Tweede kans, mijn eerste gedachte

Opgroeien in de jaren ’70 (en eerder ook, uiteraard) betekende dat het doodnormaal was dat je kleding doorgeschoven kreeg en na gebruik verder doorschoof. Ik had het geluk de oudste van vier te zijn, en op af en toe wat nichten/buurmeisjes/vriendinnen/viavia-kleding na droeg ik veel nieuw gekochte kleren, maar mijn zus heeft toch wel wat afdragertjes van mij gehad. Daaronder kwamen weer twee jongens, die dezelfde combi maakten qua hergebruik. Eenmaal halverwege de jaren ’80 aangekomen waren zus en ik als eersten kleedgeld-rijp en kwam het niet in me op om in tweedehands winkels te gaan zoeken. Later vroeg ik me wel eens af waarom, maar mijn jongere ik legde denk ik de connectie: nieuw koop je, tweedehands krijg je.

Het duurde tot mijn studententijd tot ik de tweedehands kledingzaken ontdekte. Allereerst geboren uit pure en authentieke studententekorten in de portemoleeg schoof ik nieuwsgierig de plaatselijke Kringloopwinkel binnen. Daar ontdekte ik tot mijn vreugde dat mijn wat ouderwetse en uit de toon vallende kledingsmaak, die in de sixties niet misstaan had, daar ruimschoots bevoorraad kon worden. (Nee serieus, toen ik jaaaaren later een hippie moest spelen in een Aquarius-and-Let-the-sun-shine-optreden met Theaterschool Hakoena was ik volgens mij de enige die niets hoefde te kopen maar alles uit de kast kon trekken. Inclusief de knaloranje ‘Jiska tegen Terrorisme’-button…. En ik meen me te herinneren dat ik zelfs nog een aantal medemuziektheaterbeesten van kleding en accessoires voorzag.)

Anyway, ik begon dus te zien dat mijn wat eigenzinnige kledingsmaak beter tot zijn recht kwam in de Kringloop. Het werd dan ook al snel mijn eerste keuze als ik kleding nodig had.

Langzaamaan ontwikkelde zich in mij een groen besef. Misschien een restje hippiegeest, je weet maar nooit, maar in mijn studententijd (die wegens studiestapelen vrij lang duurde) begon ik pas een beetje door te krijgen hoe precair Moeder Aarde er aan toe is. Ik maakte een van de beste beslissingen in mijn leven door vegetarisch te worden, met lieve steun van eega die toen nog mijn verloofde was. Een combinatie van gezondheidsredenen en milieubesef. Heel hard geholpen door 3x zakken voor mijn rijexamen, plus de groeiende weerzin tegen de files die ik ’s morgens passeerde waarbij in bijna elke vrijwel stationair draaiende stapvoets gaande auto maar één poppetje leek te zitten, besloot ik de rest van mijn leven autoloos te blijven reizen. Er bleek zeker 10 jaar later een tweelingzwangerschap voor nodig zijn om me daar weer vanaf te krijgen.

Inmiddels is het financieel helemaal niet meer nodig om tweedehands te shoppen. De studententijd ligt al zo ver achter me dat het al schemerig om de randjes van de herinnering wordt. Toen ik vanmorgen dan ook verkondigde dat ik op mijn vrije dag, waarbij de gemaakte openluchtmuseumplannen wegens overmaat aan hemelwater terug de koelkast in gingen, nog even wilde gaan shoppen in de kringloop, zag ik aan de verbaasde blikken van de logées die beleefdheidshalve niets zeiden dat ze het maar raar vonden. Mama-van-onze-vriendinnen woont in een groot huis, rijdt een auto, heeft een leuke baan, en gaat wát??? Tweedehands kopen? “Ik heb eigenlijk een nieuwe winterjas nodig”, zei ik er nog snel achteraan, en besefte meteen hoe raar dat dan klinkt, ‘nieuwe’ jas. Als ik zeg dat ik iets ‘nieuw’ nodig heb, is mijn eerste reactie tegenwoordig om eerst tweedehands te kijken. Er is al zo veel overproductie, goede spullen worden vernietigd en de constante vraag blijft maar aanbod creëren. Tweedehands gebruiken heeft nog steeds bij veel mensen een stigma, iets dat je alleen doet als je echt niet anders kan en totaal geen geld hebt voor nieuwe kleding, maar intussen worden kledingstukken die jaren mee kunnen door de snelle modewisselingen maar kort gebruikt. Zonde toch? En de kledingindustrie is ook nog eens een zeer vervuilende industrie.

Ik ben inmiddels zo ver dat ik me zelfs een beetje schuldig voel als ik écht nieuwe kleding koop. Schoenen, ondergoed en sokken, okay, die koop ik niet tweedehands, maar zodra ik iets anders koop moet ik verrekte goed naar mezelf kunnen verklaren waarom ik niet tweedehands koop, wil ik me niet nog dagen ongemakkelijk erbij voelen.

Nodig: beschuitbus, winterjas, voedertonnen, vijf grote soepkommen, dessertlepels.
Route: vier kringloopwinkels (Groningen is een walhalla voor secondhandshoppers zoals ik).
Resultaat: beschuitbus gevonden. De rest niet.
Bonus: ja, ik kom dus altijd met meer thuis. In winkel 1 hield ik me nog echt in en kocht niets. In winkel 2 een warme hoodie, de beschuitbus die ik nodig had (vreselijk leuk behoorlijk oud Bolletje-blik), een zoutstrooivaatje (ik had die nodig maar herinnerde me dat pas ter plekke, dus was in mijn nopjes dat ik hem toch eruit viste), een DVD, een broodmandje. In winkel 3 nóg een broodmandje, een elektrische kachel (eega heeft een hele koude studeerkamer), een warme echt wollen onderdeken (oudste heeft het altijd koud, zelfs in een warme kamer), twee glazen. Winkel 4 nog een glas (precies dezelfde waarvan ik er thuis al 3 had!), drie DVD’s, zes potjes witte bonen in tomatensaus (wat dat bij een kringloopwinkel doet, geen idee) en een set laken met kussenslopen. Dat laatste was een misser: ik dacht een dekbedovertrek gekocht te hebben. Nog maar even goed nadenken of ik dat laken ga houden, of zaterdag langs de weg ga zetten. Dan worden er namelijk spullen opgehaald voor een van de plaatselijke rommelmarkten, want in dit dorp wordt veel hergebruikt.

I’ve said it before, I’ll say it again: wat een heerlijk dorp. Ik ben thuis.

 

Feestdag

Pasen is best een beetje feest. Niet zo uitbundig als Kerst, maar toch kwam het feestgevoel heel aardig op. Vooral nadat middelste de paasversiering in huis verdeeld had, en ik voor de plus minus zevenentachtigste keer een fragment van de Mattheus Passion op Radio 4 hoorde. Nou vind ik die ook wel écht mooi, dus een straf is dat zeker niet. Er is verder ook maar weinig specifieke paasmuziek (– dringt nu alle zondagsschoolliedjes van vroeger terug in hun goed afsluitbare vakje in de grijze cellen –) dus gelukkig maar: ik kan niet zoals in de Adventstijd even switchen naar een bij de tijd van het jaar behorende CD. Het Weihnachtsoratorium laat mij persoonlijk namelijk beduidend minder hard warm lopen, dus in december heb ik die alternatieven wél nodig.

Bij Pasen hoort een ontbijt of brunch. Een traditie waar ik niet aan ga tornen, omdat die veel te leuk is om over te slaan. In tegenstelling tot mijn vorig ziekenhuis heeft het huidige echter ondanks katholieke roots de Goede Vrijdag niet als vrij-dag aangemerkt. Met ook werk op Witte Donderdag en een rit naar Arnhem voor familieverjaarsbezoek op Stille Zaterdag bleef er weinig tijd over om zelf te gaan bakken voor het ontbijt op Paaszondag. Het kwam dan ook mooi uit dat een spruit van een van de collega’s opdracht had gekregen van diens sportvereniging om suikerbroden en paasbroden te verkopen. Zakcentje voor de vereniging, lekker bakkersbrood voor ons. Ik zag een win-win-situatie en bestelde van beiden één. Die roken na levering zo verrekte lekker dat ik al mijn wilskracht aansprak om ze tot Pasen te bewaren, en ze diep in de kelder verstopte tot dan.
Ik bakte bij thuiskomst op zaterdagavond laat alleen nog even de ciabatta die overdag had staan rijzen, dekte de brunchtafel uitgebreid, en vouwde paasmandjes die ik vulde met chocolade en wat kleine cadeautjes om die tenenlopend en behendig sluipend naast de bedden van de slapende dochters neer te zetten. Een familietraditie: op feestdagen vinden ze ’s morgens wat lekkers en/of leuks naast hun bed. Ik heb geen idee of ze zich, nu ze zo oud geworden zijn, alleen nog maar slapend houden om mij een plezier te doen, of dat ze écht nog steeds niet wakker worden van mijn insluipersactiviteit. Ik wil het ook niet weten.

Op eerste Paasdag was de tafel zó vol gedekt, dat we ondanks een uur tafelen en uitgedijde buiken ontzettend veel over hielden. Alles werd weer opgeborgen in zakken en bijenwasdoeken, en weggezet voor de dag erna. Boffen: twéé dagen uitgebreide paasbrunch. Daarna kweten we ons van de rest van de paasactiviteiten: was ophangen, met de honden wandelen, basgitaar en ukelele spelen, Netflix kijken, taart eten, grote delen van de moestuin omspitten en kruiden inzaaien, lezen, caviakooi verschonen, tajine koken, en meer van die weekeindgevoeloproepende daden. Voor het slapen gaan zette ik de tafel weer klaar voor de volgende morgen, deze keer zonder ciabatta, want de volgende ochtend zou ik wat croissantjes afbakken. Na mijn sluiproute door de kinderkamers met marsepeinen eieren kon ik ons warme nestje in.

Tweede Paasdag. Een ritje naar de Zeldzaam Mooie Paasmarkt voor de boeg, en gezien de weersvoorspellingen die met toenemend middaguur ook toenemend regen voorspelden moesten we niet te lang na de brunch vertrekken. Achteraf gezien kwam het overigens prachtig uit: gedurende ons anderhalf urig bezoek was het droog, zodra de auto de parkeergarage weer uitreed op weg naar huis viel tot onze verbazing plots de hagel met behoorlijk roffelende stenen op de voorruit. Mazzel!
Maar goed, dat wisten we ’s morgens nog niet, dus ik probeerde het brunchen niet té laat uit te mikken. Eega zat al in de studeerkamer te werken, de dochters waren nog op hun kamers, en ik kwam na een luie start (want na de wekker nog een half uurtje op bed, hmmmm) alvast beneden de oven voorverwarmen en croissantdeeg rollen. Bij het neerzetten van de kaas op tafel viel me ineens een lege plek op. Neeeeeee-ohneeohnee-K*T! Een sprintje naar de hondenmand en de vondst van een lege zak bevestigden mijn vermoeden: onze jongste hond Bink had vannacht uitgekozen als moment waarop het hem voor het eerst lukte om zónder een stoel als opstapje tóch op de tafel te komen. Bijna 10 jaar oud en nog zo ondeugend als wat. Dááág nog bijna volledig paasbrood.
Nou zijn behalve chocolade en noten ook rozijnen giftig voor honden, dus ik riep hem meteen ter inspectie bij me. Hij liep in een wat bezadigd tempo (niets voor onze cairn-energieke knul) op me af maar keek wel helder uit de ogen. De flanken duidelijk gespannen. Verzadigd en verkwikt en aanmerkelijk aangedikt. Neusje nog nat, staartje nog kwispelend (“Heeft vrouwtje nog meer lekkers voor me? Je riep me toch?”) en alert. Dit leek niet op een vergiftigde hond.
Een check bij eega leerde me dat hij de boel die ochtend bij de morgenwandeling al danig geloosd had, en de Aduardse bermen van spetterbemesting voorzien had. Goed zo, geen dierenartsrekening vandaag. Hij kwam er zelf al vanaf.

Toch zonde van dat paasbrood. Zou collega volgend jaar weer van die lekkere broden verkopen?

Snoepje in de tuin

Zomaar een kort berichtje op een heerlijk druilerige aprildag. Héérlijk druilerig, ja, dat was geen typefout, want ik ben behoorlijk pluviofiel. Dat bestaat dus echt…. en ik reken mij daar zeer zeker toe. Zélfs nu ik dit schrijf, druipend van de regen, omdat ik zojuist over 4 verschillende tuinen (oeps, aangenaam kennis te maken, achterburen) 2 ontsnapte kippen najoeg en daarna in de regen het kippenhok meteen verstevigde met een éxtra laag gaas over een bij nader inzien dus tóch verkeerd ingeschatte kier.

 

Afgelopen weekeinde kwam mijn jongste broer op housewarmingbezoek. Jongste broer (niet kleinste broer…. hij is de langste van ons viertal brussen namelijk) weet heul heul heul veul van bomen. Ik liet hem daarom de lindeboom in de voortuin zien, en terwijl we daar zo naar stonden te kijken viel hem ineens op dat er wat aan de voet van de boom groeit. Great minds think alike, dus we riepen bijna tegelijk uit ‘champignons!’ en al even bijna tegelijk ‘Oh nee, toch niet’ er achteraan.
Als een hobbit schoot mijn humeur de lucht in bij de mogelijkheid eetbare paddestoelen in mijn tuin te vinden, dus ik plukte er eentje en onderwierp die aan een grondig onderzoek. Bijna volledig overtuigd dat dit een eetbare moest zijn gooide ik een stel foto’s op een Facebookgroep voor eetbare-paddestoel-wildplukkers. (Ik voorzie jullie vandaag wel van een aardig aantal ‘huh bestaat dat écht’-momenten, ben ik bang!)

Binnen no time had ik antwoord. Men was het eens: dit moest de voorjaarspronkridder zijn. En die schijnt nog lekker te zijn ook. Wat een bof, zomaar in de eigen voortuin. De regen werd even getrotseerd en de eerste voorjaarspronkridders (oftewel Saint Georges Mushroom) geplukt. Avondetenplannen werden omgegooid: de kaasburgers terug de vrieskou in, de vegetarische gehaktballen eruit. Dat werd dus bal met jus met sjalot en paddestoelen. De eerste hap proefde ik rauw, en dat was al genieten. Bijna was ik terug de tuin in gelopen om er nog meer te plukken, maar de rest was nog heel klein en ik wil er met Pasen ook nog van kunnen genieten. Nog even afblijven en dan zijn ze straks nog een heel stuk groter. Vanavond moesten we dus maar ‘voorproeven’ noemen. Kan ik de rest van de week misschien nog uitkijken naar weidechampignons voor erbij met Pasen, want die beginnen ook de kopjes her en der omhoog te steken.

Het avondeten viel in de smaak. Omdat jongste nog wel eens met een automatische IEUWWWWW kan reageren voor ze iets geproefd heeft, vertelde ik niet dat dit eigen pluk was. Het werd met smaak gegeten. Daarna vertelde ik oudste, die hier het meest voor open staat, dat het van onder de lindeboom vandaan kwam. “Nice!” was haar reactie (hier in huis gebruiken we best wel veel Engels) en we kijken dus nu al uit naar toast-met-gebakken-voorjaarsridders bij de paasbrunch.

 

 

Hoe the Lady of the Lake in mijn keuken kwam.

Ik ben dol op koken. En bakken. Maar vooral koken. Dit weekeinde kwamen er collega’s van eega langs, die na de open dag van hun werk wel een hapje lustten. Natuurlijk is een pan soep en een schaal broodjes best mooi. Of een enorme pan pasta. Niets mis mee. Maar ik hou ervan om dan een beetje uit te pakken, omdat ik koken dus zo leuk vind. Wat ik dan precies ga koken weet ik zelden ver vooruit. Het ontstaat zo’n beetje ter plekke, als ik in de kelder, koelkast en inloop-voorraadkast kijk wat we in huis hebben. Of als ik in de winkel zie wat er in de aanbieding ligt, of met een afprijssticker ligt. (Overigens, fantastische anti-verspillings-actie vind ik dat, dat supermarkten hun artikelen die tegen de datum aan zitten goedkoper aanbieden, zodat ze niet blijven liggen ten faveure van versere, en daardoor weggegooid moeten worden.)
Als ik zie wat er allemaal is, bruist en borrelt het in mijn hoofd en maak ik allerlei combinaties. In gedachten ruik en proef ik al hoe dat ongeveer zal worden. Soms verzin ik rare combinaties, soms grijp ik terug op iets heel vertrouwds, soms sla ik een zijpad in. En langzaam kristalliseert zich dan wel iets uit. Het vertrouwen dat er wel wat boven komt drijven maakt ook dat ik mezelf toesta om lekker te dwalen in de opties. Deze keer dreef er tijdens het winkelen een werelds thema boven, nadat ik twijfelde tussen een Indiase curry of een Noord-afrikaanse tabouleh. Want waarom niet beiden? En als ik die curry dan aanmaak met een Zuid-amerikaanse bonensoort, wie houdt me tegen? Ik werd steeds vrolijker van de opties en pakte mijn telefoon erbij om de ideetjes in te tikken, omdat ik inmiddels al 6 gerechten in mijn hoofd had en zeker wilde weten dat ik geen cruciaal ingrediënt vergat.

De hele zaterdagmorgen besteedde ik aan koken. Enige structuur aanbrengen door eerst gerecht A en dan gerecht B te doen is bij mij meestal een verloren zaak. Trek ik de koelkast open voor iets dat ik voor B nodig heb, zie ik meteen iets voor C staan dat ik vast mee kan snijden. Loop ik naar de kelder om D koud te zetten, zie ik iets staan dat eigenlijk mooi bij E zou passen terwijl ik in de keuken A en C nog half af heb staan. Breng ik wat schillen van B naar de kippen, raap een ei, bedenk dat dat nog bij D erin kan, en draai me in de bijkeuken al weer om met het ei nog in de hand om nog snel wat lente-ui in de tuin erbij te plukken voor de volgende chaotische vlaag van inspiratie. Enzovoorts. Tijdens het koken is de keuken een slagveld, mijn bewegingen komen in de buurt van de meest ingewikkelde tango die je ooit gezien hebt, overal staan halffabrikaten en ingrediënten, soms zijn alle zes mijn pitten van het fornuis tegelijk bezet, ik duld eigenlijk, als ik het eerlijk mag zeggen, he-le-maal nie-mand in mijn buurt (behalve middelste, die mijn kookgenen heeft) en langzaam maar zeker komen uit de diepten van het moeras der opties de gerechten naar boven.
(Rare zijsprong: ineens zie ik mezelf als The Lady of the Lake een gerecht als een soort Excalibur boven mijn hoofd boven het water uit hijsen…. dat brein van mij maakt soms zulke idiote associaties!)

Als het bezoek er is, grill ik alleen nog wat Turks brood, kook een pan gemengde meergranenrijst en bak wat aubergines, de rest is al klaar. Lekker veel tijd om bij de gasten te zijn. Er komen complimenten over het eten tot ik er verlegen van word en bij de voordeur bij vertrek probeer ik nog een van de recepten (spinaziefalaffel met geitenkaas-rozemarijn-saus uit de oven) uit te leggen. Wat echt dán moet, als ik het nog in mijn hoofd heb, want ik gebruik nooit recepten bij het koken. Ja, om als inspiratie vooráf te lezen, maar niet tíjdens het koken. Dus als ik iets geslaagds maak, krijg ik het de volgende keer ook haast nooit meer precies hetzelfde.

Deze hele zondag kook ik niet. Ik ben dol op koken, maar ook op vrije dagen. En met gasten voor de lunch en een van mijn broers voor het avondeten komen de nogal royaal overgeschoten kliekjes mooi van pas. Kan ik nog mooi even een blogje schrijven!