg gewoon dat het herfst is, want dat klopt, en ik zeg graag dat het herfst is, me happy.

Gezellig, die pompoenen bij de voordeur. Er moeten eigenlijk voor mijn herfstgevoel nog bolchrysanten bij, maar omdat we maar een smal pad langs deze kant van het huis hebben en de fietsen er ook langs moeten doe ik dat toch maar niet. Maar wel een beetje jammer.

Ik merk het ook aan mijn eigen reacties. Dan valt me op dat ik ineens weer speculaasjes en pepernoten wil eten. Dat ik weer zwaardere stamppotten ga koken en minder frisse salades maak. Dat ik bij groente en fruit ga denken of ik ze ga inmaken, of toch net als in de zomer meteen eten. Dat ik weer stevigere specerijen in het eten gebruik. Dat ik weer kaarsjes aansteek ’s avonds. Pompoenen bij de voordeur zet. ’s Avonds weer een dekentje naast de bank klaar leg. De groene en lichte theetjes opberg en weer meer earl grey, Lapsang Souchong en smaakvolle oolong rotstheeën uit de Chinese Wuyi-regio zet. Dat ik bij het reizen de bermen afspeur of ik al verkleurde blaadjes aan de bomen zie. Ja, mijn brein is al vooruitgeschoten en heeft zich even verankerd in oktoberstand.

De tuin maakt zich ook op voor de eindsprint van de jaarcyclus. We wonen hier nu ruim 8 maanden, maar in de winter gebeurt er niet zo heel veel in een tuin, dus ik heb wel het gevoel dat we het merendeel van de cyclus al gezien hebben. Intussen heb ik een beter idee wat wel en niet werkt in onze tuin, en wat ik wel en niet wil aanpassen of zelfs helemaal veranderen.
Tot mijn spijt blijkt het moestuingedeelte van onze achtertuin niet zo goed aangeslagen te zijn. Een combinatie van zware klei, te veel bomen rondom en daardoor te weinig zon en te veel wortels, en een colonne slakken en rupsen, dat zijn denk ik de boosdoeners. Dat roer gaan we dus omgooien. Ik heb gezien wat wel goed aanslaat: knolgroenten zoals worteltjes, rettich, radijs. Sla, tot mijn verbazing, ondanks dat ik die niet afdek, en de groenlof wil ook heel aardig. Kruiden doen het ook goed. En onze fruitbomen en -struiken zijn wonderwel trouwe leveraars gebleken: we kunnen geen pruim meer zien zo langzamerhand, het kersenboompje dat ik dit jaar pas zette als mini-struikje voelt zich kennelijk zo goed dat die in augustus ineens ging bloeien en nu begin september een takje vol mini-kersjes heeft hangen. Het zal wel niet rijpen, zo laat, maar het is leuk. Net als de toch nog kleurende druiven die we ineens tegen een muur ontdekten (serieus, die hadden we niet gezien totdat me opviel dat de frambozenstruik zulke rare bladeren er tussen had en trosjes vormde, blond!).
De koolsoorten daarentegen zijn stuk voor stuk gemillimeterd, de mais komt keurig op en blijft dan kniehoog in de groei steken, en drie (!) opeenvolgende pogingen om courgette en pompoen neer te zetten zijn alle drie mislukt, dat wil hier niet groeien. Bonen kwamen goed op, maar zijn vervolgens de joepie-feestmaaltijd van een stel duiven geweest.

Goed, dat wordt dus herindelen. Het gehele moestuingedeelte wordt anders. De fruitstruiken krijgen meer ruimte. Ik ga veel meer kruiden in de grond zetten, en vooral ook proberen om er nog wat meer meerjarigen in te laten groeien, zoals rozemarijn, tijm, bonenkruid, bosuitjes, kerrieplant, munt, bieslook, daslook, dropplant en een beetje salie, misschien een laurierboompje. Kruiden kan ik ook wel bij de zelfoogsttuin halen, maar ik kook altijd zo’n beetje op gevoel en weet echt niet vooraf wat ik wanneer kook. Ik ga maar 1x per week oogsten en op goed geluk een stapel kruiden oogsten is ook niet echt handig: ze zijn niet altijd allemaal zo lang houdbaar, en hoe verser hoe lekkerder. Ideaal dus als dat uit eigen achtertuin kan komen.
Minder groente volgend jaar, die haal ik wél bij de zelfoogsttuin. Misschien probeer ik nog één keer bonen, maar dan met net erover.

Mini-vijvertje in de maak.

Een klein stukje van de ruimte waar het zaaien van spinazie mislukte, is intussen al in beslag genomen. De vorige bewoners van het huis lieten in de tuin een speciekuip achter. De hele winter, lente en zomer stond die kuip rechtop tegen de muur van het huis te wachten op… ik weet niet eens wat. Maar nu ben ik blij dat ik hem niet heb weggegooid. De kuip is ingegraven op een hoek tussen terras, gazon en moestuin. Via een gratis ophalen groep op Facebook kon ik in Oldehove, een paar dorpen verder, een zware stapel grote flagstones ophalen, die ik hier op een stenen borderrandje liet vallen zodat ik met de brokstukken onze nieuwbakken vijver-to-be kon omzomen. In de winter kan je toch niet zo veel doen aan een vijver, dus dit blijft zo staan tot het voorjaar. Intussen zal de kuip zich langzaam vullen met regenwater, denk ik zo. In het voorjaar doe ik er wat waterplantjes in, en dan wachten we af wat er eventueel spontaan aan diersoorten in komt, zo nodig doe ik er een schep uit de sloot bij. Vissen zal niet gaan, het is te ondiep. Dan kunnen ze bevriezen. Maar het natuurlijk verloop volgen kan ook al erg leuk zijn.

Hondje Pico was alvast erg tevreden met het natuurlijk verloop van de eerste nacht. Meteen de eerste morgen dook hij al de ton in om de daarin gevallen en zo door de steile wanden opgesloten muis te vangen. Ons hardhorende slechtziende oudje was behoorlijk trots op zijn vangst. Alleen jammer dat hij hem niet lustte: het bleek een dwergspitsmuis te zijn en die scheiden nogal een muskuslucht af!

Toegift: ik had deze blog al bijna online gezet, toen ik me realiseerde dat ik onze zeldzame ontmoeting met nog een andere dwergmuis-soort, namelijk de Europese dwergmuis, wilde delen. Ooit had ik deze in gevangenschap, lang geleden, dus ik herkende het minimuisje meteen toen deze volkomen verstard ineens in mijn blikveld hing in een veld met hoge grassen. Heel bijzonder. Dus, de uitsmijter van dit blog, geniet ze!

Het is begonnen

Knoflook na oogsten even laten verleppen, maar nog niet laten drogen. De slappe stelen kun je makkelijk vlechten. Dan verder laten drogen, de stelen worden nu bros en hard en de vlecht valt dan zeker niet meer uit elkaar.

Eindelijk, het is weer zo ver: het hamsteren begint. De oogst wordt verwerkt, de voorraden aangevuld. Een van mijn lievelingsperiodes in het jaar (winter en vooral Kerstmis daargelaten, uiteraard).
Op de een of andere manier associeer ik dat hamsteren van oogst altijd met de herfst, terwijl ik toch echt ook wel in de zomer alvast wat wegberg voor later. Een gekregen kistje sperziebonen werd dankzij mijn dehydrator wéken terug al een doos knipselbonen (Gronings recept, lees hier maar). Een vers geplukte zak snijbonen die ineens overtollig bleek omdat ik een savooiekool van mijn ouders’ tuin kreeg ligt geblancheerd in de vriezer. Evenals twee bakken spinazie, die sneller dreigde te verleppen dan ik ingeschat had, en de verse sla moest toch ook nog op dus eerder eten was niet handig. Weggooien is zonde, dus hup de blender en daarna vriezer in. De knoflookoogst is allang in nette vlechtjes verwerkt en de jaarvoorraad van de aromatische bolletjes hangt in de bijkeuken naast de CV-ketel (lekker warme droge lucht!) aan een kleerhanger te drogen. Er staat lekkere, qua smaak wat aan boekweit en amandel herinnerende moerasspireagelei in de kelder.

Waarom ik toch nu ineens die het-is-zo-ver-associatie krijg komt omdat ik de eerste herfstpaddenstoelen verwerkt heb. Tijdens een dagje uit met oudste zagen hij en ik ineens dat er bij de uitgang van Herinneringscentrum Kamp Westerbork heel wat paddenstoelen groeiden in de vochtig ruikende, bosrijke omgeving van de parkeerplaats.

Links eekhoorntjesbrood, rechts heksenboleet.

Een veld vol echte cantharellen, pal naast het entreegebouw, die echter op de rode lijst staan en niet geplukt mogen worden. Veel wildplukkers trekken zich daar weinig van aan (en terecht, want paddenstoelen plukken is NIET schadelijk voor het voortbestaan: het levende deel, het mycelium, zit onder de grond) maar aangezien het personeel hier elk moment kon langskomen waagde ik me daar maar niet aan. Oudste en ik vonden echter ook nog een aantal mooie boleten: eekhoorntjesbrood en heksenboleten verdwenen in onze tas. Wat erg grappig is aan de mooie roodgesteelde heksenboleet is dat die bij doorsnijden acuut aan de binnenkant van mosterdgeel naar indigoblauw verkleurt. Mocht je er ooit een vinden, probeer het maar eens.

De avond ervoor had ik geblunderd met het maken van de mayonaise (te lang geklopt, de emulsie scheidt zich dan weer en al ingedikte mayo wordt weer dun) en om dat te verhelpen moest ik opnieuw beginnen. Op zich leuk klusje, nieuwe mayonaise maken. Altijd mooi, dat magische moment dat allemaal vloeibare ingrediënten ineens een dikke, lobbige substantie vormen. Toen dat weer gelukt was kon ik de te dun geworden mayo daar in een straaltje in laten lopen tijdens het kloppen. Gelukt, maar toen zat ik wel met 3 potten mayo tegelijk. Dat kwam nu ineens mooi uit: één van de potten kreeg een royale schep boletenpoeder en smaakt nu precies als truffelmayonaise. Paddenstoelen drogen namelijk heel makkelijk, en al na één nachtje dehydrator had ik de Westerborkse oogst tot boletenpoeder kunnen vermalen.

Nog zo’n najaarsassociatie: het verwerken van de pruimen. We hebben 2 pruimenbomen. Eerst dacht ik nog dat de een vast wel een zaailing van de ander zou zijn, maar nee: achter in de tuin staat een groene Reine Claude, voorin op het terras een pruim waarvan ik bijna zeker ben dat het een Viktoria is.

Helaas, de Reine Claude is erg hoog uitgegroeid, de vruchten zitten ook voornamelijk bovenin (metertje of drie, vier van de grond…) en ik krijg de pruimpjes niet goed geoogst voor ze vallen. En als ze eenmaal vallen zijn ze al zacht en… bewoond. Jakkes. Ik denk dat ik de boom in het najaar maar eens héél flink ga terugsnoeien, dan heb ik over een jaar of twee misschien weer pruimen die dan wat lager groeien. Want zo hebben we er ook niets aan, zo jammer. Op het terras is een geslaagdere oogst qua pruimen te vinden. Dankzij een ervaringsdeskundigentip pluk ik ze er al af vóór ze volledig gekleurd zijn en laat ze binnenshuis onder een doek verder rijpen, zo blijven de wespen eraf. Voor de wijsneuzen: ja, die ene al helemaal gekleurde op de foto overviel mij ook, slechts 2 dagen na de vorige plukronde al rijp! De eerste oogst werd verwerkt tot heerlijke pruimen-custard-flapjes, waar ik en passant ook nog in zelfgemaakte vlierbloesemsiroop geweekte rozijnen doorheen deed. Deze flapjes deden het behoorlijk goed op de zeventiende verjaardag van oudste 🙂

De tweede oogst ging met mijn ouders mee en daar krijg ik een potje jam van retour. De derde oogst werd thuis verwerkt tot jam en de vierde oogst ligt nu op tafel te rijpen.

Oogsten maar!

Ik hou ervan om bij het maken van jam altijd een smaaktwist toe te voegen. Zo maakte ik vroeger al eens na een tip van mijn moeder pruimenjam van Opal pruimen met lavendel erdoor. Bramenjam met speculaaskruiden is ook al jaren een hit bij ons thuis. Perenjam met gember. Bananenjam met rum. Appeljam met kaneel en rozijnen (okay, die ligt nog best voor de hand). Bessenjam met port. Marmelade met kokos. Vijgenjam met chocolade. Het is allemaal gepasseerd. Ik had zin om wat nieuws te verzinnen, en besloot dit keer een flinke schep peperkoekkruiden door de pruimenjam te doen. Of het gelukt is? Geen idee. Ik vul gewoonlijk de potjes, en dan is er altijd wel een beetje wat overblijft. Dat gaat in een bakje de koelkast in en wordt al vrij snel geconsumeerd. Helaas, deze keer was het bizar goed uitgemikt: exáct vijf potjes vol. Tja. Nou eerst maar even die andere zes jamsoorten die al open staan in de koelkast opmaken voor we deze mogen proeven….

 

Overwinningen en frustraties in de moestuin

Het moestuintje hier in de achtertuin begint vorm te krijgen. Alle grond is omgespit, fijn geharkt, bewerkt, bemest en bezaaid. Het wordt me zo langzamerhand duidelijk wat hier wel en niet werkt.

De boerenkool, groenlof, knolselderij, savooiekool en rettich doen het fantastisch. Tenminste, nu nog wel. Het is afwachten hoe groot ze worden, en of de knolselderij ook wil ‘knollen’. Ik ben ook heel nieuwsgierig of de rettich wel uit de zware klei te vissen zal zijn, die zal nog lastiger zijn dan de wortels, die het overigens ook best netjes doen. Maar die nieuwsgierigheid mag ik nog een paar weken bedwingen.
Intussen oogsten we al van de stengelui, ook al zo’n succesnummer, en een beetje raapstelen. Hoewel die wel laag bleven en snel in bloei schoten, kwam er wel redelijk wat op. Twee van de zes (!) soorten sla die ik zaaide doen het ook relatief goed: ze komen op, zien er prachtig uit, maar blijven wel nog behoorlijk klein.
De bonen, altijd een supermakkelijk succesnummer in vorige moestuinen, blijven hier juist achter. Ze groeien langzaam en nog geen bloemetje aan de plantjes gezien. Jammer, want ik ben enorm dol op bonen.
De prei is ook zo’n twijfelgeval. Groeit wel, maar voor ik aan oogsten toe ben schiet het al in bloei. De bloeistengel van de prei moet je niet eten, tenzij je graag je darmen leegt, want die wekt flink diarree op. Dus dat is dan omzichtig snijden om die stengel heen.

Teleurstellingen zitten verder vooral in de bladgewassen. Klaroen, melde, spinazie, en een viertal slasoorten geven hier en daar een sprietje en vallen dan zuchtend om. Paksoi en bieten komen op… en stagneren dan in groei. Er moet toch iets in deze grondsoort zitten wat ze remt, of juist iets niet zitten wat ze nodig hebben. In ieder geval leer ik dit eerste Grunn-jaar nu wel waar ik me op moet concentreren voor volgende jaren.

Grootste baalmoment: de prachtig opgekomen courgette en pompoen werd kennelijk iets te lekker gevonden door vogels of slakken. Ik vermoed vogels, want slakken heb ik hier gelukkig maar heel weinig. En ik was net zo blij dat ze überhaupt opkwamen, want de zaden waren al vrij oud. Planten van pompoen en courgette worden erg groot, dus je moet vooral niet te veel zaaien. Van slechts één goed op zijn plek zittende courgetteplant kan ons gezin van 5 al ruimschoots voorzien worden. Als je dan een zakje zaden koopt en er zitten er 15 in, ben je meteen voor jaren voorzien. En ja, dan loopt de kiemkracht dus wel terug. Zo was ik, zijstapje, ook niet verbaasd dat er geen enkele pastinaak opkwam van het 6 jaar oude zakje. Om de pompoenen nog wat te vertroetelen en in de gaten te houden had ik het merendeel op de zaaitafel voorgezaaid, en een enkeling meteen in de volle grond. Beiden werden opgegeten.

Wat me intussen glashelder is: de eerste fase is kennelijk zwaar in deze tuin. We hebben vrij veel schaduw in het moesgedeelte dus dat kan ook het probleem zijn. Die gewassen die ik als ‘tuinbonbon’ kocht (voorgetrokken en als klein plantje te koop in de tuincentra) doen het echter bijna allemaal goed. Dat wordt dus komende jaren minder zaaien, meer zaailingen kopen.

Ik ga maar weer aan een ander spannend klusje: verpoten en fingers crossed dat ze aanslaan. De zea-mais is zo ver dat hij de volle grond in kan. En de aardbeienplantjes die spontaan in kieren op het terras opkwamen zijn zo groot dat ik hoop dat ze sterk genoeg zijn om verzet te worden, en klein genoeg om niet al volledig onder en tussen de terrasklinkers vast te zitten. Duimen jullie mee?

Nostalgie op de fiets

Ik spring de laatste tijd weer regelmatiger op de fiets, en dat is nu echt genieten. Nu het zo lang licht is, is het ook ’s avonds mooi om buiten rond te kijken. Nog steeds blijf ik mijn nieuwe leefomgeving opzuigen en verkennen. Nog steeds blijf ik me verbazen over de soms echt heel opvallende overeenkomsten met Zeeuws Vlaanderen, waar ik enkele jaren ooit woonde. En nog steeds blijf ik me verwonderen over de soms echt heel opvallende verschillen met de regio Nijmegen c.q. Wijchen, waar ik tot een paar maanden terug woonde.

De luchten hier zijn schitterend. Zonsopgang en zonsondergang zijn pareltjes. Kan dat atmosferisch iets te maken hebben met dichter bij de zee wonen dan in Wijchen? Ook in Zeeuws Vlaanderen vielen de luchten me altijd al op. Of misschien zoek ik het veel te ver: toen ik in Ulestraten in Zuid Limburg woonde, en toen ik regio Utrecht woonde, keek ik meer naar de bossen, de bomen, de bermen. Ik deed rond Nijmegen misschien wel gewoon hetzelfde, me er minder van bewust dat ik daardoor minder vaak omhoog keek. Het moet gezegd worden: in Zeeuws Vlaanderen en Groningen zijn de uitzichten zo wijds, plat en oneindig dat je al sneller naar de lucht kijkt.

Fietsend langs deze berkenlaan voelde ik me toch een beetje…. bekeken.

Ook zo herkenbaar: de geuren. De geur van schapenwol als je langs een schapenweide komt, en de plukken hangen in de draden van de omheining. In gedachten ga ik terug naar mijn hele vroege jeugd, als mijn moeder een schapenvacht zat te kaarden en spinnen. Haar draden waren strak en dun en recht, mijn draden werden dik en bobbelig en braken snel af. Als kind vond ik het spinnen van mijn moeder iets magisch hebben, ik kon gebiologeerd naar het zoeven van het spinnenwiel kijken en me keer op keer afvragen waarom die wol, na simpelweg alleen maar in elkaar gedraaid te worden, toch echt als een draadje vast bleef zitten. En mijn iets latere jeugd, toen we zelf schapen hadden. Die éne morgen dat ik nét wat laat vertrok naar school en dus heel snel moest fietsen, al dagen keek ik elke morgen bij vertrek in de schapenweide in onze voortuin of onze oudste ooi al gelammerd had, maar net die morgen niet… Ik twijfelde nog, wat vreemd, ze staan nog niet buiten, waarom blijven ze in het schuilhok? Maar ik riep mezelf tot de orde: te laat komen op school was ik veel te braaf voor. Uiteraard waren de lammetjes net die morgen geboren. Toen mijn moeder een uurtje later keek waren ze nog nat. Wat heb ik daar achteraf een spijt van gehad, ik had het nablijven er graag voor over gehad.
En dan de groenige, licht-zure geur als ik langs een koeienstal rij, de geur van hun voeding. Een van mijn ooms woonde ooit in Duitsland naast een boer op hetzelfde erf. Wat kwam ik daar graag! Hij had mijn toen-nog-droomberoep van dierenarts, waardoor ik af en toe in de praktijk mee keek, en ik sloop er zo graag de koeienstal in. De boer vond dat prima en liet me wel eens een handje voer geven. Kauwende koeien hebben iets enorm kalmerends, die zijn ‘zen’.
Weet je wat ook zo herkenbaar is? Slootlucht. Wanneer je, zoals ik, altijd wel in de buurt van een stroompje, beek, vijver, sloot, meer, kreek, kanaal, rivier of zee hebt gewoond, weet je dat verschillende soorten water ook echt verschillend ruiken. Je ruikt meteen als je ergens langs komt of het water stil staat of stroomt, of het helder is of niet, of het zout of zoet is.

Wachten in het zonnetje.

Hier is weer best veel water. Ik sta nu in het watersportseizoen ook nogal eens stil voor een openstaande brug, als er een boot of schip voorbij moet. Vroeger kon ik daar wel eens ongedurig over worden, nu niet meer. Daarvan gaat het bootje in kwestie echt niet sneller varen. Een momentje rust om te genieten van het uitzicht, de geuren, je gedachten laten dwarrelen. En de diversiteit van wat langsvaart bekijken. Commercieel, pleziervaart, zeilend, motorisch, groot en klein. Daar zitten wel eens hele mooie bij. Ook dat is nostalgie. Soms verwacht je haast Hielke en Sietse Klinkhamer met de Kameleon voorbij te zien komen!

Hier sta je toch graag even bij stil?

 

Het broed-en-opvoed-seizoen is volop bezig, ik heb al regelmatig jonge mussen uit de kippenvolière gevist die in hun paniek het kleine kiertje waardoor ze naar binnen konden aan de andere kant niet meer terug vonden. Ik hoop dat de paniek groot genoeg was dat ze niet nog meer graantjes komen meepikken.
De zwaluwen zijn vreselijk druk met insecten vangen, dus die hebben vast ook jongen zitten.
En de zwanen, partners voor het leven, broeden hier en daar bijna met hun achterwerk op de weg, zo’n volkomen gebrek aan angst voor de mens hebben ze. Als ik tussen werk en huis door het kleine Den Horn rij, moet ik altijd bij een bepaalde boerderij rustig remmen en wat uitwijken, waar ze een eigen stukje berm geclaimd hebben. Soms staat meneer of mevrouw even pontificaal op de weg uit te kijken. Ze wijken niet. Agressief heb ik ze nog niet gezien, maar ik heb behoorlijk ontzag voor zwanen, die gevaarlijker kunnen zijn dan menigeen beseft. De boer die die berm bijhoudt heeft er ook in een ruime baan omheen gemaaid.

Nou zit ik hier op een mooie dag binnen te schrijven dat het buiten mooi is. Dat doe ik verkeerd. Ik ga Pico, ons oudste hondje die vandaag zijn 12e verjaardag viert, eens even mee naar buiten nemen. Ajuus!

Fruitige beloftes

De tuin heeft voor zo’n eerste jaar al een paar mooie beloftes hangen. Niet alleen de al aanwezige fruitbomen en -struiken, zélfs een dit jaar pas geplante boom doet zijn best. Vandaag heb ik een korte fototoer gemaakt langs ons fruit. Jullie kunnen dus groen meegenieten van dit fotoblog!

Een mini-elstar in de maak. Wij kregen dit boompje van de nieuwe collega’s van eega, omdat een Elstar komt uit regio Elst, waar we vlakbij woonden.
Behoorlijk wat appeltjes, voor zo’n eerste jaar. Bijna elke tak draagt één of meer mini’s. Benieuwd hoeveel er groot gaan worden.

 

 

De grootste belofte komt van een hele oude pruimenboom, die kromgegroeid en al op een terras in de achtertuin staat.

 

Achterin de tuin vonden we, nogal onverwacht, ingeklemd tussen twee enorme struiken nóg een pruimenboom. Zou wel eens een zaailing kunnen zijn van het stokoude boompje op ons terras. Er hangen wel pruimen in, maar beduidend minder, en veel hoger. Dit boompje heeft te lijden gehad van de concurrentie. Maar: de wilg ernaast is gekort, en de buddleia aan de andere kant ernaast is tot ongeveer een kwart van zijn origineel teruggebracht. Ruimte voor de pruim!

 

Dit moet wel een fruitboom zijn, maar we hebben nog geen idee wat voor fruitboom. Ik heb nog geen bloei gezien en nog geen vrucht.

 

Toch is het blad duidelijk dat van een fruitboom… maar wat? Een appel of peer lijkt het meest waarschijnlijk, misschien is het wel een peer met een ‘beurtjaar’ (soms hebben ze een jaar weinig tot geen oogst).

 

Je zag hem twee foto’s terug al even op de achtergrond, en een blog geleden speelde hij de hoofdrol: vlier. Ik heb ook wat schermen laten hangen, want hoewel de vlierbloesem heerlijk in siroop is, zijn de bessen ook de moeite waard.

 

Hier verheug ik me enorm op! Ik ben dol op frambozen. Fijne verrassing om die in onze nieuwe tuin te vinden.

 

Naast de framboos staat een groep bessenstruiken. En door beiden slingert een prachtige clematis, die op de achtergrond nog even de aandacht trekt! Aan het blad en takken zag ik in de winter al dat het bessenstruiken waren, maar welke soort bessen weet ik nog niet 100% zeker. Hoewel, 90% durf ik al wel te geven. Hier en daar krijgt er een enkeling iets kleur rond het kroontje, of een vaag streepje over de bes heen, en ik vind ze niet ‘glazig’ genoeg voor witte of rode bessen, dus ik vermoed steeds harder dat het zwarte bessen zijn. Dat zijn wel de bessen die ik het minst lekker vind, tja, jammer. Maar verwerken in jam of siroop maakt veel goed.

 

Net toen we dachten dat de vijgenboom de verhuizing misschien niet overleefd had, begon er toch hier en daar een groene knop in te komen. Vijgen zullen we dit eerste jaar nog wel niet hebben, maar de geruststelling dat hij de verhuizing overleefde is ook wat waard. Deze vijg gaat al heel lang mee in de familie, veel verhuizingen doorgemaakt, stekjes van stekjes, allemaal terug te voeren op één originele struik die ooit in mijn ouders’ tuin stond.

 

De kippen zijn steeds minder zichtbaar vanuit de achterdeur: ook daar staat een ons onbekend fruitboompje.

 

Eigenlijk hetzelfde verhaal als ons andere ‘mysterie-boompje’: het vermoeden van een appel of peer, maar het is volslagen onduidelijk waarom het dit jaar niet gebloeid heeft (nog niet?). Afwachten maar of er nog wat komt.

 

Hier en daar hadden de vorige bewoners wat steentjes uit de bestrating gehaald en daar bloemen in gezet. Hier een flinke pol papavers… die echter hun plekje bleken te delen met een spontaan opkomende aardbei!

 

En door de hele tuin heen komen nu spontaan her en der aardbeien op. Ik laat ze een beetje groter worden voor ik ze toch maar tussen de kieren uit haal, in de hoop dat ze dan sterk genoeg zijn om een verplanting aan te kunnen. Dan mogen ze het moestuingedeelte in.

 

Een heeeeel klein kniehoog jong kersenboompje. Eindejaarscadeau van mijn vorige werk, en staat in het gelid met het Elstar-cadeau van eega’s huidige werk.

 

Dat zal nog wel even duren, voor deze vrucht gaat dragen. Nu ‘draagt’ hij wel al wat anders. Zie je die wat opgekrulde blaadjes?

 

Hier hebben de mieren een bladluismelkerij ingericht. Ik laat ze maar zitten, die paar luizenboerderijtjes kan dit boompje wel aan.

 

Dé stommiteit van de verhuizing: dol zijn op japanse wijnbes en vergeten een stekje mee te nemen. Gelukkig vond ik deze op een markt en de groeikracht van deze plant kennende hebben we binnen 2 jaar een flinke struik vol lekkers.

 

Goed, tot zover het fotoverslag van een rondje fruit spotten. Mocht iemand een van de ‘mysterieboompjes’ kunnen determineren: graag!

 

 

Het zoete voorjaar bewaren

Het is 29 mei, ik heb een vrije maandag. Het is gelukkig niet zo bloedheet als voorspeld werd, en ik breng wat tijd in de tuin door. Vanaf de tuin van de buren hangt een vlierstruik over de schutting en het valt me op dat in slechts 2 hete dagen de struik enorm in bloei geschoten is. Ha! Spontane gedachte! Tijd om vlierbloesemsiroop te maken! Ik snoei alle bloeischermen waar ik bij kan, maar het resultaat valt een beetje tegen: de meeste bloesems zitten buiten bereik.

Een uurtje later heb ik een heerlijk rondje gefietst over het Aduard 800-pad. Dit pad is aangelegd toen Aduard 800 jaar bestond (dit jaar vieren we 825 jaar!) en loopt voor een heel deel langs het kanaal. Ik hoopte er veel vlier tegen te komen. De hoeveelheid vlierstruiken, die in mijn ervaring altijd overweldigend veel was, is hier echter toch nogal povertjes. En áls ik ze vind, zijn de bloeischermen nog niet in bloei, of te hoog, of gewoon niet op plukhoogte aanwezig. Ik vermoed dat er heel wat wildplukkers in de buurt zitten, of dat er tot ongeveer 2 meter hoogte te vaak gesnoeid is, of dat er veel wild van eet (herten schijnen het heerlijk te vinden) of wat dan ook, in ieder geval vond ik amper bloesems op plukhoogte.

Flashback naar februari: ik kwam thuis met een krat vol citroenen. Tja, Stichting Cavia krijgt soms hele rare donaties voor de cavia’s. Ik maak lemon curd, deel uit, en pers heel veel citroenen zodat er citroensap in ijsklontjeszakken klaar ligt in de vriezer voor warmere dagen en voor het maken van jam en siroop.

Eenmaal thuis kan ik net één flinke pot vullen. Gefilterd water erbij (al ons water gaat door een Brita-filter) en wat citroen, zowel schijfjes vers als sap-uit-de-vriezer. Dit zal nu eerst een dagje (of twee?) in de vensterbank blijven staan, zodat de smaak goed in het water kan trekken. Net na het maken van de foto bedacht ik me trouwens nog dat het wel lekker zou zijn er ook nog schijfjes sinaasappel bij te doen. Dus ook die zijn nog toegevoegd. Dat is het eerste jaar dat ik dat doe, ik ben wel benieuwd of het echt te proeven zal zijn. De zoete smaak van vlierbloesemsiroop is best heel doordringend en behoorlijk specifiek, maar de citroen proef ik er wel doorheen gewoonlijk, dus het zou moeten kunnen. Nu maar even geduld voor ik verder kan. En vast suiker in huis halen om de siroop komende dagen mee te maken…

Dinsdag 30 mei. Ik filter al het water uit de fles. Na een dagje trekken in de vensterbank is er lekker veel aroma in getrokken. De restanten citroen, sinaasappel en bloesem zien er slapjes uit, maar ruiken lekker. Dat wordt weer eens een hele andere geur bij de compostbak…. want ik ga enkel met het aftreksel verder. Per liter voeg ik een heel pak van 750 gram ongeraffineerde rietsuiker toe. Ik schrik er elke keer weer van als ik jam of siroop maak hoe veel suiker erin gaat, en dan is dit nog relatief weinig. Intussen spoel ik een enorme hoeveelheid flesjes gloeiend heet om en zet ze op een schone doek klaar om te vullen. Het duurt zeker tien minuten voordat alle suiker opgelost is, en nog zeker vijf minuten voor het spul ook begint te borrelen. Gelukkig is koken nou net een van die dingen waarvoor ik wel geduld kan opbrengen.

Afkoelen maar.

Nu begint echter de haastklus: het moet zo snel mogelijk de flesjes in, doppen erop en op zijn kop neergezet, hoe heter dat lukt, hoe beter de sterilisatie en hoe langer houdbaar. Nadat de eerste golf finaal over het flesje heen gaat (en de doek op het aanrecht flink doordrenkt met de plakzooi) heb ik in de gaten dat dit zónder trechtertje makkelijker gaat dan mét. Vooral ook omdat ik ze bij voorkeur helemaal tot de rand moet vullen. Tien minuutjes haastwerk later (en tussendoor de siroop in de pan heet houden) en nog wat minuten plakzooipoetswerk en doekwisselen later staan er twaalf flesjes gevuld klaar om af te koelen. Mijn handen zijn roodgloeiend. Ik weet ook niet waarom, maar ik pak dus elke keer weer als ik siroop en jam maak de gloeiend heten potten en flessen even vlugvlugsnelsnel met mijn handen aan en wapper daarna mijn handen koel. Waarom ik geen handschoenen pak… ik mis de ‘touch’ dan, denk ik. Een klein bodempje past niet meer in de flesjes, dus we kunnen het eerste beetje proeven. Ondanks dat het nog heet is, maakt dat niet uit, want siroop is om aan te lengen, dus we doen er koud water bij. En middelste doet het in de hete thee. De kinderen vinden het zowaar lekkerder dan vorige jaren, toen ik er alleen citroen bij deed. Mooi, dat onthouden we. Vanaf nu elk jaar ook sinaasappel erbij.

Woensdag 31 mei: bij het opstaan zijn alle flesjes afgekoeld. De doppen zijn allemaal goed vacuüm getrokken bij het afkoelen, mooi zo. Etiketten erop, en de kelder in. We hebben de geur van het voorjaar weer gevangen dit jaar!

Klaar om de kelder in te gaan.
Hier word ik nou vrolijk van.

Eérst oogstfeest, dán oogsten.

Mijn moestuintje staat er nog maar kleumerig bij. Een paar groene sprietjes en blaadjes kijken voorzichtig om de hoek of het weer al naar voorjaar neigt. Voorbodes, dappere voorgangers… of zelfmoordcommando’s, want hun keutel weer intrekken bij te koud weer zit er voor planten niet in. Kopje boven de grond is en blijft kopje boven de grond. Ik zaai dus nog maar heel erg met mate, want het weer is ook inderdaad nog niet heel moesplantvriendelijk. Wat mijn moestuin het aanzien van ongeveer een gemiddelde februari geeft. Sowieso is het een beetje een experimenteerjaar, want ik heb nog nooit op zulke zware klei gemoest. Of er genoeg zon op valt, genoeg afwatering is, voldoende slakafweer is, de fruitboomwortels niet te veel voeding wegpakken: het moet allemaal nog uitgevonden worden, dit eerste jaar in ons droomhuis. Bovendien heb ik ook serieus niet het idee dat dit stukje grond wat ik nu bewerk ons gezin volledig van de meer dan gemiddelde behoefte aan groente -want, vegetariërs- kan voorzien.

Dus. We hebben een plus. Eigen tuin, plús pluktuin. Ik noemde hem al eerder: Het Proefveld in Haren. Hier mogen wij voortaan onze biologische groentes zelf gaan plukken, voor een meer dan schappelijke prijs voor ons gezin van vijf. Boer Gijs doet het werk, wij oogstaandeelhouders plukken, rooien, oogsten, graven uit, rapen en snijden af. Lekker met de handjes in de aarde. Op 1 mei opende het oogstseizoen. Tot ver in de winter hopen we met enkele tientallen mensen van dit stukje grond te kunnen eten.  Maar dat oogstseizoen opende niet zomaar. Nee, daar ging een Oogstfeest aan vooraf. Nou had ik al regelmatig oogstfeesten meegemaakt in het najaar, als er oogst is, maar nog nooit een oogstfeest vóór er oogst was. Dat wilden we meemaken. We schreven ons in voor deze happening op 30 april, de dag ervoor zette ik de kikkererwten in de week en op de dag zelf maakte ik een flinke bak humus en bakte er nogal last minute een ciabatta bij die ik zo snel uit de oven sneed (het oogstfeest was al begonnen en wij moesten nog vertrekken) dat ik bijna mijn vingers brandde.

Gewapend met deze offerandes togen we naar boer Gijs zijn trots: de pluktuin. Eenmaal aangekomen in dit kleine paradijsje (voor eega en dochters de eerste keer) bleken er al veel equalminders te zitten. Er stonden hapjes en drankjes op tafel, er liepen honden rond (acuut spijt dat we onze oudste hond Pico thuis hadden gelaten, die had dat geweldig gevonden), de trampoline gooide juichende kinderen de lucht in, de pompoensoep was gloeiend heet, en de steenoven stond met een houtvuurtje erin voor te verwarmen. Er zouden nog vele verse pizza’s uit gaan komen die middag.

Ik wierp mij op als gids en toonde eega en dochters kassen, tuin en kippen. Die laatsten hadden het voor elkaar gekregen te ontsnappen en liepen onbedoeld hun eigen groenvoorziening bij elkaar te scharrelen. Ach, ze zouden vanzelf wel weer op stok gaan bij schemering. Wij genoten van dit bijzondere plekje, dat mochten de kippen ook wel even. De zon scheen, de jassen waren uit, life’s good.

Uurtje later. Een heerlijk potje Groning in de tas, een kruidenthee in de maag, een kom pompoensoep met garam masala tinteling in de hand. Ik zit als moeder een beetje boelveel apetrots te wezen op oudste, die zich lekker genoeg in haar eigen vel vindt zitten om hier in een bijeenkomst vol onbekende mensen haar ukelele uit te pakken en zichzelf te begeleiden terwijl ze uit volle borst zingt. Oudste kan heel goed zingen, en heeft dat ook al wel on stage gedaan, maar zichzelf begeleiden doet ze nog niet zo lang: ze kocht de ukelele pas twee maanden geleden.
Uren oefent ze ermee, en nou komt ze er gewoon mee naar buiten. Letterlijk en figuurlijk. Wat een kanjer. (Ja, echt boelveel apetrots.) Zelfs jongste en ik zongen nog wat deuntjes mee. Voor mij was dat het lastigst: de generatiekloof in muziek sloeg toe en ik, Radio4-luisteraar, kende amper haar emo-rock-indie-music. Eén-nul voor oudste, die meer van ‘mijn’ muziek kent dan ik van de hare.

Ontspannen, be-zon-d en gelaafd namen we afscheid van boer Gijs, die we op de valreep nog even wezen op een bijzondere zegening van boven: een omgekeerde regenboog. Een glimlach in de hemel boven dit aardse paradijsje. Nou nog de slakken ervan overtuigen dat dit géén paradijsje is, dan kunnen we deze week de eerste sla gaan halen!

PS Na het schrijven van dit blog zat het februari-aanzien van de moestuin me toch niet zo lekker. Dat veldje raapstelen die net 1 cm hoog zijn maakten het eerder zieliger dan groener. Vanmorgen dus een paar uur lekker in de tuin gewerkt, intens aangestaard door de kippen (die regelmatig een handje onkruid hun ren in kregen) en na schoffelen, palen en stokjes de grond in zetten, draadjes spannen, geulen maken, zaaien, naambordjes schrijven en een volgende stuk grond alvast omspitten voor de eind-mei-zaai ben ik weer tevreden. Met uiteraard veel ‘vergeten groente’, oude rassen en leuke experimenten. Hallo gele stokslaboon, kastanjewortel, Deventer Zwartblad winterbiet, Texsel Greens, Tom Thumb, rode en geelgroene melde, hertshoornweegbree en meer van dat moois.

Feestdag

Pasen is best een beetje feest. Niet zo uitbundig als Kerst, maar toch kwam het feestgevoel heel aardig op. Vooral nadat middelste de paasversiering in huis verdeeld had, en ik voor de plus minus zevenentachtigste keer een fragment van de Mattheus Passion op Radio 4 hoorde. Nou vind ik die ook wel écht mooi, dus een straf is dat zeker niet. Er is verder ook maar weinig specifieke paasmuziek (– dringt nu alle zondagsschoolliedjes van vroeger terug in hun goed afsluitbare vakje in de grijze cellen –) dus gelukkig maar: ik kan niet zoals in de Adventstijd even switchen naar een bij de tijd van het jaar behorende CD. Het Weihnachtsoratorium laat mij persoonlijk namelijk beduidend minder hard warm lopen, dus in december heb ik die alternatieven wél nodig.

Bij Pasen hoort een ontbijt of brunch. Een traditie waar ik niet aan ga tornen, omdat die veel te leuk is om over te slaan. In tegenstelling tot mijn vorig ziekenhuis heeft het huidige echter ondanks katholieke roots de Goede Vrijdag niet als vrij-dag aangemerkt. Met ook werk op Witte Donderdag en een rit naar Arnhem voor familieverjaarsbezoek op Stille Zaterdag bleef er weinig tijd over om zelf te gaan bakken voor het ontbijt op Paaszondag. Het kwam dan ook mooi uit dat een spruit van een van de collega’s opdracht had gekregen van diens sportvereniging om suikerbroden en paasbroden te verkopen. Zakcentje voor de vereniging, lekker bakkersbrood voor ons. Ik zag een win-win-situatie en bestelde van beiden één. Die roken na levering zo verrekte lekker dat ik al mijn wilskracht aansprak om ze tot Pasen te bewaren, en ze diep in de kelder verstopte tot dan.
Ik bakte bij thuiskomst op zaterdagavond laat alleen nog even de ciabatta die overdag had staan rijzen, dekte de brunchtafel uitgebreid, en vouwde paasmandjes die ik vulde met chocolade en wat kleine cadeautjes om die tenenlopend en behendig sluipend naast de bedden van de slapende dochters neer te zetten. Een familietraditie: op feestdagen vinden ze ’s morgens wat lekkers en/of leuks naast hun bed. Ik heb geen idee of ze zich, nu ze zo oud geworden zijn, alleen nog maar slapend houden om mij een plezier te doen, of dat ze écht nog steeds niet wakker worden van mijn insluipersactiviteit. Ik wil het ook niet weten.

Op eerste Paasdag was de tafel zó vol gedekt, dat we ondanks een uur tafelen en uitgedijde buiken ontzettend veel over hielden. Alles werd weer opgeborgen in zakken en bijenwasdoeken, en weggezet voor de dag erna. Boffen: twéé dagen uitgebreide paasbrunch. Daarna kweten we ons van de rest van de paasactiviteiten: was ophangen, met de honden wandelen, basgitaar en ukelele spelen, Netflix kijken, taart eten, grote delen van de moestuin omspitten en kruiden inzaaien, lezen, caviakooi verschonen, tajine koken, en meer van die weekeindgevoeloproepende daden. Voor het slapen gaan zette ik de tafel weer klaar voor de volgende morgen, deze keer zonder ciabatta, want de volgende ochtend zou ik wat croissantjes afbakken. Na mijn sluiproute door de kinderkamers met marsepeinen eieren kon ik ons warme nestje in.

Tweede Paasdag. Een ritje naar de Zeldzaam Mooie Paasmarkt voor de boeg, en gezien de weersvoorspellingen die met toenemend middaguur ook toenemend regen voorspelden moesten we niet te lang na de brunch vertrekken. Achteraf gezien kwam het overigens prachtig uit: gedurende ons anderhalf urig bezoek was het droog, zodra de auto de parkeergarage weer uitreed op weg naar huis viel tot onze verbazing plots de hagel met behoorlijk roffelende stenen op de voorruit. Mazzel!
Maar goed, dat wisten we ’s morgens nog niet, dus ik probeerde het brunchen niet té laat uit te mikken. Eega zat al in de studeerkamer te werken, de dochters waren nog op hun kamers, en ik kwam na een luie start (want na de wekker nog een half uurtje op bed, hmmmm) alvast beneden de oven voorverwarmen en croissantdeeg rollen. Bij het neerzetten van de kaas op tafel viel me ineens een lege plek op. Neeeeeee-ohneeohnee-K*T! Een sprintje naar de hondenmand en de vondst van een lege zak bevestigden mijn vermoeden: onze jongste hond Bink had vannacht uitgekozen als moment waarop het hem voor het eerst lukte om zónder een stoel als opstapje tóch op de tafel te komen. Bijna 10 jaar oud en nog zo ondeugend als wat. Dááág nog bijna volledig paasbrood.
Nou zijn behalve chocolade en noten ook rozijnen giftig voor honden, dus ik riep hem meteen ter inspectie bij me. Hij liep in een wat bezadigd tempo (niets voor onze cairn-energieke knul) op me af maar keek wel helder uit de ogen. De flanken duidelijk gespannen. Verzadigd en verkwikt en aanmerkelijk aangedikt. Neusje nog nat, staartje nog kwispelend (“Heeft vrouwtje nog meer lekkers voor me? Je riep me toch?”) en alert. Dit leek niet op een vergiftigde hond.
Een check bij eega leerde me dat hij de boel die ochtend bij de morgenwandeling al danig geloosd had, en de Aduardse bermen van spetterbemesting voorzien had. Goed zo, geen dierenartsrekening vandaag. Hij kwam er zelf al vanaf.

Toch zonde van dat paasbrood. Zou collega volgend jaar weer van die lekkere broden verkopen?

Snoepje in de tuin

Zomaar een kort berichtje op een heerlijk druilerige aprildag. Héérlijk druilerig, ja, dat was geen typefout, want ik ben behoorlijk pluviofiel. Dat bestaat dus echt…. en ik reken mij daar zeer zeker toe. Zélfs nu ik dit schrijf, druipend van de regen, omdat ik zojuist over 4 verschillende tuinen (oeps, aangenaam kennis te maken, achterburen) 2 ontsnapte kippen najoeg en daarna in de regen het kippenhok meteen verstevigde met een éxtra laag gaas over een bij nader inzien dus tóch verkeerd ingeschatte kier.

 

Afgelopen weekeinde kwam mijn jongste broer op housewarmingbezoek. Jongste broer (niet kleinste broer…. hij is de langste van ons viertal brussen namelijk) weet heul heul heul veul van bomen. Ik liet hem daarom de lindeboom in de voortuin zien, en terwijl we daar zo naar stonden te kijken viel hem ineens op dat er wat aan de voet van de boom groeit. Great minds think alike, dus we riepen bijna tegelijk uit ‘champignons!’ en al even bijna tegelijk ‘Oh nee, toch niet’ er achteraan.
Als een hobbit schoot mijn humeur de lucht in bij de mogelijkheid eetbare paddestoelen in mijn tuin te vinden, dus ik plukte er eentje en onderwierp die aan een grondig onderzoek. Bijna volledig overtuigd dat dit een eetbare moest zijn gooide ik een stel foto’s op een Facebookgroep voor eetbare-paddestoel-wildplukkers. (Ik voorzie jullie vandaag wel van een aardig aantal ‘huh bestaat dat écht’-momenten, ben ik bang!)

Binnen no time had ik antwoord. Men was het eens: dit moest de voorjaarspronkridder zijn. En die schijnt nog lekker te zijn ook. Wat een bof, zomaar in de eigen voortuin. De regen werd even getrotseerd en de eerste voorjaarspronkridders (oftewel Saint Georges Mushroom) geplukt. Avondetenplannen werden omgegooid: de kaasburgers terug de vrieskou in, de vegetarische gehaktballen eruit. Dat werd dus bal met jus met sjalot en paddestoelen. De eerste hap proefde ik rauw, en dat was al genieten. Bijna was ik terug de tuin in gelopen om er nog meer te plukken, maar de rest was nog heel klein en ik wil er met Pasen ook nog van kunnen genieten. Nog even afblijven en dan zijn ze straks nog een heel stuk groter. Vanavond moesten we dus maar ‘voorproeven’ noemen. Kan ik de rest van de week misschien nog uitkijken naar weidechampignons voor erbij met Pasen, want die beginnen ook de kopjes her en der omhoog te steken.

Het avondeten viel in de smaak. Omdat jongste nog wel eens met een automatische IEUWWWWW kan reageren voor ze iets geproefd heeft, vertelde ik niet dat dit eigen pluk was. Het werd met smaak gegeten. Daarna vertelde ik oudste, die hier het meest voor open staat, dat het van onder de lindeboom vandaan kwam. “Nice!” was haar reactie (hier in huis gebruiken we best wel veel Engels) en we kijken dus nu al uit naar toast-met-gebakken-voorjaarsridders bij de paasbrunch.

 

 

Mooi spul

Half maart, had ik mezelf gezegd. Dan zou de caviaren die ik in de tuin bouw voor mijn cavia-opvang wel af moeten kunnen zijn. Ik werd daarin echter verslagen door een combinatie van mijn eigen perfectionisme, mijn eigen gebrek aan perfectie, en mijn eigen koppigheid.

Mijn eigen perfectionisme zei me dat áls ik het zou doen, het goed moest gebeuren. De plannen werden daardoor on the go steeds megalomaner en steeds meer details moesten ingevuld worden. Het hele idee van ‘paar paaltjes in de grond en wat gaas ertussen spannen’ groeide uit tot Het Perfecte Cavia Buitenverblijf, wat eigenlijk eerlijk gezegd meer in mijn hoofd dan in mijn tuin gebeurt, maar ik heb tenminste iets voor ogen.

Mijn eigen gebrek aan perfectie maakten het uitvoeren van de megalomane details (contradictio in termines?) nog niet zo heel makkelijk. Als je een beeld voor ogen hebt van Het Perfecte Cavia Buitenverblijf maar je hebt tegelijk niet het geduld om een perfect plan netjes vooraf uit te werken en loopt al aanpakkend en onderwijl wijzigend ter plekke tegen dingen aan…. klinkt als Jiska. Voorbeeldje. Zo kwam ik er al doende achter dat het handmatig boren van een gat in de grond om een paal in te laten zinken, (met zo’n grondboor met een breed handvat erop) veel beter lukt als je het volièrepaneel dat aan die paal vastgemaakt moet worden niet al precies strák naast de plek van de paal hebt ingegraven. Ik kon prompt het handvat van de grondboor geen hele slag meer laten maken zonder tegen het paneel te botsen. Béétje geduld en overzicht zou hier beter geweest zijn. Net zoals het inzicht dat het weliswaar handig is om een paal precies voor het punt te plaatsen waar twee panelen samenkomen, zodat je ze tegelijk aan de paal kan bevestigen en ze er beiden contact mee maken, maar dat als er een deur in zo’n paneel zit die naar buiten opengaat je niet nét een stuk paal aan de buitenkant van voornoemd paneel moet zetten. “Hoe dacht baasje Jiska die deur nog open te maken als er een paar centimeter paal voor zit?” (“Hou je mond, brein.”) Er zit overigens wel énige leercurve in: die laatste had ik warempel al in de gaten vóór de paal muurvast zat. Hoera. Ik hoefde enkel maar de paal er weer uit te werken, het gat ietsje verder naar één kant te vergroten, paal er een paar centimeter verder opnieuw in te meppen, het oude stuk gat wat nu ongebruikt was te vullen met klei en vooral heel, heel, heel hard te hopen dat de stabiliteit van de paal nu nog wel gewaarborgd kon worden in zo’n groot gat. Het kon erger.

Mijn eigen koppigheid tenslotte zorgt ervoor dat ik de complete klus in mijn eentje klaar. Eega heeft het veel te druk met het afronden van baan A en alvast opstarten van baan B. Oudste wil best helpen en slaat onder toezicht één paal de grond in, maar zoals ik al eens aangaf in een eerder blog moet zij het meer van brainpower dan musclepower hebben en is bovendien niet de handigste. Gevalletje wal-in-sloot dreigde en ze hielp me uiteindelijk nog het best door de honden bezig te houden die in de weg liepen. Middelste heeft volgens mij nog niet eens echt in de gaten dat ik überhaupt wat aan het bouwen ben in de tuin, die heeft niet zo veel met cavia’s en loopt liever met haar ratjes rond. Jongste beziet het met enige milde interesse maar het komt niet in haar op om met dit type klussen te helpen, net zo min als het in mij opkomt om de dochters te vragen te helpen met iets wat duidelijk mijn hobby en dus mijn werkzaamheid is.

Ik ben inmiddels het hoekje al om.
… Of eigenlijk twee hoekjes.

De afgelopen week heeft het bouwen compleet stil gelegen. Ik werk inmiddels 4 dagen per week, dat heeft er uiteraard mee te maken, maar er speelde nog wat mee: ik had net genoeg panelen om de zijkanten van te maken, de voorkant zou ik alsnog van gaas moeten doen, dacht ik. Tót ik op Marktplaats meerdere panelen tegelijk aangeboden zag worden, twee dorpen verder. Na wat onderhandelen kon ik ze een week later gaan ophalen. Ik legde meteen de bouw stil.

Vanmiddag was het dan zo ver. Op de afgesproken tijd reed ik de oprit van de indrukwekkende boerderij op. Geen voordeur te vinden. Linksom niet, rechtsom niet. Geen reactie op kloppen op deuren en ramen. Aarzelend of ik het hek moest gaan openmaken naar de weides en schuren erachter keek ik nog even door een stalraampje, waar een boel damesogen me begroeten. De dames stonden meteen stil en blaatten me massaal toe, waarna ik vanuit de schuur “Ik kom eraan!” hoorde roepen.
Even later kroop ik door de schapen heen en pakte de uitgezochte panelen aan, die vanaf de hooizolder door de schapenfokker naar beneden gelaten werden en in mijn uitgestoken handen belandden. Hij begon ooit met 3 schaapjes, nu heeft hij ongeveer 60 ooien en 2 rammen. De gevlekte varkens achterin hebben biggetjes, de ooien zijn ofwel net bevallen ofwel megadik. Ergens liggen wat lammetjes op te drogen onder een warmtelamp, kennelijk net geboren. Het is een drukke tijd. Hij heeft Texelaars, een ras dat niet heel makkelijk zelf bevalt en dus toezicht nodig heeft. Door een terloopse opmerking kom ik er in ons gesprek achter dat hij dit naast een fulltime baan doet. Wow. Wij hadden vroeger thuis ook schapen, maar absoluut geen Texels, en mijn vader is nooit verder gegaan dan 3 ooien en één ram van een ras dat gewoon zelf kon bevallen. Ik vertel de hobbyboer dat wij gewoon ’s morgens keken of er al lammetjes waren, omdat we Duitse Zwartkoppen hadden, en vraag voorzichtig of hij nooit gedacht heeft aan een ras dat zelf kan bevallen? Hij haalt de schouders eens op, hij begon ooit met Texels en hij blijft bij Texels en zo is het nu eenmaal.
Als we terug lopen naar de auto, stormt er een zwart wit gevlekt hondje op me af, kwispelend, me uitnodigend om mee te lopen, een paar keer heen en weer springend tussen mij en de deur waar ze net uit kwam. Ik beledig de Groninger boer ongewild diep door te vragen of het een Friese Stabij is. Nee, geen Fries ras voor hem! Zijn Engelse Cocker-teef bleek mij uit te nodigen haar pups te komen bekijken, die de oogjes nog niet eens open hebben. Wat een vertrouwen in mensen! Ik heb het met deze rassen-mix-up nog niet ganz und gar verbruid en mag de pups kijken. En zijn andere cockers. En zijn labradors. Waar ook weer een pup bij zit, maar dan een die al halfwas is. Het bruist van het jonge leven op dit erf. “Mooi spul”, vat de hobbyboer het krachtig samen.

En zo rijd ik met een opgetogen gemoed, een open achterklep (toch weer de grootte van de auto misrekend), twee doosjes eieren (ja, hij had ook nog heel wat kippen) en een hoofd vol van nieuw leven ingeblazen oude dromen over ooit-wil-ik-een-paar-Herdwick-schapen pas drie kwartier later weer terug naar huis. Naar mijn eigen ‘mooi spul’.