Cairn-energie

In ons gezin lopen vele viervoeters rond, maar slechts twee ervan lopen los in huis: onze honden Pico en Bink. Pico heet ook echt Pico, Bink heet officieel iets tongbrekends wat je echt niet over straat wil roepen. “Keep Talking Joy of the Moor, kom hier!” Voor je het laatste woord je mond uit hebt is hij al twee straten verder. Bink, dus. Niet dat hij daar wél naar luistert als hij van zins is om twee straten verder de boel te gaan verkennen, maar goed, het bekt wel lekkerder.

Pico kwam als eerste bij ons, al weer bijna 12 jaar geleden. Wij gingen kijken bij de plaatselijke manege waar hij als laatst overgeblevene en kleinste van zijn nest tussen een ander nest met bizar drukke beaglepups gezet was. Als enige pluizebol viel zijn aanwezigheid daartussen behoorlijk op, en onze oudste, toen nét vijf geworden, smolt ter plekke voor dat zwarte neusje in een wit melkmuiltje op een verder zo donker vachtje. Middelste, toen twee-en-een-half, hing kraaiend van plezier uit de buggy en moest tegengehouden worden, aangezien ze op dat moment een gebroken been in het gips had zitten. Anders had ze zich zó met gipsgewicht en al tussen de pupjes geworpen, wat haar tweelingzus dus wel al gedaan had. Ter compensatie kreeg zij de kleine beduusde pluizenpup nog even helemaal voor haar zelf op schoot. Zijn moeder was een Cairnterrier, die op ons verzoek nog even vriendelijk kwispelend mocht komen begroeten, alhoewel ze wel al van de pups gehaald was om wat bij te komen. Vader zou een West Highland White zijn, zo een “Cesar-reclame-hondje”. Die mededeling hebben we toen voor zoete koek geslikt, maar later nog vele malen betwijfeld. De aanbetaling werd gedaan en met moeite wachtten we tot de laatste enting gedaan was en we hem mochten halen. Een enorm sociaal pupje -mede dankzij de vele aanloop bij de manege, denken we- slokte een week later snel de volle aandacht ons gezin op.

Een hond alleen is maar alleen, dus toen anderhalf jaar later aan de horizon verscheen dat de kinderen alle drie overdag naar school zouden gaan en ik weer meer zou gaan werken, moest er maar een tweede bij komen als gezelschap. We lazen ons uitentreuren in, waren nieuwsgierig naar een ‘zuivere’ Cairnterrier, hadden er bewust wat tijd tussen gelaten zodat Pico zijn voor cairns kenmerkende lange pubertijd voorbij zou zijn, en met Pico als castraat leek een teefje erbij de beste kans op een geslaagde koppeling. Ik reed vanuit Wijchen he-le-maal naar Friesland voor de enige Cairnterrier teef pup die op dat moment in bemiddeling was, en viel ter plaatse als een blok voor een reutje. Heb ik weer. Hallo Bink. Volgende maand wordt hij 10, zijn lijf tenminste. Zijn geest is nooit voorbij die puppentijd gekomen, vermoeden wij. Aan Bink hadden wij de handen voller dan we aan vijf Pico’s gehad zouden hebben, maar we hebben ook enorm met en om hem gelachen. Een volkomen ongecompliceerde hond die alles en iedereen in principe leuk vindt. Ook die hele buitenwereld. Die hij nog steeds bij elke gelegenheid door elk klein gaatje wringend zal proberen te gaan begroeten.

Onze honden eten al jaren vers vlees. Al voor het hip werd. Ik heb enkele jaren barf aan ze gegeven. Niet letterlijk vertalen alsjeblieft… barf staat voor ‘bones and raw food’ of ‘biologically appropriate raw food’. Na lang inlezen verving ik de KVV (Kompleet Vers Voer, gemalen vleesvoer) en brokken door barf en stelde zelf hun maaltijden samen volgens verhoudingen die vooraf ingewikkeld lijken maar best meevallen als je ermee begonnen bent. De kleine stuiterballen hier (5,5 en 9,5 kilo) deden het er uitstekend op. Maar het was wel gedoe om aan alle onderdelen te komen, als je zelf iets samenstelt uit botten-met-aanhangend-vlees, spiervlees, organen, groenten, kruiden en eieren, en je wil daarbij genoeg afwisselen…. Drie vriezers. Dat was het resultaat. Twee voor de honden, één voor ons.

De makelaar kwam en zag dat het huis te vol stond om goed te verkopen. Er moest plek gemaakt worden. We lieten de honden de grootste vriezer leeg eten. Reeënribben, koeienharten, kangoeroespiervlees (ja echt, het wordt verkocht), eendagskuikens, lamsnieren, kipkarkassen, hazenkoppen, eendennekken, zalmlijven enzovoorts: het werd allemaal vlotjes weggeknaagd. Ze moesten maar even terug naar het makkelijk verkrijgbare KVV, de rollen met gemalen vlees liggen tegenwoordig in bijna elke dierenwinkel en zijn veel makkelijker in kleinere hoeveelheden bij de dagelijkse boodschappen mee te nemen. Toch handig dat het hip is.

Het huis werd verkocht, nieuw huis werd aangekocht, en de woefies gingen mee. Bink paste zich acuut aan. Totaal niet van slag, ongecompliceerd en alles-is-leuk-typje als hij is vond hij het kennelijk totaal niet raar dat we ineens ergens anders wonen. Pico daarentegen is nu, twee maanden later, nog altijd zijn houvast een beetje kwijt. De arme ziel plakt aan iedereen die hij ziet vast met onzichtbaar plakband (we zijn allemaal al meerdere keren over hem gestruikeld) en wil niet meer alleen zijn. Samen met Bink zijn ziet hij overigens alsnog als alleen zijn: voor hem had dat tweede-hond-idee achteraf gezien niet gehoeven. Jammer voor hem, nu ik ook weer aan het werk ben zal hij toch weer overdag op de bank mogen slapen, zoals hij ook al bij voorkeur doet als ik wél thuis ben.

Intussen heb ik pogingen ondernomen om van KVV weer terug naar échte barf te gaan. Bink vindt alles prima, zoals des Binks is, Pico speelt ineens de oude heer en gaat zitten jammeren als het stuk dat hem voorgeschoteld wordt hem te hard of groot is. Let wel: deze behandeling van zijn vlees valt alleen de minder in de gratie zijnde stukken ten deel. Geef hem een reeënpoot en hij knaagt in no time de complete hoef op. Geef hem een veel kleiner en zachter eendagskuiken en hij gaat er eerst mee zitten mieren voor hij het opeet. Terwijl die in het vorige huis in twee keer knagen op waren. Ik besloot dat het tijd werd om een hele goede kwaliteit barf te zoeken, zodat hij niet te veel bezwaar zou hebben. Zo kwam ik o.a. bij wild uit. Goed leven gehad, geen van antibiotica doordrongen vlees, en ze vonden het altijd al lekker. Ik deed een oproep op Facebook waar hier in Grunn aan wild te komen is, legde uit dat het afval mocht zijn wat men anders weg zou gooien omdat het voor de honden was (een rare oproep ja, van een vegetariër, dat moest ik wel een paar keer uitleggen) en legde dankzij deze oproep vlotjes contact met een wildslager in Groningen. Ik ben inmiddels meerdere keren voorzien van slachtafval wat nog prima bruikbaar is voor de honden. Een groot deel dehydreerde ik waarna ik een tasje vol ervan terugbracht naar de wildslager, voor diens Jack Russel Terriër. Hij ook weer blij.

De oproep zakte op Facebook naar de vergetelheid. Dacht ik.
Twee weken terug belde er een aardige Aduardse mevrouw aan. Of ik diegene was die die oproep had gedaan voor jachtafval. Mijn adres had er niet bij gestaan, maar een dorp is een dorp en natuurlijk wist iedereen in het dorp tóch waar ik woonde, dus ja, ze had het goede huis in één keer te pakken. Wel, als ik nog wilde: haar man had die morgen 10 brandganzen geschoten en als ik wilde mocht ik het afval komen ophalen. Het enige dat ze er zelf af hadden gehaald waren de borstfilets en de dijbeenfilets dus er was heel wat over. Kijk, dát is nou noaberschap (notitie aan mezelf: de Groningse vertaling van deze Achterhoekse term opzoeken).
Een dag later haalde iemand met een puberende Ridgeback teef bij mij de tien karkassen weer op, behalve de magen, levers, harten, looppootjes en nekken, want die zaten bij mij in de voedseldehydrator al luxe hondensnacks te worden, en de koppen, die als maaltijd in de vriezer lagen. Terwijl ik een dag later foto’s ontving van een zielsgelukkige Ridgeback, bracht ik de lege bak waarin de ganzen gezeten hadden terug naar de jager, rol koekjes erin als bedankje (“Maar we willen er niets voor hebben!”) en met een onbetaalbaar gevoel van dankbaarheid.
Maar de grootste dankbaarheid komt van de honden: hoewel Pico nog steeds liever voorgemalen KVV eet, vinden zowel Pico als Bink de snacks van gedehydreerd Gronings wild zo’n beetje het lekkerste dat ze in tijden gegeten hebben. Eat local: ook voor de honden dus 🙂

Auteur: Jiska

Op weg naar een groen leven in Groningen!