De tuinplannen

Drie-en-een-half keer. Toen ik het narekende werden mijn ogen groot. Ons huidige perceel is drie-en-een-half keer zo groot als ons vorige perceel. Wauw! Het huis ligt ongeveer midden op het kavel, wat ons een royale oprit geeft (stel dat we ze zouden hebben, dan zouden er met gemak 2 auto’s op gepast hebben, nu staat onze geitenwollensok-Prius verdwaasd in haar eentje de ruimte in te kijken), een flinke voortuin, en een ongeveer net zo flinke achtertuin. De tuinen waren keurig bijgehouden toen we erin trokken. Niet veel aan te doen dus. Bovendien zegt men altijd dat je na een verhuizing eigenlijk de tuin een jaar met rust moet laten, om vier seizoenen lang te kijken wat er eigenlijk al in de tuin staat, wat wanneer bloeit, wat waar opkomt, wat in de praktijk de beste zonplekjes in de zomer zijn, waar je uiteindelijk het meeste zit, enzovoorts.

Hier en daar een krokus

Ik ontdek nu bijvoorbeeld blij dat er krokussen in de grasmat (of eerder mosmat) van de achtertuin blijken te groeien, en dat langs de houtwal tussen ons en buren een boel sneeuwklokjes opkomen. Genieten! Zie je wel, er hoeft niet per se meteen wat te gebeuren. Ik probéér dan ook om niet te veel aan de indeling te doen. Maar ik rammel wel aan die begrenzingen. Zo heb ik al heel wat bollen ingegraven. Ik kon het niet laten. Dat levert nog aardige verrassingen op.

Heel wat uit het gras omhoog stekende sprieten verraden een rijke sneeuwklokbloei komende weken.

Op de plek waar ik nu ineens -later dan in de rest van het land- tot mijn vreugde een verrassende hoeveelheid sneeuwklokjes zie opkomen, heb ik bijvoorbeeld net twee weken eerder een heel stel wortelstokken van Lelietjes van Dalen ingegraven. Niet erg. Zit elkaar niet in de weg, bloeit na elkaar, stom toeval en geluk gehad dat ik de goede plek koos. En trouwens, die sneeuwklokjes: hun verspreidingsgebied in de voortuin houdt keurig nét op waar ik de spade in de grond stak om de kerstboom (hij heeft de reis vanuit Wijchen overleefd!) in te graven. Volgens mij heb ik geen enkele sneeuwklok vermoord. Ik denk dat de tuinvoorzienigheid met mij is.

Instant pré-Paas-gevoel

Natuurlijk blijven de keurig in vorm gesnoeide buxushagen, beukenhaag en taxusboompjes staan. De overkappingen, tuindeur, schuur, schuttingen, terrassen, tuinpaden: ik dénk er niet eens aan daaraan te komen. De grote lindeboom in de voortuin (een heel klein stukje van de kroon zie je in de header van dit blog): ze mogen daarvan geen twijgje schaden, ik ben er straalverliefd op. De pruimenboom en perenboom in de achtertuin: idem. Waag het niet die uit de tuin te willen halen. Ook diverse andere uit de kluiten gewassen struiken en boompjes, die in onze oude tuin in hun eentje al een complete border gevuld had, mogen hier blijven staan: een manshoge hortensia, een meer dan manshoge rododendron, een mooie wilg (nu nog uitvinden hoe ik die moet snoeien). Nee, de tuinplannen worden er omheen gevouwen.

De échte winter-is-voorbij-bode

Natuurlijk zijn die plannen er wel. Ondanks het voornemen zo veel mogelijk het eerste jaar af te wachten, zijn er nu eenmaal dingen die wel moeten gebeuren, en dan ook maar meteen. Het kippenhok kon niet wachten. Het eerste stukje border werd weggesnoept en de kippenvolière verrees. Als daar op dat borderplekje ooit nog iets had zullen moeten opkomen: kansloos. Kippen zijn slopers. Ik heb dus geen idee welk moois ik aan onze neus voorbij heb laten gaan, maar wat niet weet, wat niet deert. Bij de aanleg van de nieuwe caviaren pakte ik dat anders aan. Voor mijn caviaopvang gaat een flink stuk van ongeveer 9 vierkante meter tuin ingeruimd worden. Omdat dat een stuk rustiger aan kan, heb ik daar de tijd genomen alle struiken, pollen, heesters en planten die ik kon vinden uit te graven en in een andere border weer te poten. Fingers crossed dat ze het overleven. Komende weken zullen het leren, en als jullie nou allemaal even hard meeduimen komt het vast wel goed 🙂

Om de nieuwe ren superveilig te maken, en te voorkomen dat roofdieren zich er onder het hek door in weten te graven, ga ik een deel bestraten met tegels, maar een ander deel komt op de grasmat. Lijkt me toch heerlijk voor de beestjes, in het gras lopen en tussendoor de sprieten opsnoepen. Enige optie om dat gras te behouden betekent een klus: grasmat afsteken in plaggen, stevig gaas neerleggen, grasmat er weer overheen leggen. Na daar enige weken tegenaan gehikt te hebben (met de smoes dat het weer er nog niet goed genoeg voor was) werd een zonnig maartweekeinde gebruikt om mezelf een schop onder de kont te geven. De klus is geklaard en ik kreeg hulp!

Pico helpt met het uitgraven van de grasmat voor het onderleggen van het gaas.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pico en Bink die samen de wacht houden. Er zou toch eens een roofdier langskomen als je even niet oplet. Kan vrouwtje zich intussen in het zweet spitten.
De tokkies bieden graag hun diensten aan bij het loswoelen van de aarde.

 

 

 

 

 

 

Eigenlijk moet ik nu weer moed verzamelen voor de volgende schop onder mijn kont. Nog meer vierkante meters staren jaloers naar de overkant van de tuin waar de schop er al onder en in ging. (Als je deze zin 2x moet lezen voor hij doordringt: niet erg, ik moest er ook 2x over nadenken.) De andere kant wil er óók een schop in. Het is echt de hoogste tijd om te spitten en de moestuin te starten. Dat ik een kersenboompje een plek in het gazon heb gegeven en een compostvat gestart ben naast de beoogde moesplek wil nog niet zeggen dat ik ‘nu toch echt begonnen ben’.  Nou, komend weekeinde dan maar. Dan krijg ik na een poosje buitenwerk vast ook genoeg voorjaar in de bol om de nieuwe droogmolen te gaan uitzoeken voor het buiten drogen, en er een in de tuin in te graven grondanker bij te zoeken. Weer een klein stukje tuin waar ik toch niet een heel jaar vanaf blijf….. Tuinplannen, hardnekkige oorwurmen.

Het voorjaar-keerpunt

Ik ben een enorm herfst/wintermens. Waar veel mensen beginnen te zuchten zodra de zon minder intens wordt en hardop klagen over het extréém slechte weer zodra de temperatuur onder de 15 graden komt (zoals eega) heb ik precies het omgekeerde: zodra de zon te fel schijnt ontvlucht ik de ploert, en zodra de temperatuur boven de 22 à 23 graden komt begin ik juist te zuchten (terwijl eega dan juist energiek ‘tig ballen tegelijk in de lucht houdt). Geef me de geur van vochtig mos en herfstige bosgrond en ik veer op, geef me een sneeuwbui en ik ben intens gelukkig. Die herfstliefde is wel te verklaren: als je graag moestuiniert en deels zelfvoorzienend wil zijn, is herfst hét jaargetijde om de vruchten van de arbeid te oogsten, tuin- dan wel wildplukkend, en niets geeft zo’n voldoening als je oogsten en vondsten winterklaar te hebben. Herfst is een druk jaargetijde, maar erg rewarding. (Sorry, net weer te veel Engels gesproken, deze post bevat daar een oprisping van.)
Die winterliefde, dacht ik, zou vast wel samenhangen met mijn bizarre fangirl-gedrag betreffende alles rondom Kerst. Toen ik echter een aantal jaar geleden midden in de zomer (!) het Kerstforum ontdekte, die het jaar rond actief is, leerde ik daar medefans kennen die wél ‘gewoon’ van zomer hielden. Dus dat was het kennelijk ook niet helemaal. Hoe dan ook: winter, mijn seizoen, ik lééf.

Eerste voorjaarsteken: naast de lantaarn die nog elke avond het vroegdonkere tijdperk trotseert bloeien de voorjaarsbolletjes als voorbode van de lente.

En toch… altijd, ergens in de eerste maanden van het jaar, bereik ik een voorjaar-keerpunt. Tot mijn eigen verbazing ben ik dan eventjes klaar met de winter, en begin uit te kijken naar autorijden met het raam open, stukjes grond omspitten en zaden planten, de kipjes af en toe los laten lopen en erbij gaan zitten (zonder toezicht kan je namelijk je complete tuin wel gedag zeggen met loslopende kippen), vogels horen en blad zien uitlopen. Zodra dit gevoel diep van binnen begint op te borrelen, zit ik vaak eerst nog even kort in complete denial, om het dan toch maar -onomkeerbaar als de cyclus van Moeder Natuur nu eenmaal is- als onontkoombaar te omarmen en vervolgens verwelkomen. Eenmaal voorbij deze mindswitch begint het: ik kan ook van dit seizoen genieten. Ik verheug me op het tuinieren. Ik snuif de lucht diep op als ik buiten ben. Waar ik twee weken geleden nog mijn bevroren handen tintelend voelde ontdooien na het planten van bloembollen in de tuin, stap ik nu met de jas open over de drempel.

Het voorjaar-keerpunt en de mindswitch zijn vandaag bereikt. Het diepe opborrelen begon gisteren. Ik reed door het Groningse platteland terug naar huis na een arbeidsvoorwaardengesprek en verdere kennismaking bij mijn nieuwe werkgever.
Zijpaadje: toen ik hierheen verhuisde met een spaarpotje om een paar maanden niet te hoeven werken, had ik de mengeling van carpe diem, arrogantie en naïviteit te denken dat ik wel weer aan het werk zou komen voor het spaarpotje op zou zijn. Wat voor werk dan ook en hoeveel uur dan ook. Maar dat ik zo snel al weer volledig binnen mijn eigen vakgebied, mijn eigen specialisatie binnen mijn vakgebied, en ook nog eens bij twee ziekenhuizen tegelijk aan het werk zou kunnen -die beiden niet eens een officiële vacature hadden- overviel me toch wel. Komt vast omdat mijn vorige baas zo’n ontzettend lieve, mooie aanbeveling had geschreven. Ik koos voor ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten: het Groentje uit Grunn gaat warempel werken in Fryslân.
Zijpaadje sluit weer aan op de hoofdroute, ik voeg weer in. Ik reed dus terug naar huis na nogmaals een warm verwelkomend gevoel in Drachten te hebben opgedaan. Een kwartiertje Friese en Groningse snelweg, een kwartiertje binnendoorweggetjes, dan ben ik thuis. Deze keer niet. Ik maakte een om-binnendoor-weggetje. Deed het raam open, reed langzamer dan toegestaan, keek om me heen, liet af en toe een glimlach toe, telde kieviten, verwonderde me over het prachtige blauw van de lucht, en de rust en weidsheid van het Groningse landschap waar je ook gewoon langzamer binnendoor kán rijden zonder een rijdende disco met een hoge dosis jong testosteron achter het stuur als bumperklever.

Blik uit het keukenraam, met als je héél goed kijkt een roodborstje tussen de voederhuisjes. Gewoonlijk zit dit vol vogels, tot je je camera pakt, uiteraard.

Bij thuiskomst had ik zin de natuur te blijven lokken, dus ik strooide extra veel buitenvogelvoer voor woonkamer- en keukenraam. Daar staan dicht opeen verstrengelde struiken naast het klinkerpad naar voordeur en achterom, waar heel wat vogeltjes zitten. Ik zette het keuken-bovenraampje open en ging aan de kook, onderwijl regelmatige tevreden blikken werpend op het piepende spul bij het keukenraam. Ik deed niet eens de shutters dicht toen de zon intenser werd. Vanbinnen voelde ik het voorjaar-keerpunt wakker worden. Ik maakte een koude knapperige salade in plaats van een winterse stamppot, maar roosterde nog wel pompoen erbij. Ik kruidde de gebakken aardappels stevig met sjalot en aardse, winterse kruiden, maar gooide er op het laatst toch wat frisse peterselie en daslook door. Mijn koken, altijd best-wel-nogal-seizoensgericht, begon zelfs al aan een voorjaarsfusion.

Wat ruist er door het struikgewas?

 

Vanmorgen bij het wakker worden ontdekte ik dat de kolonie lieveheersbeestjes, die ik al twee weken terug ontdekte in onze slaapkamer, ook begon te ontwaken. Ze heersbeesten steeds liever door de hele vensterpartij. En ja hoor. Daar voelde ik het. Ik begon breeduit te lachen, maakte een foto, plaatste die een uurtje later zelfs nog op Facebook omdat ik bleef lachen en het wilde delen. En daar was het dan: het gevoel dat de voorjaarszon door de kieren van mijn wezen mocht dringen en mijn lentelust weer wakker schudden. En ik omarm het.

Een compost-post!

Ik woon in een milieu-minded gemeente nu. Rondom de verhuizing werd me duidelijk dat we wat extra afvalbakjes nodig zouden gaan hebben, omdat er zo veel apart ingezameld wordt. Gelukkig hebben we hier meer ruimte in huis! In Wijchen hadden we in de keuken bakken voor bio-afval, restafval, glas (twee vakken: met en zonder statiegeld), papier, en plastic-plus-drankkartons-plus-blikjes. Toch al vijf dus. Waarvan het glas dan wel zelf weggebracht moest worden, de rest werd aan huis ingezameld.
Hier in Aduard, gemeente Zuidhorn, hebben we dat ook, maar gaan blikjes en metaal ook nog apart (dat is zes, hoewel piepschuim hier juist weer wél bij het plastic mag), gaan schillen van groente en fruit apart van de rest van het bio-afval (dat is zeven, de bak nostalgie, want hoewel het per vrachtwagen gaat zie ik in gedachten toch plaatjes voor ogen van de schillenboer met paard en wagen), wordt ook textiel apart ingezameld en aan huis opgehaald (dat is acht) en kleine elektrische apparatuur eveneens (dat is negen). Ook hoeven we klein chemisch afval hier niet naar de gemeente te brengen, maar wordt dat óók aan huis opgehaald (dat is tien).
En, oh luxe, in plaats van 1x per maand papier en 1x per twee weken plastic-plus, kan dat hier elke week aan de weg gezet worden. Hoewel, luxe, gezien de hoeveelheid apart ingezamelde items is het eigenlijk wel heel erg fijn dat we dat niet tot grote hoeveelheden hoeven laten op te lopen. Eén doos papier per week vullen en aan de weg zetten is goed te doen, vergeleken met vier à vijf dozen opstapelen in een steeds krapper kontkeerbare keuken, zoals in Wijchen.

De milieubewustheid is ook zichtbaar in het compostbeleid. Iedere inwoner van de gemeente mag met een mooie korting via de website van de gemeente een regenton en een compostvat bestellen. Enthousiast bestel ik met mijn DigiD een compostvat, dat ik enige tijd later met een printje van de bevestigingsmail kan ophalen. Dat printen is minder papierbewust, maar goed, ze recyclen dat printje bij het oud papier, dat dan weer wel. En terwijl ik dit opschrijf hoor ik Hans Teeuwen “Dat dan weer wel” zingen, met dank aan broer Garmt die dit liedje in zijn laatste blogpost verwerkte waarna het al dagen in mijn hoofd is blijven hangen. Bloggen zit kennelijk in de familie. Hoewel ik erg achterloop op hem, hij blogt al ruim drie jaar en het eerste deel van zijn blog is ook al omgewerkt tot boek. Klikken en kopen mensen, de opbrengst is voor zijn dochtertje, mijn lieve nichtje Zoë voor wie ik geen zwak plekje maar een compleet zwak hart heb. Tot zover dit kleine maar belangrijke zijstraatje.

Het compostvat op zijn dit-zou-een-handige-plek-moeten-zijn-plek.

Goed, compostvat gehaald (verrassend groot), onderdelen in de tuin gelegd en regenbui binnen afgewacht. Vanmorgen was het droog en had ik tijd dus besloot ik me eens te gaan inlezen. Ik heb al wel eerder een composthoop gehad, maar dat was in een moestuin en een hoop werkt wat anders dan een vat. Ik heb ook al eerder een compostvat gehad, maar daar zat al compost in toen ik hem overnam en die balans was dus gewoon al goed. Ik heb nog nooit een compostvat zelf opgestart. Ik open de eerste website, lees hem, ga het compostvat buiten in elkaar zetten, en kom weer terug binnen als het begint te druppen. Verder lezen. Verdorie, de tweede website zegt nét wat anders. Ik ga terug naar buiten (het drupt niet meer), haal het vat weer uit elkaar, haal de houten balkjes die ik eronder gelegd had voor de ontluchting weer weg, pak stenen en zet het vat opnieuw op elkaar met stenen onder de rand. Mooi. Verder inlezen. Terug naar buiten. Bodem vullen tot 10 cm. Het drupt weer. Terug naar binnen, verder inlezen. Terug naar buiten, bodem verder vullen want een ander zegt dat het beslist meer moet zijn. Terug naar binnen. Verder lezen.

Ik kom tot een conclusie: aan dat inlezen heb je niet zo veel. Toegegeven, over een aantal dingen zijn ze het best eens:
1. Kies met zorg een handige plek want eenmaal in gebruik verplaats je hem niet meer
2. Zorg voor een plek met onverharde grond
3. Egaliseer de grond en zet het geheel op een verhoging
4. Zorg voor een goede start, de bodem vul je anders dan de rest van het vat
5. Vul op de onderste laag aan met composteerbare spullen

Maar waarover ze het niet eens zijn…. is over zo’n beetje elk onderdeel. Bijvoorbeeld:
1. Die handige plek moet volgens de een beslist wel maar alleen ochtendzon vangen, volgens de ander juist de hele dag, volgens nummer drie moet het zo’n beetje naast je keukendeur zodat je er wel makkelijk even spul op gooit, ook bij slecht weer, en nummer vier zegt dat je het vooral niet naast je keukendeur moet doen omdat je dan de geur ook in je keuken hebt.
2. Hoewel ik die onverharde grond overal zie staan, zie ik een boel foto’s van compostvaten die op een klinkerpaadje of terras gezet zijn. Hm.
3. Tegenspraak: de een zegt dat een pallet ideaal is, de volgende zegt beslist tegels. Weer een ander vindt dat tegels onvoldoende luchten en zweert bij een rand klinkers. Ook zijn er tegenstrijdige berichten of je het midden juist moet stutten of juist vrij moet laten luchten. Het duizelt mij nu.
4. Takjes op de bodem, zorgt dat er lucht bij kan. Nee, beslist geen takjes. Dat verteert niet goed. (Waarom een compleet pallet eronder dan ook niet mag omdat dat wel verteert is mij een raadsel.) Afgevallen blad onderop houdt het luchtig en composteert snel. Goede keuze om royaal bij de start te gebruiken. Afgevallen blad moet je niet te veel gebruiken! Gebruik bij de bodem vooral schóón stro. Gebruik bij de bodem liever gebruikt en met wat plantenetersmest voorzien stro dan schoon stro. Composthulp en compoststarter is weggegooid geld, dat doet niets. Oh by the way, doe er wel een goede compoststarter in. Ik kijk nu vertwijfeld naar de zak van goede micro-organismen voorziene compost die ik van de gemeente kreeg als starter en strooi hem er toch maar bij. Doe er wormen bij. Wormen doe je in een wormenbak, niet in een compostvat. (Volgt u het nog?)
5. Vul pas aan met composteerbaar afval als de bodem begonnen is met ‘werken’! Nee, vul meteen aan tot zeker een kwart vol, anders werkt het niet. Zorg dat de bodemlaag 5 centimeter is voor je verder aanvult. Zorg dat de bodemlaag 10 centimeter is voor je verder aanvult. Doe er geen citrusvruchten bij, citrusschil kan trouwens best. Dierlijk materiaal kan niet hoor, gekookte etensresten ook niet. Een beetje afval van het avondeten kan heus wel. (Gelukkig geen discussie hier: de kippen zouden het me niet vergeven als ik die lekkere etensresten voortaan op de compost zou gooien in plaats van hen te geven.) Mest van kippen en planteneters is prima voor het compostvat. Gooi het maar erin. Mest van kippen en planteneters kan niet zomaar in het compostvat, dat moet eerst voorverteren.  As is trouwens erg goed voor het compostvat. Maar doe er geen as op.

Weet je wat: ik ga gewoon ermee aan de slag. Trial and error. Zo bizar onervaren met composteren ben ik nou ook weer niet, en als al die tegenspraak me één ding leert is het wel dat er kennelijk heel wat wegen naar Rome leiden. Deze zomer heb ik mijn eigen ‘zwarte goud’, let maar op!

De grond van dit stuk tuin wordt moestuin, en ligt al grotendeels schoon te wachten. Het compostvat aan de rand, met daarnaast een stammetje waar ik hoop mycelium van oesterzwam of shii-take of een andere paddenstoel in te kunnen enten.

Kop d’r veur

De eerste keer dat ik de uitdrukking ‘Kop d’r veur’ hoorde, was niet uit Groningse mond. J, een toenmalig bevriend caviafokker uit Kollum (Friesland dus) maakte mij hier het eerst bekend mee. Ik dacht toen nog dat J alleen maar ‘doorgaan’ bedoelde, maar langzaam maar zeker kreeg ik door dat deze Noord Nederlandse uitdrukking nog wel wat nuances meer heeft. Volhouden. Moed houden. Standvastig blijven. Veel sterkte. Geef nooit op.
Mooi hè, hoe je precies snapt wat er bedoeld wordt, en toch net niet een 100% dekkende ABN-vertaling kan vinden. Ik vind het een krachtige uitdrukking en nadat ik hem van J geleerd had, gebruikte ik hem af en toe. Waarna ik hem meestal moest uitleggen.

Those days are over! In Groningen snapt iedereen wat kop d’r veur betekent, en is de kans eerder aanwezig dat juist ikzelf nog niet alle nuances ervan snap, in plaats van de toehoorder.

Ter demonstratie. De verhuizing loopt op zijn einde, nog maar enkele dozen te gaan, nog maar één verlengsnoer te leggen en enkele lampen en plankjes op te hangen. We gaan lekker. Ik ben zélfs al een dag bezig geweest met het werken in de tuin aan een nieuwe caviaren: planten uitgraven, elders opnieuw ingraven, grond egaliseren, eerste verblijf plaatsen, planten met hekwerk omgeven tegen caviaknaaggraag. Hét excuus om dit in het voorjaar geplande werkje vooruit te halen is de grotere kans op adaptatie van nieuwe grond rond de worteltjes door in de winter herplaatste planten en heesters. Juist in het voorjaar, als de sappen als plantenbloed door de wortels stromen, raken plantjes danig in de war van een plotseling en bruut ontwortelen. Nu kon ik het als het ware in hun winterslaapje doen, in de hoop dat ze bij het wakker worden amper doorhebben dat de buren links en rechts er toch volslagen anders uit zien.
Waarom ik daar niet stopte maar doorging met egaliseren, verblijf plaatsen en hekwerk aanleggen? Dat is iets waar ik erfelijk last van heb. Mijn vader heeft het ook. Eenmaal bezig met een klus, MOET het af. Onrust giert door de aderen, ook al omdat er deep down de angst achter zit ‘maar als ik nu stop, zal ik dan wel weer beginnen en het helemaal afmaken, of ga ik er dan teveel tegenop zien?’ waardoor het koppig doordenderen om de hoek loert. Kop d’r veur, doorgaan.

Een ander tuinklusje dat ik met betere redenen niet te lang wil laten wachten is het ingraven van de fietsenklemmen. Drie loodzware betonblokken met een fietsenstandaard erin gegoten zijn meegekomen vanuit het Wijchense. Om te voorkomen dat de fietsen door de hele tuin neergezet worden, en om te voorkomen dat ze bij een Gronings briesje door de hele tuin rondgeblazen worden, wil ik die klemmen zo snel mogelijk ingraven zodat ze bruikbaar worden. Om allerlei logistieke redenen die op het moment dat ik ze bedacht ongelooflijk logisch waren, gaan die klemmen ingegraven worden onder een afdakje aan de rand van de tuin.
Vol goede moed pak ik de spade, steek hem in de grond en haal ongeveer 1 eierdopje grond los. Oei. Die grond zit hier goed hard aangestampt. Ik zet de spade nog even weg en ga een tuinschepje en krabbertje halen. Even de grond loswoelen. Dat gaat met wisselend succes. Hele stukken grond zijn los te krabben. Als ik ongeveer 15 cm diep kom, stuit ik wel op keiharde stenen en bouwpuin, maar het is los te krijgen. Ik stuit echter ook op boomwortels. Koppiger dan bouwpuin. Maar koppig kan ik ook zijn, dus ga ik die wortels gewoon te lijf. Rondom los werken, met zaag en hamer en afsteekmes en spade tekeer gaan. De dunne trek ik makkelijk los, de dikkere worden gezaagd. Ik wou dat ik een beitel of bijl had, maar ik wil NU dit klusje afmaken dus ik ga nu niet stoppen om er een te gaan kopen of lenen. Er hoeft maar een gat van 30 bij 30 voor een betonblok en die hoeft maar 20 diep. Moet kunnen toch? Ik ben intussen wel zo murw geslagen door de tegenvallende hoeveelheid boomwortels dat ik al zo ver ben dat ik blij met één bruikbare fietsenklem zal zijn, die andere twee moet ik dan nog maar eens over nadenken.

De dikste boomwortel ligt nu bijna helemaal vrij gemaakt in beeld, diagonaal door het gat waarin de fietsenklem moet gaan komen. Het begint donker te worden (ben ik al zo lang bezig?) en één kant is al doorgezaagd. De andere kant is nog een wirwar van door elkaar kronkelende vertakkingen en vraagt nog wat werk. Ik zaag één vertakking door en wrik. Er zit duidelijk meer beweging in. Ik zaag nog een vertakking door en wrik. Is dat nou nog meer beweging of verbeeld ik me dat? Ik raak helemaal in standje verbeten. Los zal hij komen. Kop d’r veur. Ik buig me diep over de stronk en wrik nog eens terwijl ik in het halfdonker de stronk inspecteer op de mate van speling.

KLONK.

Heel even sta ik stomverbaasd stil. Wat was dat? Er ligt ineens iets op me. Ik pak het metalen tuinhek op dat zojuist bovenop me is gevallen, strek mijn pijnlijke rug om het hek te bekijken en te bedenken hoe ik in godsnaam heb kunnen missen dat dat hek los stond en niet vast aan de muur. Nou ja, ergens ook wel logisch dat je er niet van uit gaat dat een hek los staat, maar het hele bestaan van dit hekje was nog maar net via de uiterste vage grenzen van mijn ooghoek tot de randen van mijn bewustzijn doorgedrongen. Dit is wel een héle plotselinge bewustwording.

Corpus Delictum

Terwijl ik zo verbaasd sta te zijn, voel ik voorzichtig met mijn hand op mijn hoofd waar het hekje terecht is gekomen. Verdorie, bloed. Dat dacht ik al. Een hoofdwond bloedt al snel dus het verbaast me niet. Ik zet het hekje weg en bedenk me of ik in de buurt iets heb om er tegenaan te duwen, want met modder op mijn handen moet ik dat vooral niet met de blote hand doen. Het straaltje bloed dat ik intussen uit mijn haar via mijn oren naar mijn wang voel lopen geeft aan dat het enige haast heeft. Ik zit nog te miepen ook dat ik geen bloed op het nieuwe kleed in de bijkeuken wil, dus terwijl ik met mijn mouw de straaltjes van mijn wang veeg grijp ik zo snel mogelijk een handdoek uit de bijkeuken en druk het nog behoorlijk nieuwe stuk textiel stevig tegen de wond, terwijl ik met de andere hand met een loshangend stuk handdoek mijn wang en oor weer schoon poets. Om en om, één voor één, krijg ik ook mijn handen gewassen en zelfs de jas uit.

Ja hoor, zal je net zien: het is 5 voor 5 en om precies 5 sluit de huisarts. Snel zoek ik het nummer op van de nieuwe huisarts (note aan mezelf: nieuwe huisarts programmeren op de plek waar de huisarts uit Wijchen nog in de telefoon staat) en bel de praktijk. Antwoordapparaat. Met vakantie deze week. Of ik even de vervanger in Niekerk wil bellen, 2 dorpen verder. Om 1 over 5 heb ik na 2x antwoordapparaat bellen het nummer genoteerd en bel snel de huisarts in Niekerk. Ze nemen nog op! Zowel huisartsassistente als ik twijfelen. Meteen ingrijpen of afwachten? Is het nodig of niet? Omdat ik zelf in de zorg werk begrijp ik prima wat ze doormaken: het plichtsbesef roept ‘blijven en patiënt zien’ en ze proberen me ook écht niet af te houden, maar dan zit er ergens een gezin te wachten op mama of een partner te wachten op echtgenote en het eten wordt koud. Ik geef aan dat ik een uurtje ga wachten of het vanzelf stopt met bloeden en dat ze maar lekker naar huis moeten gaan.

De telefoon is nog niet opgehangen of ik word ineens heel duizelig en misselijk. Niet goed. Eega is heel zorgzaam en neemt het koken over en de kinderen komen af en toe om de hoek kijken als ik op de bank lig met een handdoek tegen mijn hoofd aan. Eega probeert me nog naar de dokter te praten, maar nee, eerst even rusten en eten en kijken of het erger of minder wordt. Ik val zelfs even in slaap. Bij het wakker worden (met een bord eten voor mijn neus!) ben ik niet meer misselijk en minder duizelig, maar de wond bloedt nog steeds, 2 uur na mijn poging tuinhek-koppen tot sport te verheffen. Toch maar even de huisartsenpost bellen. Ik mag meteen komen. Bij vertrek maak ik nog op een bizarre manier kennis met een buurmeisje, die een hier geleverd pakketje komt ophalen en mij met een bebloede handdoek tegen het hoofd ziet staan.

De zorg gaat voorspoedig. Ik hoef amper te wachten, krijg een hechting en een tetanusprik, een waarschuwing om het rustig aan te doen tot over een weekje de hechting eruit mag, een tweede waarschuwing dat ik aan de bel moet trekken als ik weer misselijk of duizelig word, en een laatste waarschuwing dat de hoofdpijn vermoedelijk de dag erna nog wel wat erger zal zijn en dat dat erbij hoort. Ik haal daarom op de terugweg alvast met tempo slak-met-reuma de boodschappen nu ik me nog enigszins redelijk voel, zodat ik voorlopig niet de deur uit hoef. (Wat een ontdekking! In Zuidhorn, 1 dorp verder, is de AH elke dag tot 22u open!)

Drie dagen later: dezelfde redder die het kippenhok voor elkaar kreeg, ergo mijn vader, staat op de stoep met werkbroek, superscherpe spade, pikhouweel en bijl. Hij doorstaat dezelfde fases als ik: eraan beginnen, twijfel (is dit wel een handige plek?), besluiten toch door te gaan, en zodanig verbeten raken dat het MOET slagen. Twee uur later zit er niet eens één fietsenklem in, maar zelfs twéé. Hij had goed de kop d’r veur zeg. Hij snapt dat. Ik moet daarentegen nog even leren dat “kop d’r veur” nooit, maar dan ook helemaal nooit, letterlijk genomen dient te worden als het metalen tuinhekjes betreft.

Genietmomentjes

Ik observeer bij mezelf een niet geheel verwachte reactie op de aanstaande verhuizing, namelijk een intensivering van mindfullnes-momenten.
Nou ben ik gewoonlijk niet zo van de hippe praat, en hoe ‘hot and happening’ mindfullnes ook mag zijn, het is iets dat ik al vanuit mijn kindertijd heb meegekregen en nooit zo genoemd heb. Iemand wees me erop dat ik vaak ‘mindfull’ bezig ben en zoals mij -licht wereldvreemd behalve in mijn eigen wereld- wel vaker gebeurt kijk ik een beetje wazig als iemand me een hedendaagse term naar het hoofd slingert, mompel eens wat vaags, zoek dat dan later op en denk: “Oh, is dat ‘een dingetje’ dan?” (Want dat is ook zo’n ding, alles is tegenwoordig een dingetje, dus het is zeg maar helemaal niet mijn ding om het dan ook dingetje te noemen maar we zijn nou toch hip bezig.)

Mindfullnes dus. Met de paplepel ingegoten door mijn moeder, waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Mijn moeder kon mij, zus en broers als kinderen ineens in een wandeling stil laten staan om samen aan een bloemetje te ruiken. Of naar een grappig gevormd blaadje met galappeltje te kijken. Mijn moeder kon in een haastig verlopende maaltijd ineens roepen: “Hè, wat is dit sausje lekker bij die groente”, of zo iets. Bij het ontbijt staarde ze door het raam van de keukendeur en wees ons op de prachtige rode zonsopgang, of we die wel gezien hadden. Ze kon soms zelfs ook gewoon echt niets zitten doen, de kat op schoot aaiend, helemaal in het hier en nu en het moment, genietend van het hard ronkende gespin van de kat. Zo zen als zen maar zijn kan.

img_0115
Zonsondergang bij de Hatertse hei, Wijchen

Dit vond bij mij een vruchtbare voedingsbodem. Ook ik kon en kan mensen om me heen soms verbazen, verblijden of irriteren met een plotselinge traagheid of stilstand, letterlijk of figuurlijk, als ik ineens iets moois zie of meemaak of beleef.
Sta ik in de auto ineens stil langs een weiland terwijl ik een pasgeboren kalfje nog dampend van het vruchtwater bibberend zie opstaan, of op zijn minst pogingen daartoe ondernemen. Dat kan maar net tot de volgende auto op het smalle landweggetje aankomt, maar voor zolang het duurt zuig ik het beeld in me op. Nog steeds ga ik langzamer bij een roodkleurende hemel om het beeld tot me door te laten dringen. De eerste slok van vers gezette thee, met zorg en aandacht gezet, neem ik nog steeds regelmatig met ogen dicht en smaakpapillen open. Een goed stuk muziek kan ik zo intens beleven dat ik geen idee meer heb van de tijd. Overigens, daarop aanhakend, enkele maanden geleden gingen we met het hele gezin naar Het Gelders Orkest waar maestro Jules (van Hessen) uitleg gaf over Dvoráks 9e symfonie, waarna het na de pauze in zijn geheel uitgevoerd werd. Middelste had daar vooraf niet zo bijster veel zin in, want ‘klassiek is saai’ (niet voor niets ruilde zij haar klarinet na jarenlang les en orkestspel in voor een elektrische basgitaar), maar aan het eind van het concert keek ze stomverbaasd op dat het ‘al’ afgelopen was. Ik heb met haar op de computer opnames moeten terugzoeken voor ze wilde geloven dat die symfonie echt drie kwartier duurt. Ook zij had voor het eerst volledig die ervaring gehad verloren te raken in de tijd terwijl je een concert intens beleeft.

Bijzonder mooi gedraaide boomstam. Woezik, Wijchen.

Nu ik weet dat heel veel momenten die zo normaal waren ineens ‘voor het laatst’ voorbij komen, beleef ik ook die dus heel mindfull. Nog één keer dat mooie binnendoorweggetje rijden, van Duitsland naar Nederland, en rondkijken. Extra bewust zien. Nog één keer een najaarsoogst binnenhalen op Wijchense klei-en-zand, en de dankbaarheid voelen dat je zomaar in zo’n mooie tuin je groentes mag halen. Nog één keer die bizar gedraaide stam van die absurd mooie boom bekijken die dicht bij de pluktuin staat. img_1086Nog één keer zien hoe de wilgen langs de sloten hier geknot worden. Nog één keer de sierappeltjes aan ons boompje in de achtertuin zien verschijnen (en afvallen, jammer genoeg). Nog één keer op het werk niet meteen de auto in na werk maar even stilstaan op de parkeerplaats en het bos ruiken en de spechten horen roffelen. Nog één keer naar schoonouders rijden via de zuidelijke aanvliegroute, en intens genieten van de o zo bekende route in schitterende herfsttooi en witte rijp.
Op het werk, de laatste vergadering met die groep, de laatste keer dat ik collega M zie, toevallig op mijn 12,5-jarig jubileum wat ik nog net meepakte, de laatste keer assisteren bij een neuromodulatie (of zou ik nog net één keer aan de beurt komen?), de laatste keer apparatuur calibreren en voor collega’s in de agenda zetten wanneer zij dat voortaan moeten gaan doen… alles met een mengeling van weemoed en resolute afsluiting. Een toekomstig collega van eega en toekomstig Aduarder dorpsgenote die tot mijn verbazing mijn blogs nog leest ook (hallo M!) merkte enigszins verbaasd op tegen eega toen hij begin van deze week weer in Groningen was: “Het lijkt wel alsof Jiska er echt zin in heeft, die verhuizing!”
Nou, laat ik dat nuanceren: in de verhuizing an sich heb ik niet bizar veel zin, dat is namelijk best wel gedoe en een behoorlijke logistieke uitdaging (hip! Niet van ‘probleem’ maar van ‘uitdaging’ spreken!) maar ik heb enorm veel zin in het verhuisd-zíjn. Het herinrichten, het eigen maken, het aantrekken van het nieuwe huis in Aduard als een comfortabele voorgedragen oude jas. Dat een deel van de toekomst onzeker is omdat ik bijvoorbeeld nog niet weet wanneer ik weer kan gaan werken en voor hoeveel uur dan is vooralsnog niets aan te veranderen, dus dat zet ik voorlopig van me af. Ook zo’n lievelingsuitspraak van mijn moeder die bij mij is blijven hangen: “De mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest.”  Voor nu geniet ik van het idee dat ik vanwege opgebouwde reserves twee maanden nog niet hoef te werken en dus heerlijk de tijd heb om ons nieuwe huis, Aduard en Groningen te leren kennen. Wandelen met de hondjes, fietsen in de buurt, werken in de tuin, afwisselen met huis inrichten en dozen legen.

Er zijn ook al wat dingetjes mindfull mis gegaan. Sta ik verliefd te kijken naar een nieuw opgehaalde boekenkast en me mijmerend voor te stellen hoe die in de nieuwe woonkamer staat, realiseer ik me ineens dat ik al met koken begonnen had moeten zijn, wil de geplande maaltijd nog tot de mogelijkheden behoren zonder te hoeven teruggrijpen op een supersnelle pasta. Val ik helemaal stil als ik bij de caviaren geniet van de diertjes die tevreden murmelend een pluk vers ingeworpen hooi of groenvoer naar binnen werken, om 10 minuten later op te schrikken dat ik echt naar orkest moet vertrekken. Soms is mindfullnes namelijk ook gewoon luiheid, traagheid of dagdromen, in mijn beleving. Zolang ik geen spijt heb van mijn stilstandmomentjes die soms wat veel tijd kosten, ga ik me er lekker niet schuldig over voelen. Daar heb ik namelijk echt geen tijd voor!

img_8566

Knagend geweten

Ik ben een enorme kerstfan. Ik had het al eerder gezegd, ik neem de most wonderful time of the year zeer serieus. Gisteren waren we met 15 man-en-vrouw-van-het-Kerstforum sterk in Eurofleur Leusden om de kerstshow te bezoeken en verdwenen er alwéér kerstitems in mijn winkelmandje, ook al had ik uiteraard niets nodig. Hoewel, niet nodig: we hadden ook echt nog geen adventskalender op de WC. En als enorme theeleut kon het natuurlijk ook niet langer zo zijn dat ik niet eens mijn eigen Tea For One set met kerstmotief had, dus ah joh: die scharen we nu onder de basic needs voor een theeminnende Christmaholic.

Het vervelende is wel, dat de kerstperiode me een vaag knagend geweten geeft. Ik neem thee drinken net zo serieus als kerst vieren, dus dat ik enkele zeer bijzondere kerstsmaken laat overvliegen uit de USA dit jaar en dat ik een thee-adventskalender uit de UK bestelde vorig jaar is voor mij hartstikke logisch. En ik geniet er ook enorm van. Zeker van die melanges die hier niet te krijgen zijn en zinnenprikkelende namen dragen zoals “Sleigh Ride”, “Gingerbread Man”, “Irish Holiday”, “Plum Pudding”, “Frozen Winter Berries”, “Spicy Pumpkin” of “Downton Abbey Legacy”. Maar ergens, heel vaag achterin mijn hoofd, voel ik mijn ecologische voetafdruk een klein beetje meer de grond in drukken dat ik voor zo iets vervoer per vliegtuig gebruik. Geweten gaat er nog eens goed bovenop zitten.

Mijn kerstdorp! Wat een genot! Kerst is eigenlijk niet compleet zonder dat ik een flink kerstdorp opgebouwd heb. Meestal begin ik tweede week november al, en ben ik toch wel een week lang heel wat vrije uurtjes aan het bouwen. Dozen verspreid over de woonkamer, stellages van karton, steen en hout die steeds meer gaan lijken op een berg, bedrading die goed verstopt wordt, mos en takjes drogend op de verwarming, lijm aan mijn vingers en rode wangen. Net na het opzetten is het nog ‘algemeen winterdorp’, verklaar ik aan diegenen die narrig kijken vanwege de vroege datum. Half november komt Sinterklaas met zijn paard en Pieten (donkerbruine….) aan in mijn dorpje. En op 6 december verlaat hij het dorp, komt Santa aan en gaat het sneeuwen. Ongeacht hoe het er buiten uit ziet, in mijn dorpje sneeuwt het. Alle verlengkabels en stekkerdozen zijn ingenieus verstopt aan de achterkant en onderkant van het dorp en doorgestekkerd naar één hoofdschakelaar. Als ik thuis kom gaat de hoofdschakelaar meteen aan, vaak met de jas nog aan is dat het eerste waar ik heen loop, en dan komt het hele dorpje tot leven. Jaaaahaaaa….. ik wéét dat ik heel wat lichtjes ‘onnodig’ aanzet, Geweten. Hou je mond. Dit jaar bouw ik geen dorpje vanwege de verhuizing, nou goed?

Evenzo met de lichtjes in de bomen. Ik geniet er enorm van als de donkere dagen opgefleurd worden met lichtjes buiten, heel veel lichtjes, die bij voorkeur zo vroeg mogelijk aan gaan en zo lang mogelijk blijven hangen. Ik veer op als ik in november (of soms al eerder!!!) de eerste lichtjes ’s avonds aan zie. Heerlijk! De Donkere Dagen komen eraan! Hoe donkerder het is, hoe mooier de lichtjes overkomen!
Maar ook hier zit er vaag in mijn hoofd dat dit dus wél lichtvervuiling is. Het lukt me steeds slechter dit gevoel volkomen te negeren. Natuurlijk sus ik mezelf. Mijn ecologische voetafdruk is al maar ongeveer een derde tot de helft van de gemiddelde Nederlander. Ik doe al mijn best om deze nog verder te verkleinen. Maar dan nog, als iedereen zo zou leven als ik, zouden we nog ongeveer 2 aardbollen nodig hebben om hierin te voorzien. Kan je nagaan hoe zwaar de gemiddelde Nederlander leunt op onze natuurlijke bronnen, en dat is dan weer niets vergeleken met de gemiddelde Amerikaan of Chinees, die samen om de twijfelachtige eerste plek vechten wie het meest vervuilend bezig is. Ik ben dan ook flink van slag geweest toen Donald “Climate Change Is A Hoax” Trump president-elect werd.

Ik moet er soms ook maar niet te lang bij stilstaan. Dan heb ik geen leuk leven meer, als ik op alle slakken zout ga leggen. Nog even doorgaan met mezelf sussen dus. En genieten van de voordelen. Aan de lucht gedroogde was ruikt veel lekkerder. De vegetarische snert uit de slowcooker is niet alleen energiezuiniger bereid maar ook nog eens verrekte lekker, lekkerder nog dan uit een gewone pan. Alle groente uit de moestuin halen is niet alleen goed voor het ecopootafdrukje, maar ook nog eens zelfvoorzienend, biologisch, gezond en ontzettend lekker en vers. En dat we een paar oude maar nog goede stoelen niet zomaar weggooien maar naar de Kringloopwinkel doen is niet alleen maar altruïsme, het geeft ook ons zélf een goed gevoel dat spullen een ander nog blij kunnen maken en dat hergebruik duurzaam is. Gaat het al weer een beetje beter, Geweten?

Rouwrandjes en vieze voetafdrukken

Ik zal het maar toegeven: ik ben een viespeuk. Niet op het werk, ter geruststelling aan al mijn patiënten! Daar desinfecteer ik me helemaal suf, was vaker mijn handen op 1 werkdag dan thuis in een heel weekeinde, trek secuur latex handschoenen en wegwerp-overschort aan bij mogelijke besmettingsgevaren, doe op de OK bij elke nieuwe patiënt een nieuw ‘snoetje’ voor en bij het minste vlekje op mijn witte jas wordt die nog vaker dan al de bedoeling is verwisseld voor een schone.

Wat een verschil met thuis. Hier ben ik een rechtgeaarde smeerpoets. Althans, om nog enige nuance aan te brengen, vooral buitenshuis. Daar zit ik zonder enig probleem op mijn hurken of zelfs knieën in een caviaren met keutels, terwijl de caafjes de nog bemodderde wortels uit mijn handen proberen te trekken. Daar veeg ik met mijn blote handen de ingedroogde kippenpoepjes van de slaapstokken van onze Tokkies. Daar schep ik een verdwaalde hondendrol (foei) uit de tuin en kiep die in de biobak. Maar, wederom enige nuance, dat dan weer niet met blote handen. Daar pluk ik bramen tot mijn vingers paars zien (en niet zelden ook mijn handen, polsen, en bij een pechdag ook jas, broek en schoenen). Daar snoei ik bomen en heggen tot de groene vegen op mijn handen en kleren de laatste trieste tranen van de verdwenen groene blaadjes zijn. Daar worden mijn handen vet als ik de zelfgemaakte vogeltaarten op tafel zet en de vetbollen in de boom hang. Niet zelden nestelen zich op zulke momenten dorre blaadjes, takjes of zelfs insecten in mijn haren, die ik uiteraard pas binnenshuis opmerk.

Vies worden in de moestuin is bijna een must. Zonder vies te worden zou ik mijn groentes niet geoogst krijgen, en het is nog goed voor je humeur ook. Echt waar. Deze link (KLIK!) stuurde oudste mij enige tijd terug. Ik moest eraan terugdenken toen ik vanmorgen in de moestuin was. img_5506Ik oogstte spruiten en moest inwendig glimlachen toen ik in een veld vol spruitkoolplanten één verdwaalde spitskool aantrof. Dappere plant. Ik groef een hele vreemde wortelpeterselie tevoorschijn die -I kid you not- een knoop in zichzelf gelegd had. Het bewijs staat hiernaast. De grijns verscheen nu ook zichtbaar op mijn gezicht.
Ik trok een flinke krop andijvie los, met kluit en al, want dan kan ik die thuis nog een poosje met de worteltjes in een emmertje water buiten goed houden en is hij lekker vers-knapperig bij opeten. Deze andijviekrop leek zijn vaste stekje niet vrijwillig te willen opgeven en zat nogal vast in de grond. Ik liet de drie losse blaadjes die ik in mijn hand had na poging 1 los, pakte de krop nóg steviger en nóg dichter bij de kluit vast, ging er wijdbeens overheen staan en deed een nieuwe poging. Kennelijk was poging 1 toch meer geslaagd dan ik dacht, want alleen mijn feilloze reflexen * kuch * voorkwamen dat ik bottom-down op de andijviekrop daarachter in de rij landde met de acuut losgeschoten krop in mijn handen. Ik grinnikte nu echt hardop om mezelf.
Met rouwrandjes onder mijn nagels, natte sokken (IN mijn schoenen, ja), en in de krul geschoten want natgeregende haren, toog ik huiswaarts met de oogst van vandaag.

En dan ben je er dus nog niet. Boodschapjes mik je zo de kasten in, oogst niet. Die moet nog gewassen, in aparte papieren zakjes gedaan (om te voorkomen dat de hele koelkast onder de modder zit), groente-met-wortel-geplukt in emmertjes water voor de deur gezet, al verpieterende delen meteen de biobak in, en de voor ons niet eetbare delen worden onder de cavia’s en sprinkhanen verdeeld. Sprinkhanen? Ja, weet je, ik reken ze niet onder de huisdieren, maar er staat hier altijd een bak vol als voedseldieren voor onze luipaardgekko’s. Die soms overigens zo ongelooflijk lui kunnen zijn dat die sprinkhanen dan het enige beetje beweging in het terrarium zijn.
Nadat dat alles gebeurd was, was het al ongeveer voorbij lunchtijd. Hoogste tijd. Ik mocht dus van mezelf legitiem de overload aan modderige voetafdrukken in de keuken nog even negeren, en genoot van een deze keer wel bijzonder mooi luchtig gerezen brood dat heerlijk knapperde bij het aansnijden. Daar moet je toch even de tijd voor nemen!
Daarna moest ik toch echt eerst een paar mails versturen, voor ik zou vergeten dat dat vandaag nog moest. Starend naar het computerscherm negeerde ik nog steeds de modderpootjes die ik – zo zag ik nu – niet alleen in de keuken maar ook in de woonkamer had gezet.
Drie telefoontjes van het notariskantoor en de makelaar tussendoor, over de overdracht van ons oude huis in Wijchen, moesten ook meteen afgehandeld. Door een telefoon ziet niemand je vuile vloer. Dit ging voor.
Daarna echt nú de was ophangen, anders zit die zo lang nat in de machine. (Ja, het is gelukt: we hebben inmiddels een droogrek en de wasdroger wordt niet meer gebruikt!) Op weg naar de wasmachine zag ik trouwens ook modderafdrukken in de gang, maar hey, op zolder zie je die toch niet meer. Bij het ophangen van de was viel me op dat handenwassen voor de lunch niet genoeg geweest was en dat ik met rouwrandjes onder mijn nagels aan de schone was zat. Had ik al gemeld dat ik een viespeuk kan zijn? Uit een vorm van zelfkastijding besloot ik terstond als boetedoening er dit blog over te schrijven. Dat dweilen van de hele benedenverdieping kon later nog. Nu had ik immers inspiratie. En als ik toch even ging zitten om te schrijven, kon ik ook wel een goede pot thee erbij zetten. Meteen de Brita-kan opnieuw vullen, en hey, wat vlijtig, en passant wasbak en aanrecht ontdoen van de restjes aarde en modder die ik kennelijk net over het hoofd zag toen ik dacht alles gepoetst te hebben na de oogstverwerking. Zie je wel, ik ben heel nuttig bezig, ’t is echt niet zo dat ik mijn tijd verlummel terwijl ik eigenlijk had moeten dweilen.

Goed. Blog is vrijwel klaar. Misschien moet ik nu eerst maar even het hok van de cavia’s in de woonkamer gaan verschonen. Als ik de zak met schone bodembedekking naar binnen sleep uit de schuur, zet ik namelijk vast weer nieuwe modderpootjes binnen.
En die uit mijn haren of kleren gevallen blaadjes (echt, ik weet niet waar het vandaan komt, uren nadat ik in de tuin geweest ben, ben ik nog in de rui van takjes en blaadjes) moeten eerst opgezogen worden, anders veeg ik ze alleen maar rond bij het dweilen. Misschien is het daarna wel tijd om te koken, en als het eenmaal gaat schemeren zie je de voetafdrukken binnen ook echt niet meer zo heel goed. Morgen regent het ook weer, dan moet ik vast opnieuw dweilen als de kinderen weer met natte schoenen naar binnen komen. Kan ik het net zo goed in één keer morgen doen….. Toch?

Viespeuk.

’t Is wat.

Weet je wat het is, je weet het nooit, en dat is ‘t. Moedertje Natuur kan bést voorspelbaar zijn. Zo voorspel ik jullie met haar goedvinden dat na de herfst de winter komt. Jawel. Maar dat vindt ze kennelijk wel genoeg prijs gegeven. De echte moestuiniers en wildplukkers zitten nu vast al instemmend te knikken, terwijl de rest nog met vraagtekens in de ogen zit. Maar het zit nu eenmaal zo: als je iets wil van Moedertje Natuur, moet je toch ook een beetje afwachten of en zo ja hoe veel je krijgt.

Op dit moment zijn wij, nog heel even, lid van een geweldig Wijchens initiatief: Pluktuin Sfeer van Willems. Zelf noemen ze ons geen lid. Volgens de familie Willems zijn we namelijk ‘oogstgenoot’. Met alle oogstgenoten hebben we begin van het jaar geld ingelegd en daarvoor houdt familie Willems een enorme moestuin gaande. Wij oogstgenoten mogen het hele jaar door plukken, ontwortelen, oogsten en meesjouwen wat klaar is om het land te verlaten. Maar behalve in de oogst, deel je ook in het risico. Mislukt de aardappeloogst, jammer dan, volgende keer beter. No return of investment. In Groningen hebben we al een dergelijk initiatief gevonden: Het Proefveld. Ook daar ontvang je een creatieve naam: oogstaandeelhouder. Die vond ik ook wel leuk bedacht, want ook bij de handel in aandelen moet je afwachten hoe ze het gaan doen. Wij zullen in ons eerste jaar in Aduard lid zijn van het Proefveld omdat ik nog geen idee heb of het moestuinieren in eigen tuin gaat aanslaan, laat staan of we er genoeg af zullen kunnen halen om ons gezin te voorzien, én de cavia’s die ook graag wat mee knabbelen. Met al mijn ervaring sta ik toch een beetje in mijn hemd als het gaat om andere grond, andere omgeving en andere gewassen. Leuk hoor, zo’n jarenlang eigen lapje volkstuin ongeveer op de Gelders-Brabants-Noordlimburgse grens, maar voor Groningen bent u nog een groentje mevrouw Jiska.

Ja, er waren tegenvallers dit jaar. De toch wat snel rottende uien noemde ik in een eerder blog, maar ook de oogst Japanse Wijnbes in onze achtertuin viel tegen, en de pompoenen werden eigenlijk niet zo groot als gedacht. Een grappige was dat ik dacht een prachtige savooiekool geplukt te hebben, zoals gewoonlijk met wortel en al, zodat hij in een emmer bij de voordeur nog tijden goed blijft. Kan je mooi elke keer een paar bladeren gebruiken. Kool bleek vanuit de kern uitgehold te worden door rupsen. Dan sta je toch ook even beteuterd te kijken. Hoewel, de kippen en luipaardgekko’s waren erg blij met de rupsen, dus vooruit dan, er zat een goede kant aan. Wildplukken van vlierbessen kon ik trouwens ook wel vergeten dit jaar. Had ik speciaal bij een hele groep de vlierbloesems laten hangen (terwijl vlierbloesemsiroop óók zo lekker is!) om later de bessen nog te kunnen gebruiken… droogden die al aan de struiken in tot extreem onaantrekkelijke krenten-look-a-likes terwijl je erbij stond te kijken. En dat ik me al een maand verheug op de gewoonlijk veel eerder te vinden eekhoorntjesbrood zal Mevrouw Natuur ook aan haar spreekwoordelijke derrière oxideren. Wordt het eindelijk een beetje natter, is er nog geen boleet te plukken in de buurt.

img_9689Maar de natuur geeft en neemt hoor. Ik kreeg daarentegen namelijk wel een héle ruime oogst hazelnoten, ongelooflijk knetterhard van schil maar daardoor ook goed houdbaar, en de tamme kastanjes zijn opvallend mooi groot dit jaar. De lijsterbessen waren prachtig rond en zonder vlekjes, en het riet dat ik altijd voor de cavia’s pluk had dit jaar niet eens zo veel bladluis als vorige jaren.

En mijn vaste stekje in het bos waar ik 2 wilde appelboompjes weet te staan gaf me een zo overvloedige oogst dit jaar dat ik er nog maaaaaanden mee kan koken en bakken. Ik rij er nog af en toe langs, de inmiddels lege boompjes, en bedenk me weemoedig dat dit het laatste jaar was dat ik dankbaar gebruik van ze maakte.

Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.
Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.

Meerdere mensen wees ik erop dat die boompjes daar zomaar gratis lekkers produceren, maar het concept van wildplukken blijft toch voor veel mensen nog iets raars en zeker als er intussen mensen langslopen schamen sommigen zich ervoor daar uitgebreid te gaan rapen, waardoor het gros van die appels ongebruikt op de grond ligt te vergaan. Zo zonde…..

Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak!
Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak.

Ik heb de boompjes maar aangetekend op de wildplukkaart van Nederland, net als diverse andere bomen en struiken, en hopelijk maakt een ander er nog goed gebruik van. De regio waar we naartoe gaan is nog akelig leeg op die kaart. Laten we hopen dat ik er over een jaar een leuk aantal vindplaatsen aan heb kunnen toevoegen!

Zo, inmiddels zijn mijn tenen en vingers weer bijna droog en warm. Ik was namelijk vanmorgen in de tuin om spruitjes te plukken, omdat ik eergisteren overvloedig tamme kastanjes geraapt heb. De gouwe ouwe combi, never change a winning team. Terwijl het regenwater van de bladeren in mijn mouwen liep en het vocht door mijn schoenen inclusief opossumwollen inlegzolen drong, mijn vingers steeds stijver werden en mijn neus begon te lopen, zat ik daar een beetje domweg tevreden en gelukkig te wezen. Het soort gelukkige tevredenheid wat je als kleutertje voelt wanneer je met een of ander zelfgekleid gedrocht met zelfgekozen knalkleur geverfd naar een van je ouders toe loopt, en desbetreffende ouder keurig meespeelt dat hij of zij zo ontzettend blij is met jouw maaksel, ken je dat gevoel? En dat soort tevredenheid wordt dan nog eens getopt wanneer het vormeloze hoopje later op een bureau ‘nuttig’ staat te wezen met één pen en één potlood erin (een groter gat kregen je kleutervingertjes niet voor elkaar).

Maar goed. Tenen en vingers droog en warm, dus ik ga er weer even vandoor. Naar de Kringloopwinkel, spullen wegbrengen die hier niet meer gebruikt worden maar die nog bruikbaar zijn waardoor ik het vertik ze in de kliko te mikken. Kan ik meteen even kijken of er nog leuke bruikbare rieten mandjes zijn voor onze spulletjes in de nieuwe badkamer. Onze eigen kleine kringloop: ik kan zelden spulletjes daarheen brengen zonder meteen wat mee terug te nemen. Op z’n Grunnegers, waarvan ik les 1 inmiddels geleerd heb: moi!

Tranen met tuiten en spierpijn

Nu we weten dat we al over 2 maanden in Aduard zitten, heb ik mijn strenge-vriezer-beleid (voor de verkoop gingen we terug van 3 naar 2 vriezers, zodat de schuur leger kon) nog verder opgeschroefd. Wat mij betreft wordt vóór de verhuizing nóg een vriezer volledig leeg gegeten. Het dubbele daaraan is wel, dat wanneer je als rechtgeaarde wannabe-zelfvoorziener probeert om de oogst en wildpluk in te maken en daarmee zo lang mogelijk de winter uit te zingen, het een beetje tegen het gevoel in gaat om de wintervoorraad aan te spreken als er nog blaadjes aan de bomen zitten.

Gelukkig zijn er nog andere manieren dan de vriezer om je wintervoorraadje op te slaan. Er staan diverse glazen potten en flesjes in de kast die goed mee kunnen verhuizen: zoetzuur, chutney, jam, limonadesiroop -vooral veel bramensiroop-, appelmoes… De droogbonen staan na plukken, drogen, doppen, kort vriezen en weer ontdooien (tegen de bonensnuitkever) lekker decoratief te wezen in glazen weckpotten, naast de al net zo aantrekkelijk kleurige soepgroente, waar ik dankzij mijn voedseldehydrator eigenlijk jaarrond wel in voorzien ben. De knoflook is in lange vlechten opgehangen en goed gedroogd, en is eigenlijk nou ik erover nadenk ook best decoratief. Fruit zit gedehydreerd in bakken, te ver in de keukenkast om decoratief te zijn maar wél lekker. De rijke tijm-oogst staat als tijmsiroop te wachten op de eerste keelpijn, en de kruidenpotjes zijn overvol met gedroogde kruiden. Trouwens, die kruiden waren ook al goed voor twee potten vol bouillonpoeder en kruidenzout. Ik geef toe dat ik er intens tevreden van kan worden om dit zo op te sommen. Lijkt het ineens alsof we maanden ingesneeuwd kunnen raken. Spoiler: nee, daarvoor is het niet genoeg. Maar het idee is leuk om over te dromen.

Toen ik gisteren in de pluktuin was, kreeg ik te horen dat de uienoogst die zo rijkelijk lijkt, helaas wat al te snel aan het rotten leek te slaan. Waar we vorige winter nog tot bijna in het voorjaar uien konden gebruiken, zou het nu door het te lang warme weer wel eens een stuk minder kunnen zijn. Kijk, daar gaat mijn brein van draaien: in gedachten zag ik mezelf tot afval gedoemde uien redden van de ondergang door tassen vol uien krakend droog te dehydreren en te vermalen tot uienpoeder die nog járen gebruikt kan worden én amper plek inneemt in de keukenkast. Enthousiast vulde ik mijn tas met extra veel uien. Bovendien mocht ik, toen ik vroeg wanneer de witte kolen oogstklaar waren, ook alvast een flinke kool meenemen. Mijn zuurkoolvat stond me namelijk ook al wekenlang smachtend aan te kijken wanneer hij weer in gebruik genomen zou worden. Echt, ik zweer je, de blik van dat ding werd steeds beschuldigender.

Vol goede moed ging ik dus meteen ’s avonds al aan de slag. Wel zo fijn, dat kan allemaal zittend, en dat had ik wel verdiend na een dag lang rondlopen op de Kerstshow van Intratuin Duiven met de kinderen. (Spoiler twee van dit blog: ik ben een enorme Christmaholic. Stel je een kerstfan voor, zo een waarvan je denkt ‘Nou nou, moet dat echt zó overdreven’,  verdubbel die en je hebt mij zo’n beetje. Het Kerstforum is ook het hele jaar leuk en niet alleen in december, nietwaar, meelezende Kerstforummers?) Dit verklaart img_2928waarom mijn voeten pijn deden en mijn lijf al behoorlijk moegesjouwd was, want als ik naar een Kerstshow ga, dan ga ik ook intens doorleefd en detail opzuigend door zo’n show heen.

Maar goed. Voorbereiding is alles, dus daar stond het allemaal in de keuken: de dehydrator met een flinke stapel uien ervoor. Een flinke witte kool van de tuin, twee spitskolen, drie kleine witte kooltjes die ik van vrienden kreeg. Natuurlijk ook zout, kruiden, zuurkoolvat en zuurkoolstamper, snijplanken, messen, rasp, schaaf. Het bio-afvalbakje. Ik was er helemaal klaar voor. De uien verwerken was het kleinste klusje, dus om warm te lopen daar maar mee beginnen. Ui pellen, even onder de kraan omdat een natte ui minder tranen geeft (daar dacht ik dus wel over na), snel in ringen schaven en de ringen uitspreiden op het eerste dehydrator-rooster. Bij de tweede ui begon al een klein beetje tot me door te dringen dat het misschien wat minder handig was om de uien één voor één te pellen, schaven en de ringetjes uit te drukken en uit te spreiden, want na het uitdrukken en verspreiden van die rauwe tranentrekkers reageren de ogen toch wel heel behoorlijk, vond ik bij de derde ui nu echt. Bij de vierde ui had ik inmiddels besloten dat de hele stapel uien die klaar lag het ‘m niet echt zou worden, vanavond. Ui vijf liepen het traanvocht over mijn wangen en lag mijn bril al twee uien lang ongebruikt op het aanrecht, omdat ik om de haverklap met mijn mouwen de tranen uit mijn ogen moest vegen. Dat is overigens best een zeldzame sensatie voor iemand met Syndroom van Sjögren, want gewoonlijk heb ik een tekort aan tranen, maar ondankbaar als ik was wist ik het toch niet helemaal te waarderen. Terwijl ik dapper ui nummer zes aan het schaven was moest ik weer even de tranen wegvegen om te voorkomen dat ik mijn vingers zou meeschaven. We zijn immers vegetariërs dus er hoefde geen vlees bij. Maar door het ontbreken van de bril kon ik ook niet goed meer zien hoe ver vingers en schaafmes nog van elkaar verwijderd waren. Zonder dat ding ben ik ook niet een béétje kippig, ik zie gewoon haast niets. En toen kwam de cruciale fout die vast iedereen al had zien aankomen: in plaats van de mouw pakte ik de pols, waarvan ik toch echt dacht dat die veilig was. De pijnlijke sensatie die enkele milliseconden later doordrong in mijn ogen maakte me duidelijk dat het uiensap kennelijk al zo ver doorgedrongen was en dat dit NIET handig was. Shortcut naar de uitkomst: het bleef bij zes uien gisterenavond. Zojuist heb ik er nog vier in de dehydrator gedaan, met betere voorbereiding en onder stromend water. Het uienpoeder is wél heel erg lekker, als nu nog schrale troost, maar naarmate deze ervaring verder achter me ligt zal ik ook daar wel steeds tevredener over worden. Ingesneeuwd-dromen-tevreden.

Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar ik was er nog niet. De kolen lagen me nog aan te kijken en het zuurkoolvat gaapte me al te leeg aan. Na een pauze met kopje thee dook ik de keuken weer in. Báf. Uienlucht. Tja, zo lang ze nog niet droog waren zou er een flinke uienlucht uit de dehydrator blijven komen. Wie had er ook al weer bedacht dat het handig was om éérst de uien te doen en dan pas de kolen? En waarom had ik die dehydrator niet even in de schuur gezet?

Vastbesloten de oogst aan kolen vanavond nog te verwerken beet ik de kiezen op elkaar en zette door. Zuurkool maken is niet moeilijk. Je schaaft de kool héél fijn, doet die in het zuurkoolvat, zout en eventueel wat kruiden erbij, en dan stampen. Door het kneuzen van de bladeren en het zout komt er vocht uit de kool vrij en als je genoeg kool fijn stampt staat het koolschaafsel uiteindelijk helemaal onder het vocht en kan het fermenteren beginnen. Eitje.
Net als vorige jaren had ik ook nu al weer redelijk snel een lekkere stapel koolschaafsel en stampte ik vol vuur de kool plat in het vat, nog altijd vergezeld door een stevige maar al wennende uienlucht.

img_6573

Zittend kneuzen ging niet heel lekker, dus ik ging toch weer even op de pijnlijke voetjes staan tijdens het ritmisch aanstampen. Op de grond was net te laag, op een stoel was net te hoog, dus mijn rug voelde wel hoe onnatuurlijk deze houding is. En mijn armen begonnen enthousiast maar naarmate de lagen kool, zout, kruiden, stampen, kool, zout, kruiden, stampen enzovoorts toenamen, protesteerden voornoemde armen toch steeds harder tegen de kracht die nodig is om de bladeren gekneusd te stampen. Dit jaar had ik echter voor het eerst ook spitskool toegevoegd en die heeft minder vocht dan witte kool, dus ik moest wel echt goed hard stampen. Toen ik wat zorgelijk het vat in keek hoe er dit jaar minder snel vocht vrij kwam besloot ik de zuurkool nog wat lekkerder te maken door een scheut witte wijn toe te voegen. Immers, kool die boven het vocht uit komt fermenteert niet maar verrot gewoon, dus het moet wel goed onder komen te staan.

De wijn zat er nog niet bij of de kinderen besloten dat dát het moment was om te vragen of ze konden helpen. Lief, en mijn spierpijnlijke bovenarmen waren dankbaar. Maar toen de wijn en koolvocht spetterend over de rand van het vat gingen toen jongste haar gang ging had ik meteen spijt van het halverwege en niet aan het eind toevoegen van de wijn. Lachend poetsten we vloer en vat en ik bedankte nog maar eens maar nee dank je, ik doe het toch maar zelf.

Twee-en-een-half uur in de keuken bezig, bijna klaar. Het einde kwam nu toch écht in zicht, de vochtlaag nam toe, mijn kleren onder de vegen traanvocht, uienvocht en koolgroen, rode konen van de stampinspanning, de spierpijn niet meer te negeren en nog een kwart kool te gaan, en toen stonden mijn ouders ineens voor de deur. “Goh,” zei mijn moeder opgewekt, “Jij zou eens met je tante in Frankrijk moeten praten. Die weckt en weckt en maakt ook van alles in. Leuk hè?”

Het duurde even voor mijn lijf mijn hersenen toeliet te erkennen dat ik het oogst verwerken -oh ja da’s waar ook- leuk vind.

En ineens weet je het zeker.

Ineens weet je het zeker. Je gaat naar Groningen.

Niet dat het onverwacht kwam. Maandenlang speelde het al door de hoofden van ons hele gezin. Maar na een spannende sollicitatieprocedure van eega, een zenuwslopende periode van geheimhouding-dat-de-sollicitatie-succesvol-gelukt-was, de vondst van een droomhuis dat we konden kopen maar tegelijk aan een zijden draadje hing (als de term “voorbehoud verkoop eigen woning” je niets zegt, neem het dan maar zó aan, anders zijn we vier pagina’s juridisch-makelaardij-geklets verder) en drie maanden ons oude huis te koop (de hiervoor gebruikte termen ‘spannend’ en ‘zenuwslopend’ zijn dan ineens woorden geworden die de lading amper nog dekken) is nét voor de laatste datum waarop voornoemd droomhuis nog voor ons gereserveerd stond ons oude huis verkocht.

En hop: alle puzzelstukjes vallen ineens in elkaar. Deze groentjes gaan naar Grunn. Naar een heerlijk ruim vrijstaand huis in een klein en aangenaam en van interessante geschiedenis uit zijn voegen barstend dorp onder de rook van Groningen. En met wat ruimte voor onze groene aspiraties (moestuin, kippen, caviaren, tuintje, terrasje, fruitbomen, dat soort dingen: die leuk zijn als je er gek genoeg voor bent maar waarvan je handen altijd vies worden).
Nou heeft de schrijver dezes – aangenaam, type hopeloos ecologisch linksdraaiende geitenwollen sok and not afraid to show it – al heel wat regio’s van het land gezien. Dit wordt mijn elfde verhuizing, als ik goed geteld heb. Maar alle voorgaande adressen kwamen nooit noordelijker dan Utrecht, dus hey: ondanks al mijn verhuiservaring noem ik mezelf dus een Groentje voor wat betreft Groningen.

Goed, genoeg informatie in nog geen 250 woorden gepropt. Meestal ben ik een stuk wolliger en breedsprakiger. De volgende posts worden hopelijk wat minder feitjes kauwen en wat meer leukigheidjes over hoe het leven van een Groentje op weg naar Grunn eruit ziet!

(PS mij leer je kennen op “Wie is het Groentje in Grunn?”)