Tokkies Deel Twee

Op 1 januari publiceerde ik een blog over De Tokkies, onze kippenfamilie. Ik stelde Nikki, Polle en Aithusa aan jullie voor. Voor ons doen is 3 kipjes hebben niet zo heel veel, ook al omdat we probéren zelfvoorzienend te zijn qua eieren, maar omdat we al in april zeker wisten dat we zouden gaan verhuizen hebben we de twee lege plekken -veroorzaakt door twee kippensterfgevallen van dit jaar- leeg gelaten tot na verhuizing.

Nu was het dan zo ver, en had het nog meteen haast ook. Zodra kippen zich een verblijf een béétje eigen maken, komt er namelijk meteen territoriumdrift aan te pas en wordt het introduceren van een nieuw Tokkie een stukje lastiger. Trouwens, onze Nikki vindt een verblijf al eigen genoeg voor territoriumdrift na gemiddeld 3,7 seconden, dus we wilden de fase van uiterst extreme territoriumdrift (bij Nikki na gemiddeld 3,7 dagen, waren we bang voor) maar voor zijn. Bovendien, de volgende kip moet binnen zijn vóór een mogelijk vervoersverbod.

In mijn vorig blog had ik beschreven hoe ik het schuilhok gemaakt had, erin gekeken had toen het nog leeg was, en geschat had dat er vier kippen in konden. Vijf leek me nog gaan maar krap. In gedachten zag ik twee, maximaal drie kippen per stok zitten, klem van wand tot wand, keer twee stokken. Ik ben een slechte schatter. Ik zal even een foto uit het vorige blog herhalen, ter illustratie:

Dus. Herschatting: drie kippen per stok kan makkelijk en is zelfs ruim, keer twee stokken. Dat is mooi nieuws. Het is namelijk altijd prettiger voor eventuele nieuwkomers om samen met een bekend maatje erbij te komen, voor zowel de morele steun als het verkleinen van het fysieke overwicht van de oude garde. Met het nieuwe jaar amper een halve dag oud nestelde ik mij op de bank, trok de klapdoos op schoot, opende hem op Marktplaats, zette een zoekstraal van 15 kilometer op en klikte achtereenvolgens ‘Dieren en toebehoren, Vee, Pluimvee’ aan. Naast enkele pauwen en ganzen en HEEL veel hanen werden er toch ook enkele hennen aangeboden. Na het wegvinken van voornoemde hanen, kleine krielkipjes, zijdevederige rassen (zien er eerder behaard dan beveerd uit en blijven veel te lang nat na een bui) en vechtrassen (dat leek me nou écht niet handig met onze Nikki) bleef er niet veel over. En dan wilde ik er nog liefst twee tegelijk halen ook.

Misschien had ik ook niet veel advertenties nodig. Eén advertentie had meteen mijn aandacht. De advertentie het dichtst bij huis, slechts 2 1/2 km verderop in Den Horn. Een hennetje werd aangeboden mét haar toompje kuikens van 3 weken oud. Kuikens? Nu?? In de winter????
Op basis van de foto’s kon ik niet opmaken hoe groot dit Tokkie was, dus even contact gelegd. Al snel had ik door dat de eigenaar geen idee had. “Ik denk geen kriel, ik schat een kilo of vijf.” Beste man, vijf kilo, dat is eerder het gewicht van een kalkoen, nog in kerstsferen? Ik vroeg dus of ik even langs mocht komen om te kijken, en als ze groot genoeg zou zijn kon ze meteen mee. We spraken af dat ik meteen al eind van de middag kon komen, als het al donker werd, want Tokkies accepteren nieuwe Tokkies ook weer beter als ze al op stok zitten te doezelen en geen veer voor ogen zien. Meneer vindt het niet erg dat het 1 januari, een feestdag, is? Meneer vindt het niet erg. En oh ja, er wordt verbouwd aan de brug, dus vóór de brug al afslaan, dan kan ik de tijdelijke weg nemen, hij woont aan de Aduarder Diep waarover de brug gaat.

Zo dicht bij huis: tijd om mijn goede voornemen af te stoffen. Eenmaal wonende in Aduard zou je de auto zo weinig mogelijk gebruiken, en zo veel mogelijk lopend en fietsend doen, weet je nog wel? Terwijl ik mezelf zo streng toespreek en de jas aantrek, kijkt jongste me in de hal aan of ze water ziet branden: “Fietsen??? Maar dat is toch zielig voor die kip!” Welnee, kan best achterop. Kippeneindje, hahaha. Jongste besluit zich er verder niet meer mee te bemoeien en laat me gaan. In de bijkeuken, waar ik via de achterdeur naar de fiets wil, loop ik tegen eega aan die stomverbaasd vraagt waarom ik ga fietsen, en of dat niet zielig is voor de kip. Nee-hee. Dit kán wel. Lamenoumaar.

Pas als ik de achterdeur uitstap heb ik door dat het niet droog is. Niet dat het regent hoor. Nee. Het sneeuwt. Irritante priksneeuw die als naaldjes in je gezicht stuift. Maar goede voornemens zijn goede voornemens en die ga ik niet op 1 januari al loslaten. Ik heb heldere instructies gekregen over de route en het is vlakbij.

Al na een paar honderd meter zie ik niet zo veel meer. De bril is ondergesneeuwd en moet om de haverklap afgeveegd worden, waardoor mijn handschoenen al snel doorweekt zijn. Is niet erg, ik ben zo bij de brug. En over de brug. Oh, dat was niet de bedoeling. Omdraaien. Heb ik een afrit gemist? Even kijken, voor zover mogelijk in deze duistere sneeuwbui. Daar staat een bord ‘verboden in te rijden’. Daar staat een bord ‘fietsers omleiding’. Daar staat een bord ‘bouwverkeer’. Uhm…. hij had het over een tijdelijke weg, daar aan de andere kant van de weg zie ik wel iets tijdelijks aangelegd. Oversteken maar. Nee, dit loopt dood. Dat dan? Oh, daar zijn slagbomen, dat mag vast ook niet. Route drie? Nou, het lijkt me niet de bedoeling dat ik via een grasberm met de fiets onder de brug door kruip. Dit kan niet kloppen. Terug omhoog, brug op, nog eens kijken. ‘Verboden in te rijden’ en ‘Fietsers omleiding’. Ik ga voor ‘Fietsers omleiding’. Ik word volledig terug naar Aduard gestuurd, en verder. Ik stop nog even bij een bushalte om de verkoper bericht te sturen dat ik onderweg ben. Via een enorme omweg kom ik uiteindelijk weer in de buurt van het Aduarder Diep, waaraan het huis moest liggen. Op de display van mijn fiets zie ik dat ik inmiddels 9 kilometer heb afgelegd in plaats van 2 1/2. Ik zie veel woonboten, allemaal met huisnummers die niet eens in de buurt komen van waar ik moet zijn, en begin me af te vragen of ik goed zit. Dan zie ik ineens in de verte een boerderij waar iemand op de oprit met een licht zwaait. Zou het….? En ja, het zal. Een beetje ongeduldig, want hij moet gaan melken, en ik ben toch een stuk later dan afgesproken, maar: hij heeft op me gewacht. Lost meteen even het probleem van de omweg voor me op: “Niet gevonden? Hoe dan? Oh, jaaaa, maar daar staat wel ‘verboden in te rijden’ maar voor ons moet je daar toch gewoon in hoor.”

Even later zijn Jannes en ik met mijn kippenvervoerskist droog in de stal. “Ah,” wijst Jannes, “Daar zit ze al.” Los in de stal met jongvee. Gealarmeerd dreigend naar ons en klokkend naar haar grut loopt ze er vandoor. Ik maak een superblonde opmerking: “Oh, dus we moeten haar nog vangen?” Ja, ik had immers niet gezegd dat ik haar al wilde, ik moest eerst even kijken. Eigen schuld. Kwartier, twintig minuten kost de vangpartij. De kalveren kijken ons aan alsof we volslagen kierewiet geworden zijn. Ik heb nog een blond moment, want zodra ik een klepje open van mijn vervoerskist om kuiken drie erin te zetten, schiet kuiken een of twee er weer net zo hard uit. Zo komen we nooit aan 1 kip + 4 kuikens tegelijk in de mand. Moederkloek biedt het langste weerstand en is dan ook het lastigste in de kist te krijgen. Vier kuikens die net begonnen zijn met fladderen binnen houden als je een klep groot genoeg voor moedertokkie moet openen is best even een klusje voor pak ‘m beet 12 paar handen. Wonder boven wonder lukt het ons. Intussen is een andere boer al aan Jannes komen vragen om hulp, dus zodra de kip met kroost in de kist zit trekt Jannes een sprintje op klompen en laat mij zelf de kist achterop hijsen. Via de weg ‘verboden in te rijden’ ben ik in no time thuis. Kippeneindje.

 

 

 

 

 

 

We zijn nu bijna een week verder. Mama kip is Janne gedoopt (dank aan Jannes) en heeft het zwaar met haar kroost. Aithusa en Polle doen niet lastig, maar Nikki doet toch wat we van haar verwacht hadden. Arme Janne. Het wordt elke dag een klein beetje beter en we houden stug vol. Eega heeft besloten dat de kuikens die hen worden maar gewoon lekker blijven. Hij verraadt nogmaals zijn zwak voor de kippen als ik op 7 januari zijn voetstappen ’s morgens vroeg in de verse sneeuw zie staan en merk dat hij dus óók elke morgen de kipjes controleert om te kijken of alles goed gaat. Goed, nee, dat nog niet helemáál. Maar wel elke dag een beetje beter. Daar hebben we wel vertrouwen in. We gaan Nikki nog wel wat gastvrijheid aanleren!

 

Working life

Afgelopen dinsdag was het toch echt zo ver. Mijn allerlaatste werkdag op UCCZ Dekkerswald. Slechts 3 weken na mijn 12,5-jarig jubileum blies ik de aftocht. Ik ga het missen. Mijn werk, mijn collega’s, het hele ‘wereldje’ daar. Na zo veel jaar als radiologisch laborante en echografiste aldaar voelde ik me er als een vis in het water en kon blindelings mijn weg vinden. Ik wist van de hoed en de rand en zat comfortabel in mijn witte jas. Crisissituaties, zo die er al waren, waren ook reden voor glimmende oogjes op een bepaalde manier. Niet voor niets vond ik mijn toegevoegde functie als BHV’er serieus leuk. Gooi d’r nog maar een ontruimingsoefening tegenaan en een fikkie om te blussen! Op z’n Brabants gezegd: ze maakten mij de pis niet lauw. Ik sta en stond stevig in mijn schoenen en vond het heerlijk om vooruit en mee te denken bij ingrepen en dergelijke en vragen voor te zijn. Op Dekkerswald voelde ik me goed en op mijn plek en kreeg ik de ruimte en vrijheid om mijn werk op een goede manier in te vullen en dat is een serieuze win-win-situatie. (Als tegengeluid: als ik die vrijheid en ruimte om mijn werk naar inzicht goed in te vullen niet krijg, ben ik ook niet de prettigste collega, ben ik bang. Dan word ik eigenwijs en tegendraads en ga op mijn strepen staan en wil gehoord worden. Ik kan ook best vervelend koppig zijn…) Waar ga ik zo iets weer vinden, zo’n plek waar je je collega’s blindelings vertrouwt en zij jou vertrouwen? Ooit hoop ik me weer ergens net zo in te kunnen nestelen.

De laatste weken waren de veranderingen al zichtbaar. De baas die me niet langer in de CC zet bij ‘regelmails’ maar een andere collega daarvoor uitkoos. Het op mijn handen gaan zitten bij een mail die ik voorheen, als arbo-contactpersoon van mijn afdeling, beslist niet zomaar voorbij had laten gaan maar actie op had ondernomen. Me niet meer druk maken om de aanstaande totale fusie per 1 januari met het grote Radboudumc, waarvoor nog schrikbarend veel hiaten ingevuld moeten worden en die nog behoorlijk wat onrust onder veel personeel geeft. Handjes schudden van sollicitanten op mijn baan en het inwerken van mogelijke opvolgers. Zaten trouwens best gezellige lui bij. Die afdeling blijkt toch wel zonder mij verder te kunnen 😉

Gecarameliseerde roodlof op paddestoelentapenade met in Wijchens Hittepitbier-beslag gefrituurde shii-take.

Voor mijn afscheid had ik gekozen voor een kookworkshop met mijn collega’s, en eega mocht ook mee. Bij mijn jubileum werd ik door de baas in zijn toespraak een ‘intrigerende geitenwollen sok’ genoemd. Dat klopt als een bus natuurlijk, en geheel in lijn der verwachtingen besloot ik bij mijn afscheid daarom dat de kookworkshop volledig vegetarisch diende te worden. Geen vlees, geen vis. Niet alleen voor mij, nee, voor álle collega’s. Ik zou mijn co-werkers wel eens laten zien hoe lekker je kan eten zonder de zware ecologische voetafdruk van het eten van dieren, en laten merken hoe je het vlees dan ook echt niet mist. Marcel Weber van KookCollege Wijchen had een paar mooie recepten klaar liggen en in perfecte harmonie werden de koppels gevormd en de vier gangen bereid.

Tartelettes met vers gemaakte viervruchtenjam, rood fruit en onder de brander gebruind eiwitschuim.

Prachtig opgemaakt kwamen de gangen één voor één op tafel. Tegen de tijd dat we de laatste tartelettes achter de kiezen hadden, bleken we al vijf uur aanwezig te zijn en verlieten we met een mengeling van moeheid, opgetogenheid en weemoed, en met behoorlijk volle buiken, de mooie kookeilanden. De meeste collega’s zal ik niet meer zien, maar de baas had nog een speciale smoes bedacht om het afscheid te rekken: hij was gewoon mijn afscheidscadeautje vergeten zodat hij nóg een keer gedag kan komen zeggen vlak voor ons definitieve vertrek naar Aduard. Heerlijk zijn kerstdagen besteden aan een extra ritje naar ons oude huis waar we onze laatste Wijchense kerst vieren. De collega’s stonden versteld over zoveel vernuft, hadden zij dat ook maar bedacht. Ter plekke ontstonden nog wilde plannen om gezamenlijk pakjes Wijchense roomboter naar Aduard te rijden, maar ja, wie doet dan de bereikbare dienst? Ik voorspel dat mijn collega’s hier niet uit gaan komen en dat er uiteindelijk niemand komt.

In onze nieuwe tuin staat een klein kersenboompje te wachten tot hij de grond in mag. Het is mijn zelf uitgezochte kerstcadeau 2016 van het Radboudumc-Dekkerswald. Als het boompje ooit vrucht gaat dragen zal ik bij elke terloops tussendoor gesnoepte kers terugdenken aan mijn jaren in dit ziekenhuis. Het worden vast zoete kersen.

 

Voorpret en afscheid gaan hand in hand

Wat gaat het hard zo. Al bijna verhuistijd.
Achteraf zal ik er vast om lachen als ik dit terug lees, zoals ik ook altijd glimlach als mensen met kinderen beduidend jonger dan de onze zeggen: “Maar hij/zij (doorhalen wat niet van toepassing is) is ook AL (vul in) weken/maanden/jaren!” “Oh ja,” denk ik dan, “dat dacht ik ook altijd vroeger, toen ze nog MAAR zo klein waren.” Kwestie van perspectief. Want waar mijn perspectief bijvoorbeeld zegt dat onze kinderen van zestien en bijna veertien (die laatste hebben we 2x in de aanbieding) weliswaar al best wel een béétje groot en enigszins zelfstandig zijn, maar toch nog écht wel kinderen, zullen onze drie pubers hun perspectief vast beduidend anders formuleren als je ze ernaar zou vragen.

Maar ik dwaal af. Al bijna verhuistijd. Daar was ik gebleven.
Het grote afscheid nemen is gaande. Oudste heeft een surpriseparty gehad, waarbij al haar vriendinnen het huis kwamen versieren en lekkers en cadeautjes neerzetten, terwijl oudste enigszins tegensputterend door middelste (die betrokken was in het complot) was meegenomen om met de honden te gaan wandelen. Middelste heeft niet zo’n behoefte aan afscheid nemen, omdat ze vooral heel erg graag naar Grunn wil en meer vooruit kijkt. Jongste weet uiteraard best dat het er echt aan komt, maar zet diep vanbinnen mentaal de hakken in het zand en wil er eigenlijk nog niet over nadenken, dus negeert alle soorten van afscheid. Eega en ik hebben vanavond afscheid genomen van ons orkest, wat hij net wat makkelijker vond dan ik. Het feit dat we afgelopen zaterdag, toen we onze laatste noten uitbliezen bij dit orkest, een fantastisch resultaat haalden bij het concours waaraan we deelnamen maakt het afscheid gelukkig wel bevredigender. img_5042
We werden ontzettend mooi en warm toegesproken door zowel dirigent als voorzitter, werden verrast door een erg leuk Toon Tellegen-boekje dat we van de voorzitter kregen, en overvallen door de fluitisten, hobo’s en hoorns die samen een afscheidscadeau voor ons gemaakt hadden: een prachtige lantaarn met kaars, kerstlichtjes en kerstballen, met op de kerstballen alle namen van ons beider sectiegenoten. Eega kreeg via een medemuzikant nog een goed flesje, rood, van een fluitiste die er door ziekte niet bij kon zijn. Het is best even kil om dit warme bad uit te stappen.

Voornoemd concours (kan u deze tak na vorige hak nog volgen?) was in Hoogeveen. “Echt wel een heel stuk naar het noorden,” aldus de orkestleden. Wij knikten maar eens braaf met ze mee, terwijl we net van een laatste bezichtiging van onze nieuwe woning af kwamen en dus zojuist drie kwartier in zúidelijke richting afgezakt waren om in Hoogeveen te geraken.
Weer even in Aduard zijn en het nieuwe huis (nou ja, volgende, want nieuw is het niet) te zien was heerlijk. De voorpret sidderde door ons heen. Oudste bijvoorbeeld klom haar toekomstige zolderkamer op, ging plat op haar rug op de grond liggen, armen en benen wijd, en bleef gelukzalig zuchtend haar nu nog kale nieuwe kamer rond kijken. Middelste en jongste kibbelden nog wat over de kamerverdeling en de kleuren die ze op hun muren wilden, maar waren in hun hoofd hun kamers al aan het inrichten. Gelukkig waren er een klusbedrijf en schilder bij om de werkzaamheden op te nemen, want naar de schilder luisterden de meiden vele malen beter dan naar ouders (ja dùh-uh) als er wat ehm… onconventionele c.q. gewaagde kleurkeuzes gemaakt werden. Eega en ik werden het onderling gelukkig veel makkelijker eens over de kleuren, nadat ik tenminste het veto van eega geaccepteerd had dat een bordeauxrode muur ook bordeauxrood zou blijven. Eega daarentegen deed in ruil totaal niet moeilijk over het inplannen van een grote caviaren en een kippenhok in de achtertuin.

Als je een huis koopt van een eeuw oud, koop je geschiedenis. Dat huis heeft de roaring twenties volledig meegemaakt, en werd gebouwd in een tijd dat de wooneisen niet konden voorzien hoe veel ze nog zouden moeten plooien naar de moderne tijd. Ons nieuwe huis barst uit zijn voegen van charme en ademt historie.

Een heel deel van de geschiedenis is ook nog zichtbaar. Plafonds van verschillende hoogtes. Grote steunbalken aan daken en muren en op onverwachte plekken. Schuine daken. Muren die in de loop van diverse decennia gebouwd, aangebouwd en herbouwd zijn en dus hier en daar onlogische verspringingen en indelingen geven. En sowieso een andere sfeer dan ons rijtjeshuis nu. Kortom, sommige meubels passen niet in het nieuwe huis. Letterlijk of omwille van esthetiek. Sinds die laatste bezichtiging heb ik dan ook nogal wat gedoe omhanden, want oude meubels worden te koop of te geef aangeboden, en nieuwe(re) worden via good old Marktplaats aangeschaft. Leuk, die voorpret bij het binnenhalen van nieuwe tweedehandsjes, maar ik hou geen vrij momentje meer over. Tja, dat krijg je ervan als je de enige met rijbewijs bent in het gezin.
Jongste nestelt zich prinsheerlijk in een laag spijlenbed in plaats van de vertrokken hoogslaper, middelste ontdekt juichend achter de computer dat haar bod is geaccepteerd op dat bureau dat ze zo graag wilde, oudste is enthousiast te krijgen met een stel oude veilingkisten, en eega stemt tevreden in dat de kast die we met vereende krachten in en uit de auto sjouwen inderdaad móói is. Het schort alleen nog een beetje aan de logistiek en planning hier en daar. Zo staat er nu al een week een compleet bed in losse planken tegen een raam, die daar nóg vier weken zal blijven staan ook, een losse kledingkast wordt zondag opgehaald maar de oude kan nog niet geadverteerd worden omdat daar nog 2x zo veel kleding in zit waarvoor nog een andere oplossing verzonnen moet worden, een bedbodem staat irritant in de weg in de keuken, een paar al gevulde verhuisdozen blokkeert vakkundig een volledige zwaai van de achterdeur naar de tuin, ik adverteer me suf met een gratis op te halen wasdroger die alleen nog maar halve wasjes droogt maar het ding staat nog steeds log sta-in-de-weg te wezen, en de inmiddels echt wel heel erg oude strijkplank (waar ik ’s nachts als ik in het stikdonker de slaapkamer op stommel nogal eens een bijna-dood-ervaring aan te danken heb) mag van eega al wel in woord maar nog niet in daad weg. Nee, naar de stort rij ik niet, hoe verleidelijk het ook is om de hele mikmak in één keer kwijt te zijn: spullen die nog bruikbaar zijn zullen en moeten een tweede (of derde, of vierde) leven tegemoet. Ook als onze levens zich scheiden. En het is voor mij niet meer dan logisch om ‘nieuwe’ spullen via Marktplaats te zoeken. Er is al zo veel overproductie in deze overgeïndustrialiseerde wereld, laten we alsjeblieft die overproductie niet onnodig stimuleren.

Ons interieur is als gevolg daarvan een vanaf de studententijd tot nu langzaam ontwikkelend geheel. Het begon als bont geheel van wat van huis uit meegegeven was of toevallig gratis voor handen was. De elektrische mixer die mijn moeder kocht toen ze op kamers ging, begaf het in mijn keuken pas toen de kinderen al tieners waren. Een knalgroene kast gebroederlijk naast een blauwe bureaustoel bij een oud koloniaal bureau en een afbladderende nepleren beige bank met roze kleedje en grijze kussens: het kon allemaal. Berucht en begniffeld bij familie was bijvoorbeeld mijn studentenbijzettafel: om de paar weken beplakte ik een kartonnen doos met de restanten van het behang van mijn studentenkamer, en als die doos na een paar weken ingezakt was werd de volgende gehaald en beplakt.
Inmiddels staat onze inrichting op het punt ‘wel heel veel oud en doorleefd en donker hout, dus er is een soort van samenhang, maar allemaal hetzelfde soort hout kunnen we gevoeglijk vergeten’. Links en rechts rondkijkend in de woonkamer tijdens het schrijven van dit blog heb ik uiteindelijk 3 kleine houten mandjes, 1 sta-lampje en 1 krukje kunnen ontdekken die we nieuw kochten, de rest van het meubilair is nog steeds tweedehands. Of zoals ze tegenwoordig zeggen: hipster, secondhand en vintage. Oh my. Zijn we toch nog modern.

 

img_1942

My finest moments

Soms héb je van die dagen. Ken je dat? Van die dagen die je maar beter had kunnen overslaan. Dat je bij het opstaan al denkt: “Mep ik die wekker nou voor de eerste, tweede of derde keer uit?” om je dan vervolgens gek te haasten om de voorgeprogrammeerde-dus-net-nu-klaar-was nog opgehangen te krijgen voor vertrek naar werk, want uiteraard was het de derde keer. Je had ook op tijd naar bed moeten gaan de avond ervoor, wat je ook nog zo van plan was een paar uur daarvoor, vóór je die mierzoete kerstfilm op Netflix ontdekte. Het bakje yoghurt-met-muesli op de bijrijdersstoel, even later onderweg naar werk, gaat zowaar niet om. Even heb je daarom de futiele hoop dat een brakke start nog niet een hele brakke dag betekent. Meestal trekken die ellendige momenten elkaar namelijk aan kop en staart mee, en als je dag eenmaal slecht begint, zie er dan nog maar eens een positieve draai aan te geven. Maar nee, de Wet van Murphy laat zich gelden en met een soort van geruststellende zekerheid dat het universum nog niet veranderd is landt er terwijl je voor het stoplicht staat een klodder yoghurtkleffe muesli vanaf je lepel op schoot.

Op werk blijft het opvallend rustig qua ongeluksdag. Een halve dag werk en er gaat amper wat mis. Zou het dan toch…..? En terwijl ik deze zin in gedachten nog niet eens afgemaakt heb, begin ik de auto al te keren omdat ik me op dat moment realiseer dat ik vergeten ben iets op te halen wat ik via Marktplaats kocht, en vlak bij mijn werk voor me klaarstond vandaag.
De kinderen hebben een vrije dag maar hebben mijn smeekbede om WC-papier te gaan halen nog niet zwaarder laten wegen dan de regen buiten, dus ga ik zelf maar bij de winkel langs. Waar je uiteraard aan de beurt bent voor de steekproef als je met een minutieus ingepaste propvolle boodschappentas aan de zelfscankassa komt. En nee, de caissière krijgt het niet op dezelfde manier terug in de tas. Ik heb al vaker gedacht dat tassen en verpakkingen meteen 10% kleiner worden zodra een precies passende inhoud eruit gehaald is, en dit is daar wederom een bewijs van.

Thuis! Snuf…. snuf….. Nee hè. Hondenbraaksellucht. Natuurlijk is het zielig voor diegene van de twee honden die niet lekker geworden is, welke dat dan ook is, maar moest dat dan precies half op de leuning van de bank zodat het diep in de naad tussen leuning en kussen kon lopen en daar half opdrogen?
Even later sleep ik de twee grote leren fauteuils die straks door de kringloopwinkel opgehaald worden alvast naar de keuken, lekker dicht bij de voordeur. Ik haal nog even een doekje erover en een borstel door de naden en twijfel of ik zal wachten tot ze opgehaald worden, of dat ik de gok neem de was te gaan checken op droge kledingstukken en de rest te gaan verhangen om beter te laten drogen. Dat is op zolder, als dan de bel gaat is het weer trappenlopen. Ach, zo erg is dat ook eigenlijk niet, niet zeuren Jiska. Van een paar trappen extra lopen op een dag zal je ook niet minder worden, bovendien heb je net op het werk na dat handje pepernoten óók nog eens die hele zelfgebakken appelflap van die collega van de poli opgegeten. Lopen dus! Op weg naar zolder kijk ik even de studeerkamer in en zie daar de inhoud van de prullenbak van eega over de vloer liggen met alle lege drop- en chipsverpakkingen aan stukjes gescheurd tussen het oud papier, lege inktpatronen en puntenslijpsel. Aha. Ik weet meteen welke hond er gekotst moet hebben, want er is er maar één die de trap neemt (mag niet, dus foei) en zijn geliefde baasje gaat zoeken als die een nachtje niet thuis slaapt (agossietochhijmisthem) en als hij het baasje niet vindt als een ware opportunist dan meteen maar op zoek gaat naar comfort food doggystyle.

Al weer heel wat luttele minuten langer boven dan gepland. De was is deels verwerkt, vloer van de studeerkamer weer toonbaar, natte handdoeken van de vloer van de badkamer gepakt en met een poging tot opvoedkundige (maar daarvoor eigenlijk te geïrriteerde) snauw naar de kinderen opgehangen. Eenmaal beneden zie ik dat ik de kringloopwinkel al een half uur geleden verwacht had. Ik kijk onze berichtwisseling terug en zie dan staan dat ze vanàf Uur U komen en niet óp Uur U. Niet handig. Ik moet namelijk ook nog de dieren in de tuin gaan verzorgen en wat stormschade van gisteren daar opknappen, maar in de tuin hoor ik de deurbel niet. Terwijl ik een krabbeltje toevoeg aan onze berichtwisseling met de vraag wanneer ze ongeveer komen, zie ik de bus ineens voorbij rijden. Okay, soms zijn mijn finest moments niet alleen pechaantrekkend en Murphy-achtig maar ook een klein beetje grappig, dus ik voeg nóg een berichtje toe met ‘Sorry! Laat maar! Daar zijn ze al!’ en krijg een lachende chauffeur aan de deur: die berichten kwamen zo’n beetje op het moment dat ze parkeerde namelijk bij háár binnen. Terwijl ik de stoelen afgeef zie ik tot mijn schaamte nog een vergeten stuk ongeborstelde naad waarin een kruimelvoorraad zit waar een beetje huismuis een dag op kan teren. U weet het, ik ben een viespeuk, maar ik had toch graag een beetje meer de schijn opgehouden. Gelukkig is de chauffeur een nette lady en houdt ze vol dat ze amper wat ziet, dat ze erg blij zijn met de stoelen en dat ze ze zo mooi vindt dat ze voorlopig eerst even de etalage in mogen.

Het loopt nu eigenlijk best voorspoedig. De vegetarische gehaktballen die ik vanmorgen vergeten was te ontdooien zijn met úren minder uit de vriezer dan gepland al met al toch al best mooi zacht geworden. De cavolo nero is gesneden. De aardappels geschild. De nerven van de kool en de aardappelschillen hebben de cavia’s verblijd, de kipjes hebben een extra stuk brood gehad, het werk in de tuin is gedaan, de verhuisdoos waarover ik bijna struikelde staat netjes in de kast in de schuur, tijd voor een kopje thee en mijn mails bijwerken. In verband met de verhuizing verlies ik het mailadres van XMSnet dat ik al jaaaaaren gebruikte, daarom heb ik een oud Gmail-account wat behoorlijk inactief was weer nieuw leven ingeblazen, en al enige weken wijs ik iedereen via mijn automatische handtekening erop dat mijn XMS-mailadres binnenkort vervalt. Ik heb alvast maar even ingesteld dat alles wat op XMS binnenkomt naar mijn Gmail gestuurd moet worden. Zo mis ik niets, en kan ik vóór het mailadres niet meer bestaat kijken wie ik nog even moet waarschuwen dat ze een oud adres gebruiken. Handig toch?
Nou….. lees en huiver. Heb even geduld, er komt een heel verhaal maar ik beloof dat het ergens toe gaat leiden.

Ik had ooit ingesteld dat wat er aan mail op mijn toen zeer slapende Gmail binnenkwam, doorgestuurd werd naar mijn toen zeer actieve XMS-mailadres. Ik was het al weer vergeten, eigenlijk, want dat heb ik jaren terug al gedaan. De provider XMSnet is in al die jaren al 3x van naam en eigenaar veranderd. Koppig als ik ben heb ik elke keer dat er weer een overdracht was waar wij klanten niets over te zeggen hadden geweigerd mijn mailadres aan te passen. Braaf als de providers zijn hebben ze dat XMS-mailadres ongemoeid gelaten. Alleen zijn ze vergeten alle instellingen van de klantenpagina mee te verhuizen, die drie keren. Zodat ik nu vanaf mijn klantenpagina van Telfort -want daar zijn we inmiddels ongevraagd aanbeland- elke verandering aan mijn mailinstelling kan doen die ik wil, mits ik het mailadres van Telfort gebruik. En die gebruik ik niet. Ik gebruik XMS. En ik kan geen enkele wijziging meer doen aan de instellingen van XMS-mail, want die pagina bestaat niet meer. Van ruime opties naar helemaal noppes. Wie had dat nou gedacht? De kwaliteit die we gewend waren weg, voor een nog hogere prijs!
Wat blijkt nu, als ik instel in Gmail dat ik mail van XMS-net daar ook wil laten ophalen, terwijl daar al ingesteld staat dat mail van Gmail doorgestuurd moet worden naar XMS-net, wat krijg je dan? Juist. Een looping. De mail kaatst als een pingpongballetje heen en weer tussen beide accounts en ik ontvang alles minimaal 2 keer op mijn laptop. Een mail ‘even’ verwijderen heeft geen zin want dan komt hij via een ping of een pong alsnog mijn mailprogramma in gestuiterd. Ik moet een mail die ik niet wil bewaren stug een paar keer verwijderen wil hij wegblijven. Ik kan mijn instellingen voor XMS-net niet meer veranderen, dus ik denk de oplossing te hebben: ik zorg gewoon dat mijn laptop, die zowel XMS als Gmail binnen haalt, gewoon stopt met XMS-mail binnen halen. Dan komt elke mail maar één keer binnen en ik mis toch niets want Gmail stuurt het toch allemaal naar me door.

Blij dat ik de oplossing heb klik ik op mijn laptop op mijn mailinstellingen. Ik kies de postbus XMSnet. Ik klik op “Postbus Verwijderen”. Ik krijg een ‘wilt u dit zeker’ waarschuwing, en met een zucht dat het wel Windows lijkt (ik ben een appelfanaatje) klik ik door, ja, ik weet het zeker, ik wil dat deze postbus niet meer actief is.
Met een tergend langzaam teruglopen van aantallen zie ik járen mail uit mijn mailprogramma verwijderen. Mijn toenemende paniek nu ik heel heel heel erg veel mail zie verdwijnen die ik heel heel heel bewust bewaard had helpt natuurlijk geen sikkepitje. En natuurlijk doe ik zo’n superblonde actie ook weer als mijn Time Capsule (externe harde schijf voor back-ups) na een korte storing al meer dan twee maanden staat te wachten op oh-ja-die-moet-ik-nou-echt-weer-even-configureren-want-nou-backupt-hij-niet. Waardoor ik nu de keuze heb om ofwel mijn mail van jaren definitief kwijt te zijn, ofwel al mijn andere werk van de laatste 2 maanden omdat mijn jongste back up nu eenmaal 2 maanden oud is. Ik had ook beter moeten weten dan dit te willen regelen op een officiële pechdag.

Excuseer, ik moet ermee ophouden voor vandaag. Ik zie ineens dat het al bijna etenstijd is en dat ik vergeten ben het vuur onder de pannen op tijd aan te zetten. Bovendien hoor ik de hond net weer kotsen.

Knagend geweten

Ik ben een enorme kerstfan. Ik had het al eerder gezegd, ik neem de most wonderful time of the year zeer serieus. Gisteren waren we met 15 man-en-vrouw-van-het-Kerstforum sterk in Eurofleur Leusden om de kerstshow te bezoeken en verdwenen er alwéér kerstitems in mijn winkelmandje, ook al had ik uiteraard niets nodig. Hoewel, niet nodig: we hadden ook echt nog geen adventskalender op de WC. En als enorme theeleut kon het natuurlijk ook niet langer zo zijn dat ik niet eens mijn eigen Tea For One set met kerstmotief had, dus ah joh: die scharen we nu onder de basic needs voor een theeminnende Christmaholic.

Het vervelende is wel, dat de kerstperiode me een vaag knagend geweten geeft. Ik neem thee drinken net zo serieus als kerst vieren, dus dat ik enkele zeer bijzondere kerstsmaken laat overvliegen uit de USA dit jaar en dat ik een thee-adventskalender uit de UK bestelde vorig jaar is voor mij hartstikke logisch. En ik geniet er ook enorm van. Zeker van die melanges die hier niet te krijgen zijn en zinnenprikkelende namen dragen zoals “Sleigh Ride”, “Gingerbread Man”, “Irish Holiday”, “Plum Pudding”, “Frozen Winter Berries”, “Spicy Pumpkin” of “Downton Abbey Legacy”. Maar ergens, heel vaag achterin mijn hoofd, voel ik mijn ecologische voetafdruk een klein beetje meer de grond in drukken dat ik voor zo iets vervoer per vliegtuig gebruik. Geweten gaat er nog eens goed bovenop zitten.

Mijn kerstdorp! Wat een genot! Kerst is eigenlijk niet compleet zonder dat ik een flink kerstdorp opgebouwd heb. Meestal begin ik tweede week november al, en ben ik toch wel een week lang heel wat vrije uurtjes aan het bouwen. Dozen verspreid over de woonkamer, stellages van karton, steen en hout die steeds meer gaan lijken op een berg, bedrading die goed verstopt wordt, mos en takjes drogend op de verwarming, lijm aan mijn vingers en rode wangen. Net na het opzetten is het nog ‘algemeen winterdorp’, verklaar ik aan diegenen die narrig kijken vanwege de vroege datum. Half november komt Sinterklaas met zijn paard en Pieten (donkerbruine….) aan in mijn dorpje. En op 6 december verlaat hij het dorp, komt Santa aan en gaat het sneeuwen. Ongeacht hoe het er buiten uit ziet, in mijn dorpje sneeuwt het. Alle verlengkabels en stekkerdozen zijn ingenieus verstopt aan de achterkant en onderkant van het dorp en doorgestekkerd naar één hoofdschakelaar. Als ik thuis kom gaat de hoofdschakelaar meteen aan, vaak met de jas nog aan is dat het eerste waar ik heen loop, en dan komt het hele dorpje tot leven. Jaaaahaaaa….. ik wéét dat ik heel wat lichtjes ‘onnodig’ aanzet, Geweten. Hou je mond. Dit jaar bouw ik geen dorpje vanwege de verhuizing, nou goed?

Evenzo met de lichtjes in de bomen. Ik geniet er enorm van als de donkere dagen opgefleurd worden met lichtjes buiten, heel veel lichtjes, die bij voorkeur zo vroeg mogelijk aan gaan en zo lang mogelijk blijven hangen. Ik veer op als ik in november (of soms al eerder!!!) de eerste lichtjes ’s avonds aan zie. Heerlijk! De Donkere Dagen komen eraan! Hoe donkerder het is, hoe mooier de lichtjes overkomen!
Maar ook hier zit er vaag in mijn hoofd dat dit dus wél lichtvervuiling is. Het lukt me steeds slechter dit gevoel volkomen te negeren. Natuurlijk sus ik mezelf. Mijn ecologische voetafdruk is al maar ongeveer een derde tot de helft van de gemiddelde Nederlander. Ik doe al mijn best om deze nog verder te verkleinen. Maar dan nog, als iedereen zo zou leven als ik, zouden we nog ongeveer 2 aardbollen nodig hebben om hierin te voorzien. Kan je nagaan hoe zwaar de gemiddelde Nederlander leunt op onze natuurlijke bronnen, en dat is dan weer niets vergeleken met de gemiddelde Amerikaan of Chinees, die samen om de twijfelachtige eerste plek vechten wie het meest vervuilend bezig is. Ik ben dan ook flink van slag geweest toen Donald “Climate Change Is A Hoax” Trump president-elect werd.

Ik moet er soms ook maar niet te lang bij stilstaan. Dan heb ik geen leuk leven meer, als ik op alle slakken zout ga leggen. Nog even doorgaan met mezelf sussen dus. En genieten van de voordelen. Aan de lucht gedroogde was ruikt veel lekkerder. De vegetarische snert uit de slowcooker is niet alleen energiezuiniger bereid maar ook nog eens verrekte lekker, lekkerder nog dan uit een gewone pan. Alle groente uit de moestuin halen is niet alleen goed voor het ecopootafdrukje, maar ook nog eens zelfvoorzienend, biologisch, gezond en ontzettend lekker en vers. En dat we een paar oude maar nog goede stoelen niet zomaar weggooien maar naar de Kringloopwinkel doen is niet alleen maar altruïsme, het geeft ook ons zélf een goed gevoel dat spullen een ander nog blij kunnen maken en dat hergebruik duurzaam is. Gaat het al weer een beetje beter, Geweten?

Polderen met het witgoed

Zelfs ons huishouden denkt met me mee. Neem nou de wasdroger. “Verhuizen? Ah joh, doe voor mij vooral geen moeite. Ik ga gewoon nu kapot. Je wilde toch al lekker milieubewust overstappen op een droogmolen in je nieuwe tuin en een groot staand droogrek in de ruime bijkeuken straks in Aduard, toch?”
Op zich lief natuurlijk dat zo’n ding mijn groene wensen serieus neemt, en zichzelf daarbij volledig wegcijfert. De enige glitch in zijn gedachtengang (of haar gedachtengang, daar zijn we na al die jaren samen nog niet uit) is dan wel weer dat hij/zij daar zeven weken te vroeg mee is. Want pas over zes-en-een-halve week krijgen we de sleutel en over zeven-en-een-halve week verhuizen we. En tot die tijd zou ik toch heel graag (alsjeblieft dank u wel) de was in dit toch wat minder ruime huis, zónder bijkeuken, zónder ruimte voor een wasrek, en zónder droogmolen in de tuin, ook nog vochtvrij de kast in krijgen. En vooral vandaag, nu ik 3 wassen achter elkaar gedraaid heb.

“Nou vooruit,” besluit de wasdroger -vol consideratie zoals het ding zich al heeft bewezen, en na een flink ingrijpen van mijn kant-, “dan doe ik gewoon nog heel even kwart wasjes, of heel misschien zelfs hálve wasjes, okay?” En zo hebben de wasdroger en ik momenteel een relatie die een uitstekend voorbeeld is voor ons oh zo Nederlandse poldermodel. Er wordt precies zoveel was gedroogd als ik niet meer kwijt kan in 2 trapgaten aan hangers aan de treden en over de trapleuningen, over 3 verwarmingen, over 1 traphekje, aan 2 verwarmingsbuizen, aan 4 over een trapgat getrokken drooglijnen, over 1 deur, aan 1 muurlamp, over 1 brandblusser en aan de handgreep van ons breedste Veluxraam (sorry eega, die boven jouw bureau dus).

Standvastig (of eigenlijk meer koppig) besluit ik dat er toch géén nieuwe wasdroger besteld wordt. Deze weken overleven we wel, met wat meer planning en slalommen in de trapgaten, en ik koop gewoon nu vast een droogrek dat dan ongelooflijk in de weg kan staan in de keuken. Waarderen we de ruimte straks in Aduard gewoon des te meer. En het einddoel hou ik voor ogen als het me even te veel wordt: de niet te evenaren frisheid van in de buitenlucht gedroogde was.

Als ik dit alles aan eega mededeel, verklaart hij eerst dat het maar goed is dat het ding het vóór de verhuizing begeeft omdat hij er toch al aan twijfelde of we het stokoude ding nog wel mee moesten nemen, stemt daarna met me in dat het wel met wasrek en droogmolen kan, en verklaart nog geen drie minuten later dat hij misschien toch wel een nieuwe droger wil. Dat laatste is kennelijk dan toch echt wat hij wil, want als ik zeg dat hij die dan op zijn rekening mag bestellen, omdat ik net van mijn rekening een zespits gasfornuis heb aangeschaft ter vervanging van de kleine driepits in de nieuwe keuken, accepteert hij dat zonder protest. Hm. Eens afwachten of er echt nog een droger komt, ondanks mijn dreiging het ding dan vrijwel ongebruikt te laten staan, of dat hij bij nader inzien toch ook zonder kan.

Moe van de hele polderdiscussie met de droger en bijbehorend verdelen van vochtige was over het huis plof ik op de bank. Zo. Hè hè. Mams zit. Kopje thee erbij. Hondje kruipt al over de bank naar me toe om zich eens goed op mijn schoot te nestelen.

“Mam? Kom eens kijken?” roept jongste dochter één verdieping hoger. “Lieverd, ik zit nét. Kan je het ook gewoon zeggen?” “Nou, ik denk dat je even wil kijken mam. Die was die je in het trapgat gehangen hebt, die droop denk ik nog, want de muur van het trapgat zit nu vol druppelsporen…..”

Tranen met tuiten en spierpijn

Nu we weten dat we al over 2 maanden in Aduard zitten, heb ik mijn strenge-vriezer-beleid (voor de verkoop gingen we terug van 3 naar 2 vriezers, zodat de schuur leger kon) nog verder opgeschroefd. Wat mij betreft wordt vóór de verhuizing nóg een vriezer volledig leeg gegeten. Het dubbele daaraan is wel, dat wanneer je als rechtgeaarde wannabe-zelfvoorziener probeert om de oogst en wildpluk in te maken en daarmee zo lang mogelijk de winter uit te zingen, het een beetje tegen het gevoel in gaat om de wintervoorraad aan te spreken als er nog blaadjes aan de bomen zitten.

Gelukkig zijn er nog andere manieren dan de vriezer om je wintervoorraadje op te slaan. Er staan diverse glazen potten en flesjes in de kast die goed mee kunnen verhuizen: zoetzuur, chutney, jam, limonadesiroop -vooral veel bramensiroop-, appelmoes… De droogbonen staan na plukken, drogen, doppen, kort vriezen en weer ontdooien (tegen de bonensnuitkever) lekker decoratief te wezen in glazen weckpotten, naast de al net zo aantrekkelijk kleurige soepgroente, waar ik dankzij mijn voedseldehydrator eigenlijk jaarrond wel in voorzien ben. De knoflook is in lange vlechten opgehangen en goed gedroogd, en is eigenlijk nou ik erover nadenk ook best decoratief. Fruit zit gedehydreerd in bakken, te ver in de keukenkast om decoratief te zijn maar wél lekker. De rijke tijm-oogst staat als tijmsiroop te wachten op de eerste keelpijn, en de kruidenpotjes zijn overvol met gedroogde kruiden. Trouwens, die kruiden waren ook al goed voor twee potten vol bouillonpoeder en kruidenzout. Ik geef toe dat ik er intens tevreden van kan worden om dit zo op te sommen. Lijkt het ineens alsof we maanden ingesneeuwd kunnen raken. Spoiler: nee, daarvoor is het niet genoeg. Maar het idee is leuk om over te dromen.

Toen ik gisteren in de pluktuin was, kreeg ik te horen dat de uienoogst die zo rijkelijk lijkt, helaas wat al te snel aan het rotten leek te slaan. Waar we vorige winter nog tot bijna in het voorjaar uien konden gebruiken, zou het nu door het te lang warme weer wel eens een stuk minder kunnen zijn. Kijk, daar gaat mijn brein van draaien: in gedachten zag ik mezelf tot afval gedoemde uien redden van de ondergang door tassen vol uien krakend droog te dehydreren en te vermalen tot uienpoeder die nog járen gebruikt kan worden én amper plek inneemt in de keukenkast. Enthousiast vulde ik mijn tas met extra veel uien. Bovendien mocht ik, toen ik vroeg wanneer de witte kolen oogstklaar waren, ook alvast een flinke kool meenemen. Mijn zuurkoolvat stond me namelijk ook al wekenlang smachtend aan te kijken wanneer hij weer in gebruik genomen zou worden. Echt, ik zweer je, de blik van dat ding werd steeds beschuldigender.

Vol goede moed ging ik dus meteen ’s avonds al aan de slag. Wel zo fijn, dat kan allemaal zittend, en dat had ik wel verdiend na een dag lang rondlopen op de Kerstshow van Intratuin Duiven met de kinderen. (Spoiler twee van dit blog: ik ben een enorme Christmaholic. Stel je een kerstfan voor, zo een waarvan je denkt ‘Nou nou, moet dat echt zó overdreven’,  verdubbel die en je hebt mij zo’n beetje. Het Kerstforum is ook het hele jaar leuk en niet alleen in december, nietwaar, meelezende Kerstforummers?) Dit verklaart img_2928waarom mijn voeten pijn deden en mijn lijf al behoorlijk moegesjouwd was, want als ik naar een Kerstshow ga, dan ga ik ook intens doorleefd en detail opzuigend door zo’n show heen.

Maar goed. Voorbereiding is alles, dus daar stond het allemaal in de keuken: de dehydrator met een flinke stapel uien ervoor. Een flinke witte kool van de tuin, twee spitskolen, drie kleine witte kooltjes die ik van vrienden kreeg. Natuurlijk ook zout, kruiden, zuurkoolvat en zuurkoolstamper, snijplanken, messen, rasp, schaaf. Het bio-afvalbakje. Ik was er helemaal klaar voor. De uien verwerken was het kleinste klusje, dus om warm te lopen daar maar mee beginnen. Ui pellen, even onder de kraan omdat een natte ui minder tranen geeft (daar dacht ik dus wel over na), snel in ringen schaven en de ringen uitspreiden op het eerste dehydrator-rooster. Bij de tweede ui begon al een klein beetje tot me door te dringen dat het misschien wat minder handig was om de uien één voor één te pellen, schaven en de ringetjes uit te drukken en uit te spreiden, want na het uitdrukken en verspreiden van die rauwe tranentrekkers reageren de ogen toch wel heel behoorlijk, vond ik bij de derde ui nu echt. Bij de vierde ui had ik inmiddels besloten dat de hele stapel uien die klaar lag het ‘m niet echt zou worden, vanavond. Ui vijf liepen het traanvocht over mijn wangen en lag mijn bril al twee uien lang ongebruikt op het aanrecht, omdat ik om de haverklap met mijn mouwen de tranen uit mijn ogen moest vegen. Dat is overigens best een zeldzame sensatie voor iemand met Syndroom van Sjögren, want gewoonlijk heb ik een tekort aan tranen, maar ondankbaar als ik was wist ik het toch niet helemaal te waarderen. Terwijl ik dapper ui nummer zes aan het schaven was moest ik weer even de tranen wegvegen om te voorkomen dat ik mijn vingers zou meeschaven. We zijn immers vegetariërs dus er hoefde geen vlees bij. Maar door het ontbreken van de bril kon ik ook niet goed meer zien hoe ver vingers en schaafmes nog van elkaar verwijderd waren. Zonder dat ding ben ik ook niet een béétje kippig, ik zie gewoon haast niets. En toen kwam de cruciale fout die vast iedereen al had zien aankomen: in plaats van de mouw pakte ik de pols, waarvan ik toch echt dacht dat die veilig was. De pijnlijke sensatie die enkele milliseconden later doordrong in mijn ogen maakte me duidelijk dat het uiensap kennelijk al zo ver doorgedrongen was en dat dit NIET handig was. Shortcut naar de uitkomst: het bleef bij zes uien gisterenavond. Zojuist heb ik er nog vier in de dehydrator gedaan, met betere voorbereiding en onder stromend water. Het uienpoeder is wél heel erg lekker, als nu nog schrale troost, maar naarmate deze ervaring verder achter me ligt zal ik ook daar wel steeds tevredener over worden. Ingesneeuwd-dromen-tevreden.

Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar ik was er nog niet. De kolen lagen me nog aan te kijken en het zuurkoolvat gaapte me al te leeg aan. Na een pauze met kopje thee dook ik de keuken weer in. Báf. Uienlucht. Tja, zo lang ze nog niet droog waren zou er een flinke uienlucht uit de dehydrator blijven komen. Wie had er ook al weer bedacht dat het handig was om éérst de uien te doen en dan pas de kolen? En waarom had ik die dehydrator niet even in de schuur gezet?

Vastbesloten de oogst aan kolen vanavond nog te verwerken beet ik de kiezen op elkaar en zette door. Zuurkool maken is niet moeilijk. Je schaaft de kool héél fijn, doet die in het zuurkoolvat, zout en eventueel wat kruiden erbij, en dan stampen. Door het kneuzen van de bladeren en het zout komt er vocht uit de kool vrij en als je genoeg kool fijn stampt staat het koolschaafsel uiteindelijk helemaal onder het vocht en kan het fermenteren beginnen. Eitje.
Net als vorige jaren had ik ook nu al weer redelijk snel een lekkere stapel koolschaafsel en stampte ik vol vuur de kool plat in het vat, nog altijd vergezeld door een stevige maar al wennende uienlucht.

img_6573

Zittend kneuzen ging niet heel lekker, dus ik ging toch weer even op de pijnlijke voetjes staan tijdens het ritmisch aanstampen. Op de grond was net te laag, op een stoel was net te hoog, dus mijn rug voelde wel hoe onnatuurlijk deze houding is. En mijn armen begonnen enthousiast maar naarmate de lagen kool, zout, kruiden, stampen, kool, zout, kruiden, stampen enzovoorts toenamen, protesteerden voornoemde armen toch steeds harder tegen de kracht die nodig is om de bladeren gekneusd te stampen. Dit jaar had ik echter voor het eerst ook spitskool toegevoegd en die heeft minder vocht dan witte kool, dus ik moest wel echt goed hard stampen. Toen ik wat zorgelijk het vat in keek hoe er dit jaar minder snel vocht vrij kwam besloot ik de zuurkool nog wat lekkerder te maken door een scheut witte wijn toe te voegen. Immers, kool die boven het vocht uit komt fermenteert niet maar verrot gewoon, dus het moet wel goed onder komen te staan.

De wijn zat er nog niet bij of de kinderen besloten dat dát het moment was om te vragen of ze konden helpen. Lief, en mijn spierpijnlijke bovenarmen waren dankbaar. Maar toen de wijn en koolvocht spetterend over de rand van het vat gingen toen jongste haar gang ging had ik meteen spijt van het halverwege en niet aan het eind toevoegen van de wijn. Lachend poetsten we vloer en vat en ik bedankte nog maar eens maar nee dank je, ik doe het toch maar zelf.

Twee-en-een-half uur in de keuken bezig, bijna klaar. Het einde kwam nu toch écht in zicht, de vochtlaag nam toe, mijn kleren onder de vegen traanvocht, uienvocht en koolgroen, rode konen van de stampinspanning, de spierpijn niet meer te negeren en nog een kwart kool te gaan, en toen stonden mijn ouders ineens voor de deur. “Goh,” zei mijn moeder opgewekt, “Jij zou eens met je tante in Frankrijk moeten praten. Die weckt en weckt en maakt ook van alles in. Leuk hè?”

Het duurde even voor mijn lijf mijn hersenen toeliet te erkennen dat ik het oogst verwerken -oh ja da’s waar ook- leuk vind.

En ineens weet je het zeker.

Ineens weet je het zeker. Je gaat naar Groningen.

Niet dat het onverwacht kwam. Maandenlang speelde het al door de hoofden van ons hele gezin. Maar na een spannende sollicitatieprocedure van eega, een zenuwslopende periode van geheimhouding-dat-de-sollicitatie-succesvol-gelukt-was, de vondst van een droomhuis dat we konden kopen maar tegelijk aan een zijden draadje hing (als de term “voorbehoud verkoop eigen woning” je niets zegt, neem het dan maar zó aan, anders zijn we vier pagina’s juridisch-makelaardij-geklets verder) en drie maanden ons oude huis te koop (de hiervoor gebruikte termen ‘spannend’ en ‘zenuwslopend’ zijn dan ineens woorden geworden die de lading amper nog dekken) is nét voor de laatste datum waarop voornoemd droomhuis nog voor ons gereserveerd stond ons oude huis verkocht.

En hop: alle puzzelstukjes vallen ineens in elkaar. Deze groentjes gaan naar Grunn. Naar een heerlijk ruim vrijstaand huis in een klein en aangenaam en van interessante geschiedenis uit zijn voegen barstend dorp onder de rook van Groningen. En met wat ruimte voor onze groene aspiraties (moestuin, kippen, caviaren, tuintje, terrasje, fruitbomen, dat soort dingen: die leuk zijn als je er gek genoeg voor bent maar waarvan je handen altijd vies worden).
Nou heeft de schrijver dezes – aangenaam, type hopeloos ecologisch linksdraaiende geitenwollen sok and not afraid to show it – al heel wat regio’s van het land gezien. Dit wordt mijn elfde verhuizing, als ik goed geteld heb. Maar alle voorgaande adressen kwamen nooit noordelijker dan Utrecht, dus hey: ondanks al mijn verhuiservaring noem ik mezelf dus een Groentje voor wat betreft Groningen.

Goed, genoeg informatie in nog geen 250 woorden gepropt. Meestal ben ik een stuk wolliger en breedsprakiger. De volgende posts worden hopelijk wat minder feitjes kauwen en wat meer leukigheidjes over hoe het leven van een Groentje op weg naar Grunn eruit ziet!

(PS mij leer je kennen op “Wie is het Groentje in Grunn?”)