Voorpret en afscheid gaan hand in hand

Wat gaat het hard zo. Al bijna verhuistijd.
Achteraf zal ik er vast om lachen als ik dit terug lees, zoals ik ook altijd glimlach als mensen met kinderen beduidend jonger dan de onze zeggen: “Maar hij/zij (doorhalen wat niet van toepassing is) is ook AL (vul in) weken/maanden/jaren!” “Oh ja,” denk ik dan, “dat dacht ik ook altijd vroeger, toen ze nog MAAR zo klein waren.” Kwestie van perspectief. Want waar mijn perspectief bijvoorbeeld zegt dat onze kinderen van zestien en bijna veertien (die laatste hebben we 2x in de aanbieding) weliswaar al best wel een béétje groot en enigszins zelfstandig zijn, maar toch nog écht wel kinderen, zullen onze drie pubers hun perspectief vast beduidend anders formuleren als je ze ernaar zou vragen.

Maar ik dwaal af. Al bijna verhuistijd. Daar was ik gebleven.
Het grote afscheid nemen is gaande. Oudste heeft een surpriseparty gehad, waarbij al haar vriendinnen het huis kwamen versieren en lekkers en cadeautjes neerzetten, terwijl oudste enigszins tegensputterend door middelste (die betrokken was in het complot) was meegenomen om met de honden te gaan wandelen. Middelste heeft niet zo’n behoefte aan afscheid nemen, omdat ze vooral heel erg graag naar Grunn wil en meer vooruit kijkt. Jongste weet uiteraard best dat het er echt aan komt, maar zet diep vanbinnen mentaal de hakken in het zand en wil er eigenlijk nog niet over nadenken, dus negeert alle soorten van afscheid. Eega en ik hebben vanavond afscheid genomen van ons orkest, wat hij net wat makkelijker vond dan ik. Het feit dat we afgelopen zaterdag, toen we onze laatste noten uitbliezen bij dit orkest, een fantastisch resultaat haalden bij het concours waaraan we deelnamen maakt het afscheid gelukkig wel bevredigender. img_5042
We werden ontzettend mooi en warm toegesproken door zowel dirigent als voorzitter, werden verrast door een erg leuk Toon Tellegen-boekje dat we van de voorzitter kregen, en overvallen door de fluitisten, hobo’s en hoorns die samen een afscheidscadeau voor ons gemaakt hadden: een prachtige lantaarn met kaars, kerstlichtjes en kerstballen, met op de kerstballen alle namen van ons beider sectiegenoten. Eega kreeg via een medemuzikant nog een goed flesje, rood, van een fluitiste die er door ziekte niet bij kon zijn. Het is best even kil om dit warme bad uit te stappen.

Voornoemd concours (kan u deze tak na vorige hak nog volgen?) was in Hoogeveen. “Echt wel een heel stuk naar het noorden,” aldus de orkestleden. Wij knikten maar eens braaf met ze mee, terwijl we net van een laatste bezichtiging van onze nieuwe woning af kwamen en dus zojuist drie kwartier in zúidelijke richting afgezakt waren om in Hoogeveen te geraken.
Weer even in Aduard zijn en het nieuwe huis (nou ja, volgende, want nieuw is het niet) te zien was heerlijk. De voorpret sidderde door ons heen. Oudste bijvoorbeeld klom haar toekomstige zolderkamer op, ging plat op haar rug op de grond liggen, armen en benen wijd, en bleef gelukzalig zuchtend haar nu nog kale nieuwe kamer rond kijken. Middelste en jongste kibbelden nog wat over de kamerverdeling en de kleuren die ze op hun muren wilden, maar waren in hun hoofd hun kamers al aan het inrichten. Gelukkig waren er een klusbedrijf en schilder bij om de werkzaamheden op te nemen, want naar de schilder luisterden de meiden vele malen beter dan naar ouders (ja dùh-uh) als er wat ehm… onconventionele c.q. gewaagde kleurkeuzes gemaakt werden. Eega en ik werden het onderling gelukkig veel makkelijker eens over de kleuren, nadat ik tenminste het veto van eega geaccepteerd had dat een bordeauxrode muur ook bordeauxrood zou blijven. Eega daarentegen deed in ruil totaal niet moeilijk over het inplannen van een grote caviaren en een kippenhok in de achtertuin.

Als je een huis koopt van een eeuw oud, koop je geschiedenis. Dat huis heeft de roaring twenties volledig meegemaakt, en werd gebouwd in een tijd dat de wooneisen niet konden voorzien hoe veel ze nog zouden moeten plooien naar de moderne tijd. Ons nieuwe huis barst uit zijn voegen van charme en ademt historie.

Een heel deel van de geschiedenis is ook nog zichtbaar. Plafonds van verschillende hoogtes. Grote steunbalken aan daken en muren en op onverwachte plekken. Schuine daken. Muren die in de loop van diverse decennia gebouwd, aangebouwd en herbouwd zijn en dus hier en daar onlogische verspringingen en indelingen geven. En sowieso een andere sfeer dan ons rijtjeshuis nu. Kortom, sommige meubels passen niet in het nieuwe huis. Letterlijk of omwille van esthetiek. Sinds die laatste bezichtiging heb ik dan ook nogal wat gedoe omhanden, want oude meubels worden te koop of te geef aangeboden, en nieuwe(re) worden via good old Marktplaats aangeschaft. Leuk, die voorpret bij het binnenhalen van nieuwe tweedehandsjes, maar ik hou geen vrij momentje meer over. Tja, dat krijg je ervan als je de enige met rijbewijs bent in het gezin.
Jongste nestelt zich prinsheerlijk in een laag spijlenbed in plaats van de vertrokken hoogslaper, middelste ontdekt juichend achter de computer dat haar bod is geaccepteerd op dat bureau dat ze zo graag wilde, oudste is enthousiast te krijgen met een stel oude veilingkisten, en eega stemt tevreden in dat de kast die we met vereende krachten in en uit de auto sjouwen inderdaad móói is. Het schort alleen nog een beetje aan de logistiek en planning hier en daar. Zo staat er nu al een week een compleet bed in losse planken tegen een raam, die daar nóg vier weken zal blijven staan ook, een losse kledingkast wordt zondag opgehaald maar de oude kan nog niet geadverteerd worden omdat daar nog 2x zo veel kleding in zit waarvoor nog een andere oplossing verzonnen moet worden, een bedbodem staat irritant in de weg in de keuken, een paar al gevulde verhuisdozen blokkeert vakkundig een volledige zwaai van de achterdeur naar de tuin, ik adverteer me suf met een gratis op te halen wasdroger die alleen nog maar halve wasjes droogt maar het ding staat nog steeds log sta-in-de-weg te wezen, en de inmiddels echt wel heel erg oude strijkplank (waar ik ’s nachts als ik in het stikdonker de slaapkamer op stommel nogal eens een bijna-dood-ervaring aan te danken heb) mag van eega al wel in woord maar nog niet in daad weg. Nee, naar de stort rij ik niet, hoe verleidelijk het ook is om de hele mikmak in één keer kwijt te zijn: spullen die nog bruikbaar zijn zullen en moeten een tweede (of derde, of vierde) leven tegemoet. Ook als onze levens zich scheiden. En het is voor mij niet meer dan logisch om ‘nieuwe’ spullen via Marktplaats te zoeken. Er is al zo veel overproductie in deze overgeïndustrialiseerde wereld, laten we alsjeblieft die overproductie niet onnodig stimuleren.

Ons interieur is als gevolg daarvan een vanaf de studententijd tot nu langzaam ontwikkelend geheel. Het begon als bont geheel van wat van huis uit meegegeven was of toevallig gratis voor handen was. De elektrische mixer die mijn moeder kocht toen ze op kamers ging, begaf het in mijn keuken pas toen de kinderen al tieners waren. Een knalgroene kast gebroederlijk naast een blauwe bureaustoel bij een oud koloniaal bureau en een afbladderende nepleren beige bank met roze kleedje en grijze kussens: het kon allemaal. Berucht en begniffeld bij familie was bijvoorbeeld mijn studentenbijzettafel: om de paar weken beplakte ik een kartonnen doos met de restanten van het behang van mijn studentenkamer, en als die doos na een paar weken ingezakt was werd de volgende gehaald en beplakt.
Inmiddels staat onze inrichting op het punt ‘wel heel veel oud en doorleefd en donker hout, dus er is een soort van samenhang, maar allemaal hetzelfde soort hout kunnen we gevoeglijk vergeten’. Links en rechts rondkijkend in de woonkamer tijdens het schrijven van dit blog heb ik uiteindelijk 3 kleine houten mandjes, 1 sta-lampje en 1 krukje kunnen ontdekken die we nieuw kochten, de rest van het meubilair is nog steeds tweedehands. Of zoals ze tegenwoordig zeggen: hipster, secondhand en vintage. Oh my. Zijn we toch nog modern.

 

img_1942

My finest moments

Soms héb je van die dagen. Ken je dat? Van die dagen die je maar beter had kunnen overslaan. Dat je bij het opstaan al denkt: “Mep ik die wekker nou voor de eerste, tweede of derde keer uit?” om je dan vervolgens gek te haasten om de voorgeprogrammeerde-dus-net-nu-klaar-was nog opgehangen te krijgen voor vertrek naar werk, want uiteraard was het de derde keer. Je had ook op tijd naar bed moeten gaan de avond ervoor, wat je ook nog zo van plan was een paar uur daarvoor, vóór je die mierzoete kerstfilm op Netflix ontdekte. Het bakje yoghurt-met-muesli op de bijrijdersstoel, even later onderweg naar werk, gaat zowaar niet om. Even heb je daarom de futiele hoop dat een brakke start nog niet een hele brakke dag betekent. Meestal trekken die ellendige momenten elkaar namelijk aan kop en staart mee, en als je dag eenmaal slecht begint, zie er dan nog maar eens een positieve draai aan te geven. Maar nee, de Wet van Murphy laat zich gelden en met een soort van geruststellende zekerheid dat het universum nog niet veranderd is landt er terwijl je voor het stoplicht staat een klodder yoghurtkleffe muesli vanaf je lepel op schoot.

Op werk blijft het opvallend rustig qua ongeluksdag. Een halve dag werk en er gaat amper wat mis. Zou het dan toch…..? En terwijl ik deze zin in gedachten nog niet eens afgemaakt heb, begin ik de auto al te keren omdat ik me op dat moment realiseer dat ik vergeten ben iets op te halen wat ik via Marktplaats kocht, en vlak bij mijn werk voor me klaarstond vandaag.
De kinderen hebben een vrije dag maar hebben mijn smeekbede om WC-papier te gaan halen nog niet zwaarder laten wegen dan de regen buiten, dus ga ik zelf maar bij de winkel langs. Waar je uiteraard aan de beurt bent voor de steekproef als je met een minutieus ingepaste propvolle boodschappentas aan de zelfscankassa komt. En nee, de caissière krijgt het niet op dezelfde manier terug in de tas. Ik heb al vaker gedacht dat tassen en verpakkingen meteen 10% kleiner worden zodra een precies passende inhoud eruit gehaald is, en dit is daar wederom een bewijs van.

Thuis! Snuf…. snuf….. Nee hè. Hondenbraaksellucht. Natuurlijk is het zielig voor diegene van de twee honden die niet lekker geworden is, welke dat dan ook is, maar moest dat dan precies half op de leuning van de bank zodat het diep in de naad tussen leuning en kussen kon lopen en daar half opdrogen?
Even later sleep ik de twee grote leren fauteuils die straks door de kringloopwinkel opgehaald worden alvast naar de keuken, lekker dicht bij de voordeur. Ik haal nog even een doekje erover en een borstel door de naden en twijfel of ik zal wachten tot ze opgehaald worden, of dat ik de gok neem de was te gaan checken op droge kledingstukken en de rest te gaan verhangen om beter te laten drogen. Dat is op zolder, als dan de bel gaat is het weer trappenlopen. Ach, zo erg is dat ook eigenlijk niet, niet zeuren Jiska. Van een paar trappen extra lopen op een dag zal je ook niet minder worden, bovendien heb je net op het werk na dat handje pepernoten óók nog eens die hele zelfgebakken appelflap van die collega van de poli opgegeten. Lopen dus! Op weg naar zolder kijk ik even de studeerkamer in en zie daar de inhoud van de prullenbak van eega over de vloer liggen met alle lege drop- en chipsverpakkingen aan stukjes gescheurd tussen het oud papier, lege inktpatronen en puntenslijpsel. Aha. Ik weet meteen welke hond er gekotst moet hebben, want er is er maar één die de trap neemt (mag niet, dus foei) en zijn geliefde baasje gaat zoeken als die een nachtje niet thuis slaapt (agossietochhijmisthem) en als hij het baasje niet vindt als een ware opportunist dan meteen maar op zoek gaat naar comfort food doggystyle.

Al weer heel wat luttele minuten langer boven dan gepland. De was is deels verwerkt, vloer van de studeerkamer weer toonbaar, natte handdoeken van de vloer van de badkamer gepakt en met een poging tot opvoedkundige (maar daarvoor eigenlijk te geïrriteerde) snauw naar de kinderen opgehangen. Eenmaal beneden zie ik dat ik de kringloopwinkel al een half uur geleden verwacht had. Ik kijk onze berichtwisseling terug en zie dan staan dat ze vanàf Uur U komen en niet óp Uur U. Niet handig. Ik moet namelijk ook nog de dieren in de tuin gaan verzorgen en wat stormschade van gisteren daar opknappen, maar in de tuin hoor ik de deurbel niet. Terwijl ik een krabbeltje toevoeg aan onze berichtwisseling met de vraag wanneer ze ongeveer komen, zie ik de bus ineens voorbij rijden. Okay, soms zijn mijn finest moments niet alleen pechaantrekkend en Murphy-achtig maar ook een klein beetje grappig, dus ik voeg nóg een berichtje toe met ‘Sorry! Laat maar! Daar zijn ze al!’ en krijg een lachende chauffeur aan de deur: die berichten kwamen zo’n beetje op het moment dat ze parkeerde namelijk bij háár binnen. Terwijl ik de stoelen afgeef zie ik tot mijn schaamte nog een vergeten stuk ongeborstelde naad waarin een kruimelvoorraad zit waar een beetje huismuis een dag op kan teren. U weet het, ik ben een viespeuk, maar ik had toch graag een beetje meer de schijn opgehouden. Gelukkig is de chauffeur een nette lady en houdt ze vol dat ze amper wat ziet, dat ze erg blij zijn met de stoelen en dat ze ze zo mooi vindt dat ze voorlopig eerst even de etalage in mogen.

Het loopt nu eigenlijk best voorspoedig. De vegetarische gehaktballen die ik vanmorgen vergeten was te ontdooien zijn met úren minder uit de vriezer dan gepland al met al toch al best mooi zacht geworden. De cavolo nero is gesneden. De aardappels geschild. De nerven van de kool en de aardappelschillen hebben de cavia’s verblijd, de kipjes hebben een extra stuk brood gehad, het werk in de tuin is gedaan, de verhuisdoos waarover ik bijna struikelde staat netjes in de kast in de schuur, tijd voor een kopje thee en mijn mails bijwerken. In verband met de verhuizing verlies ik het mailadres van XMSnet dat ik al jaaaaaren gebruikte, daarom heb ik een oud Gmail-account wat behoorlijk inactief was weer nieuw leven ingeblazen, en al enige weken wijs ik iedereen via mijn automatische handtekening erop dat mijn XMS-mailadres binnenkort vervalt. Ik heb alvast maar even ingesteld dat alles wat op XMS binnenkomt naar mijn Gmail gestuurd moet worden. Zo mis ik niets, en kan ik vóór het mailadres niet meer bestaat kijken wie ik nog even moet waarschuwen dat ze een oud adres gebruiken. Handig toch?
Nou….. lees en huiver. Heb even geduld, er komt een heel verhaal maar ik beloof dat het ergens toe gaat leiden.

Ik had ooit ingesteld dat wat er aan mail op mijn toen zeer slapende Gmail binnenkwam, doorgestuurd werd naar mijn toen zeer actieve XMS-mailadres. Ik was het al weer vergeten, eigenlijk, want dat heb ik jaren terug al gedaan. De provider XMSnet is in al die jaren al 3x van naam en eigenaar veranderd. Koppig als ik ben heb ik elke keer dat er weer een overdracht was waar wij klanten niets over te zeggen hadden geweigerd mijn mailadres aan te passen. Braaf als de providers zijn hebben ze dat XMS-mailadres ongemoeid gelaten. Alleen zijn ze vergeten alle instellingen van de klantenpagina mee te verhuizen, die drie keren. Zodat ik nu vanaf mijn klantenpagina van Telfort -want daar zijn we inmiddels ongevraagd aanbeland- elke verandering aan mijn mailinstelling kan doen die ik wil, mits ik het mailadres van Telfort gebruik. En die gebruik ik niet. Ik gebruik XMS. En ik kan geen enkele wijziging meer doen aan de instellingen van XMS-mail, want die pagina bestaat niet meer. Van ruime opties naar helemaal noppes. Wie had dat nou gedacht? De kwaliteit die we gewend waren weg, voor een nog hogere prijs!
Wat blijkt nu, als ik instel in Gmail dat ik mail van XMS-net daar ook wil laten ophalen, terwijl daar al ingesteld staat dat mail van Gmail doorgestuurd moet worden naar XMS-net, wat krijg je dan? Juist. Een looping. De mail kaatst als een pingpongballetje heen en weer tussen beide accounts en ik ontvang alles minimaal 2 keer op mijn laptop. Een mail ‘even’ verwijderen heeft geen zin want dan komt hij via een ping of een pong alsnog mijn mailprogramma in gestuiterd. Ik moet een mail die ik niet wil bewaren stug een paar keer verwijderen wil hij wegblijven. Ik kan mijn instellingen voor XMS-net niet meer veranderen, dus ik denk de oplossing te hebben: ik zorg gewoon dat mijn laptop, die zowel XMS als Gmail binnen haalt, gewoon stopt met XMS-mail binnen halen. Dan komt elke mail maar één keer binnen en ik mis toch niets want Gmail stuurt het toch allemaal naar me door.

Blij dat ik de oplossing heb klik ik op mijn laptop op mijn mailinstellingen. Ik kies de postbus XMSnet. Ik klik op “Postbus Verwijderen”. Ik krijg een ‘wilt u dit zeker’ waarschuwing, en met een zucht dat het wel Windows lijkt (ik ben een appelfanaatje) klik ik door, ja, ik weet het zeker, ik wil dat deze postbus niet meer actief is.
Met een tergend langzaam teruglopen van aantallen zie ik járen mail uit mijn mailprogramma verwijderen. Mijn toenemende paniek nu ik heel heel heel erg veel mail zie verdwijnen die ik heel heel heel bewust bewaard had helpt natuurlijk geen sikkepitje. En natuurlijk doe ik zo’n superblonde actie ook weer als mijn Time Capsule (externe harde schijf voor back-ups) na een korte storing al meer dan twee maanden staat te wachten op oh-ja-die-moet-ik-nou-echt-weer-even-configureren-want-nou-backupt-hij-niet. Waardoor ik nu de keuze heb om ofwel mijn mail van jaren definitief kwijt te zijn, ofwel al mijn andere werk van de laatste 2 maanden omdat mijn jongste back up nu eenmaal 2 maanden oud is. Ik had ook beter moeten weten dan dit te willen regelen op een officiële pechdag.

Excuseer, ik moet ermee ophouden voor vandaag. Ik zie ineens dat het al bijna etenstijd is en dat ik vergeten ben het vuur onder de pannen op tijd aan te zetten. Bovendien hoor ik de hond net weer kotsen.

Music was my first love

…. and it will be my last, vult mijn hoofd meteen aan in de onvergetelijke stem van John Miles. Ooit hoorde ik hem live, toen hij mee op tournee was met Alan Parsons Project. Ik voel nog, als ik eraan terugdenk, hoe het kippenvel op mijn armen omhoog plopte en de rillingen door mijn lijf sidderden. Ik liet deze song laatst eens horen aan onze kinderen. Oudste en middelste keken me redelijk blanco aan (hoe kunnen ze de beauty in deze song missen???) en jongste werd meteen enthousiast: “Oh! Die ken ik! Die heb ik gespeeld met ons orkest, ik had ook nog een solo.” Dat laatste verklaart meteen waarom ze zo enthousiast was, denk ik. Haar muziekinstrument is heel belangrijk voor haar en solo spelen is van tevoren doodeng, tijdens heerlijk en spannend tegelijk, en erna vooral fantastisch.

Muziek geeft uiting aan emoties waar woorden niet voldoende zijn. Van jongs af aan was muziek belangrijk voor mij. Mijn ouders stuurden mij en zusje als jonge meisjes huilend en vol weerzin naar muziekles in (ik verzin dit niet) Café de Notenbalk: we vonden de leraar niet zo aardig. Hij was namelijk nogal streng. Hij had de euvele moed het aan de kaak te stellen als we niet genoeg geoefend hadden thuis. Had niet zo veel boodschap aan dat er in ons leventje belangrijker dingen waren, die die week nou nét even voor het oefenen waren gegaan, zoals ‘hoeveel regenwormen vind je onder één tegel’ of ‘kan deze trui nog een dag of moet hij in de was’ of ‘wie heeft de lego nou weer meegenomen naar zijn of haar kamer’ of ‘echt wel, het was wél jouw beurt om af te drogen, vorige keer was ik het ook al’ of ‘die nieuwe schommel gaat èch-waal-sjön hoog’.
“Zorg nou eerst maar dat je in het orkest komt, en speel daar maar eens een jaartje mee” verklaarden mijn ouders, die zelf overigens allang gestopt waren met de instrumenten die ze ooit bespeeld hadden, “want dan pas weet je waarvoor je het doet.” We kwamen in het orkest, en al na een paar maanden wilden we nooit meer ophouden met het bespelen van een instrument in een orkest.

Als eerstejaars student leerde ik in de Grote Stad waar ik toen ging wonen, niet ver van de Nog Grotere Stad waar ik toen studeerde, in het orkest waarin ik toen ging spelen, een andere eerstejaars student kennen. Hij dwarsfluit, ik hoorn. Met een schuine blik konden we elkaar net zien tussen de klarinetten, piccolo en hobo’s door, met de fiets raakten onze trappers elkaar net niet als hij me naar huis escorteerde. Mijn hospitus en hospita vonden ons steeds langer uitgestelde afscheid als we bij mijn oprit aangekomen waren op een gegeven moment zo hilarisch dat ze een briefje op de deur hingen dat ik genoeg huur betaalde om hem ook nog wel binnen te mogen vragen.

img_8229Zijn dwarsfluit en mijn hoorn op onze trouwkaart, zeven jaar later, waren de voorbode van het belang van muziek in het toen nog te vormen gezin. Drie dochters hebben inmiddels al diverse muziekinstrumenten, zanglessen, danslessen (en acteerlessen!) binnen gesleept. En zo veel puberdochterdrukte dat het wekelijkse ritje op en neer naar het orkest waarin eega en ik spelen (35 km enkele reis) echt even tijd voor ons samen is.
Dat ga ik wel missen straks, na de verhuizing. Eega gaat het druk met werk krijgen (volgens oudste krijgt hij ‘een fancy baan’) en gaat daarom voorlopig geen orkest meer zoeken. Oudste denkt er nog niet echt over hoe het qua muziek zal gaan lopen, middelste gaat op school in een bandje. Jongste en ik zoeken wél een orkest, maar het aanbod in orkesten die bij ons passen blijkt in Groningen niet zo dik gezaaid als we wel zouden willen.
Heb je contact met een leuk orkest dat geweldig klinkt en een mooi niveau heeft, blijken ze ook buiten op straat te marcheren. Nee dank u. Als ik ergens een bloedhekel aan heb is het die vooroordeelbevestigende marsen eruit knallen in een ongemakkelijk zittend uniform.
Heb je contact met een ander leuk orkest, alles klinkt geweldig via mail, ga je opnames luisteren, zit het vol valse noten en te enthousiaste musici die in de rusten doorspelen. Nee dank u. Ik lees ook liever boeken zonder spelfouten, zo speel ik ook liever zonder al te veel valse noten om me heen. (Sorry, echt waar, ik wéét dat iedereen zo begint en natúúrlijk was ik zelf ook ooit zo, maar je blijft tenslotte ook niet je hele leven op de basisschool, dus ik probeer echt niet arrogant over te komen hier!)
Heb je contact met een orkest dat goed klinkt én niet het buiten in looppas marsen spelen promoot, laten ze niet toe dat een kind zolang het nog te jong is in de pauze naar huis gaat (hallooo, jongste is 13, de dag na jullie repetitiedag is het school, mag ze nog een paar uur slapen?). Nee dank u. Muziek is prachtig en belangrijk maar school is nog belangrijker.
Het zal er wel op neerkomen dat we eerst maar eens live moeten gaan luisteren, sfeer proeven en meespelen, de beslissing welk orkest (géén orkest is geen optie) valt later nog wel!

12322516_910407849042107_2076424802149075075_oGisterenavond gaven eega en ik een concert met ons huidige orkest. Het ging goed, hoewel we altijd kritisch zijn en nog duidelijk ruimte voor verbetering horen. Er waren genoeg van precies die momenten waarvoor ik het doe: na een prachtig gespeelde fragiele, intieme lijn van de piccolo mijn adem laten gaan en merken dat ik die inhield van de spanning. Even de ogen dicht als er een akkoord zo geweldig samenvloeit dat niet alleen onze hoorngroep, maar het hele orkest even één is. Even die hartslag omhoog als het slagwerk het tempo opdrijft en die ingewikkelde loopjes eraan komen…. en lukken! Die solo door een saxofonist die zijn altsax warmer en mooier kan laten klinken dan vrijwel iedere andere saxofonist die ik ooit live hoorde. Alle uitglijders, kicksen (jawel, hoorns kunnen kicksen), foute stemmingen, gemiste noten, uit elkaar lopende ritmes, onvoldoende dynamiek, kortom alles wat je als muzikant in het orkest zo opvalt maar in de zaal meestal gemist wordt omdat ze -eerlijk is eerlijk- vaak maar klein zijn: ze zijn even helemaal naar de achtergrond tijdens het intense genieten van de geslaagde momenten.

Ik ga vast weer een orkest vinden in Groningen. Volgend blog weer vrolijk lieve volgers, ik beloof het. Met een grapje hier en daar en meer over alles wat groen is, wordt en moet zijn. Maar voor nu heb ik het in mijn hoofd even druk zat met een soort van rouwverwerking. Nog maar 2 weken, 4 repetities en 1 concert (op een concours, een muziekwedstrijd) en dan nemen we daarna afscheid van dit orkest. Wie had ooit gedacht dat afscheid nemen van een orkest voor mij het allermoeilijkste zou zijn van de hele verhuizing?

 

Polderen met het witgoed

Zelfs ons huishouden denkt met me mee. Neem nou de wasdroger. “Verhuizen? Ah joh, doe voor mij vooral geen moeite. Ik ga gewoon nu kapot. Je wilde toch al lekker milieubewust overstappen op een droogmolen in je nieuwe tuin en een groot staand droogrek in de ruime bijkeuken straks in Aduard, toch?”
Op zich lief natuurlijk dat zo’n ding mijn groene wensen serieus neemt, en zichzelf daarbij volledig wegcijfert. De enige glitch in zijn gedachtengang (of haar gedachtengang, daar zijn we na al die jaren samen nog niet uit) is dan wel weer dat hij/zij daar zeven weken te vroeg mee is. Want pas over zes-en-een-halve week krijgen we de sleutel en over zeven-en-een-halve week verhuizen we. En tot die tijd zou ik toch heel graag (alsjeblieft dank u wel) de was in dit toch wat minder ruime huis, zónder bijkeuken, zónder ruimte voor een wasrek, en zónder droogmolen in de tuin, ook nog vochtvrij de kast in krijgen. En vooral vandaag, nu ik 3 wassen achter elkaar gedraaid heb.

“Nou vooruit,” besluit de wasdroger -vol consideratie zoals het ding zich al heeft bewezen, en na een flink ingrijpen van mijn kant-, “dan doe ik gewoon nog heel even kwart wasjes, of heel misschien zelfs hálve wasjes, okay?” En zo hebben de wasdroger en ik momenteel een relatie die een uitstekend voorbeeld is voor ons oh zo Nederlandse poldermodel. Er wordt precies zoveel was gedroogd als ik niet meer kwijt kan in 2 trapgaten aan hangers aan de treden en over de trapleuningen, over 3 verwarmingen, over 1 traphekje, aan 2 verwarmingsbuizen, aan 4 over een trapgat getrokken drooglijnen, over 1 deur, aan 1 muurlamp, over 1 brandblusser en aan de handgreep van ons breedste Veluxraam (sorry eega, die boven jouw bureau dus).

Standvastig (of eigenlijk meer koppig) besluit ik dat er toch géén nieuwe wasdroger besteld wordt. Deze weken overleven we wel, met wat meer planning en slalommen in de trapgaten, en ik koop gewoon nu vast een droogrek dat dan ongelooflijk in de weg kan staan in de keuken. Waarderen we de ruimte straks in Aduard gewoon des te meer. En het einddoel hou ik voor ogen als het me even te veel wordt: de niet te evenaren frisheid van in de buitenlucht gedroogde was.

Als ik dit alles aan eega mededeel, verklaart hij eerst dat het maar goed is dat het ding het vóór de verhuizing begeeft omdat hij er toch al aan twijfelde of we het stokoude ding nog wel mee moesten nemen, stemt daarna met me in dat het wel met wasrek en droogmolen kan, en verklaart nog geen drie minuten later dat hij misschien toch wel een nieuwe droger wil. Dat laatste is kennelijk dan toch echt wat hij wil, want als ik zeg dat hij die dan op zijn rekening mag bestellen, omdat ik net van mijn rekening een zespits gasfornuis heb aangeschaft ter vervanging van de kleine driepits in de nieuwe keuken, accepteert hij dat zonder protest. Hm. Eens afwachten of er echt nog een droger komt, ondanks mijn dreiging het ding dan vrijwel ongebruikt te laten staan, of dat hij bij nader inzien toch ook zonder kan.

Moe van de hele polderdiscussie met de droger en bijbehorend verdelen van vochtige was over het huis plof ik op de bank. Zo. Hè hè. Mams zit. Kopje thee erbij. Hondje kruipt al over de bank naar me toe om zich eens goed op mijn schoot te nestelen.

“Mam? Kom eens kijken?” roept jongste dochter één verdieping hoger. “Lieverd, ik zit nét. Kan je het ook gewoon zeggen?” “Nou, ik denk dat je even wil kijken mam. Die was die je in het trapgat gehangen hebt, die droop denk ik nog, want de muur van het trapgat zit nu vol druppelsporen…..”

Tranen met tuiten en spierpijn

Nu we weten dat we al over 2 maanden in Aduard zitten, heb ik mijn strenge-vriezer-beleid (voor de verkoop gingen we terug van 3 naar 2 vriezers, zodat de schuur leger kon) nog verder opgeschroefd. Wat mij betreft wordt vóór de verhuizing nóg een vriezer volledig leeg gegeten. Het dubbele daaraan is wel, dat wanneer je als rechtgeaarde wannabe-zelfvoorziener probeert om de oogst en wildpluk in te maken en daarmee zo lang mogelijk de winter uit te zingen, het een beetje tegen het gevoel in gaat om de wintervoorraad aan te spreken als er nog blaadjes aan de bomen zitten.

Gelukkig zijn er nog andere manieren dan de vriezer om je wintervoorraadje op te slaan. Er staan diverse glazen potten en flesjes in de kast die goed mee kunnen verhuizen: zoetzuur, chutney, jam, limonadesiroop -vooral veel bramensiroop-, appelmoes… De droogbonen staan na plukken, drogen, doppen, kort vriezen en weer ontdooien (tegen de bonensnuitkever) lekker decoratief te wezen in glazen weckpotten, naast de al net zo aantrekkelijk kleurige soepgroente, waar ik dankzij mijn voedseldehydrator eigenlijk jaarrond wel in voorzien ben. De knoflook is in lange vlechten opgehangen en goed gedroogd, en is eigenlijk nou ik erover nadenk ook best decoratief. Fruit zit gedehydreerd in bakken, te ver in de keukenkast om decoratief te zijn maar wél lekker. De rijke tijm-oogst staat als tijmsiroop te wachten op de eerste keelpijn, en de kruidenpotjes zijn overvol met gedroogde kruiden. Trouwens, die kruiden waren ook al goed voor twee potten vol bouillonpoeder en kruidenzout. Ik geef toe dat ik er intens tevreden van kan worden om dit zo op te sommen. Lijkt het ineens alsof we maanden ingesneeuwd kunnen raken. Spoiler: nee, daarvoor is het niet genoeg. Maar het idee is leuk om over te dromen.

Toen ik gisteren in de pluktuin was, kreeg ik te horen dat de uienoogst die zo rijkelijk lijkt, helaas wat al te snel aan het rotten leek te slaan. Waar we vorige winter nog tot bijna in het voorjaar uien konden gebruiken, zou het nu door het te lang warme weer wel eens een stuk minder kunnen zijn. Kijk, daar gaat mijn brein van draaien: in gedachten zag ik mezelf tot afval gedoemde uien redden van de ondergang door tassen vol uien krakend droog te dehydreren en te vermalen tot uienpoeder die nog járen gebruikt kan worden én amper plek inneemt in de keukenkast. Enthousiast vulde ik mijn tas met extra veel uien. Bovendien mocht ik, toen ik vroeg wanneer de witte kolen oogstklaar waren, ook alvast een flinke kool meenemen. Mijn zuurkoolvat stond me namelijk ook al wekenlang smachtend aan te kijken wanneer hij weer in gebruik genomen zou worden. Echt, ik zweer je, de blik van dat ding werd steeds beschuldigender.

Vol goede moed ging ik dus meteen ’s avonds al aan de slag. Wel zo fijn, dat kan allemaal zittend, en dat had ik wel verdiend na een dag lang rondlopen op de Kerstshow van Intratuin Duiven met de kinderen. (Spoiler twee van dit blog: ik ben een enorme Christmaholic. Stel je een kerstfan voor, zo een waarvan je denkt ‘Nou nou, moet dat echt zó overdreven’,  verdubbel die en je hebt mij zo’n beetje. Het Kerstforum is ook het hele jaar leuk en niet alleen in december, nietwaar, meelezende Kerstforummers?) Dit verklaart img_2928waarom mijn voeten pijn deden en mijn lijf al behoorlijk moegesjouwd was, want als ik naar een Kerstshow ga, dan ga ik ook intens doorleefd en detail opzuigend door zo’n show heen.

Maar goed. Voorbereiding is alles, dus daar stond het allemaal in de keuken: de dehydrator met een flinke stapel uien ervoor. Een flinke witte kool van de tuin, twee spitskolen, drie kleine witte kooltjes die ik van vrienden kreeg. Natuurlijk ook zout, kruiden, zuurkoolvat en zuurkoolstamper, snijplanken, messen, rasp, schaaf. Het bio-afvalbakje. Ik was er helemaal klaar voor. De uien verwerken was het kleinste klusje, dus om warm te lopen daar maar mee beginnen. Ui pellen, even onder de kraan omdat een natte ui minder tranen geeft (daar dacht ik dus wel over na), snel in ringen schaven en de ringen uitspreiden op het eerste dehydrator-rooster. Bij de tweede ui begon al een klein beetje tot me door te dringen dat het misschien wat minder handig was om de uien één voor één te pellen, schaven en de ringetjes uit te drukken en uit te spreiden, want na het uitdrukken en verspreiden van die rauwe tranentrekkers reageren de ogen toch wel heel behoorlijk, vond ik bij de derde ui nu echt. Bij de vierde ui had ik inmiddels besloten dat de hele stapel uien die klaar lag het ‘m niet echt zou worden, vanavond. Ui vijf liepen het traanvocht over mijn wangen en lag mijn bril al twee uien lang ongebruikt op het aanrecht, omdat ik om de haverklap met mijn mouwen de tranen uit mijn ogen moest vegen. Dat is overigens best een zeldzame sensatie voor iemand met Syndroom van Sjögren, want gewoonlijk heb ik een tekort aan tranen, maar ondankbaar als ik was wist ik het toch niet helemaal te waarderen. Terwijl ik dapper ui nummer zes aan het schaven was moest ik weer even de tranen wegvegen om te voorkomen dat ik mijn vingers zou meeschaven. We zijn immers vegetariërs dus er hoefde geen vlees bij. Maar door het ontbreken van de bril kon ik ook niet goed meer zien hoe ver vingers en schaafmes nog van elkaar verwijderd waren. Zonder dat ding ben ik ook niet een béétje kippig, ik zie gewoon haast niets. En toen kwam de cruciale fout die vast iedereen al had zien aankomen: in plaats van de mouw pakte ik de pols, waarvan ik toch echt dacht dat die veilig was. De pijnlijke sensatie die enkele milliseconden later doordrong in mijn ogen maakte me duidelijk dat het uiensap kennelijk al zo ver doorgedrongen was en dat dit NIET handig was. Shortcut naar de uitkomst: het bleef bij zes uien gisterenavond. Zojuist heb ik er nog vier in de dehydrator gedaan, met betere voorbereiding en onder stromend water. Het uienpoeder is wél heel erg lekker, als nu nog schrale troost, maar naarmate deze ervaring verder achter me ligt zal ik ook daar wel steeds tevredener over worden. Ingesneeuwd-dromen-tevreden.

Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Vier rode uien, al bijna droog genoeg om te gaan vermalen.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.
Dit is alles wat er overblijft als je zes grote gele uien dehydreert en tot poeder maalt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar ik was er nog niet. De kolen lagen me nog aan te kijken en het zuurkoolvat gaapte me al te leeg aan. Na een pauze met kopje thee dook ik de keuken weer in. Báf. Uienlucht. Tja, zo lang ze nog niet droog waren zou er een flinke uienlucht uit de dehydrator blijven komen. Wie had er ook al weer bedacht dat het handig was om éérst de uien te doen en dan pas de kolen? En waarom had ik die dehydrator niet even in de schuur gezet?

Vastbesloten de oogst aan kolen vanavond nog te verwerken beet ik de kiezen op elkaar en zette door. Zuurkool maken is niet moeilijk. Je schaaft de kool héél fijn, doet die in het zuurkoolvat, zout en eventueel wat kruiden erbij, en dan stampen. Door het kneuzen van de bladeren en het zout komt er vocht uit de kool vrij en als je genoeg kool fijn stampt staat het koolschaafsel uiteindelijk helemaal onder het vocht en kan het fermenteren beginnen. Eitje.
Net als vorige jaren had ik ook nu al weer redelijk snel een lekkere stapel koolschaafsel en stampte ik vol vuur de kool plat in het vat, nog altijd vergezeld door een stevige maar al wennende uienlucht.

img_6573

Zittend kneuzen ging niet heel lekker, dus ik ging toch weer even op de pijnlijke voetjes staan tijdens het ritmisch aanstampen. Op de grond was net te laag, op een stoel was net te hoog, dus mijn rug voelde wel hoe onnatuurlijk deze houding is. En mijn armen begonnen enthousiast maar naarmate de lagen kool, zout, kruiden, stampen, kool, zout, kruiden, stampen enzovoorts toenamen, protesteerden voornoemde armen toch steeds harder tegen de kracht die nodig is om de bladeren gekneusd te stampen. Dit jaar had ik echter voor het eerst ook spitskool toegevoegd en die heeft minder vocht dan witte kool, dus ik moest wel echt goed hard stampen. Toen ik wat zorgelijk het vat in keek hoe er dit jaar minder snel vocht vrij kwam besloot ik de zuurkool nog wat lekkerder te maken door een scheut witte wijn toe te voegen. Immers, kool die boven het vocht uit komt fermenteert niet maar verrot gewoon, dus het moet wel goed onder komen te staan.

De wijn zat er nog niet bij of de kinderen besloten dat dát het moment was om te vragen of ze konden helpen. Lief, en mijn spierpijnlijke bovenarmen waren dankbaar. Maar toen de wijn en koolvocht spetterend over de rand van het vat gingen toen jongste haar gang ging had ik meteen spijt van het halverwege en niet aan het eind toevoegen van de wijn. Lachend poetsten we vloer en vat en ik bedankte nog maar eens maar nee dank je, ik doe het toch maar zelf.

Twee-en-een-half uur in de keuken bezig, bijna klaar. Het einde kwam nu toch écht in zicht, de vochtlaag nam toe, mijn kleren onder de vegen traanvocht, uienvocht en koolgroen, rode konen van de stampinspanning, de spierpijn niet meer te negeren en nog een kwart kool te gaan, en toen stonden mijn ouders ineens voor de deur. “Goh,” zei mijn moeder opgewekt, “Jij zou eens met je tante in Frankrijk moeten praten. Die weckt en weckt en maakt ook van alles in. Leuk hè?”

Het duurde even voor mijn lijf mijn hersenen toeliet te erkennen dat ik het oogst verwerken -oh ja da’s waar ook- leuk vind.

En ineens weet je het zeker.

Ineens weet je het zeker. Je gaat naar Groningen.

Niet dat het onverwacht kwam. Maandenlang speelde het al door de hoofden van ons hele gezin. Maar na een spannende sollicitatieprocedure van eega, een zenuwslopende periode van geheimhouding-dat-de-sollicitatie-succesvol-gelukt-was, de vondst van een droomhuis dat we konden kopen maar tegelijk aan een zijden draadje hing (als de term “voorbehoud verkoop eigen woning” je niets zegt, neem het dan maar zó aan, anders zijn we vier pagina’s juridisch-makelaardij-geklets verder) en drie maanden ons oude huis te koop (de hiervoor gebruikte termen ‘spannend’ en ‘zenuwslopend’ zijn dan ineens woorden geworden die de lading amper nog dekken) is nét voor de laatste datum waarop voornoemd droomhuis nog voor ons gereserveerd stond ons oude huis verkocht.

En hop: alle puzzelstukjes vallen ineens in elkaar. Deze groentjes gaan naar Grunn. Naar een heerlijk ruim vrijstaand huis in een klein en aangenaam en van interessante geschiedenis uit zijn voegen barstend dorp onder de rook van Groningen. En met wat ruimte voor onze groene aspiraties (moestuin, kippen, caviaren, tuintje, terrasje, fruitbomen, dat soort dingen: die leuk zijn als je er gek genoeg voor bent maar waarvan je handen altijd vies worden).
Nou heeft de schrijver dezes – aangenaam, type hopeloos ecologisch linksdraaiende geitenwollen sok and not afraid to show it – al heel wat regio’s van het land gezien. Dit wordt mijn elfde verhuizing, als ik goed geteld heb. Maar alle voorgaande adressen kwamen nooit noordelijker dan Utrecht, dus hey: ondanks al mijn verhuiservaring noem ik mezelf dus een Groentje voor wat betreft Groningen.

Goed, genoeg informatie in nog geen 250 woorden gepropt. Meestal ben ik een stuk wolliger en breedsprakiger. De volgende posts worden hopelijk wat minder feitjes kauwen en wat meer leukigheidjes over hoe het leven van een Groentje op weg naar Grunn eruit ziet!

(PS mij leer je kennen op “Wie is het Groentje in Grunn?”)