My finest moments

Soms héb je van die dagen. Ken je dat? Van die dagen die je maar beter had kunnen overslaan. Dat je bij het opstaan al denkt: “Mep ik die wekker nou voor de eerste, tweede of derde keer uit?” om je dan vervolgens gek te haasten om de voorgeprogrammeerde-dus-net-nu-klaar-was nog opgehangen te krijgen voor vertrek naar werk, want uiteraard was het de derde keer. Je had ook op tijd naar bed moeten gaan de avond ervoor, wat je ook nog zo van plan was een paar uur daarvoor, vóór je die mierzoete kerstfilm op Netflix ontdekte. Het bakje yoghurt-met-muesli op de bijrijdersstoel, even later onderweg naar werk, gaat zowaar niet om. Even heb je daarom de futiele hoop dat een brakke start nog niet een hele brakke dag betekent. Meestal trekken die ellendige momenten elkaar namelijk aan kop en staart mee, en als je dag eenmaal slecht begint, zie er dan nog maar eens een positieve draai aan te geven. Maar nee, de Wet van Murphy laat zich gelden en met een soort van geruststellende zekerheid dat het universum nog niet veranderd is landt er terwijl je voor het stoplicht staat een klodder yoghurtkleffe muesli vanaf je lepel op schoot.

Op werk blijft het opvallend rustig qua ongeluksdag. Een halve dag werk en er gaat amper wat mis. Zou het dan toch…..? En terwijl ik deze zin in gedachten nog niet eens afgemaakt heb, begin ik de auto al te keren omdat ik me op dat moment realiseer dat ik vergeten ben iets op te halen wat ik via Marktplaats kocht, en vlak bij mijn werk voor me klaarstond vandaag.
De kinderen hebben een vrije dag maar hebben mijn smeekbede om WC-papier te gaan halen nog niet zwaarder laten wegen dan de regen buiten, dus ga ik zelf maar bij de winkel langs. Waar je uiteraard aan de beurt bent voor de steekproef als je met een minutieus ingepaste propvolle boodschappentas aan de zelfscankassa komt. En nee, de caissière krijgt het niet op dezelfde manier terug in de tas. Ik heb al vaker gedacht dat tassen en verpakkingen meteen 10% kleiner worden zodra een precies passende inhoud eruit gehaald is, en dit is daar wederom een bewijs van.

Thuis! Snuf…. snuf….. Nee hè. Hondenbraaksellucht. Natuurlijk is het zielig voor diegene van de twee honden die niet lekker geworden is, welke dat dan ook is, maar moest dat dan precies half op de leuning van de bank zodat het diep in de naad tussen leuning en kussen kon lopen en daar half opdrogen?
Even later sleep ik de twee grote leren fauteuils die straks door de kringloopwinkel opgehaald worden alvast naar de keuken, lekker dicht bij de voordeur. Ik haal nog even een doekje erover en een borstel door de naden en twijfel of ik zal wachten tot ze opgehaald worden, of dat ik de gok neem de was te gaan checken op droge kledingstukken en de rest te gaan verhangen om beter te laten drogen. Dat is op zolder, als dan de bel gaat is het weer trappenlopen. Ach, zo erg is dat ook eigenlijk niet, niet zeuren Jiska. Van een paar trappen extra lopen op een dag zal je ook niet minder worden, bovendien heb je net op het werk na dat handje pepernoten óók nog eens die hele zelfgebakken appelflap van die collega van de poli opgegeten. Lopen dus! Op weg naar zolder kijk ik even de studeerkamer in en zie daar de inhoud van de prullenbak van eega over de vloer liggen met alle lege drop- en chipsverpakkingen aan stukjes gescheurd tussen het oud papier, lege inktpatronen en puntenslijpsel. Aha. Ik weet meteen welke hond er gekotst moet hebben, want er is er maar één die de trap neemt (mag niet, dus foei) en zijn geliefde baasje gaat zoeken als die een nachtje niet thuis slaapt (agossietochhijmisthem) en als hij het baasje niet vindt als een ware opportunist dan meteen maar op zoek gaat naar comfort food doggystyle.

Al weer heel wat luttele minuten langer boven dan gepland. De was is deels verwerkt, vloer van de studeerkamer weer toonbaar, natte handdoeken van de vloer van de badkamer gepakt en met een poging tot opvoedkundige (maar daarvoor eigenlijk te geïrriteerde) snauw naar de kinderen opgehangen. Eenmaal beneden zie ik dat ik de kringloopwinkel al een half uur geleden verwacht had. Ik kijk onze berichtwisseling terug en zie dan staan dat ze vanàf Uur U komen en niet óp Uur U. Niet handig. Ik moet namelijk ook nog de dieren in de tuin gaan verzorgen en wat stormschade van gisteren daar opknappen, maar in de tuin hoor ik de deurbel niet. Terwijl ik een krabbeltje toevoeg aan onze berichtwisseling met de vraag wanneer ze ongeveer komen, zie ik de bus ineens voorbij rijden. Okay, soms zijn mijn finest moments niet alleen pechaantrekkend en Murphy-achtig maar ook een klein beetje grappig, dus ik voeg nóg een berichtje toe met ‘Sorry! Laat maar! Daar zijn ze al!’ en krijg een lachende chauffeur aan de deur: die berichten kwamen zo’n beetje op het moment dat ze parkeerde namelijk bij háár binnen. Terwijl ik de stoelen afgeef zie ik tot mijn schaamte nog een vergeten stuk ongeborstelde naad waarin een kruimelvoorraad zit waar een beetje huismuis een dag op kan teren. U weet het, ik ben een viespeuk, maar ik had toch graag een beetje meer de schijn opgehouden. Gelukkig is de chauffeur een nette lady en houdt ze vol dat ze amper wat ziet, dat ze erg blij zijn met de stoelen en dat ze ze zo mooi vindt dat ze voorlopig eerst even de etalage in mogen.

Het loopt nu eigenlijk best voorspoedig. De vegetarische gehaktballen die ik vanmorgen vergeten was te ontdooien zijn met úren minder uit de vriezer dan gepland al met al toch al best mooi zacht geworden. De cavolo nero is gesneden. De aardappels geschild. De nerven van de kool en de aardappelschillen hebben de cavia’s verblijd, de kipjes hebben een extra stuk brood gehad, het werk in de tuin is gedaan, de verhuisdoos waarover ik bijna struikelde staat netjes in de kast in de schuur, tijd voor een kopje thee en mijn mails bijwerken. In verband met de verhuizing verlies ik het mailadres van XMSnet dat ik al jaaaaaren gebruikte, daarom heb ik een oud Gmail-account wat behoorlijk inactief was weer nieuw leven ingeblazen, en al enige weken wijs ik iedereen via mijn automatische handtekening erop dat mijn XMS-mailadres binnenkort vervalt. Ik heb alvast maar even ingesteld dat alles wat op XMS binnenkomt naar mijn Gmail gestuurd moet worden. Zo mis ik niets, en kan ik vóór het mailadres niet meer bestaat kijken wie ik nog even moet waarschuwen dat ze een oud adres gebruiken. Handig toch?
Nou….. lees en huiver. Heb even geduld, er komt een heel verhaal maar ik beloof dat het ergens toe gaat leiden.

Ik had ooit ingesteld dat wat er aan mail op mijn toen zeer slapende Gmail binnenkwam, doorgestuurd werd naar mijn toen zeer actieve XMS-mailadres. Ik was het al weer vergeten, eigenlijk, want dat heb ik jaren terug al gedaan. De provider XMSnet is in al die jaren al 3x van naam en eigenaar veranderd. Koppig als ik ben heb ik elke keer dat er weer een overdracht was waar wij klanten niets over te zeggen hadden geweigerd mijn mailadres aan te passen. Braaf als de providers zijn hebben ze dat XMS-mailadres ongemoeid gelaten. Alleen zijn ze vergeten alle instellingen van de klantenpagina mee te verhuizen, die drie keren. Zodat ik nu vanaf mijn klantenpagina van Telfort -want daar zijn we inmiddels ongevraagd aanbeland- elke verandering aan mijn mailinstelling kan doen die ik wil, mits ik het mailadres van Telfort gebruik. En die gebruik ik niet. Ik gebruik XMS. En ik kan geen enkele wijziging meer doen aan de instellingen van XMS-mail, want die pagina bestaat niet meer. Van ruime opties naar helemaal noppes. Wie had dat nou gedacht? De kwaliteit die we gewend waren weg, voor een nog hogere prijs!
Wat blijkt nu, als ik instel in Gmail dat ik mail van XMS-net daar ook wil laten ophalen, terwijl daar al ingesteld staat dat mail van Gmail doorgestuurd moet worden naar XMS-net, wat krijg je dan? Juist. Een looping. De mail kaatst als een pingpongballetje heen en weer tussen beide accounts en ik ontvang alles minimaal 2 keer op mijn laptop. Een mail ‘even’ verwijderen heeft geen zin want dan komt hij via een ping of een pong alsnog mijn mailprogramma in gestuiterd. Ik moet een mail die ik niet wil bewaren stug een paar keer verwijderen wil hij wegblijven. Ik kan mijn instellingen voor XMS-net niet meer veranderen, dus ik denk de oplossing te hebben: ik zorg gewoon dat mijn laptop, die zowel XMS als Gmail binnen haalt, gewoon stopt met XMS-mail binnen halen. Dan komt elke mail maar één keer binnen en ik mis toch niets want Gmail stuurt het toch allemaal naar me door.

Blij dat ik de oplossing heb klik ik op mijn laptop op mijn mailinstellingen. Ik kies de postbus XMSnet. Ik klik op “Postbus Verwijderen”. Ik krijg een ‘wilt u dit zeker’ waarschuwing, en met een zucht dat het wel Windows lijkt (ik ben een appelfanaatje) klik ik door, ja, ik weet het zeker, ik wil dat deze postbus niet meer actief is.
Met een tergend langzaam teruglopen van aantallen zie ik járen mail uit mijn mailprogramma verwijderen. Mijn toenemende paniek nu ik heel heel heel erg veel mail zie verdwijnen die ik heel heel heel bewust bewaard had helpt natuurlijk geen sikkepitje. En natuurlijk doe ik zo’n superblonde actie ook weer als mijn Time Capsule (externe harde schijf voor back-ups) na een korte storing al meer dan twee maanden staat te wachten op oh-ja-die-moet-ik-nou-echt-weer-even-configureren-want-nou-backupt-hij-niet. Waardoor ik nu de keuze heb om ofwel mijn mail van jaren definitief kwijt te zijn, ofwel al mijn andere werk van de laatste 2 maanden omdat mijn jongste back up nu eenmaal 2 maanden oud is. Ik had ook beter moeten weten dan dit te willen regelen op een officiële pechdag.

Excuseer, ik moet ermee ophouden voor vandaag. Ik zie ineens dat het al bijna etenstijd is en dat ik vergeten ben het vuur onder de pannen op tijd aan te zetten. Bovendien hoor ik de hond net weer kotsen.

Knagend geweten

Ik ben een enorme kerstfan. Ik had het al eerder gezegd, ik neem de most wonderful time of the year zeer serieus. Gisteren waren we met 15 man-en-vrouw-van-het-Kerstforum sterk in Eurofleur Leusden om de kerstshow te bezoeken en verdwenen er alwéér kerstitems in mijn winkelmandje, ook al had ik uiteraard niets nodig. Hoewel, niet nodig: we hadden ook echt nog geen adventskalender op de WC. En als enorme theeleut kon het natuurlijk ook niet langer zo zijn dat ik niet eens mijn eigen Tea For One set met kerstmotief had, dus ah joh: die scharen we nu onder de basic needs voor een theeminnende Christmaholic.

Het vervelende is wel, dat de kerstperiode me een vaag knagend geweten geeft. Ik neem thee drinken net zo serieus als kerst vieren, dus dat ik enkele zeer bijzondere kerstsmaken laat overvliegen uit de USA dit jaar en dat ik een thee-adventskalender uit de UK bestelde vorig jaar is voor mij hartstikke logisch. En ik geniet er ook enorm van. Zeker van die melanges die hier niet te krijgen zijn en zinnenprikkelende namen dragen zoals “Sleigh Ride”, “Gingerbread Man”, “Irish Holiday”, “Plum Pudding”, “Frozen Winter Berries”, “Spicy Pumpkin” of “Downton Abbey Legacy”. Maar ergens, heel vaag achterin mijn hoofd, voel ik mijn ecologische voetafdruk een klein beetje meer de grond in drukken dat ik voor zo iets vervoer per vliegtuig gebruik. Geweten gaat er nog eens goed bovenop zitten.

Mijn kerstdorp! Wat een genot! Kerst is eigenlijk niet compleet zonder dat ik een flink kerstdorp opgebouwd heb. Meestal begin ik tweede week november al, en ben ik toch wel een week lang heel wat vrije uurtjes aan het bouwen. Dozen verspreid over de woonkamer, stellages van karton, steen en hout die steeds meer gaan lijken op een berg, bedrading die goed verstopt wordt, mos en takjes drogend op de verwarming, lijm aan mijn vingers en rode wangen. Net na het opzetten is het nog ‘algemeen winterdorp’, verklaar ik aan diegenen die narrig kijken vanwege de vroege datum. Half november komt Sinterklaas met zijn paard en Pieten (donkerbruine….) aan in mijn dorpje. En op 6 december verlaat hij het dorp, komt Santa aan en gaat het sneeuwen. Ongeacht hoe het er buiten uit ziet, in mijn dorpje sneeuwt het. Alle verlengkabels en stekkerdozen zijn ingenieus verstopt aan de achterkant en onderkant van het dorp en doorgestekkerd naar één hoofdschakelaar. Als ik thuis kom gaat de hoofdschakelaar meteen aan, vaak met de jas nog aan is dat het eerste waar ik heen loop, en dan komt het hele dorpje tot leven. Jaaaahaaaa….. ik wéét dat ik heel wat lichtjes ‘onnodig’ aanzet, Geweten. Hou je mond. Dit jaar bouw ik geen dorpje vanwege de verhuizing, nou goed?

Evenzo met de lichtjes in de bomen. Ik geniet er enorm van als de donkere dagen opgefleurd worden met lichtjes buiten, heel veel lichtjes, die bij voorkeur zo vroeg mogelijk aan gaan en zo lang mogelijk blijven hangen. Ik veer op als ik in november (of soms al eerder!!!) de eerste lichtjes ’s avonds aan zie. Heerlijk! De Donkere Dagen komen eraan! Hoe donkerder het is, hoe mooier de lichtjes overkomen!
Maar ook hier zit er vaag in mijn hoofd dat dit dus wél lichtvervuiling is. Het lukt me steeds slechter dit gevoel volkomen te negeren. Natuurlijk sus ik mezelf. Mijn ecologische voetafdruk is al maar ongeveer een derde tot de helft van de gemiddelde Nederlander. Ik doe al mijn best om deze nog verder te verkleinen. Maar dan nog, als iedereen zo zou leven als ik, zouden we nog ongeveer 2 aardbollen nodig hebben om hierin te voorzien. Kan je nagaan hoe zwaar de gemiddelde Nederlander leunt op onze natuurlijke bronnen, en dat is dan weer niets vergeleken met de gemiddelde Amerikaan of Chinees, die samen om de twijfelachtige eerste plek vechten wie het meest vervuilend bezig is. Ik ben dan ook flink van slag geweest toen Donald “Climate Change Is A Hoax” Trump president-elect werd.

Ik moet er soms ook maar niet te lang bij stilstaan. Dan heb ik geen leuk leven meer, als ik op alle slakken zout ga leggen. Nog even doorgaan met mezelf sussen dus. En genieten van de voordelen. Aan de lucht gedroogde was ruikt veel lekkerder. De vegetarische snert uit de slowcooker is niet alleen energiezuiniger bereid maar ook nog eens verrekte lekker, lekkerder nog dan uit een gewone pan. Alle groente uit de moestuin halen is niet alleen goed voor het ecopootafdrukje, maar ook nog eens zelfvoorzienend, biologisch, gezond en ontzettend lekker en vers. En dat we een paar oude maar nog goede stoelen niet zomaar weggooien maar naar de Kringloopwinkel doen is niet alleen maar altruïsme, het geeft ook ons zélf een goed gevoel dat spullen een ander nog blij kunnen maken en dat hergebruik duurzaam is. Gaat het al weer een beetje beter, Geweten?

Rouwrandjes en vieze voetafdrukken

Ik zal het maar toegeven: ik ben een viespeuk. Niet op het werk, ter geruststelling aan al mijn patiënten! Daar desinfecteer ik me helemaal suf, was vaker mijn handen op 1 werkdag dan thuis in een heel weekeinde, trek secuur latex handschoenen en wegwerp-overschort aan bij mogelijke besmettingsgevaren, doe op de OK bij elke nieuwe patiënt een nieuw ‘snoetje’ voor en bij het minste vlekje op mijn witte jas wordt die nog vaker dan al de bedoeling is verwisseld voor een schone.

Wat een verschil met thuis. Hier ben ik een rechtgeaarde smeerpoets. Althans, om nog enige nuance aan te brengen, vooral buitenshuis. Daar zit ik zonder enig probleem op mijn hurken of zelfs knieën in een caviaren met keutels, terwijl de caafjes de nog bemodderde wortels uit mijn handen proberen te trekken. Daar veeg ik met mijn blote handen de ingedroogde kippenpoepjes van de slaapstokken van onze Tokkies. Daar schep ik een verdwaalde hondendrol (foei) uit de tuin en kiep die in de biobak. Maar, wederom enige nuance, dat dan weer niet met blote handen. Daar pluk ik bramen tot mijn vingers paars zien (en niet zelden ook mijn handen, polsen, en bij een pechdag ook jas, broek en schoenen). Daar snoei ik bomen en heggen tot de groene vegen op mijn handen en kleren de laatste trieste tranen van de verdwenen groene blaadjes zijn. Daar worden mijn handen vet als ik de zelfgemaakte vogeltaarten op tafel zet en de vetbollen in de boom hang. Niet zelden nestelen zich op zulke momenten dorre blaadjes, takjes of zelfs insecten in mijn haren, die ik uiteraard pas binnenshuis opmerk.

Vies worden in de moestuin is bijna een must. Zonder vies te worden zou ik mijn groentes niet geoogst krijgen, en het is nog goed voor je humeur ook. Echt waar. Deze link (KLIK!) stuurde oudste mij enige tijd terug. Ik moest eraan terugdenken toen ik vanmorgen in de moestuin was. img_5506Ik oogstte spruiten en moest inwendig glimlachen toen ik in een veld vol spruitkoolplanten één verdwaalde spitskool aantrof. Dappere plant. Ik groef een hele vreemde wortelpeterselie tevoorschijn die -I kid you not- een knoop in zichzelf gelegd had. Het bewijs staat hiernaast. De grijns verscheen nu ook zichtbaar op mijn gezicht.
Ik trok een flinke krop andijvie los, met kluit en al, want dan kan ik die thuis nog een poosje met de worteltjes in een emmertje water buiten goed houden en is hij lekker vers-knapperig bij opeten. Deze andijviekrop leek zijn vaste stekje niet vrijwillig te willen opgeven en zat nogal vast in de grond. Ik liet de drie losse blaadjes die ik in mijn hand had na poging 1 los, pakte de krop nóg steviger en nóg dichter bij de kluit vast, ging er wijdbeens overheen staan en deed een nieuwe poging. Kennelijk was poging 1 toch meer geslaagd dan ik dacht, want alleen mijn feilloze reflexen * kuch * voorkwamen dat ik bottom-down op de andijviekrop daarachter in de rij landde met de acuut losgeschoten krop in mijn handen. Ik grinnikte nu echt hardop om mezelf.
Met rouwrandjes onder mijn nagels, natte sokken (IN mijn schoenen, ja), en in de krul geschoten want natgeregende haren, toog ik huiswaarts met de oogst van vandaag.

En dan ben je er dus nog niet. Boodschapjes mik je zo de kasten in, oogst niet. Die moet nog gewassen, in aparte papieren zakjes gedaan (om te voorkomen dat de hele koelkast onder de modder zit), groente-met-wortel-geplukt in emmertjes water voor de deur gezet, al verpieterende delen meteen de biobak in, en de voor ons niet eetbare delen worden onder de cavia’s en sprinkhanen verdeeld. Sprinkhanen? Ja, weet je, ik reken ze niet onder de huisdieren, maar er staat hier altijd een bak vol als voedseldieren voor onze luipaardgekko’s. Die soms overigens zo ongelooflijk lui kunnen zijn dat die sprinkhanen dan het enige beetje beweging in het terrarium zijn.
Nadat dat alles gebeurd was, was het al ongeveer voorbij lunchtijd. Hoogste tijd. Ik mocht dus van mezelf legitiem de overload aan modderige voetafdrukken in de keuken nog even negeren, en genoot van een deze keer wel bijzonder mooi luchtig gerezen brood dat heerlijk knapperde bij het aansnijden. Daar moet je toch even de tijd voor nemen!
Daarna moest ik toch echt eerst een paar mails versturen, voor ik zou vergeten dat dat vandaag nog moest. Starend naar het computerscherm negeerde ik nog steeds de modderpootjes die ik – zo zag ik nu – niet alleen in de keuken maar ook in de woonkamer had gezet.
Drie telefoontjes van het notariskantoor en de makelaar tussendoor, over de overdracht van ons oude huis in Wijchen, moesten ook meteen afgehandeld. Door een telefoon ziet niemand je vuile vloer. Dit ging voor.
Daarna echt nú de was ophangen, anders zit die zo lang nat in de machine. (Ja, het is gelukt: we hebben inmiddels een droogrek en de wasdroger wordt niet meer gebruikt!) Op weg naar de wasmachine zag ik trouwens ook modderafdrukken in de gang, maar hey, op zolder zie je die toch niet meer. Bij het ophangen van de was viel me op dat handenwassen voor de lunch niet genoeg geweest was en dat ik met rouwrandjes onder mijn nagels aan de schone was zat. Had ik al gemeld dat ik een viespeuk kan zijn? Uit een vorm van zelfkastijding besloot ik terstond als boetedoening er dit blog over te schrijven. Dat dweilen van de hele benedenverdieping kon later nog. Nu had ik immers inspiratie. En als ik toch even ging zitten om te schrijven, kon ik ook wel een goede pot thee erbij zetten. Meteen de Brita-kan opnieuw vullen, en hey, wat vlijtig, en passant wasbak en aanrecht ontdoen van de restjes aarde en modder die ik kennelijk net over het hoofd zag toen ik dacht alles gepoetst te hebben na de oogstverwerking. Zie je wel, ik ben heel nuttig bezig, ’t is echt niet zo dat ik mijn tijd verlummel terwijl ik eigenlijk had moeten dweilen.

Goed. Blog is vrijwel klaar. Misschien moet ik nu eerst maar even het hok van de cavia’s in de woonkamer gaan verschonen. Als ik de zak met schone bodembedekking naar binnen sleep uit de schuur, zet ik namelijk vast weer nieuwe modderpootjes binnen.
En die uit mijn haren of kleren gevallen blaadjes (echt, ik weet niet waar het vandaan komt, uren nadat ik in de tuin geweest ben, ben ik nog in de rui van takjes en blaadjes) moeten eerst opgezogen worden, anders veeg ik ze alleen maar rond bij het dweilen. Misschien is het daarna wel tijd om te koken, en als het eenmaal gaat schemeren zie je de voetafdrukken binnen ook echt niet meer zo heel goed. Morgen regent het ook weer, dan moet ik vast opnieuw dweilen als de kinderen weer met natte schoenen naar binnen komen. Kan ik het net zo goed in één keer morgen doen….. Toch?

Viespeuk.

Music was my first love

…. and it will be my last, vult mijn hoofd meteen aan in de onvergetelijke stem van John Miles. Ooit hoorde ik hem live, toen hij mee op tournee was met Alan Parsons Project. Ik voel nog, als ik eraan terugdenk, hoe het kippenvel op mijn armen omhoog plopte en de rillingen door mijn lijf sidderden. Ik liet deze song laatst eens horen aan onze kinderen. Oudste en middelste keken me redelijk blanco aan (hoe kunnen ze de beauty in deze song missen???) en jongste werd meteen enthousiast: “Oh! Die ken ik! Die heb ik gespeeld met ons orkest, ik had ook nog een solo.” Dat laatste verklaart meteen waarom ze zo enthousiast was, denk ik. Haar muziekinstrument is heel belangrijk voor haar en solo spelen is van tevoren doodeng, tijdens heerlijk en spannend tegelijk, en erna vooral fantastisch.

Muziek geeft uiting aan emoties waar woorden niet voldoende zijn. Van jongs af aan was muziek belangrijk voor mij. Mijn ouders stuurden mij en zusje als jonge meisjes huilend en vol weerzin naar muziekles in (ik verzin dit niet) Café de Notenbalk: we vonden de leraar niet zo aardig. Hij was namelijk nogal streng. Hij had de euvele moed het aan de kaak te stellen als we niet genoeg geoefend hadden thuis. Had niet zo veel boodschap aan dat er in ons leventje belangrijker dingen waren, die die week nou nét even voor het oefenen waren gegaan, zoals ‘hoeveel regenwormen vind je onder één tegel’ of ‘kan deze trui nog een dag of moet hij in de was’ of ‘wie heeft de lego nou weer meegenomen naar zijn of haar kamer’ of ‘echt wel, het was wél jouw beurt om af te drogen, vorige keer was ik het ook al’ of ‘die nieuwe schommel gaat èch-waal-sjön hoog’.
“Zorg nou eerst maar dat je in het orkest komt, en speel daar maar eens een jaartje mee” verklaarden mijn ouders, die zelf overigens allang gestopt waren met de instrumenten die ze ooit bespeeld hadden, “want dan pas weet je waarvoor je het doet.” We kwamen in het orkest, en al na een paar maanden wilden we nooit meer ophouden met het bespelen van een instrument in een orkest.

Als eerstejaars student leerde ik in de Grote Stad waar ik toen ging wonen, niet ver van de Nog Grotere Stad waar ik toen studeerde, in het orkest waarin ik toen ging spelen, een andere eerstejaars student kennen. Hij dwarsfluit, ik hoorn. Met een schuine blik konden we elkaar net zien tussen de klarinetten, piccolo en hobo’s door, met de fiets raakten onze trappers elkaar net niet als hij me naar huis escorteerde. Mijn hospitus en hospita vonden ons steeds langer uitgestelde afscheid als we bij mijn oprit aangekomen waren op een gegeven moment zo hilarisch dat ze een briefje op de deur hingen dat ik genoeg huur betaalde om hem ook nog wel binnen te mogen vragen.

img_8229Zijn dwarsfluit en mijn hoorn op onze trouwkaart, zeven jaar later, waren de voorbode van het belang van muziek in het toen nog te vormen gezin. Drie dochters hebben inmiddels al diverse muziekinstrumenten, zanglessen, danslessen (en acteerlessen!) binnen gesleept. En zo veel puberdochterdrukte dat het wekelijkse ritje op en neer naar het orkest waarin eega en ik spelen (35 km enkele reis) echt even tijd voor ons samen is.
Dat ga ik wel missen straks, na de verhuizing. Eega gaat het druk met werk krijgen (volgens oudste krijgt hij ‘een fancy baan’) en gaat daarom voorlopig geen orkest meer zoeken. Oudste denkt er nog niet echt over hoe het qua muziek zal gaan lopen, middelste gaat op school in een bandje. Jongste en ik zoeken wél een orkest, maar het aanbod in orkesten die bij ons passen blijkt in Groningen niet zo dik gezaaid als we wel zouden willen.
Heb je contact met een leuk orkest dat geweldig klinkt en een mooi niveau heeft, blijken ze ook buiten op straat te marcheren. Nee dank u. Als ik ergens een bloedhekel aan heb is het die vooroordeelbevestigende marsen eruit knallen in een ongemakkelijk zittend uniform.
Heb je contact met een ander leuk orkest, alles klinkt geweldig via mail, ga je opnames luisteren, zit het vol valse noten en te enthousiaste musici die in de rusten doorspelen. Nee dank u. Ik lees ook liever boeken zonder spelfouten, zo speel ik ook liever zonder al te veel valse noten om me heen. (Sorry, echt waar, ik wéét dat iedereen zo begint en natúúrlijk was ik zelf ook ooit zo, maar je blijft tenslotte ook niet je hele leven op de basisschool, dus ik probeer echt niet arrogant over te komen hier!)
Heb je contact met een orkest dat goed klinkt én niet het buiten in looppas marsen spelen promoot, laten ze niet toe dat een kind zolang het nog te jong is in de pauze naar huis gaat (hallooo, jongste is 13, de dag na jullie repetitiedag is het school, mag ze nog een paar uur slapen?). Nee dank u. Muziek is prachtig en belangrijk maar school is nog belangrijker.
Het zal er wel op neerkomen dat we eerst maar eens live moeten gaan luisteren, sfeer proeven en meespelen, de beslissing welk orkest (géén orkest is geen optie) valt later nog wel!

12322516_910407849042107_2076424802149075075_oGisterenavond gaven eega en ik een concert met ons huidige orkest. Het ging goed, hoewel we altijd kritisch zijn en nog duidelijk ruimte voor verbetering horen. Er waren genoeg van precies die momenten waarvoor ik het doe: na een prachtig gespeelde fragiele, intieme lijn van de piccolo mijn adem laten gaan en merken dat ik die inhield van de spanning. Even de ogen dicht als er een akkoord zo geweldig samenvloeit dat niet alleen onze hoorngroep, maar het hele orkest even één is. Even die hartslag omhoog als het slagwerk het tempo opdrijft en die ingewikkelde loopjes eraan komen…. en lukken! Die solo door een saxofonist die zijn altsax warmer en mooier kan laten klinken dan vrijwel iedere andere saxofonist die ik ooit live hoorde. Alle uitglijders, kicksen (jawel, hoorns kunnen kicksen), foute stemmingen, gemiste noten, uit elkaar lopende ritmes, onvoldoende dynamiek, kortom alles wat je als muzikant in het orkest zo opvalt maar in de zaal meestal gemist wordt omdat ze -eerlijk is eerlijk- vaak maar klein zijn: ze zijn even helemaal naar de achtergrond tijdens het intense genieten van de geslaagde momenten.

Ik ga vast weer een orkest vinden in Groningen. Volgend blog weer vrolijk lieve volgers, ik beloof het. Met een grapje hier en daar en meer over alles wat groen is, wordt en moet zijn. Maar voor nu heb ik het in mijn hoofd even druk zat met een soort van rouwverwerking. Nog maar 2 weken, 4 repetities en 1 concert (op een concours, een muziekwedstrijd) en dan nemen we daarna afscheid van dit orkest. Wie had ooit gedacht dat afscheid nemen van een orkest voor mij het allermoeilijkste zou zijn van de hele verhuizing?

 

Polderen met het witgoed

Zelfs ons huishouden denkt met me mee. Neem nou de wasdroger. “Verhuizen? Ah joh, doe voor mij vooral geen moeite. Ik ga gewoon nu kapot. Je wilde toch al lekker milieubewust overstappen op een droogmolen in je nieuwe tuin en een groot staand droogrek in de ruime bijkeuken straks in Aduard, toch?”
Op zich lief natuurlijk dat zo’n ding mijn groene wensen serieus neemt, en zichzelf daarbij volledig wegcijfert. De enige glitch in zijn gedachtengang (of haar gedachtengang, daar zijn we na al die jaren samen nog niet uit) is dan wel weer dat hij/zij daar zeven weken te vroeg mee is. Want pas over zes-en-een-halve week krijgen we de sleutel en over zeven-en-een-halve week verhuizen we. En tot die tijd zou ik toch heel graag (alsjeblieft dank u wel) de was in dit toch wat minder ruime huis, zónder bijkeuken, zónder ruimte voor een wasrek, en zónder droogmolen in de tuin, ook nog vochtvrij de kast in krijgen. En vooral vandaag, nu ik 3 wassen achter elkaar gedraaid heb.

“Nou vooruit,” besluit de wasdroger -vol consideratie zoals het ding zich al heeft bewezen, en na een flink ingrijpen van mijn kant-, “dan doe ik gewoon nog heel even kwart wasjes, of heel misschien zelfs hálve wasjes, okay?” En zo hebben de wasdroger en ik momenteel een relatie die een uitstekend voorbeeld is voor ons oh zo Nederlandse poldermodel. Er wordt precies zoveel was gedroogd als ik niet meer kwijt kan in 2 trapgaten aan hangers aan de treden en over de trapleuningen, over 3 verwarmingen, over 1 traphekje, aan 2 verwarmingsbuizen, aan 4 over een trapgat getrokken drooglijnen, over 1 deur, aan 1 muurlamp, over 1 brandblusser en aan de handgreep van ons breedste Veluxraam (sorry eega, die boven jouw bureau dus).

Standvastig (of eigenlijk meer koppig) besluit ik dat er toch géén nieuwe wasdroger besteld wordt. Deze weken overleven we wel, met wat meer planning en slalommen in de trapgaten, en ik koop gewoon nu vast een droogrek dat dan ongelooflijk in de weg kan staan in de keuken. Waarderen we de ruimte straks in Aduard gewoon des te meer. En het einddoel hou ik voor ogen als het me even te veel wordt: de niet te evenaren frisheid van in de buitenlucht gedroogde was.

Als ik dit alles aan eega mededeel, verklaart hij eerst dat het maar goed is dat het ding het vóór de verhuizing begeeft omdat hij er toch al aan twijfelde of we het stokoude ding nog wel mee moesten nemen, stemt daarna met me in dat het wel met wasrek en droogmolen kan, en verklaart nog geen drie minuten later dat hij misschien toch wel een nieuwe droger wil. Dat laatste is kennelijk dan toch echt wat hij wil, want als ik zeg dat hij die dan op zijn rekening mag bestellen, omdat ik net van mijn rekening een zespits gasfornuis heb aangeschaft ter vervanging van de kleine driepits in de nieuwe keuken, accepteert hij dat zonder protest. Hm. Eens afwachten of er echt nog een droger komt, ondanks mijn dreiging het ding dan vrijwel ongebruikt te laten staan, of dat hij bij nader inzien toch ook zonder kan.

Moe van de hele polderdiscussie met de droger en bijbehorend verdelen van vochtige was over het huis plof ik op de bank. Zo. Hè hè. Mams zit. Kopje thee erbij. Hondje kruipt al over de bank naar me toe om zich eens goed op mijn schoot te nestelen.

“Mam? Kom eens kijken?” roept jongste dochter één verdieping hoger. “Lieverd, ik zit nét. Kan je het ook gewoon zeggen?” “Nou, ik denk dat je even wil kijken mam. Die was die je in het trapgat gehangen hebt, die droop denk ik nog, want de muur van het trapgat zit nu vol druppelsporen…..”

’t Is wat.

Weet je wat het is, je weet het nooit, en dat is ‘t. Moedertje Natuur kan bést voorspelbaar zijn. Zo voorspel ik jullie met haar goedvinden dat na de herfst de winter komt. Jawel. Maar dat vindt ze kennelijk wel genoeg prijs gegeven. De echte moestuiniers en wildplukkers zitten nu vast al instemmend te knikken, terwijl de rest nog met vraagtekens in de ogen zit. Maar het zit nu eenmaal zo: als je iets wil van Moedertje Natuur, moet je toch ook een beetje afwachten of en zo ja hoe veel je krijgt.

Op dit moment zijn wij, nog heel even, lid van een geweldig Wijchens initiatief: Pluktuin Sfeer van Willems. Zelf noemen ze ons geen lid. Volgens de familie Willems zijn we namelijk ‘oogstgenoot’. Met alle oogstgenoten hebben we begin van het jaar geld ingelegd en daarvoor houdt familie Willems een enorme moestuin gaande. Wij oogstgenoten mogen het hele jaar door plukken, ontwortelen, oogsten en meesjouwen wat klaar is om het land te verlaten. Maar behalve in de oogst, deel je ook in het risico. Mislukt de aardappeloogst, jammer dan, volgende keer beter. No return of investment. In Groningen hebben we al een dergelijk initiatief gevonden: Het Proefveld. Ook daar ontvang je een creatieve naam: oogstaandeelhouder. Die vond ik ook wel leuk bedacht, want ook bij de handel in aandelen moet je afwachten hoe ze het gaan doen. Wij zullen in ons eerste jaar in Aduard lid zijn van het Proefveld omdat ik nog geen idee heb of het moestuinieren in eigen tuin gaat aanslaan, laat staan of we er genoeg af zullen kunnen halen om ons gezin te voorzien, én de cavia’s die ook graag wat mee knabbelen. Met al mijn ervaring sta ik toch een beetje in mijn hemd als het gaat om andere grond, andere omgeving en andere gewassen. Leuk hoor, zo’n jarenlang eigen lapje volkstuin ongeveer op de Gelders-Brabants-Noordlimburgse grens, maar voor Groningen bent u nog een groentje mevrouw Jiska.

Ja, er waren tegenvallers dit jaar. De toch wat snel rottende uien noemde ik in een eerder blog, maar ook de oogst Japanse Wijnbes in onze achtertuin viel tegen, en de pompoenen werden eigenlijk niet zo groot als gedacht. Een grappige was dat ik dacht een prachtige savooiekool geplukt te hebben, zoals gewoonlijk met wortel en al, zodat hij in een emmer bij de voordeur nog tijden goed blijft. Kan je mooi elke keer een paar bladeren gebruiken. Kool bleek vanuit de kern uitgehold te worden door rupsen. Dan sta je toch ook even beteuterd te kijken. Hoewel, de kippen en luipaardgekko’s waren erg blij met de rupsen, dus vooruit dan, er zat een goede kant aan. Wildplukken van vlierbessen kon ik trouwens ook wel vergeten dit jaar. Had ik speciaal bij een hele groep de vlierbloesems laten hangen (terwijl vlierbloesemsiroop óók zo lekker is!) om later de bessen nog te kunnen gebruiken… droogden die al aan de struiken in tot extreem onaantrekkelijke krenten-look-a-likes terwijl je erbij stond te kijken. En dat ik me al een maand verheug op de gewoonlijk veel eerder te vinden eekhoorntjesbrood zal Mevrouw Natuur ook aan haar spreekwoordelijke derrière oxideren. Wordt het eindelijk een beetje natter, is er nog geen boleet te plukken in de buurt.

img_9689Maar de natuur geeft en neemt hoor. Ik kreeg daarentegen namelijk wel een héle ruime oogst hazelnoten, ongelooflijk knetterhard van schil maar daardoor ook goed houdbaar, en de tamme kastanjes zijn opvallend mooi groot dit jaar. De lijsterbessen waren prachtig rond en zonder vlekjes, en het riet dat ik altijd voor de cavia’s pluk had dit jaar niet eens zo veel bladluis als vorige jaren.

En mijn vaste stekje in het bos waar ik 2 wilde appelboompjes weet te staan gaf me een zo overvloedige oogst dit jaar dat ik er nog maaaaaanden mee kan koken en bakken. Ik rij er nog af en toe langs, de inmiddels lege boompjes, en bedenk me weemoedig dat dit het laatste jaar was dat ik dankbaar gebruik van ze maakte.

Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.
Een deel van de wildplukappeloogst van dit jaar.

Meerdere mensen wees ik erop dat die boompjes daar zomaar gratis lekkers produceren, maar het concept van wildplukken blijft toch voor veel mensen nog iets raars en zeker als er intussen mensen langslopen schamen sommigen zich ervoor daar uitgebreid te gaan rapen, waardoor het gros van die appels ongebruikt op de grond ligt te vergaan. Zo zonde…..

Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak!
Elk partje is ongeveer een kwart appel. Lekker knapperig en vol smaak.

Ik heb de boompjes maar aangetekend op de wildplukkaart van Nederland, net als diverse andere bomen en struiken, en hopelijk maakt een ander er nog goed gebruik van. De regio waar we naartoe gaan is nog akelig leeg op die kaart. Laten we hopen dat ik er over een jaar een leuk aantal vindplaatsen aan heb kunnen toevoegen!

Zo, inmiddels zijn mijn tenen en vingers weer bijna droog en warm. Ik was namelijk vanmorgen in de tuin om spruitjes te plukken, omdat ik eergisteren overvloedig tamme kastanjes geraapt heb. De gouwe ouwe combi, never change a winning team. Terwijl het regenwater van de bladeren in mijn mouwen liep en het vocht door mijn schoenen inclusief opossumwollen inlegzolen drong, mijn vingers steeds stijver werden en mijn neus begon te lopen, zat ik daar een beetje domweg tevreden en gelukkig te wezen. Het soort gelukkige tevredenheid wat je als kleutertje voelt wanneer je met een of ander zelfgekleid gedrocht met zelfgekozen knalkleur geverfd naar een van je ouders toe loopt, en desbetreffende ouder keurig meespeelt dat hij of zij zo ontzettend blij is met jouw maaksel, ken je dat gevoel? En dat soort tevredenheid wordt dan nog eens getopt wanneer het vormeloze hoopje later op een bureau ‘nuttig’ staat te wezen met één pen en één potlood erin (een groter gat kregen je kleutervingertjes niet voor elkaar).

Maar goed. Tenen en vingers droog en warm, dus ik ga er weer even vandoor. Naar de Kringloopwinkel, spullen wegbrengen die hier niet meer gebruikt worden maar die nog bruikbaar zijn waardoor ik het vertik ze in de kliko te mikken. Kan ik meteen even kijken of er nog leuke bruikbare rieten mandjes zijn voor onze spulletjes in de nieuwe badkamer. Onze eigen kleine kringloop: ik kan zelden spulletjes daarheen brengen zonder meteen wat mee terug te nemen. Op z’n Grunnegers, waarvan ik les 1 inmiddels geleerd heb: moi!

Tranen met tuiten en spierpijn

Nu we weten dat we al over 2 maanden in Aduard zitten, heb ik mijn strenge-vriezer-beleid (voor de verkoop gingen we terug van 3 naar 2 vriezers, zodat de schuur leger kon) nog verder opgeschroefd. Wat mij betreft wordt vóór de verhuizing nóg een vriezer volledig leeg gegeten. Het dubbele daaraan is wel, dat wanneer je als rechtgeaarde wannabe-zelfvoorziener probeert om de oogst en wildpluk in te maken en daarmee zo lang mogelijk de winter uit te zingen, het een beetje tegen het gevoel in gaat om de wintervoorraad aan te spreken als er nog blaadjes aan de bomen zitten.

Gelukkig zijn er nog andere manieren dan de vriezer om je wintervoorraadje op te slaan. Er staan diverse glazen potten en flesjes in de kast die goed mee kunnen verhuizen: zoetzuur, chutney, jam, limonadesiroop -vooral veel bramensiroop-, appelmoes… De droogbonen staan na plukken, drogen, doppen, kort vriezen en weer ontdooien (tegen de bonensnuitkever) lekker decoratief te wezen in glazen weckpotten, naast de al net zo aantrekkelijk kleurige soepgroente, waar ik dankzij mijn voedseldehydrator eigenlijk jaarrond wel in voorzien ben. De knoflook is in lange vlechten opgehangen en goed gedroogd, en is eigenlijk nou ik erover nadenk ook best decoratief. Fruit zit gedehydreerd in bakken, te ver in de keukenkast om decoratief te zijn maar wél lekker. De rijke tijm-oogst staat als tijmsiroop te wachten op de eerste keelpijn, en de kruidenpotjes zijn overvol met gedroogde kruiden. Trouwens, die kruiden waren ook al goed voor twee potten vol bouillonpoeder en kruidenzout. Ik geef toe dat ik er intens tevreden van kan worden om dit zo op te sommen. Lijkt het ineens alsof we maanden ingesneeuwd kunnen raken. Spoiler: nee, daarvoor is het niet genoeg. Maar het idee is leuk om over te dromen.

Toen ik gisteren in de pluktuin was, kreeg ik te horen dat de uienoogst die zo rijkelijk lijkt, helaas wat al te snel aan het rotten leek te slaan. Waar we vorige winter nog tot bijna in het voorjaar uien konden gebruiken, zou het nu door het te lang warme weer wel eens een stuk minder kunnen zijn. Kijk, daar gaat mijn brein van draaien: in gedachten zag ik mezelf tot afval gedoemde uien redden van de ondergang door tassen vol uien krakend droog te dehydreren en te vermalen tot uienpoeder die nog járen gebruikt kan worden én amper plek inneemt in de keukenkast. Enthousiast vulde ik mijn tas met extra veel uien. Bovendien mocht ik, toen ik vroeg wanneer de witte kolen oogstklaar waren, ook alvast een flinke kool meenemen. Mijn zuurkoolvat stond me namelijk ook al wekenlang smachtend aan te kijken wanneer hij weer in gebruik genomen zou worden. Echt, ik zweer je, de blik van dat ding werd steeds beschuldigender.

Vol goede moed ging ik dus meteen ’s avonds al aan de slag. Wel zo fijn, dat kan allemaal zittend, en dat had ik wel verdiend na een dag lang rondlopen op de Kerstshow van Intratuin Duiven met de kinderen. (Spoiler twee van dit blog: ik ben een enorme Christmaholic. Stel je een kerstfan voor, zo een waarvan je denkt ‘Nou nou, moet dat echt zó overdreven’,  verdubbel die en je hebt mij zo’n beetje. Het Kerstforum is ook het hele jaar leuk en niet alleen in december, nietwaar, meelezende Kerstforummers?) Dit verklaart img_2928waarom mijn voeten pijn deden en mijn lijf al behoorlijk moegesjouwd was, want als ik naar een Kerstshow ga, dan ga ik ook intens doorleefd en detail opzuigend door zo’n show heen.

Maar goed. Voorbereiding is alles, dus daar stond het allemaal in de keuken: de dehydrator met een flinke stapel uien ervoor. Een flinke witte kool van de tuin, twee spitskolen, drie kleine witte kooltjes die ik van vrienden kreeg. Natuurlijk ook zout, kruiden, zuurkoolvat en zuurkoolstamper, snijplanken, messen, rasp, schaaf. Het bio-afvalbakje. Ik was er helemaal klaar voor. De uien verwerken was het kleinste klusje, dus om warm te lopen daar maar mee beginnen. Ui pellen, even onder de kraan omdat een natte ui minder tranen geeft (daar dacht ik dus wel over na), snel in ringen schaven en de ringen uitspreiden op het eerste dehydrator-rooster. Bij de tweede ui begon al een klein beetje tot me door te dringen dat het misschien wat minder handig was om de uien één voor één te pellen, schaven en de ringetjes uit te drukken en uit te spreiden, want na het uitdrukken en verspreiden van die rauwe tranentrekkers reageren de ogen toch wel heel behoorlijk, vond ik bij de derde ui nu echt. Bij de vierde ui had ik inmiddels besloten dat de hele stapel uien die klaar lag het ‘m niet echt zou worden, vanavond. Ui vijf liepen het traanvocht over mijn wangen en lag mijn bril al twee uien lang ongebruikt op het aanrecht, omdat ik om de haverklap met mijn mouwen de tranen uit mijn ogen moest vegen. Dat is overigens best een zeldzame sensatie voor iemand met Syndroom van Sjögren, want gewoonlijk heb ik een tekort aan tranen, maar ondankbaar als ik was wist ik het toch niet helemaal te waarderen. Terwijl ik dapper ui nummer zes aan het schaven was moest ik weer even de tranen wegvegen om te voorkomen dat ik mijn vingers zou meeschaven. We zijn immers vegetariërs dus er hoefde geen vlees bij. Maar door het ontbreken van de bril kon ik ook niet goed meer zien hoe ver vingers en schaafmes nog van elkaar verwijderd waren. Zonder dat ding ben ik ook niet een béétje kippig, ik zie gewoon haast niets. En toen kwam de cruciale fout die vast iedereen al had zien aankomen: in plaats van de mouw pakte ik de pols, waarvan ik toch echt dacht dat die veilig was. De pijnlijke sensatie die enkele milliseconden later doordrong in mijn ogen maakte me duidelijk dat het uiensap kennelijk al zo ver doorgedrongen was en dat dit NIET handig was. Shortcut naar de uitkomst: het bleef bij zes uien gisterenavond. Zojuist heb ik er nog vier in de dehydrator gedaan, met betere voorbereiding en onder stromend water. Het uienpoeder is wél heel erg lekker, als nu nog schrale troost, maar naarmate deze ervaring verder achter me ligt zal ik ook daar wel steeds tevredener over worden. Ingesneeuwd-dromen-tevreden.

Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar ik was er nog niet. De kolen lagen me nog aan te kijken en het zuurkoolvat gaapte me al te leeg aan. Na een pauze met kopje thee dook ik de keuken weer in. Báf. Uienlucht. Tja, zo lang ze nog niet droog waren zou er een flinke uienlucht uit de dehydrator blijven komen. Wie had er ook al weer bedacht dat het handig was om éérst de uien te doen en dan pas de kolen? En waarom had ik die dehydrator niet even in de schuur gezet?

Vastbesloten de oogst aan kolen vanavond nog te verwerken beet ik de kiezen op elkaar en zette door. Zuurkool maken is niet moeilijk. Je schaaft de kool héél fijn, doet die in het zuurkoolvat, zout en eventueel wat kruiden erbij, en dan stampen. Door het kneuzen van de bladeren en het zout komt er vocht uit de kool vrij en als je genoeg kool fijn stampt staat het koolschaafsel uiteindelijk helemaal onder het vocht en kan het fermenteren beginnen. Eitje.
Net als vorige jaren had ik ook nu al weer redelijk snel een lekkere stapel koolschaafsel en stampte ik vol vuur de kool plat in het vat, nog altijd vergezeld door een stevige maar al wennende uienlucht.

img_6573

Zittend kneuzen ging niet heel lekker, dus ik ging toch weer even op de pijnlijke voetjes staan tijdens het ritmisch aanstampen. Op de grond was net te laag, op een stoel was net te hoog, dus mijn rug voelde wel hoe onnatuurlijk deze houding is. En mijn armen begonnen enthousiast maar naarmate de lagen kool, zout, kruiden, stampen, kool, zout, kruiden, stampen enzovoorts toenamen, protesteerden voornoemde armen toch steeds harder tegen de kracht die nodig is om de bladeren gekneusd te stampen. Dit jaar had ik echter voor het eerst ook spitskool toegevoegd en die heeft minder vocht dan witte kool, dus ik moest wel echt goed hard stampen. Toen ik wat zorgelijk het vat in keek hoe er dit jaar minder snel vocht vrij kwam besloot ik de zuurkool nog wat lekkerder te maken door een scheut witte wijn toe te voegen. Immers, kool die boven het vocht uit komt fermenteert niet maar verrot gewoon, dus het moet wel goed onder komen te staan.

De wijn zat er nog niet bij of de kinderen besloten dat dát het moment was om te vragen of ze konden helpen. Lief, en mijn spierpijnlijke bovenarmen waren dankbaar. Maar toen de wijn en koolvocht spetterend over de rand van het vat gingen toen jongste haar gang ging had ik meteen spijt van het halverwege en niet aan het eind toevoegen van de wijn. Lachend poetsten we vloer en vat en ik bedankte nog maar eens maar nee dank je, ik doe het toch maar zelf.

Twee-en-een-half uur in de keuken bezig, bijna klaar. Het einde kwam nu toch écht in zicht, de vochtlaag nam toe, mijn kleren onder de vegen traanvocht, uienvocht en koolgroen, rode konen van de stampinspanning, de spierpijn niet meer te negeren en nog een kwart kool te gaan, en toen stonden mijn ouders ineens voor de deur. “Goh,” zei mijn moeder opgewekt, “Jij zou eens met je tante in Frankrijk moeten praten. Die weckt en weckt en maakt ook van alles in. Leuk hè?”

Het duurde even voor mijn lijf mijn hersenen toeliet te erkennen dat ik het oogst verwerken -oh ja da’s waar ook- leuk vind.

En ineens weet je het zeker.

Ineens weet je het zeker. Je gaat naar Groningen.

Niet dat het onverwacht kwam. Maandenlang speelde het al door de hoofden van ons hele gezin. Maar na een spannende sollicitatieprocedure van eega, een zenuwslopende periode van geheimhouding-dat-de-sollicitatie-succesvol-gelukt-was, de vondst van een droomhuis dat we konden kopen maar tegelijk aan een zijden draadje hing (als de term “voorbehoud verkoop eigen woning” je niets zegt, neem het dan maar zó aan, anders zijn we vier pagina’s juridisch-makelaardij-geklets verder) en drie maanden ons oude huis te koop (de hiervoor gebruikte termen ‘spannend’ en ‘zenuwslopend’ zijn dan ineens woorden geworden die de lading amper nog dekken) is nét voor de laatste datum waarop voornoemd droomhuis nog voor ons gereserveerd stond ons oude huis verkocht.

En hop: alle puzzelstukjes vallen ineens in elkaar. Deze groentjes gaan naar Grunn. Naar een heerlijk ruim vrijstaand huis in een klein en aangenaam en van interessante geschiedenis uit zijn voegen barstend dorp onder de rook van Groningen. En met wat ruimte voor onze groene aspiraties (moestuin, kippen, caviaren, tuintje, terrasje, fruitbomen, dat soort dingen: die leuk zijn als je er gek genoeg voor bent maar waarvan je handen altijd vies worden).
Nou heeft de schrijver dezes – aangenaam, type hopeloos ecologisch linksdraaiende geitenwollen sok and not afraid to show it – al heel wat regio’s van het land gezien. Dit wordt mijn elfde verhuizing, als ik goed geteld heb. Maar alle voorgaande adressen kwamen nooit noordelijker dan Utrecht, dus hey: ondanks al mijn verhuiservaring noem ik mezelf dus een Groentje voor wat betreft Groningen.

Goed, genoeg informatie in nog geen 250 woorden gepropt. Meestal ben ik een stuk wolliger en breedsprakiger. De volgende posts worden hopelijk wat minder feitjes kauwen en wat meer leukigheidjes over hoe het leven van een Groentje op weg naar Grunn eruit ziet!

(PS mij leer je kennen op “Wie is het Groentje in Grunn?”)