Wat heb jij d’r op?

Wie van mijn generatie herkent deze titel? Trouwe volgers waren wij, eega en ik, zolang Jiskefet uitgezonden werd. We lagen dubbel bij De Dierenwinkel, De Lullo’s, Debiteuren Crediteuren, Oboema en José, Sint Hubertusberg… Eén enkele zin uit zo’n sketch deed het geheel weer voor onze ogen oplichten.
De zin ‘Wat heb jij d’r op?’ daagt daarom nog steeds in mijn hoofd als ik een lunchtrommel zie. Klik maar even als het je niets zegt.

Mijn nieuwe collega’s moeten nog even wennen aan mijn minder alledaagse lunchtrommeltje. Meegenomen van een vakantie in Denemarken, een appelgroene trommel met verschillende vakjes en vakken, die ik altijd allemaal vul. Waarbij ik de inhoud ook nog eens verpak in zelfgemaakte bijenwasdoeken. Ik geef toe, dat is ook wel héél alternatief. De nieuwsgierige vragen zullen de komende tijd nog vaker gesteld worden in Drachten, en dat is prima. Doe ik graag. Voor alle niet-collega’s heb ik donderdagavond maar eens foto’s gemaakt tijdens het bereiden van de lunch voor vrijdag.

In het deksel zitten drie vakjes. In een van die vakken zit een bijbehorend flesje. Zo kan ik mijn eigen lactosevrije lunchdrank meenemen. Ik drink door de dag heen, of dat nou werk, thuis of onderweg is, bijna nooit iets anders dan thee en soms water, bij de lunch wil ik wel eens wat anders.
Voordeel: waar ik melk (toen ik dat nog dronk) niet lekker vond als het opwarmde, is haverdrank of een andere melkvervanger op kamertemperatuur heel goed te drinken.

En dan de noten. Eén vakje zit vol met noten, pitten, zaden en gedroogde vruchtjes. Die eet ik echt niet elke keer leeg. Noten vullen enorm! Dit is meer een vakje waaruit ik heel af en toe tussendoor wat snoep. Eind van de middag, als ik een beetje trek krijg bijvoorbeeld. Of als ik voor lunchtijd al trek heb. Komt niet zo heel vaak voor, omdat ik gewoonlijk langzaam verterende voedingsmiddelen neem bij ontbijt en lunch (met lage glycemische index, voor de échte foodnerds) waardoor ik zelden hongergevoel tussendoor heb, maar het is fijn te weten dat ik altijd een snack achter de hand heb.

In het vakje daarachter had ik trouwens tomaat gedaan. Die zat ook in bijenwasdoek, maar toch, voor de zekerheid wilde ik niet dat die veel vocht op de rest van de lunch ging lekken.

Bijenwasdoek is trouwens echt ideaal! Ze zijn te koop als ‘Bee’s Wrap’ (heel goed, maar behoorlijk aan de prijs) of je maakt ze zelf. Met één middagje werk had ik een bus vol doeken in verschillende maten en die gaan nu al weer maanden mee. Ze zijn antibacterieel dus ik verpak mijn eten er zorgeloos in. De smaken trekken niet in elkaar en het eten droogt niet uit. Over een paar maanden werk ik de doeken gewoon even bij door de weggesleten bijenwas weer aan te vullen. Er staat nog een pot vol was met jojobaolie in de kast, ik kan nog veeeeel meer doeken maken.

Lunch staat klaar om verpakt te worden. Tomaat, wortel, sinaasappel, een roerei met beschuitkruimels erdoor, en brood met kaas en vegaworst.

Vrijdag was een extra verwennerij: ik was woensdag, op mijn vrije dag, in Duitsland geweest. Ik ben dol op dat heerlijke Duitse zuurdesem-roggemix-brood. Normaliter bak ik ons brood zelf maar aan Duits brood kan ik niet makkelijk weerstand bieden. Ik had dus ‘Bauernbrot’ bij me. Om de luxe nog groter te maken had ik het al dubbel belegd, en toen was er ook nog plek over in de trommel om wat blaadjes romana-sla erbij te doen, die ik vrijdag nog knapperig vers tussen de kaas en vegaworst-met-augurk propte.

Alles past er ruim in. Het is dan ook best een grote trommel.
De trommel staat al weer klaar om de volgende morgen mee te nemen.

Het is elke avond voor een werkdag natuurlijk wel even een klein klusje, maar ik zie het niet als verplicht nummer. Ik geniet er juist van. Het is voorpret om in alle rust te bedenken wat ik de dag erna ga lunchen, kook vaak tussendoor ook alvast voor zodat ik de dag erna bij thuiskomst in no time het eten op tafel heb, en de volgende morgen kan ik zonder enige tijdsdruk op mijn gemakje ontbijten, diertjes verzorgen, een thermosbeker thee voor onderweg zetten, en in de auto stappen. En dat half uurtje rijden naar werk is ook al geen straf met een heerlijke verse thee naast me en Radio 4 aan.

Wat zal ik d’r vanavond op doen?

De tuinplannen

Drie-en-een-half keer. Toen ik het narekende werden mijn ogen groot. Ons huidige perceel is drie-en-een-half keer zo groot als ons vorige perceel. Wauw! Het huis ligt ongeveer midden op het kavel, wat ons een royale oprit geeft (stel dat we ze zouden hebben, dan zouden er met gemak 2 auto’s op gepast hebben, nu staat onze geitenwollensok-Prius verdwaasd in haar eentje de ruimte in te kijken), een flinke voortuin, en een ongeveer net zo flinke achtertuin. De tuinen waren keurig bijgehouden toen we erin trokken. Niet veel aan te doen dus. Bovendien zegt men altijd dat je na een verhuizing eigenlijk de tuin een jaar met rust moet laten, om vier seizoenen lang te kijken wat er eigenlijk al in de tuin staat, wat wanneer bloeit, wat waar opkomt, wat in de praktijk de beste zonplekjes in de zomer zijn, waar je uiteindelijk het meeste zit, enzovoorts.

Hier en daar een krokus

Ik ontdek nu bijvoorbeeld blij dat er krokussen in de grasmat (of eerder mosmat) van de achtertuin blijken te groeien, en dat langs de houtwal tussen ons en buren een boel sneeuwklokjes opkomen. Genieten! Zie je wel, er hoeft niet per se meteen wat te gebeuren. Ik probéér dan ook om niet te veel aan de indeling te doen. Maar ik rammel wel aan die begrenzingen. Zo heb ik al heel wat bollen ingegraven. Ik kon het niet laten. Dat levert nog aardige verrassingen op.

Heel wat uit het gras omhoog stekende sprieten verraden een rijke sneeuwklokbloei komende weken.

Op de plek waar ik nu ineens -later dan in de rest van het land- tot mijn vreugde een verrassende hoeveelheid sneeuwklokjes zie opkomen, heb ik bijvoorbeeld net twee weken eerder een heel stel wortelstokken van Lelietjes van Dalen ingegraven. Niet erg. Zit elkaar niet in de weg, bloeit na elkaar, stom toeval en geluk gehad dat ik de goede plek koos. En trouwens, die sneeuwklokjes: hun verspreidingsgebied in de voortuin houdt keurig nét op waar ik de spade in de grond stak om de kerstboom (hij heeft de reis vanuit Wijchen overleefd!) in te graven. Volgens mij heb ik geen enkele sneeuwklok vermoord. Ik denk dat de tuinvoorzienigheid met mij is.

Instant pré-Paas-gevoel

Natuurlijk blijven de keurig in vorm gesnoeide buxushagen, beukenhaag en taxusboompjes staan. De overkappingen, tuindeur, schuur, schuttingen, terrassen, tuinpaden: ik dénk er niet eens aan daaraan te komen. De grote lindeboom in de voortuin (een heel klein stukje van de kroon zie je in de header van dit blog): ze mogen daarvan geen twijgje schaden, ik ben er straalverliefd op. De pruimenboom en perenboom in de achtertuin: idem. Waag het niet die uit de tuin te willen halen. Ook diverse andere uit de kluiten gewassen struiken en boompjes, die in onze oude tuin in hun eentje al een complete border gevuld had, mogen hier blijven staan: een manshoge hortensia, een meer dan manshoge rododendron, een mooie wilg (nu nog uitvinden hoe ik die moet snoeien). Nee, de tuinplannen worden er omheen gevouwen.

De échte winter-is-voorbij-bode

Natuurlijk zijn die plannen er wel. Ondanks het voornemen zo veel mogelijk het eerste jaar af te wachten, zijn er nu eenmaal dingen die wel moeten gebeuren, en dan ook maar meteen. Het kippenhok kon niet wachten. Het eerste stukje border werd weggesnoept en de kippenvolière verrees. Als daar op dat borderplekje ooit nog iets had zullen moeten opkomen: kansloos. Kippen zijn slopers. Ik heb dus geen idee welk moois ik aan onze neus voorbij heb laten gaan, maar wat niet weet, wat niet deert. Bij de aanleg van de nieuwe caviaren pakte ik dat anders aan. Voor mijn caviaopvang gaat een flink stuk van ongeveer 9 vierkante meter tuin ingeruimd worden. Omdat dat een stuk rustiger aan kan, heb ik daar de tijd genomen alle struiken, pollen, heesters en planten die ik kon vinden uit te graven en in een andere border weer te poten. Fingers crossed dat ze het overleven. Komende weken zullen het leren, en als jullie nou allemaal even hard meeduimen komt het vast wel goed 🙂

Om de nieuwe ren superveilig te maken, en te voorkomen dat roofdieren zich er onder het hek door in weten te graven, ga ik een deel bestraten met tegels, maar een ander deel komt op de grasmat. Lijkt me toch heerlijk voor de beestjes, in het gras lopen en tussendoor de sprieten opsnoepen. Enige optie om dat gras te behouden betekent een klus: grasmat afsteken in plaggen, stevig gaas neerleggen, grasmat er weer overheen leggen. Na daar enige weken tegenaan gehikt te hebben (met de smoes dat het weer er nog niet goed genoeg voor was) werd een zonnig maartweekeinde gebruikt om mezelf een schop onder de kont te geven. De klus is geklaard en ik kreeg hulp!

Pico helpt met het uitgraven van de grasmat voor het onderleggen van het gaas.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pico en Bink die samen de wacht houden. Er zou toch eens een roofdier langskomen als je even niet oplet. Kan vrouwtje zich intussen in het zweet spitten.
De tokkies bieden graag hun diensten aan bij het loswoelen van de aarde.

 

 

 

 

 

 

Eigenlijk moet ik nu weer moed verzamelen voor de volgende schop onder mijn kont. Nog meer vierkante meters staren jaloers naar de overkant van de tuin waar de schop er al onder en in ging. (Als je deze zin 2x moet lezen voor hij doordringt: niet erg, ik moest er ook 2x over nadenken.) De andere kant wil er óók een schop in. Het is echt de hoogste tijd om te spitten en de moestuin te starten. Dat ik een kersenboompje een plek in het gazon heb gegeven en een compostvat gestart ben naast de beoogde moesplek wil nog niet zeggen dat ik ‘nu toch echt begonnen ben’.  Nou, komend weekeinde dan maar. Dan krijg ik na een poosje buitenwerk vast ook genoeg voorjaar in de bol om de nieuwe droogmolen te gaan uitzoeken voor het buiten drogen, en er een in de tuin in te graven grondanker bij te zoeken. Weer een klein stukje tuin waar ik toch niet een heel jaar vanaf blijf….. Tuinplannen, hardnekkige oorwurmen.

Cairn-energie

In ons gezin lopen vele viervoeters rond, maar slechts twee ervan lopen los in huis: onze honden Pico en Bink. Pico heet ook echt Pico, Bink heet officieel iets tongbrekends wat je echt niet over straat wil roepen. “Keep Talking Joy of the Moor, kom hier!” Voor je het laatste woord je mond uit hebt is hij al twee straten verder. Bink, dus. Niet dat hij daar wél naar luistert als hij van zins is om twee straten verder de boel te gaan verkennen, maar goed, het bekt wel lekkerder.

Pico kwam als eerste bij ons, al weer bijna 12 jaar geleden. Wij gingen kijken bij de plaatselijke manege waar hij als laatst overgeblevene en kleinste van zijn nest tussen een ander nest met bizar drukke beaglepups gezet was. Als enige pluizebol viel zijn aanwezigheid daartussen behoorlijk op, en onze oudste, toen nét vijf geworden, smolt ter plekke voor dat zwarte neusje in een wit melkmuiltje op een verder zo donker vachtje. Middelste, toen twee-en-een-half, hing kraaiend van plezier uit de buggy en moest tegengehouden worden, aangezien ze op dat moment een gebroken been in het gips had zitten. Anders had ze zich zó met gipsgewicht en al tussen de pupjes geworpen, wat haar tweelingzus dus wel al gedaan had. Ter compensatie kreeg zij de kleine beduusde pluizenpup nog even helemaal voor haar zelf op schoot. Zijn moeder was een Cairnterrier, die op ons verzoek nog even vriendelijk kwispelend mocht komen begroeten, alhoewel ze wel al van de pups gehaald was om wat bij te komen. Vader zou een West Highland White zijn, zo een “Cesar-reclame-hondje”. Die mededeling hebben we toen voor zoete koek geslikt, maar later nog vele malen betwijfeld. De aanbetaling werd gedaan en met moeite wachtten we tot de laatste enting gedaan was en we hem mochten halen. Een enorm sociaal pupje -mede dankzij de vele aanloop bij de manege, denken we- slokte een week later snel de volle aandacht ons gezin op.

Een hond alleen is maar alleen, dus toen anderhalf jaar later aan de horizon verscheen dat de kinderen alle drie overdag naar school zouden gaan en ik weer meer zou gaan werken, moest er maar een tweede bij komen als gezelschap. We lazen ons uitentreuren in, waren nieuwsgierig naar een ‘zuivere’ Cairnterrier, hadden er bewust wat tijd tussen gelaten zodat Pico zijn voor cairns kenmerkende lange pubertijd voorbij zou zijn, en met Pico als castraat leek een teefje erbij de beste kans op een geslaagde koppeling. Ik reed vanuit Wijchen he-le-maal naar Friesland voor de enige Cairnterrier teef pup die op dat moment in bemiddeling was, en viel ter plaatse als een blok voor een reutje. Heb ik weer. Hallo Bink. Volgende maand wordt hij 10, zijn lijf tenminste. Zijn geest is nooit voorbij die puppentijd gekomen, vermoeden wij. Aan Bink hadden wij de handen voller dan we aan vijf Pico’s gehad zouden hebben, maar we hebben ook enorm met en om hem gelachen. Een volkomen ongecompliceerde hond die alles en iedereen in principe leuk vindt. Ook die hele buitenwereld. Die hij nog steeds bij elke gelegenheid door elk klein gaatje wringend zal proberen te gaan begroeten.

Onze honden eten al jaren vers vlees. Al voor het hip werd. Ik heb enkele jaren barf aan ze gegeven. Niet letterlijk vertalen alsjeblieft… barf staat voor ‘bones and raw food’ of ‘biologically appropriate raw food’. Na lang inlezen verving ik de KVV (Kompleet Vers Voer, gemalen vleesvoer) en brokken door barf en stelde zelf hun maaltijden samen volgens verhoudingen die vooraf ingewikkeld lijken maar best meevallen als je ermee begonnen bent. De kleine stuiterballen hier (5,5 en 9,5 kilo) deden het er uitstekend op. Maar het was wel gedoe om aan alle onderdelen te komen, als je zelf iets samenstelt uit botten-met-aanhangend-vlees, spiervlees, organen, groenten, kruiden en eieren, en je wil daarbij genoeg afwisselen…. Drie vriezers. Dat was het resultaat. Twee voor de honden, één voor ons.

De makelaar kwam en zag dat het huis te vol stond om goed te verkopen. Er moest plek gemaakt worden. We lieten de honden de grootste vriezer leeg eten. Reeënribben, koeienharten, kangoeroespiervlees (ja echt, het wordt verkocht), eendagskuikens, lamsnieren, kipkarkassen, hazenkoppen, eendennekken, zalmlijven enzovoorts: het werd allemaal vlotjes weggeknaagd. Ze moesten maar even terug naar het makkelijk verkrijgbare KVV, de rollen met gemalen vlees liggen tegenwoordig in bijna elke dierenwinkel en zijn veel makkelijker in kleinere hoeveelheden bij de dagelijkse boodschappen mee te nemen. Toch handig dat het hip is.

Het huis werd verkocht, nieuw huis werd aangekocht, en de woefies gingen mee. Bink paste zich acuut aan. Totaal niet van slag, ongecompliceerd en alles-is-leuk-typje als hij is vond hij het kennelijk totaal niet raar dat we ineens ergens anders wonen. Pico daarentegen is nu, twee maanden later, nog altijd zijn houvast een beetje kwijt. De arme ziel plakt aan iedereen die hij ziet vast met onzichtbaar plakband (we zijn allemaal al meerdere keren over hem gestruikeld) en wil niet meer alleen zijn. Samen met Bink zijn ziet hij overigens alsnog als alleen zijn: voor hem had dat tweede-hond-idee achteraf gezien niet gehoeven. Jammer voor hem, nu ik ook weer aan het werk ben zal hij toch weer overdag op de bank mogen slapen, zoals hij ook al bij voorkeur doet als ik wél thuis ben.

Intussen heb ik pogingen ondernomen om van KVV weer terug naar échte barf te gaan. Bink vindt alles prima, zoals des Binks is, Pico speelt ineens de oude heer en gaat zitten jammeren als het stuk dat hem voorgeschoteld wordt hem te hard of groot is. Let wel: deze behandeling van zijn vlees valt alleen de minder in de gratie zijnde stukken ten deel. Geef hem een reeënpoot en hij knaagt in no time de complete hoef op. Geef hem een veel kleiner en zachter eendagskuiken en hij gaat er eerst mee zitten mieren voor hij het opeet. Terwijl die in het vorige huis in twee keer knagen op waren. Ik besloot dat het tijd werd om een hele goede kwaliteit barf te zoeken, zodat hij niet te veel bezwaar zou hebben. Zo kwam ik o.a. bij wild uit. Goed leven gehad, geen van antibiotica doordrongen vlees, en ze vonden het altijd al lekker. Ik deed een oproep op Facebook waar hier in Grunn aan wild te komen is, legde uit dat het afval mocht zijn wat men anders weg zou gooien omdat het voor de honden was (een rare oproep ja, van een vegetariër, dat moest ik wel een paar keer uitleggen) en legde dankzij deze oproep vlotjes contact met een wildslager in Groningen. Ik ben inmiddels meerdere keren voorzien van slachtafval wat nog prima bruikbaar is voor de honden. Een groot deel dehydreerde ik waarna ik een tasje vol ervan terugbracht naar de wildslager, voor diens Jack Russel Terriër. Hij ook weer blij.

De oproep zakte op Facebook naar de vergetelheid. Dacht ik.
Twee weken terug belde er een aardige Aduardse mevrouw aan. Of ik diegene was die die oproep had gedaan voor jachtafval. Mijn adres had er niet bij gestaan, maar een dorp is een dorp en natuurlijk wist iedereen in het dorp tóch waar ik woonde, dus ja, ze had het goede huis in één keer te pakken. Wel, als ik nog wilde: haar man had die morgen 10 brandganzen geschoten en als ik wilde mocht ik het afval komen ophalen. Het enige dat ze er zelf af hadden gehaald waren de borstfilets en de dijbeenfilets dus er was heel wat over. Kijk, dát is nou noaberschap (notitie aan mezelf: de Groningse vertaling van deze Achterhoekse term opzoeken).
Een dag later haalde iemand met een puberende Ridgeback teef bij mij de tien karkassen weer op, behalve de magen, levers, harten, looppootjes en nekken, want die zaten bij mij in de voedseldehydrator al luxe hondensnacks te worden, en de koppen, die als maaltijd in de vriezer lagen. Terwijl ik een dag later foto’s ontving van een zielsgelukkige Ridgeback, bracht ik de lege bak waarin de ganzen gezeten hadden terug naar de jager, rol koekjes erin als bedankje (“Maar we willen er niets voor hebben!”) en met een onbetaalbaar gevoel van dankbaarheid.
Maar de grootste dankbaarheid komt van de honden: hoewel Pico nog steeds liever voorgemalen KVV eet, vinden zowel Pico als Bink de snacks van gedehydreerd Gronings wild zo’n beetje het lekkerste dat ze in tijden gegeten hebben. Eat local: ook voor de honden dus 🙂

Creatief met keuken

In onze vorige woning hadden we een vierpits gaskookplaat. Heel normaal. En er was nog een kleine inbouwoven. Toen we ons huidige droomhuis voor het eerst bekeken, zat er een driepits gaskookplaat in. Daar ging ik als kookfreak natuurlijk niet mee akkoord, ondanks de grotere oven. Ik speurde toen al Marktplaats af, vond een zespits binnen redelijke rijafstand, veegde het kwijl van mijn toetsenbord en deed een bod dat geaccepteerd werd.

Het inbouwen van de zespitsplaat gebeurde in de megakrappe tijd tussen overdracht en verhuizing (vanwege Kerstmis die zich daar tussen wrong hadden we welgeteld 2 dagen voor alle klussen) en het stof van het uitslijpen van het natuurstenen aanrecht om de grotere plaat passend te krijgen vinden we nu nog af en toe terug in diverse kieren en hoeken van de keuken. En daarbuiten. Ik had serieus niet in de gaten dat het aanrecht geen hout of kunststof was, tot die zespits kookplaat erin moest. Misschien maar goed ook, want anders had ik het wellicht niet eens aangedurfd die te kopen.

Goed, groter fornuis: check. Grotere oven: check. Magnetron? Ah. Die hadden we ineens niet meer, want die moest achterblijven in het oude huis. Ik duikelde voor een habbekratsje een magnetron op in de buurt. Daar had ik niet veel voor over, omdat we die zelden gebruiken, maar nou ook weer niet zo zelden dat we zonder willen. Bij ophalen bleek tot mijn verbazing dat de habbekrats-magnetron een complete combimagnetron was, met oven en grill ingebouwd. En zo hadden we dus zes pitten, een grote oven, en een kleinere combi-oven. Puur keukengenot. Mijn slowcookers heb ik dan nog niet eens meegerekend.

Ik ben natuurlijk vlotjes aan de slag gegaan met uitvinden hoe dat nou kookt en bakt. Inmiddels heb ik door dat de grote oven een hogere temperatuurinstelling nodig heeft dan de kleine oven, dat een sudderplaatje op een sudderpitje overkill is (ja lach maar, ik had nog nooit een sudderpit) en dat AEG kennelijk een afwijkende ovenvorm heeft waardoor het knap lastig is een specifiek passend extra bakplaat te vinden.  De Action biedt weliswaar een prachtige oplossing met z’n zeer betaalbare uitschuifbare bakplaat, maar zoals elke andere blonde huisvrouw trap ook ik in dé Action-val en kom met zo veel meer naar buiten dan de bedoeling was dat je net zo goed meteen een dure bakplaat had kunnen halen. Hoewel, dan had je die rol met rollen plakband niet gehad. En dat meetlint waarvan je niet wist dat je die miste tot je hem zag. En die servetten met voorjaarsprint, omdat die winterprint die nu in de servettenhouder thuis zit al bijna niet meer kán, die is zóóó januari.

Nu de keuken en ik tot een verstandhouding zijn gekomen, en ik diens eigenaardigheden heb leren kennen, kan ik weer als vanouds bakken en koken. Een hele krat appels wordt verwerkt tot appelmoes (hé, dat gaat lekker op de wokbrander!) en verdwijnt de koele kelder in, er wordt weer jam gemaakt, en een enorme lading voor de cavia’s gedoneerde citroenen (cavia’s eten geen citroenen….) wordt lemon curd, terwijl de overgebleven eiwitten heerlijke merengues worden. We eten weer zelfgebakken brood en koekjes en de ovenschotels komen weer geregeld op tafel.

Nou nog even proberen of ik mijn net aangeschafte tweede slowcooker (kennelijk werkte eentje al verslavend) kan synchroniseren met de eerste, zodat het avondeten tegelijk uit twee sloompies op tafel kan. Moet niet moeilijk zijn.

Ja, hier kan ik wel aan wennen…..

 

 

Merengues in de oven
En…. gelukt.
Een hele krat citroenen. De hele wijde omtrek genoot mee en haalde na een oproep op Facebook bakjes vol bij me op.
Variatiebak.
Ja, ik had al eerder Appelmoes Kruidig gemaakt, vandaar.
De appelmoes maken lukte opvallend goed op de wokbrander. De cavia’s en kippen waren me later bijzonder dankbaar voor de appelschillen.
Geslaagde koekjes!
Eigenlijk veel te weinig gemaakt, zulke lekkere koekjes….
Blik van bovenaf naar beneden, een klein stukje kelder is zichtbaar. De rekken die je hier tegen de wand ziet, beslaan maar liefst 3 van de 4 wanden.

 

Een compost-post!

Ik woon in een milieu-minded gemeente nu. Rondom de verhuizing werd me duidelijk dat we wat extra afvalbakjes nodig zouden gaan hebben, omdat er zo veel apart ingezameld wordt. Gelukkig hebben we hier meer ruimte in huis! In Wijchen hadden we in de keuken bakken voor bio-afval, restafval, glas (twee vakken: met en zonder statiegeld), papier, en plastic-plus-drankkartons-plus-blikjes. Toch al vijf dus. Waarvan het glas dan wel zelf weggebracht moest worden, de rest werd aan huis ingezameld.
Hier in Aduard, gemeente Zuidhorn, hebben we dat ook, maar gaan blikjes en metaal ook nog apart (dat is zes, hoewel piepschuim hier juist weer wél bij het plastic mag), gaan schillen van groente en fruit apart van de rest van het bio-afval (dat is zeven, de bak nostalgie, want hoewel het per vrachtwagen gaat zie ik in gedachten toch plaatjes voor ogen van de schillenboer met paard en wagen), wordt ook textiel apart ingezameld en aan huis opgehaald (dat is acht) en kleine elektrische apparatuur eveneens (dat is negen). Ook hoeven we klein chemisch afval hier niet naar de gemeente te brengen, maar wordt dat óók aan huis opgehaald (dat is tien).
En, oh luxe, in plaats van 1x per maand papier en 1x per twee weken plastic-plus, kan dat hier elke week aan de weg gezet worden. Hoewel, luxe, gezien de hoeveelheid apart ingezamelde items is het eigenlijk wel heel erg fijn dat we dat niet tot grote hoeveelheden hoeven laten op te lopen. Eén doos papier per week vullen en aan de weg zetten is goed te doen, vergeleken met vier à vijf dozen opstapelen in een steeds krapper kontkeerbare keuken, zoals in Wijchen.

De milieubewustheid is ook zichtbaar in het compostbeleid. Iedere inwoner van de gemeente mag met een mooie korting via de website van de gemeente een regenton en een compostvat bestellen. Enthousiast bestel ik met mijn DigiD een compostvat, dat ik enige tijd later met een printje van de bevestigingsmail kan ophalen. Dat printen is minder papierbewust, maar goed, ze recyclen dat printje bij het oud papier, dat dan weer wel. En terwijl ik dit opschrijf hoor ik Hans Teeuwen “Dat dan weer wel” zingen, met dank aan broer Garmt die dit liedje in zijn laatste blogpost verwerkte waarna het al dagen in mijn hoofd is blijven hangen. Bloggen zit kennelijk in de familie. Hoewel ik erg achterloop op hem, hij blogt al ruim drie jaar en het eerste deel van zijn blog is ook al omgewerkt tot boek. Klikken en kopen mensen, de opbrengst is voor zijn dochtertje, mijn lieve nichtje Zoë voor wie ik geen zwak plekje maar een compleet zwak hart heb. Tot zover dit kleine maar belangrijke zijstraatje.

Het compostvat op zijn dit-zou-een-handige-plek-moeten-zijn-plek.

Goed, compostvat gehaald (verrassend groot), onderdelen in de tuin gelegd en regenbui binnen afgewacht. Vanmorgen was het droog en had ik tijd dus besloot ik me eens te gaan inlezen. Ik heb al wel eerder een composthoop gehad, maar dat was in een moestuin en een hoop werkt wat anders dan een vat. Ik heb ook al eerder een compostvat gehad, maar daar zat al compost in toen ik hem overnam en die balans was dus gewoon al goed. Ik heb nog nooit een compostvat zelf opgestart. Ik open de eerste website, lees hem, ga het compostvat buiten in elkaar zetten, en kom weer terug binnen als het begint te druppen. Verder lezen. Verdorie, de tweede website zegt nét wat anders. Ik ga terug naar buiten (het drupt niet meer), haal het vat weer uit elkaar, haal de houten balkjes die ik eronder gelegd had voor de ontluchting weer weg, pak stenen en zet het vat opnieuw op elkaar met stenen onder de rand. Mooi. Verder inlezen. Terug naar buiten. Bodem vullen tot 10 cm. Het drupt weer. Terug naar binnen, verder inlezen. Terug naar buiten, bodem verder vullen want een ander zegt dat het beslist meer moet zijn. Terug naar binnen. Verder lezen.

Ik kom tot een conclusie: aan dat inlezen heb je niet zo veel. Toegegeven, over een aantal dingen zijn ze het best eens:
1. Kies met zorg een handige plek want eenmaal in gebruik verplaats je hem niet meer
2. Zorg voor een plek met onverharde grond
3. Egaliseer de grond en zet het geheel op een verhoging
4. Zorg voor een goede start, de bodem vul je anders dan de rest van het vat
5. Vul op de onderste laag aan met composteerbare spullen

Maar waarover ze het niet eens zijn…. is over zo’n beetje elk onderdeel. Bijvoorbeeld:
1. Die handige plek moet volgens de een beslist wel maar alleen ochtendzon vangen, volgens de ander juist de hele dag, volgens nummer drie moet het zo’n beetje naast je keukendeur zodat je er wel makkelijk even spul op gooit, ook bij slecht weer, en nummer vier zegt dat je het vooral niet naast je keukendeur moet doen omdat je dan de geur ook in je keuken hebt.
2. Hoewel ik die onverharde grond overal zie staan, zie ik een boel foto’s van compostvaten die op een klinkerpaadje of terras gezet zijn. Hm.
3. Tegenspraak: de een zegt dat een pallet ideaal is, de volgende zegt beslist tegels. Weer een ander vindt dat tegels onvoldoende luchten en zweert bij een rand klinkers. Ook zijn er tegenstrijdige berichten of je het midden juist moet stutten of juist vrij moet laten luchten. Het duizelt mij nu.
4. Takjes op de bodem, zorgt dat er lucht bij kan. Nee, beslist geen takjes. Dat verteert niet goed. (Waarom een compleet pallet eronder dan ook niet mag omdat dat wel verteert is mij een raadsel.) Afgevallen blad onderop houdt het luchtig en composteert snel. Goede keuze om royaal bij de start te gebruiken. Afgevallen blad moet je niet te veel gebruiken! Gebruik bij de bodem vooral schóón stro. Gebruik bij de bodem liever gebruikt en met wat plantenetersmest voorzien stro dan schoon stro. Composthulp en compoststarter is weggegooid geld, dat doet niets. Oh by the way, doe er wel een goede compoststarter in. Ik kijk nu vertwijfeld naar de zak van goede micro-organismen voorziene compost die ik van de gemeente kreeg als starter en strooi hem er toch maar bij. Doe er wormen bij. Wormen doe je in een wormenbak, niet in een compostvat. (Volgt u het nog?)
5. Vul pas aan met composteerbaar afval als de bodem begonnen is met ‘werken’! Nee, vul meteen aan tot zeker een kwart vol, anders werkt het niet. Zorg dat de bodemlaag 5 centimeter is voor je verder aanvult. Zorg dat de bodemlaag 10 centimeter is voor je verder aanvult. Doe er geen citrusvruchten bij, citrusschil kan trouwens best. Dierlijk materiaal kan niet hoor, gekookte etensresten ook niet. Een beetje afval van het avondeten kan heus wel. (Gelukkig geen discussie hier: de kippen zouden het me niet vergeven als ik die lekkere etensresten voortaan op de compost zou gooien in plaats van hen te geven.) Mest van kippen en planteneters is prima voor het compostvat. Gooi het maar erin. Mest van kippen en planteneters kan niet zomaar in het compostvat, dat moet eerst voorverteren.  As is trouwens erg goed voor het compostvat. Maar doe er geen as op.

Weet je wat: ik ga gewoon ermee aan de slag. Trial and error. Zo bizar onervaren met composteren ben ik nou ook weer niet, en als al die tegenspraak me één ding leert is het wel dat er kennelijk heel wat wegen naar Rome leiden. Deze zomer heb ik mijn eigen ‘zwarte goud’, let maar op!

De grond van dit stuk tuin wordt moestuin, en ligt al grotendeels schoon te wachten. Het compostvat aan de rand, met daarnaast een stammetje waar ik hoop mycelium van oesterzwam of shii-take of een andere paddenstoel in te kunnen enten.

Kop d’r veur

De eerste keer dat ik de uitdrukking ‘Kop d’r veur’ hoorde, was niet uit Groningse mond. J, een toenmalig bevriend caviafokker uit Kollum (Friesland dus) maakte mij hier het eerst bekend mee. Ik dacht toen nog dat J alleen maar ‘doorgaan’ bedoelde, maar langzaam maar zeker kreeg ik door dat deze Noord Nederlandse uitdrukking nog wel wat nuances meer heeft. Volhouden. Moed houden. Standvastig blijven. Veel sterkte. Geef nooit op.
Mooi hè, hoe je precies snapt wat er bedoeld wordt, en toch net niet een 100% dekkende ABN-vertaling kan vinden. Ik vind het een krachtige uitdrukking en nadat ik hem van J geleerd had, gebruikte ik hem af en toe. Waarna ik hem meestal moest uitleggen.

Those days are over! In Groningen snapt iedereen wat kop d’r veur betekent, en is de kans eerder aanwezig dat juist ikzelf nog niet alle nuances ervan snap, in plaats van de toehoorder.

Ter demonstratie. De verhuizing loopt op zijn einde, nog maar enkele dozen te gaan, nog maar één verlengsnoer te leggen en enkele lampen en plankjes op te hangen. We gaan lekker. Ik ben zélfs al een dag bezig geweest met het werken in de tuin aan een nieuwe caviaren: planten uitgraven, elders opnieuw ingraven, grond egaliseren, eerste verblijf plaatsen, planten met hekwerk omgeven tegen caviaknaaggraag. Hét excuus om dit in het voorjaar geplande werkje vooruit te halen is de grotere kans op adaptatie van nieuwe grond rond de worteltjes door in de winter herplaatste planten en heesters. Juist in het voorjaar, als de sappen als plantenbloed door de wortels stromen, raken plantjes danig in de war van een plotseling en bruut ontwortelen. Nu kon ik het als het ware in hun winterslaapje doen, in de hoop dat ze bij het wakker worden amper doorhebben dat de buren links en rechts er toch volslagen anders uit zien.
Waarom ik daar niet stopte maar doorging met egaliseren, verblijf plaatsen en hekwerk aanleggen? Dat is iets waar ik erfelijk last van heb. Mijn vader heeft het ook. Eenmaal bezig met een klus, MOET het af. Onrust giert door de aderen, ook al omdat er deep down de angst achter zit ‘maar als ik nu stop, zal ik dan wel weer beginnen en het helemaal afmaken, of ga ik er dan teveel tegenop zien?’ waardoor het koppig doordenderen om de hoek loert. Kop d’r veur, doorgaan.

Een ander tuinklusje dat ik met betere redenen niet te lang wil laten wachten is het ingraven van de fietsenklemmen. Drie loodzware betonblokken met een fietsenstandaard erin gegoten zijn meegekomen vanuit het Wijchense. Om te voorkomen dat de fietsen door de hele tuin neergezet worden, en om te voorkomen dat ze bij een Gronings briesje door de hele tuin rondgeblazen worden, wil ik die klemmen zo snel mogelijk ingraven zodat ze bruikbaar worden. Om allerlei logistieke redenen die op het moment dat ik ze bedacht ongelooflijk logisch waren, gaan die klemmen ingegraven worden onder een afdakje aan de rand van de tuin.
Vol goede moed pak ik de spade, steek hem in de grond en haal ongeveer 1 eierdopje grond los. Oei. Die grond zit hier goed hard aangestampt. Ik zet de spade nog even weg en ga een tuinschepje en krabbertje halen. Even de grond loswoelen. Dat gaat met wisselend succes. Hele stukken grond zijn los te krabben. Als ik ongeveer 15 cm diep kom, stuit ik wel op keiharde stenen en bouwpuin, maar het is los te krijgen. Ik stuit echter ook op boomwortels. Koppiger dan bouwpuin. Maar koppig kan ik ook zijn, dus ga ik die wortels gewoon te lijf. Rondom los werken, met zaag en hamer en afsteekmes en spade tekeer gaan. De dunne trek ik makkelijk los, de dikkere worden gezaagd. Ik wou dat ik een beitel of bijl had, maar ik wil NU dit klusje afmaken dus ik ga nu niet stoppen om er een te gaan kopen of lenen. Er hoeft maar een gat van 30 bij 30 voor een betonblok en die hoeft maar 20 diep. Moet kunnen toch? Ik ben intussen wel zo murw geslagen door de tegenvallende hoeveelheid boomwortels dat ik al zo ver ben dat ik blij met één bruikbare fietsenklem zal zijn, die andere twee moet ik dan nog maar eens over nadenken.

De dikste boomwortel ligt nu bijna helemaal vrij gemaakt in beeld, diagonaal door het gat waarin de fietsenklem moet gaan komen. Het begint donker te worden (ben ik al zo lang bezig?) en één kant is al doorgezaagd. De andere kant is nog een wirwar van door elkaar kronkelende vertakkingen en vraagt nog wat werk. Ik zaag één vertakking door en wrik. Er zit duidelijk meer beweging in. Ik zaag nog een vertakking door en wrik. Is dat nou nog meer beweging of verbeeld ik me dat? Ik raak helemaal in standje verbeten. Los zal hij komen. Kop d’r veur. Ik buig me diep over de stronk en wrik nog eens terwijl ik in het halfdonker de stronk inspecteer op de mate van speling.

KLONK.

Heel even sta ik stomverbaasd stil. Wat was dat? Er ligt ineens iets op me. Ik pak het metalen tuinhek op dat zojuist bovenop me is gevallen, strek mijn pijnlijke rug om het hek te bekijken en te bedenken hoe ik in godsnaam heb kunnen missen dat dat hek los stond en niet vast aan de muur. Nou ja, ergens ook wel logisch dat je er niet van uit gaat dat een hek los staat, maar het hele bestaan van dit hekje was nog maar net via de uiterste vage grenzen van mijn ooghoek tot de randen van mijn bewustzijn doorgedrongen. Dit is wel een héle plotselinge bewustwording.

Corpus Delictum

Terwijl ik zo verbaasd sta te zijn, voel ik voorzichtig met mijn hand op mijn hoofd waar het hekje terecht is gekomen. Verdorie, bloed. Dat dacht ik al. Een hoofdwond bloedt al snel dus het verbaast me niet. Ik zet het hekje weg en bedenk me of ik in de buurt iets heb om er tegenaan te duwen, want met modder op mijn handen moet ik dat vooral niet met de blote hand doen. Het straaltje bloed dat ik intussen uit mijn haar via mijn oren naar mijn wang voel lopen geeft aan dat het enige haast heeft. Ik zit nog te miepen ook dat ik geen bloed op het nieuwe kleed in de bijkeuken wil, dus terwijl ik met mijn mouw de straaltjes van mijn wang veeg grijp ik zo snel mogelijk een handdoek uit de bijkeuken en druk het nog behoorlijk nieuwe stuk textiel stevig tegen de wond, terwijl ik met de andere hand met een loshangend stuk handdoek mijn wang en oor weer schoon poets. Om en om, één voor één, krijg ik ook mijn handen gewassen en zelfs de jas uit.

Ja hoor, zal je net zien: het is 5 voor 5 en om precies 5 sluit de huisarts. Snel zoek ik het nummer op van de nieuwe huisarts (note aan mezelf: nieuwe huisarts programmeren op de plek waar de huisarts uit Wijchen nog in de telefoon staat) en bel de praktijk. Antwoordapparaat. Met vakantie deze week. Of ik even de vervanger in Niekerk wil bellen, 2 dorpen verder. Om 1 over 5 heb ik na 2x antwoordapparaat bellen het nummer genoteerd en bel snel de huisarts in Niekerk. Ze nemen nog op! Zowel huisartsassistente als ik twijfelen. Meteen ingrijpen of afwachten? Is het nodig of niet? Omdat ik zelf in de zorg werk begrijp ik prima wat ze doormaken: het plichtsbesef roept ‘blijven en patiënt zien’ en ze proberen me ook écht niet af te houden, maar dan zit er ergens een gezin te wachten op mama of een partner te wachten op echtgenote en het eten wordt koud. Ik geef aan dat ik een uurtje ga wachten of het vanzelf stopt met bloeden en dat ze maar lekker naar huis moeten gaan.

De telefoon is nog niet opgehangen of ik word ineens heel duizelig en misselijk. Niet goed. Eega is heel zorgzaam en neemt het koken over en de kinderen komen af en toe om de hoek kijken als ik op de bank lig met een handdoek tegen mijn hoofd aan. Eega probeert me nog naar de dokter te praten, maar nee, eerst even rusten en eten en kijken of het erger of minder wordt. Ik val zelfs even in slaap. Bij het wakker worden (met een bord eten voor mijn neus!) ben ik niet meer misselijk en minder duizelig, maar de wond bloedt nog steeds, 2 uur na mijn poging tuinhek-koppen tot sport te verheffen. Toch maar even de huisartsenpost bellen. Ik mag meteen komen. Bij vertrek maak ik nog op een bizarre manier kennis met een buurmeisje, die een hier geleverd pakketje komt ophalen en mij met een bebloede handdoek tegen het hoofd ziet staan.

De zorg gaat voorspoedig. Ik hoef amper te wachten, krijg een hechting en een tetanusprik, een waarschuwing om het rustig aan te doen tot over een weekje de hechting eruit mag, een tweede waarschuwing dat ik aan de bel moet trekken als ik weer misselijk of duizelig word, en een laatste waarschuwing dat de hoofdpijn vermoedelijk de dag erna nog wel wat erger zal zijn en dat dat erbij hoort. Ik haal daarom op de terugweg alvast met tempo slak-met-reuma de boodschappen nu ik me nog enigszins redelijk voel, zodat ik voorlopig niet de deur uit hoef. (Wat een ontdekking! In Zuidhorn, 1 dorp verder, is de AH elke dag tot 22u open!)

Drie dagen later: dezelfde redder die het kippenhok voor elkaar kreeg, ergo mijn vader, staat op de stoep met werkbroek, superscherpe spade, pikhouweel en bijl. Hij doorstaat dezelfde fases als ik: eraan beginnen, twijfel (is dit wel een handige plek?), besluiten toch door te gaan, en zodanig verbeten raken dat het MOET slagen. Twee uur later zit er niet eens één fietsenklem in, maar zelfs twéé. Hij had goed de kop d’r veur zeg. Hij snapt dat. Ik moet daarentegen nog even leren dat “kop d’r veur” nooit, maar dan ook helemaal nooit, letterlijk genomen dient te worden als het metalen tuinhekjes betreft.

De Tokkies

Met argusogen houden we de ontwikkelingen rondom de vogelgriep in de gaten. Mogen de kippen mee naar Aduard of komt er een vervoersverbod? Het leed voor met name jongste is niet te overzien als de kipjes niet mee mogen, maar ja, tegelijk is het leed van geruimde kipjes of zieke kipjes ook groot. De grenzen van de besmette gebieden trekken langzaam op en volgens de planning van nu halen we onze kipjes op over ruim 2 weken, als we ons huis in Wijchen definitief met een handtekening overdragen op de kopers.

~Interim~
Huh? Over 2 weken? Ja. Deze blogpost stond al even achter de schermen, want stel je voor dat ik de kipjes tegen alle regels in stiekem vervoerd zou hebben tegen een vervoersverbod in, weggesneakt in de kofferbak en in het donker de tuin in gesmokkeld in Aduard, dan had ik deze hele blogpost moeten weggooien in de doofpot. Gelukkig kon het -met omweg- legaal dus kan ik dit rustig publiceren nu.
~Einde interim~

Afgelopen jaren hebben we steeds wel 2 of meer tokkies in de tuin gehad. Meestal 4 of 5, maximaal 7 gehad, maar dat was toch wat veel. Als u, beste lezer, nu een idyllisch beeld voor ogen hebt van gemütlich binnensmonds kakelende scharrelkipjes die op een kluitje lief de gestrooide broodkruimels oppikken: ja, dat klopt. En weet u wat ook klopt? Opgegeten moestuinoogst. Geruïneerde borders. Bij thuiskomst een chagrijnige kip vinden, klem hangend in het net dat je over je geruïneerde borders hebt gespannen om de rest van je siergroen en nutgroen te redden. Tweemaal daags kippenpoep opvegen om nog in je tuin te kunnen lopen. Kippen die broeds worden en daar niet vanaf te krijgen zijn en ‘iets’ moeten uitbroeden, omdat ze zich letterlijk dood kunnen broeden, dus daar schuif je dan tóch maar weer die bevruchte eieren of kuikens onder. De wet van Murphy bepaalt dan dat van die kuikens in ons geval minimaal 80% haan blijkt te zijn, ik zweer het, Murphy heeft een hekel aan kippen. Af en toe kan je zo’n haan op een prima scharrelplek kwijt, maar mijn ouders hebben het restant ook al in hun vriezer gehad. Zij eten namelijk nog wel vlees.
Een van de beste beslissingen in onze tijd als kippeneigenaars was dan ook een beetje geld te steken in een goede volière en het kippengebroed voortaan niet meer de vrije poot te geven in onze tuin. Een deel van de bestrating werd gelicht, Wijchense klei uitgegraven en zakken vol zand gestort, de volière werd tegen de schuurmuur gezet waarin ik vakkundig een flink gat mepte, de binnenkant werd met volièrepanelen afgezet tot schuilhok, en we hadden tevreden kipjes en tevreden eigenaars.

Van deze verzameling plankjes en een zakje schroeven…..

De volière gaat mee, de schuur uiteraard niet. Eega, die de kipjes ook heel gezellig vind, kocht opgetogen een nieuw schuilhok voor de nacht dat ik zowaar binnen het uur in elkaar gezet kreeg. Een blik op het binnenwerk (mét zitstokken!) leerde mij dat hier met gemak 4 kippen in kunnen. Grote kippen. Misschien wel vijf, maar vier is mooi zat. De kleine kippen hebben we afgezworen. Hoe gezellig ook, het kleine grut zou bij ons doodgaan van de honger. Wij hebben namelijk een speciale anti-muizen-voersilo. Een silo met een plankje ervoor dat als een rode loper ligt te lonken.

… naar dit mooie hok binnen een uur!

Als een kippendame op het plankje stapt, opent er een klepje van de silo en kan mevrouw rustig alle graantjes en legkorrels oppikken die ze blieft. Of eigenlijk alleen legkorrels, want toen we er granen door mengden (vinden ze lekkerder) gooiden ze alle legkorrels naar buiten om de lekkere graantjes als krenten uit de pap te pikken. Zodra het tokkie er weer af stapt, sluit de klep zich hermetisch anti-muis en anti-mus. Clou van dit verhaal is dat het klepje naar het voer zich alleen opent bij genoeg gewicht op de trede en dat is de reden dat we alleen nog grotere kippen hebben. De aanschaf van deze silo heeft zich in rap tempo terug verdiend, want je wil niet weten hoeveel voer we ineens besparen nu we niet langer de plaatselijke voedselbank voor alle muizenfamilies in de wijde omtrek blijken te zijn. Hoewel, enige vorm van recycling kwam daar ook wel bij, eerlijk is eerlijk. Onze kippen openden namelijk geregeld de jacht op voorbij komende muizen en er zijn er toch wel een aantal in de kippenmagen beland.

Tegenwoordig staan hun legkorrels dus in de silo, en krijgen ze een los handje gemengd graan in de ochtend in hun volière om het buitenscharrelen in te luiden. Terwijl de tokkies naar buiten lopen om hun graantjes op te eisen, kan ik de eieren rapen. Kneuterigheid tot en met, natuurlijk, om met je eigen soms nog warme eitjes naar binnen te lopen, maar het geluksgevoel is groot. Ik probeer om door het jaar heen geen eieren meer te kopen, maar in de winter leggen ze beduidend minder dus dan lukt het niet altijd.

Okay, dit blog is in delen geschreven, zoals gezegd. Sprongetje. Over anderhalve week moeten de kippen vervoerd worden en Friesland en Overijssel hebben nu ook vogelgriep, vooralsnog op veilige afstand van Aduard maar wel al dichterbij kruipend. De kippen logeren momenteel bij vriendin C in Wijchen, zodat ik de verblijven vast kan afbreken en de tuin een soort-van-fatsoenlijk kan achterlaten voor de nieuwe bewoners. Stel je voor dat de kippen bij C niet weg mogen…

Vervoersverbod voor kippen nu vlakbij Wijchen

En weer een sprongetje. Het is Eerste Kerstdag als ik dit schrijf. Jolly merry blissful enzovoorts! De vogelgriep breidt zich uit en zit nu ook in Boven-Leeuwen. Daarmee is er een vervoersverbod-straal ingesteld die deels over Wijchens gebied gaat. Fingers crossed. Zoals het er nu uit ziet, mogen onze drie kippen over 5 dagen wel uit Wijchen vertrekken, zolang we niet over de A50 vertrekken maar via de A73 wegrijden. De details waarmee je rekening moet houden wanneer je een beetje net braaf volgzaam burger wil zijn…. (By the way, ik ben eigenlijk helemaal geen net braaf volgzaam typetje, maar als de kipjes risico lopen ben ik ineens opvallend dociel.)

Volgens C hebben wij geen drie kippen, maar twee kippen en een adelaar. Nikki, de Nera Brown Leghybride, bleek de boel namelijk nogal te terroriseren, meteen nadat ze daar na haar eerste nacht haar oogjes opende, kopje uit de veren trok en van de zitstok sprong. Nikki voldoet nu dus aan een extreme ophokplicht, en wisselde bij C van plek met een konijn. Polle, onze dubbelgezoomde Barnevelder oma-kip begon op haar oude dag zowaar mee te doen met Nikki -very much unlike her- en moest ook op haar plek gezet worden. Dan hebben we ook nog Aithusa, de Bielefelder (zo genaamd door onze Fantasy-minnende dochters die de serie Merlin gekeken hadden, klik maar eens). Aithusa, vernoemd naar een draak, was juist als enige de schattigheid zelve en maakte geen enkel probleem bij het socializen met de kipjes van C. Binnenkort gaan we dit sociaal experiment herhalen. Er komt namelijk een vierde kip bij in Huize Sanders. Expres uitgesteld tot ná de verhuizing. We hopen dat het vervoersverbod de Noordshow niet in de weg zit: een enorme tentoonstelling vol kippen, watervogels, kwartels, konijnen en cavia’s. Met een beetje geluk gaat dat ook voor alle vogels door en kunnen we aan het eind van de kerstvakantie al een kip gaan uitzoeken daar. De keuze is reuze. Of heeft er iemand in de buurt van Aduard toevallig nog een kip over?

Ah neeeeeeee!!!!! Midden in de drukte (we schrijven 28 december) ontdekken we dat de verhuizers, een uurtje nadat we getekend hebben voor akkoord en vertrokken zijn, vergeten zijn de volière van de kippen opnieuw op te zetten. De panelen staan los in de tuin. Mijn ouders zijn er net om de kinderen en honden te komen brengen. Mijn humeur is al niet al te best, want we zijn al een andere crisis aan het bezweren (we hebben eindeloos geschoven met bedden, bedbodems en matrassen afgelopen weken, en komen er dus serieus om half 5 ’s avonds achter dat dat fout gegaan is en dat oudste een nieuw bed en bedbodem maar geen matras heeft). Ik stap met mijn vader en oudste in de auto en ventileer eens flink hoe ik baal. Mijn vader laat me even uitrazen, reageert niet, en zegt als ik stil val alleen maar: “Ik ben morgenochtend ook nog beschikbaar.” Mijn redder!

Op 29 december besteden we een volle halve dag aan het in elkaar zetten van de volière. Hij staat nu heel mooi, maar ik bespaar jullie de bouwomschrijving. Laten we het erop houden dat het met keurig schroeven en waterpas zetten begon, en na een aantal uur eindigde met tie-wraps, wat overigens nog beter werkt dan schroeven. Dat hadden we meteen moeten doen.

Het is 30 december. Met een fikse pennenstreek van eega en mijzelf zijn we niet langer bezitters van 2 huizen tegelijk. De buitencavia’s en kippen worden opgehaald bij C en ondergaan de route gelaten. Het is gelukkig mogelijk om, met een beetje omrijden, de vervoersverbodgebieden te vermijden, dus de Tokkies mogen thuis komen! Na een paar uur komen ze volslagen gedesoriënteerd aan in Aduard, waar hun nieuwe volière en nachthok klaar staat. In het donker hijs ik ze uit hun vervoersdoos en zet ze op stok in hun splinternieuwe schuilhok, die inmiddels vakkundig verbonden is met de volière. In het donker hebben kippen geen enkele neiging tot bewegen dus Aithusa en Polle kruipen netjes op stok. Nikki, onze alpha-dame, pikt acuut het lekkere nestvak van het schuilhok in.

             

Benieuwd hoe ze morgen zullen opstaan. Dat zal wel even wennen zijn.

31 december: feest. Zo veel te ontdekken. Zo veel grond om om te krabben op zoek naar insecten en wormen. Zo veel anders dan de gewoontediertjes kennen: het is een dagtaak.

  

 

 

 

 

Kwart voor 2017 kijk ik nog even onder de klep om te ontdekken dat de dames gezusterlijk tegen elkaar aan gekropen zijn in het legnest en zich afvragen waar ik me druk om maak, aangezien zij zich nergens druk om maken. Een béétje Tokkie kan wel tegen wat vuurwerk.

1 januari: “Hé lekker, resterende oliebol!”

Knagend geweten

Ik ben een enorme kerstfan. Ik had het al eerder gezegd, ik neem de most wonderful time of the year zeer serieus. Gisteren waren we met 15 man-en-vrouw-van-het-Kerstforum sterk in Eurofleur Leusden om de kerstshow te bezoeken en verdwenen er alwéér kerstitems in mijn winkelmandje, ook al had ik uiteraard niets nodig. Hoewel, niet nodig: we hadden ook echt nog geen adventskalender op de WC. En als enorme theeleut kon het natuurlijk ook niet langer zo zijn dat ik niet eens mijn eigen Tea For One set met kerstmotief had, dus ah joh: die scharen we nu onder de basic needs voor een theeminnende Christmaholic.

Het vervelende is wel, dat de kerstperiode me een vaag knagend geweten geeft. Ik neem thee drinken net zo serieus als kerst vieren, dus dat ik enkele zeer bijzondere kerstsmaken laat overvliegen uit de USA dit jaar en dat ik een thee-adventskalender uit de UK bestelde vorig jaar is voor mij hartstikke logisch. En ik geniet er ook enorm van. Zeker van die melanges die hier niet te krijgen zijn en zinnenprikkelende namen dragen zoals “Sleigh Ride”, “Gingerbread Man”, “Irish Holiday”, “Plum Pudding”, “Frozen Winter Berries”, “Spicy Pumpkin” of “Downton Abbey Legacy”. Maar ergens, heel vaag achterin mijn hoofd, voel ik mijn ecologische voetafdruk een klein beetje meer de grond in drukken dat ik voor zo iets vervoer per vliegtuig gebruik. Geweten gaat er nog eens goed bovenop zitten.

Mijn kerstdorp! Wat een genot! Kerst is eigenlijk niet compleet zonder dat ik een flink kerstdorp opgebouwd heb. Meestal begin ik tweede week november al, en ben ik toch wel een week lang heel wat vrije uurtjes aan het bouwen. Dozen verspreid over de woonkamer, stellages van karton, steen en hout die steeds meer gaan lijken op een berg, bedrading die goed verstopt wordt, mos en takjes drogend op de verwarming, lijm aan mijn vingers en rode wangen. Net na het opzetten is het nog ‘algemeen winterdorp’, verklaar ik aan diegenen die narrig kijken vanwege de vroege datum. Half november komt Sinterklaas met zijn paard en Pieten (donkerbruine….) aan in mijn dorpje. En op 6 december verlaat hij het dorp, komt Santa aan en gaat het sneeuwen. Ongeacht hoe het er buiten uit ziet, in mijn dorpje sneeuwt het. Alle verlengkabels en stekkerdozen zijn ingenieus verstopt aan de achterkant en onderkant van het dorp en doorgestekkerd naar één hoofdschakelaar. Als ik thuis kom gaat de hoofdschakelaar meteen aan, vaak met de jas nog aan is dat het eerste waar ik heen loop, en dan komt het hele dorpje tot leven. Jaaaahaaaa….. ik wéét dat ik heel wat lichtjes ‘onnodig’ aanzet, Geweten. Hou je mond. Dit jaar bouw ik geen dorpje vanwege de verhuizing, nou goed?

Evenzo met de lichtjes in de bomen. Ik geniet er enorm van als de donkere dagen opgefleurd worden met lichtjes buiten, heel veel lichtjes, die bij voorkeur zo vroeg mogelijk aan gaan en zo lang mogelijk blijven hangen. Ik veer op als ik in november (of soms al eerder!!!) de eerste lichtjes ’s avonds aan zie. Heerlijk! De Donkere Dagen komen eraan! Hoe donkerder het is, hoe mooier de lichtjes overkomen!
Maar ook hier zit er vaag in mijn hoofd dat dit dus wél lichtvervuiling is. Het lukt me steeds slechter dit gevoel volkomen te negeren. Natuurlijk sus ik mezelf. Mijn ecologische voetafdruk is al maar ongeveer een derde tot de helft van de gemiddelde Nederlander. Ik doe al mijn best om deze nog verder te verkleinen. Maar dan nog, als iedereen zo zou leven als ik, zouden we nog ongeveer 2 aardbollen nodig hebben om hierin te voorzien. Kan je nagaan hoe zwaar de gemiddelde Nederlander leunt op onze natuurlijke bronnen, en dat is dan weer niets vergeleken met de gemiddelde Amerikaan of Chinees, die samen om de twijfelachtige eerste plek vechten wie het meest vervuilend bezig is. Ik ben dan ook flink van slag geweest toen Donald “Climate Change Is A Hoax” Trump president-elect werd.

Ik moet er soms ook maar niet te lang bij stilstaan. Dan heb ik geen leuk leven meer, als ik op alle slakken zout ga leggen. Nog even doorgaan met mezelf sussen dus. En genieten van de voordelen. Aan de lucht gedroogde was ruikt veel lekkerder. De vegetarische snert uit de slowcooker is niet alleen energiezuiniger bereid maar ook nog eens verrekte lekker, lekkerder nog dan uit een gewone pan. Alle groente uit de moestuin halen is niet alleen goed voor het ecopootafdrukje, maar ook nog eens zelfvoorzienend, biologisch, gezond en ontzettend lekker en vers. En dat we een paar oude maar nog goede stoelen niet zomaar weggooien maar naar de Kringloopwinkel doen is niet alleen maar altruïsme, het geeft ook ons zélf een goed gevoel dat spullen een ander nog blij kunnen maken en dat hergebruik duurzaam is. Gaat het al weer een beetje beter, Geweten?

Rouwrandjes en vieze voetafdrukken

Ik zal het maar toegeven: ik ben een viespeuk. Niet op het werk, ter geruststelling aan al mijn patiënten! Daar desinfecteer ik me helemaal suf, was vaker mijn handen op 1 werkdag dan thuis in een heel weekeinde, trek secuur latex handschoenen en wegwerp-overschort aan bij mogelijke besmettingsgevaren, doe op de OK bij elke nieuwe patiënt een nieuw ‘snoetje’ voor en bij het minste vlekje op mijn witte jas wordt die nog vaker dan al de bedoeling is verwisseld voor een schone.

Wat een verschil met thuis. Hier ben ik een rechtgeaarde smeerpoets. Althans, om nog enige nuance aan te brengen, vooral buitenshuis. Daar zit ik zonder enig probleem op mijn hurken of zelfs knieën in een caviaren met keutels, terwijl de caafjes de nog bemodderde wortels uit mijn handen proberen te trekken. Daar veeg ik met mijn blote handen de ingedroogde kippenpoepjes van de slaapstokken van onze Tokkies. Daar schep ik een verdwaalde hondendrol (foei) uit de tuin en kiep die in de biobak. Maar, wederom enige nuance, dat dan weer niet met blote handen. Daar pluk ik bramen tot mijn vingers paars zien (en niet zelden ook mijn handen, polsen, en bij een pechdag ook jas, broek en schoenen). Daar snoei ik bomen en heggen tot de groene vegen op mijn handen en kleren de laatste trieste tranen van de verdwenen groene blaadjes zijn. Daar worden mijn handen vet als ik de zelfgemaakte vogeltaarten op tafel zet en de vetbollen in de boom hang. Niet zelden nestelen zich op zulke momenten dorre blaadjes, takjes of zelfs insecten in mijn haren, die ik uiteraard pas binnenshuis opmerk.

Vies worden in de moestuin is bijna een must. Zonder vies te worden zou ik mijn groentes niet geoogst krijgen, en het is nog goed voor je humeur ook. Echt waar. Deze link (KLIK!) stuurde oudste mij enige tijd terug. Ik moest eraan terugdenken toen ik vanmorgen in de moestuin was. img_5506Ik oogstte spruiten en moest inwendig glimlachen toen ik in een veld vol spruitkoolplanten één verdwaalde spitskool aantrof. Dappere plant. Ik groef een hele vreemde wortelpeterselie tevoorschijn die -I kid you not- een knoop in zichzelf gelegd had. Het bewijs staat hiernaast. De grijns verscheen nu ook zichtbaar op mijn gezicht.
Ik trok een flinke krop andijvie los, met kluit en al, want dan kan ik die thuis nog een poosje met de worteltjes in een emmertje water buiten goed houden en is hij lekker vers-knapperig bij opeten. Deze andijviekrop leek zijn vaste stekje niet vrijwillig te willen opgeven en zat nogal vast in de grond. Ik liet de drie losse blaadjes die ik in mijn hand had na poging 1 los, pakte de krop nóg steviger en nóg dichter bij de kluit vast, ging er wijdbeens overheen staan en deed een nieuwe poging. Kennelijk was poging 1 toch meer geslaagd dan ik dacht, want alleen mijn feilloze reflexen * kuch * voorkwamen dat ik bottom-down op de andijviekrop daarachter in de rij landde met de acuut losgeschoten krop in mijn handen. Ik grinnikte nu echt hardop om mezelf.
Met rouwrandjes onder mijn nagels, natte sokken (IN mijn schoenen, ja), en in de krul geschoten want natgeregende haren, toog ik huiswaarts met de oogst van vandaag.

En dan ben je er dus nog niet. Boodschapjes mik je zo de kasten in, oogst niet. Die moet nog gewassen, in aparte papieren zakjes gedaan (om te voorkomen dat de hele koelkast onder de modder zit), groente-met-wortel-geplukt in emmertjes water voor de deur gezet, al verpieterende delen meteen de biobak in, en de voor ons niet eetbare delen worden onder de cavia’s en sprinkhanen verdeeld. Sprinkhanen? Ja, weet je, ik reken ze niet onder de huisdieren, maar er staat hier altijd een bak vol als voedseldieren voor onze luipaardgekko’s. Die soms overigens zo ongelooflijk lui kunnen zijn dat die sprinkhanen dan het enige beetje beweging in het terrarium zijn.
Nadat dat alles gebeurd was, was het al ongeveer voorbij lunchtijd. Hoogste tijd. Ik mocht dus van mezelf legitiem de overload aan modderige voetafdrukken in de keuken nog even negeren, en genoot van een deze keer wel bijzonder mooi luchtig gerezen brood dat heerlijk knapperde bij het aansnijden. Daar moet je toch even de tijd voor nemen!
Daarna moest ik toch echt eerst een paar mails versturen, voor ik zou vergeten dat dat vandaag nog moest. Starend naar het computerscherm negeerde ik nog steeds de modderpootjes die ik – zo zag ik nu – niet alleen in de keuken maar ook in de woonkamer had gezet.
Drie telefoontjes van het notariskantoor en de makelaar tussendoor, over de overdracht van ons oude huis in Wijchen, moesten ook meteen afgehandeld. Door een telefoon ziet niemand je vuile vloer. Dit ging voor.
Daarna echt nú de was ophangen, anders zit die zo lang nat in de machine. (Ja, het is gelukt: we hebben inmiddels een droogrek en de wasdroger wordt niet meer gebruikt!) Op weg naar de wasmachine zag ik trouwens ook modderafdrukken in de gang, maar hey, op zolder zie je die toch niet meer. Bij het ophangen van de was viel me op dat handenwassen voor de lunch niet genoeg geweest was en dat ik met rouwrandjes onder mijn nagels aan de schone was zat. Had ik al gemeld dat ik een viespeuk kan zijn? Uit een vorm van zelfkastijding besloot ik terstond als boetedoening er dit blog over te schrijven. Dat dweilen van de hele benedenverdieping kon later nog. Nu had ik immers inspiratie. En als ik toch even ging zitten om te schrijven, kon ik ook wel een goede pot thee erbij zetten. Meteen de Brita-kan opnieuw vullen, en hey, wat vlijtig, en passant wasbak en aanrecht ontdoen van de restjes aarde en modder die ik kennelijk net over het hoofd zag toen ik dacht alles gepoetst te hebben na de oogstverwerking. Zie je wel, ik ben heel nuttig bezig, ’t is echt niet zo dat ik mijn tijd verlummel terwijl ik eigenlijk had moeten dweilen.

Goed. Blog is vrijwel klaar. Misschien moet ik nu eerst maar even het hok van de cavia’s in de woonkamer gaan verschonen. Als ik de zak met schone bodembedekking naar binnen sleep uit de schuur, zet ik namelijk vast weer nieuwe modderpootjes binnen.
En die uit mijn haren of kleren gevallen blaadjes (echt, ik weet niet waar het vandaan komt, uren nadat ik in de tuin geweest ben, ben ik nog in de rui van takjes en blaadjes) moeten eerst opgezogen worden, anders veeg ik ze alleen maar rond bij het dweilen. Misschien is het daarna wel tijd om te koken, en als het eenmaal gaat schemeren zie je de voetafdrukken binnen ook echt niet meer zo heel goed. Morgen regent het ook weer, dan moet ik vast opnieuw dweilen als de kinderen weer met natte schoenen naar binnen komen. Kan ik het net zo goed in één keer morgen doen….. Toch?

Viespeuk.

’t Is wat.

Weet je wat het is, je weet het nooit, en dat is ‘t. Moedertje Natuur kan bést voorspelbaar zijn. Zo voorspel ik jullie met haar goedvinden dat na de herfst de winter komt. Jawel. Maar dat vindt ze kennelijk wel genoeg prijs gegeven. De echte moestuiniers en wildplukkers zitten nu vast al instemmend te knikken, terwijl de rest nog met vraagtekens in de ogen zit. Maar het zit nu eenmaal zo: als je iets wil van Moedertje Natuur, moet je toch ook een beetje afwachten of en zo ja hoe veel je krijgt.

Op dit moment zijn wij, nog heel even, lid van een geweldig Wijchens initiatief: Pluktuin Sfeer van Willems. Zelf noemen ze ons geen lid. Volgens de familie Willems zijn we namelijk ‘oogstgenoot’. Met alle oogstgenoten hebben we begin van het jaar geld ingelegd en daarvoor houdt familie Willems een enorme moestuin gaande. Wij oogstgenoten mogen het hele jaar door plukken, ontwortelen, oogsten en meesjouwen wat klaar is om het land te verlaten. Maar behalve in de oogst, deel je ook in het risico. Mislukt de aardappeloogst, jammer dan, volgende keer beter. No return of investment. In Groningen hebben we al een dergelijk initiatief gevonden: Het Proefveld. Ook daar ontvang je een creatieve naam: oogstaandeelhouder. Die vond ik ook wel leuk bedacht, want ook bij de handel in aandelen moet je afwachten hoe ze het gaan doen. Wij zullen in ons eerste jaar in Aduard lid zijn van het Proefveld omdat ik nog geen idee heb of het moestuinieren in eigen tuin gaat aanslaan, laat staan of we er genoeg af zullen kunnen halen om ons gezin te voorzien, én de cavia’s die ook graag wat mee knabbelen. Met al mijn ervaring sta ik toch een beetje in mijn hemd als het gaat om andere grond, andere omgeving en andere gewassen. Leuk hoor, zo’n jarenlang eigen lapje volkstuin ongeveer op de Gelders-Brabants-Noordlimburgse grens, maar voor Groningen bent u nog een groentje mevrouw Jiska.

Ja, er waren tegenvallers dit jaar. De toch wat snel rottende uien noemde ik in een eerder blog, maar ook de oogst Japanse Wijnbes in onze achtertuin viel tegen, en de pompoenen werden eigenlijk niet zo groot als gedacht. Een grappige was dat ik dacht een prachtige savooiekool geplukt te hebben, zoals gewoonlijk met wortel en al, zodat hij in een emmer bij de voordeur nog tijden goed blijft. Kan je mooi elke keer een paar bladeren gebruiken. Kool bleek vanuit de kern uitgehold te worden door rupsen. Dan sta je toch ook even beteuterd te kijken. Hoewel, de kippen en luipaardgekko’s waren erg blij met de rupsen, dus vooruit dan, er zat een goede kant aan. Wildplukken van vlierbessen kon ik trouwens ook wel vergeten dit jaar. Had ik speciaal bij een hele groep de vlierbloesems laten hangen (terwijl vlierbloesemsiroop óók zo lekker is!) om later de bessen nog te kunnen gebruiken… droogden die al aan de struiken in tot extreem onaantrekkelijke krenten-look-a-likes terwijl je erbij stond te kijken. En dat ik me al een maand verheug op de gewoonlijk veel eerder te vinden eekhoorntjesbrood zal Mevrouw Natuur ook aan haar spreekwoordelijke derrière oxideren. Wordt het eindelijk een beetje natter, is er nog geen boleet te plukken in de buurt.

img_9689Maar de natuur geeft en neemt hoor. Ik kreeg daarentegen namelijk wel een héle ruime oogst hazelnoten, ongelooflijk knetterhard van schil maar daardoor ook goed houdbaar, en de tamme kastanjes zijn opvallend mooi groot dit jaar. De lijsterbessen waren prachtig rond en zonder vlekjes, en het riet dat ik altijd voor de cavia’s pluk had dit jaar niet eens zo veel bladluis als vorige jaren.

En mijn vaste stekje in het bos waar ik 2 wilde appelboompjes weet te staan gaf me een zo overvloedige oogst dit jaar dat ik er nog maaaaaanden mee kan koken en bakken. Ik rij er nog af en toe langs, de inmiddels lege boompjes, en bedenk me weemoedig dat dit het laatste jaar was dat ik dankbaar gebruik van ze maakte.

Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.
Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.

Meerdere mensen wees ik erop dat die boompjes daar zomaar gratis lekkers produceren, maar het concept van wildplukken blijft toch voor veel mensen nog iets raars en zeker als er intussen mensen langslopen schamen sommigen zich ervoor daar uitgebreid te gaan rapen, waardoor het gros van die appels ongebruikt op de grond ligt te vergaan. Zo zonde…..

Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak!
Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak.

Ik heb de boompjes maar aangetekend op de wildplukkaart van Nederland, net als diverse andere bomen en struiken, en hopelijk maakt een ander er nog goed gebruik van. De regio waar we naartoe gaan is nog akelig leeg op die kaart. Laten we hopen dat ik er over een jaar een leuk aantal vindplaatsen aan heb kunnen toevoegen!

Zo, inmiddels zijn mijn tenen en vingers weer bijna droog en warm. Ik was namelijk vanmorgen in de tuin om spruitjes te plukken, omdat ik eergisteren overvloedig tamme kastanjes geraapt heb. De gouwe ouwe combi, never change a winning team. Terwijl het regenwater van de bladeren in mijn mouwen liep en het vocht door mijn schoenen inclusief opossumwollen inlegzolen drong, mijn vingers steeds stijver werden en mijn neus begon te lopen, zat ik daar een beetje domweg tevreden en gelukkig te wezen. Het soort gelukkige tevredenheid wat je als kleutertje voelt wanneer je met een of ander zelfgekleid gedrocht met zelfgekozen knalkleur geverfd naar een van je ouders toe loopt, en desbetreffende ouder keurig meespeelt dat hij of zij zo ontzettend blij is met jouw maaksel, ken je dat gevoel? En dat soort tevredenheid wordt dan nog eens getopt wanneer het vormeloze hoopje later op een bureau ‘nuttig’ staat te wezen met één pen en één potlood erin (een groter gat kregen je kleutervingertjes niet voor elkaar).

Maar goed. Tenen en vingers droog en warm, dus ik ga er weer even vandoor. Naar de Kringloopwinkel, spullen wegbrengen die hier niet meer gebruikt worden maar die nog bruikbaar zijn waardoor ik het vertik ze in de kliko te mikken. Kan ik meteen even kijken of er nog leuke bruikbare rieten mandjes zijn voor onze spulletjes in de nieuwe badkamer. Onze eigen kleine kringloop: ik kan zelden spulletjes daarheen brengen zonder meteen wat mee terug te nemen. Op z’n Grunnegers, waarvan ik les 1 inmiddels geleerd heb: moi!