Speciaal voor 4 en 5 mei laat ik dit blog, voor één keertje, een gastschrijfster toe. Haar naam is Natalie Westerbeek van Eerten – Faure. Dit zijn fragmenten uit haar oorlogsdagboek, ruim 2 jaar geleden uitgegeven onder de titel “En de ‘Rücksack’ stond altijd klaar“. Natalie was een doktersvrouw in Hummelo, haar man Bart was huisarts. Een van haar dochters, verpleegster Hanneke da Costa-Westerbeek van Eerten, was mijn grootmoeder. Zonder die link zou ik deze oorlogsdagboeken vermoedelijk nooit gelezen hebben, het bestaan niet geweten hebben. Ik heb genoeg boeken over de tweede wereldoorlog gelezen, films gezien, musicals bezocht. Maar zo’n alledaags verslag, hoewel minder heftig wellicht, komt behoorlijk aan, door de echtheid en betrokkenheid.
De rest van dit blog bestaat uit fragmenten (hier en daar ingekort) uit het bijna-laatste deel van het boek. Zodat nooit vergeten wordt hoe belangrijk het is dat we beseffen dat vrijheid niet vanzelf gekomen is.
13 Maart 1945
Nu begint het bij ons ook te knijpen met voedsel. Tot mijn schrik merkte ik op 1 Maart dat de heele voorraad aardappelen òp was. ’t Is nu voor ons veel moeilijker de boeren hulp te vragen, omdat de heele streek hier zoo enorm is afgegraasd. We zijn nu ook aan onze laatste zak tarwemeel. Nu de stroom afgesloten is, wordt er ook niet meer gemalen. In het uiterste geval zullen we het graan, als we het tenminste nog kunnen krijgen, op praehistorische manier tussen twee steenen moeten malen. We eten al weken lang voor groenten niets anders dan koolraap en die is nu op.
18 Maart 1945
Nu pas komen de berichten binnen over een bombardement in Den Haag een dag of 14 geleden. ’t Is in de buurt van het Bezuidenhout geweest, waar een startplaats van de V-2 het doel was. De verwoesting daar is vreeselijk. 2300 dooden en 35000 mensen dakloos. Ook de Prinsessegracht met de kraaminrichting, de Oranje-kliniek, is geheel of gedeeltelijk verwoest.
20 Maart 1945
Lous is woedend. Ze is opgeroepen om voor de Moffen ‘Küchenarbeit’ te doen, wat bestaat uit aardappels schillen. Bart gaf haar een briefje mee met het verzoek haar vrij te laten, omdat hij “Louise sehr nötig braucht, besonders für das Holen vom Medikamenten beim Apotheker usw”. Het briefje werd voor kennisgeving aangenomen en Lous werd gecommandeerd te schillen. Lous weigerde, waarop een Mof op bevel Lous de bajonet van het geweer op de buik zette en dreigde te schieten.
21 Maart 1945
Om 9 uur komt er een of andere Feldwebel die Lous opeischt. Zeer onaangename scène in de hall. Bart maakt zich woedend. Lous moet mee. De Feldwebel met geladen geweer loopt dreigend naast haar.
Voortdurend schieten en gierende vliegtuigen. In Doetinchem vallen bommen op het Geldersche emplacement en vernielen het grondig. Vanuit het huiskamerraam, dat nog steeds heel is, zie ik telkens menschen in de ‘Deckungslöcher’ springen, om even daarna de reis te hervatten.
Opeens zie ik een groot vliegtuig heel langzaam door de lucht glijden. Opeens springen parachutisten eruit en verder glijdt het vliegtuig – een groote bommenwerper – langzaam maar zeker omlaag. Midden in de Dorpsstraat in Laag-Keppel valt hij neer. Goddank zijn de bommen eruit, anders was Keppel van de aardbodem verdwenen, maar het kwam terecht op drie huizen, die nu in felle gloed staan. Helaas, uit twee huizen zijn de slachtoffers onder het puin, waaronder de jonge vrouw Maandag met baby. Weer een stuk oorlogsleed heel dichtbij.
22 Maart 1945
Diep verslagen kwamen Truuk, Wout en Gerrit vannacht terug uit Doetinchem. De ellende die zij onder oogen kregen, was ontzettend. De straten brandden. Groote puinhoopen. Van alle kanten werd er geschreeuwd en geroepen. Overal waren de straten versperd met brandende en verkoolde balken. Overal in de gangen en wachtkamers van het ziekenhuis lagen op matrassen, kussens of de vloer zwaargewonden. Velen al overleden. Midden in die ellende werd plotseling weer fel geschoten, zelfs dwars door de operatiekamer. Er vielen bommen, één maar 30 meter van Truuk, Wout en Gerrit af. ’t Was vreeselijk, er kon alleen maar wat met oliepitjes gewerkt worden.
23 Maart 1945
We hebben de kelder nog eens nagezien, maar die is volkomen ongeschikt om te schuilen bij bombardementen. We zullen dus dekking moeten zoeken bij de trap en het toiletgangetje, het meest ingebouwde deel van het huis. We zijn op alles voorbereid, iedereen is heel rustig en kalm. We horen telkens weer namen van hen die met het bombardement op Doetinchem vielen. Veel families zwerven rond om hier ergens onderdak te vinden.
24 Maart 1945
Telkens wordt er door de een of de ander geroepen: “Dekken!” en we vliegen naar de trap of toch de kelder. Voor de granaatscherven helpt het tenminste. In de hall staat ieders vluchtkoffer klaar voor het geval van bominslag.
30 Maart 1945
Vannacht een onrustige nacht. We hadden de tip gekregen dat het met het oog op mannelijke gijzelaars raadzaam was voor Bart en Wout en de jongens te verdwijnen. ’t Huis was dus alleen met vrouwen.
31 Maart 1945
Er is bekend gemaakt dat alle mannen, zonder één uitzondering, van 16 tot 60 jaar, morgen, dat is eerste Paaschdag, zich aan het gemeentehuis moeten melden met fiets en schop. Het heet om te graven, maar het doel is wel heel duidelijk, het is alleen om alle mannen weg te voeren achter de IJsel. “Zij die hieraan geen gehoor geven, worden standrechtelijk doodgeschoten.” Wat zullen we doen? Wat zal Paschen ons brengen?
1 April 1945
Allen zijn we gekleed op bed gaan liggen. Den heelen nacht zwaar geschut, dichtbij, het huis trilde. Ik kon geen acht tellen doen zonder de harde en toch doffe knallen van het artillerievuur.
Om half zeven zijn we allen klaar wakker. We zijn in spanning wie en óf er zich mannen zullen gaan melden. Natuurlijk zijn er die het doen, maar toch heel weinig. Dan komt opeens het ontstellende nieuws ‘dat vandaag alle Moffen het land uit gaan, dat er niet gevochten wordt, dat het hier geheel prijsgegeven wordt. Vanavond of morgen verwacht men de Tommies hier.’
De grootste spanning is nu voorbij. We kunnen het haast niet gelooven. Wat een Paaschmorgen! Zou heusch het grootste leed geleden zijn?
Tegen de achtergrond van het artillerievuur zag ik achter elkaar de silhouetten van een moeizaam voorttrekkende troep. Waarheen? Naar hun ontredderde, totaal vernielde Heimat. Hun Heimat, dat den Duitscher zoo ontzettend dierbaar is, maar waar nu alleen maar plaats is voor ontzaglijk leed en verwoesting. O, mochten deze menschen, ja het heele Duitsche volk, door dit onzegbaar lijden, de oogen geopend worden voor het duivelsche net dat over hen heen geworpen is door het nationaal-socialisme. Als dat waar is, is zelfs dit zware lijden voor hen niet te groot, als Gods doel met hen mag bereikt worden.
2 April 1945
Vannacht om 3 uur werden allen opgeschrikt door een geweldige slag. De brug in Keppel de lucht in, vermoeden we. De schervenregen rinkelde op het terras. Ruitengerinkel klonk. De beide heel groote spiegelruiten van de huiskamer en mijn zitkamer zijn er geheel uit. Een uur later weer zo’n slag. ’t Is geheel grijs van stof en puin. Het raam van de eetkamer is nu ook gesprongen. Waarschijnlijk is de weg tussen Hummelo en Keppel nu ook vernield.
’s Avonds staat opeens een troep Moffen voor de deur. Ze eischen binnen gelaten te worden. Ze zijn uitgeput en willen op ons fornuis thee maken. We laten hen toe, maar voelen ons zeer onbehaaglijk.
Om halfacht begon een vreeselijke beschieting. Eerst granaatvuur, een helsch leven. Rinkelen van pannen, scherven en glas. We waren erop voorbereid, maar dat het zoo vreeselijk was hadden we niet gedacht. Angstig kruipen we dichtbij, ieder houdt zich goed. Alleen Marijke moet even huilen. In de verte horen we aanhoudend rijden van auto’s, tanks, of wat dan ook? Zijn het Tommies? Zijn we bevrijd? We weten het niet.
“Herr Doktor”, roept dan iemand aan de trap, “Wollen sie hierherkommen – ein Verwundeter.” Bart en Wout gaan naar de keuken. Daar ligt een man die stervend is en even later ook sterft. Hij is met bajonet gestoken. Er is dus vlakbij ons huis een handgemeen geweest met een Tommy. Een ander is gewond. Bart verleent eerste hulp. De doode blijft in de keuken liggen.
3 April 1945
In de wei achter het huis ligt het lijk van een Duitscher. Brieven en foto’s in zijn zak. We staan besluiteloos op ons erf en turen of we iets kunnen ontdekken van de Tommies. Dan meenen we auto’s en tanks te zien. Zou het dan toch waar zijn? Met de binocle turen we om de beurt en steeds meer lijkt het waarheid. Nu is niemand meer te houden. Daar zien we de eerste Tommies al hierheen komen. “Are we free?” schreeuw ik. Heel laconiek knikt de Tommy terug en ik kan niets meer zeggen.