Grut

Al van kinds af aan heb ik het opgroeien van jong dierenspul prachtig gevonden. In mijn jeugd bijvoorbeeld de konijntjes in de achtertuin, de cavia’s in de slaapkamer, de guppies in het aquarium, de zebravinkjes in de woonkamer, de lammetjes in de voortuin, de kippen naast het huis en de agapornissen in de TV-kamer. Mijn ouders hielden het behapbaar houden van het dierenbestand in de gaten, en naar mijn gevoel was het nooit té veel, maar we hadden wel altijd beduidend meer dieren dan gemiddeld. Geen wonder dat ik in mijn studententijd al snel een kamer vol dieren had, en ook daar kwam jong grut bij. De garnalencocktails die muizen, ratten, gerbils, hamsters, exotische knaagdieren en konijnen produceren zien er in eerste instantie niet appetijtelijk uit, maar al snel komen de donsjes erop, neemt de gelijkenis met garnalen af, en wordt het aandoenlijk.

Pasgeboren caviaatje

Als huisdier gehouden knagers werpen bij hun bevalling dus meestal blinde, kale, roze wormpjes eruit. Zo niet de cavia. Daar komen kant en klare miniversies uit, die meteen rondkijken, mee eten en waggelend rond lopen. Ze zijn dan ook bizar lang zwanger voor zulke kleine diertjes, maar goed, dan heb je ook wat.

Jarenlang was ik caviafokker. Tot een paar maanden voor de verhuizing. Inmiddels heb ik de caviaopvang en fok ik niet meer. We genieten dan ook extra hard van een nestje caviagrut van vrienden die nog wel caviafokkers zijn. Een nestje dat hier geboren is en mag opgroeien: wij zijn ‘kraamhotel’. Het kleine spul mag een maand lang in onze woonkamer tienerproof, hondenproof en drukteproof worden getraind. Een taak waar de kinderen en ik ons op storten. Het zijn net kleine piepbeestjes, alleen hebben deze een beduidend uitgebreider vocaal repertoire. De interactie tussen mama caaf, tante caafs, ome castraatcaaf en de kleintjes is ontzettend leuk om te observeren. Wij lagen bijvoorbeeld in een deuk om de verbijsterde reactie van tante caaf Marigold, toen de baby’s probeerden of Marigold óók melk geeft.

Mama Melkbar.
Knuffeltijd

Beste vrienden uit ‘de kop van de Nederlandse Leeuw’, lezen jullie dit? Dan speciaal voor jullie een oproepje.
Aanbieders: mama cavia en drie baby’s.
Aanbod: knuffeltijd.
Gevraagd: knuffelaars.
Doel: nóg tammer maken.
Neem even contact op wanneer jullie komen knuffelen. En ja, dit aanbod geldt óók voor 18+.

Wij zijn alvast aan de slag. Wij gaan wel met schaamteloze voorkeur het zeugje (meisje) uit het nest extra vaak pakken. Haar broertjes (de beertjes) zullen als ze een maand oud zijn verhuizen. We zullen ze missen.

Minerva McGonagall

Het zeugje blijft hier bij haar mama wonen, en heeft de klinkende naam “Minerva McGonagall van de Pieperacademie” gekregen. Een échte Harry Potternaam, omdat haar moeder “Lavender Brown van de Pieperacademie” heet. Ook een Potter-naam. En luitjes, dat stelt nog niets voor vergeleken met de namen die de cavia’s uit mijn “Caviastal Lothlórien” vroeger kregen…. wat dacht je van “Lothlóriens Bridge over Khazad-Dhûm” of “Lothlóriens Emyn-nu-Fuin” of “Lothlóriens Forest of Fangorn”? Dan zijn deze namen toch aardig ingehouden, nietwaar?

Zwartje houdt toezicht.

Een van de tante caafs voelt zich trouwens aardig achtergesteld nu. Zij heeft de naam gehouden die ze al had toen ze in de opvang kwam: Zwartje. Je wil niet weten hoeveel zwarte cavia’s Zwartje heten. Normaal zou ons gezin vol creatieve breinen daar wat anders van maken. Wij hadden echter de enorme pech dat ze zowaar lúisterde naar haar naam en dus niet meer omgedoopt kon worden. Wat ze wel voor elkaar heeft: het omgekeerde. Want wij luisteren nu ook naar haar. Als zij goed hard piept, komen wij eraan met groenvoer, aaitjes, nieuwe brokjes, hooi of kruiden, al naar gelang wat we denken dat ze ons toe gilt. Laten we hopen dat zij dat de jongen niet aanleert. Maar ja, Zwartje kennende gaat ze dát deel van de opvoeding Lavender uit de pootjes nemen. Heeft Jack Frost, de castraat, straks nog meer werk om zijn damesharem in goede banen te leiden (lijden?).

Het grut volgt mama en leert zo wat ze wel en niet mogen en kunnen.

Ik doe intussen al twee dagen over dit blog… ik zit steeds kleintjes te kijken. Weet je wat, kom maar zo snel mogelijk live bewonderen.

PS Kunnen jullie je herinneren dat ik al 2x in dit blog verzuchtte dat ik hier in het noorden geen ooievaars meer zag en dat ik die wel miste hier? Wel, die beesten kunnen lezen, denk ik. Volgens mij hebben ze massaal staan wachten en zijn ze met een hele club tegelijk die babycavia’s hier komen afleveren. Afgelopen anderhalve week zag ik er al tien. Ze hebben vast onderling gevochten wie die drie baby’s mocht dragen.

Ze verzuipen nog bijna in de voerbak, maar ze proberen al brokjes mee te eten.

Nimby’s

Wat zijn we in Nederland toch tolerant en vooruitstrevend en milieubewust. * kucht *

Ja, dat lijkt heel erg zo. En vergeleken met landen elders op de wereld is het zeker waar. Maar dat wil nog niet zeggen dat alle tolerantie en vooruitstrevendheid en milieubewustzijn ook is doorgedrongen in alle aspecten van het dagelijks leven. De gemeente waaronder ons dorp Aduard valt, is best milieubewust ingesteld. Er wordt enorm secuur aan afvalscheiding gedaan, gemeentegroen wordt netjes onderhouden, je kan als inwoner korting krijgen op regentonnen en compostvaten, en in vergelijking met onze vorige woonstee Wijchen zie ik hier amper zwerfafval. Mooi.
Nou nam de gemeente deze week een motie aan die windmolens toestaat op gemeentegrond, en zonnepaneelvelden. Wel heel Nederlands gepolder: kléíne windmolens en ten opzichte van de eerst plannen hálve zonnevelden. En wat hebben ze daarvoor op eieren moeten lopen, ontdekte ik toen ik globaal las hoe het besluit tot stand gekomen was. Onenigheid troef en veel Boze Burgers en Verontruste Medemensen. En de commentaren opvangend was het ook weer één en al “uitzicht” en “landschapsvervuiling” en “jammer van de horizon” enzovoorts. Hoe komt het toch dat mensen een skyline vol wolkenkrabbers als mooi ervaren, en een skyline vol windmolens als landschapsvervuiling? Wij zijn een zomervakantie in Denemarken geweest, en hoewel dat land ook echt wel zijn tegens heeft, is het voor milieubewuste mensen een geweldig land om te wonen. Daar stikt het van de windmolens, maar geklaag over de horizon ving ik niet op, wel een nationale trots over het feit dat ze zo veel windmolens hebben dat ze in hun eigen energie kunnen voorzien op een schone manier. Dan kijk je toch heel anders naar zo’n windmolen. Net zoals ik altijd heel blij langs de windmolens op de A15 bij Nijmegen Noord en Elst reed, omdat ik in het burgerinitiatief zit dat deze windmolens heeft laten bouwen. Dus ja, ook mijn windmolens. Nou ja, één schroefje misschien, met mijn schamele drie aandeeltjes. Maar toch: dan kijk je met trots en blijdschap in plaats van met chagrijn en verbeten narrigheid.

Saillant detail in de berichtgeving rondom het gemeentelijk besluit was dat ik als conclusie las: “Niettemin heeft de gemeente Zuidhorn een stap gemaakt. Want, en daar was iedereen het over eens, niets doen is geen optie.” Okay. Niets doen is geen optie. Men snápt dat we moeten verduurzamen. Zolang het kennelijk maar niet zichtbaar is in je eigen achtertuintje: not in my backyard, oftewel nimby. Iedereen kent ze, van die mensen die belijden vreselijk tolerant te zijn, tót het te dichtbij komt: dan veranderen ze in een nimby. Ik heb wat voorbeelden meegemaakt in mijn nabije omgeving. Duurzame energie? Natuurlijk! Windmolen aan de horizon? Nimby! Afval scheiden? Goed idee! Extra afvalbak in de keuken? Nimby! Vluchtelingenkinderen in de periode van eerste opvangen recht op onderwijs geven? Uiteraard! Vluchtelingenkinderen bij je eigen moppies op de basisschool? Nimby!  Homoseksuelen mogen trouwen? Moet kunnen! Homoseksuelen die elkaar openlijk op straat een kus geven? Nimby!

Brengt me, nou ik toch aan het razen ben, en toevallig eindig met dat laatste voorbeeld, op het volgende punt: wist u, lezer, dat het in juni Pride Month is? Deze maand is er extra aandacht voor gelijke rechten voor de LGBT-community (Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender). Bijna voorbij, en in Nederland heb ik er niet zo heel veel van gemerkt. In de USA stikte het van de Pride Parades, maar daar is het ook nóg meer nodig. Daar is de acceptatie duidelijk nog veel lager. Met een aantal leden van de LGBT-community in mijn zeer nabije omgeving prijs ik me gelukkig in Nederland te wonen. Tegelijk merk ik hun strubbelingen, en zie hoe er nog steeds veel vooroordelen, foute grappen, foute aannames en -bedoeld dan wel onbedoeld- kwetsende benamingen hun kant op gaan. Ik sta erbij en kijk ernaar, en realiseer me dat de Nederlandse verdraagzaamheid over het algemeen best wel aanwezig is, maar soms helaas toch ook meer een mondeling belijden dan een ernaar handelen. Misschien zijn die Pride Parades toch hier ook nog nodig.

Overwinningen en frustraties in de moestuin

Het moestuintje hier in de achtertuin begint vorm te krijgen. Alle grond is omgespit, fijn geharkt, bewerkt, bemest en bezaaid. Het wordt me zo langzamerhand duidelijk wat hier wel en niet werkt.

De boerenkool, groenlof, knolselderij, savooiekool en rettich doen het fantastisch. Tenminste, nu nog wel. Het is afwachten hoe groot ze worden, en of de knolselderij ook wil ‘knollen’. Ik ben ook heel nieuwsgierig of de rettich wel uit de zware klei te vissen zal zijn, die zal nog lastiger zijn dan de wortels, die het overigens ook best netjes doen. Maar die nieuwsgierigheid mag ik nog een paar weken bedwingen.
Intussen oogsten we al van de stengelui, ook al zo’n succesnummer, en een beetje raapstelen. Hoewel die wel laag bleven en snel in bloei schoten, kwam er wel redelijk wat op. Twee van de zes (!) soorten sla die ik zaaide doen het ook relatief goed: ze komen op, zien er prachtig uit, maar blijven wel nog behoorlijk klein.
De bonen, altijd een supermakkelijk succesnummer in vorige moestuinen, blijven hier juist achter. Ze groeien langzaam en nog geen bloemetje aan de plantjes gezien. Jammer, want ik ben enorm dol op bonen.
De prei is ook zo’n twijfelgeval. Groeit wel, maar voor ik aan oogsten toe ben schiet het al in bloei. De bloeistengel van de prei moet je niet eten, tenzij je graag je darmen leegt, want die wekt flink diarree op. Dus dat is dan omzichtig snijden om die stengel heen.

Teleurstellingen zitten verder vooral in de bladgewassen. Klaroen, melde, spinazie, en een viertal slasoorten geven hier en daar een sprietje en vallen dan zuchtend om. Paksoi en bieten komen op… en stagneren dan in groei. Er moet toch iets in deze grondsoort zitten wat ze remt, of juist iets niet zitten wat ze nodig hebben. In ieder geval leer ik dit eerste Grunn-jaar nu wel waar ik me op moet concentreren voor volgende jaren.

Grootste baalmoment: de prachtig opgekomen courgette en pompoen werd kennelijk iets te lekker gevonden door vogels of slakken. Ik vermoed vogels, want slakken heb ik hier gelukkig maar heel weinig. En ik was net zo blij dat ze überhaupt opkwamen, want de zaden waren al vrij oud. Planten van pompoen en courgette worden erg groot, dus je moet vooral niet te veel zaaien. Van slechts één goed op zijn plek zittende courgetteplant kan ons gezin van 5 al ruimschoots voorzien worden. Als je dan een zakje zaden koopt en er zitten er 15 in, ben je meteen voor jaren voorzien. En ja, dan loopt de kiemkracht dus wel terug. Zo was ik, zijstapje, ook niet verbaasd dat er geen enkele pastinaak opkwam van het 6 jaar oude zakje. Om de pompoenen nog wat te vertroetelen en in de gaten te houden had ik het merendeel op de zaaitafel voorgezaaid, en een enkeling meteen in de volle grond. Beiden werden opgegeten.

Wat me intussen glashelder is: de eerste fase is kennelijk zwaar in deze tuin. We hebben vrij veel schaduw in het moesgedeelte dus dat kan ook het probleem zijn. Die gewassen die ik als ‘tuinbonbon’ kocht (voorgetrokken en als klein plantje te koop in de tuincentra) doen het echter bijna allemaal goed. Dat wordt dus komende jaren minder zaaien, meer zaailingen kopen.

Ik ga maar weer aan een ander spannend klusje: verpoten en fingers crossed dat ze aanslaan. De zea-mais is zo ver dat hij de volle grond in kan. En de aardbeienplantjes die spontaan in kieren op het terras opkwamen zijn zo groot dat ik hoop dat ze sterk genoeg zijn om verzet te worden, en klein genoeg om niet al volledig onder en tussen de terrasklinkers vast te zitten. Duimen jullie mee?

Nostalgie op de fiets

Ik spring de laatste tijd weer regelmatiger op de fiets, en dat is nu echt genieten. Nu het zo lang licht is, is het ook ’s avonds mooi om buiten rond te kijken. Nog steeds blijf ik mijn nieuwe leefomgeving opzuigen en verkennen. Nog steeds blijf ik me verbazen over de soms echt heel opvallende overeenkomsten met Zeeuws Vlaanderen, waar ik enkele jaren ooit woonde. En nog steeds blijf ik me verwonderen over de soms echt heel opvallende verschillen met de regio Nijmegen c.q. Wijchen, waar ik tot een paar maanden terug woonde.

De luchten hier zijn schitterend. Zonsopgang en zonsondergang zijn pareltjes. Kan dat atmosferisch iets te maken hebben met dichter bij de zee wonen dan in Wijchen? Ook in Zeeuws Vlaanderen vielen de luchten me altijd al op. Of misschien zoek ik het veel te ver: toen ik in Ulestraten in Zuid Limburg woonde, en toen ik regio Utrecht woonde, keek ik meer naar de bossen, de bomen, de bermen. Ik deed rond Nijmegen misschien wel gewoon hetzelfde, me er minder van bewust dat ik daardoor minder vaak omhoog keek. Het moet gezegd worden: in Zeeuws Vlaanderen en Groningen zijn de uitzichten zo wijds, plat en oneindig dat je al sneller naar de lucht kijkt.

Fietsend langs deze berkenlaan voelde ik me toch een beetje…. bekeken.

Ook zo herkenbaar: de geuren. De geur van schapenwol als je langs een schapenweide komt, en de plukken hangen in de draden van de omheining. In gedachten ga ik terug naar mijn hele vroege jeugd, als mijn moeder een schapenvacht zat te kaarden en spinnen. Haar draden waren strak en dun en recht, mijn draden werden dik en bobbelig en braken snel af. Als kind vond ik het spinnen van mijn moeder iets magisch hebben, ik kon gebiologeerd naar het zoeven van het spinnenwiel kijken en me keer op keer afvragen waarom die wol, na simpelweg alleen maar in elkaar gedraaid te worden, toch echt als een draadje vast bleef zitten. En mijn iets latere jeugd, toen we zelf schapen hadden. Die éne morgen dat ik nét wat laat vertrok naar school en dus heel snel moest fietsen, al dagen keek ik elke morgen bij vertrek in de schapenweide in onze voortuin of onze oudste ooi al gelammerd had, maar net die morgen niet… Ik twijfelde nog, wat vreemd, ze staan nog niet buiten, waarom blijven ze in het schuilhok? Maar ik riep mezelf tot de orde: te laat komen op school was ik veel te braaf voor. Uiteraard waren de lammetjes net die morgen geboren. Toen mijn moeder een uurtje later keek waren ze nog nat. Wat heb ik daar achteraf een spijt van gehad, ik had het nablijven er graag voor over gehad.
En dan de groenige, licht-zure geur als ik langs een koeienstal rij, de geur van hun voeding. Een van mijn ooms woonde ooit in Duitsland naast een boer op hetzelfde erf. Wat kwam ik daar graag! Hij had mijn toen-nog-droomberoep van dierenarts, waardoor ik af en toe in de praktijk mee keek, en ik sloop er zo graag de koeienstal in. De boer vond dat prima en liet me wel eens een handje voer geven. Kauwende koeien hebben iets enorm kalmerends, die zijn ‘zen’.
Weet je wat ook zo herkenbaar is? Slootlucht. Wanneer je, zoals ik, altijd wel in de buurt van een stroompje, beek, vijver, sloot, meer, kreek, kanaal, rivier of zee hebt gewoond, weet je dat verschillende soorten water ook echt verschillend ruiken. Je ruikt meteen als je ergens langs komt of het water stil staat of stroomt, of het helder is of niet, of het zout of zoet is.

Wachten in het zonnetje.

Hier is weer best veel water. Ik sta nu in het watersportseizoen ook nogal eens stil voor een openstaande brug, als er een boot of schip voorbij moet. Vroeger kon ik daar wel eens ongedurig over worden, nu niet meer. Daarvan gaat het bootje in kwestie echt niet sneller varen. Een momentje rust om te genieten van het uitzicht, de geuren, je gedachten laten dwarrelen. En de diversiteit van wat langsvaart bekijken. Commercieel, pleziervaart, zeilend, motorisch, groot en klein. Daar zitten wel eens hele mooie bij. Ook dat is nostalgie. Soms verwacht je haast Hielke en Sietse Klinkhamer met de Kameleon voorbij te zien komen!

Hier sta je toch graag even bij stil?

 

Het broed-en-opvoed-seizoen is volop bezig, ik heb al regelmatig jonge mussen uit de kippenvolière gevist die in hun paniek het kleine kiertje waardoor ze naar binnen konden aan de andere kant niet meer terug vonden. Ik hoop dat de paniek groot genoeg was dat ze niet nog meer graantjes komen meepikken.
De zwaluwen zijn vreselijk druk met insecten vangen, dus die hebben vast ook jongen zitten.
En de zwanen, partners voor het leven, broeden hier en daar bijna met hun achterwerk op de weg, zo’n volkomen gebrek aan angst voor de mens hebben ze. Als ik tussen werk en huis door het kleine Den Horn rij, moet ik altijd bij een bepaalde boerderij rustig remmen en wat uitwijken, waar ze een eigen stukje berm geclaimd hebben. Soms staat meneer of mevrouw even pontificaal op de weg uit te kijken. Ze wijken niet. Agressief heb ik ze nog niet gezien, maar ik heb behoorlijk ontzag voor zwanen, die gevaarlijker kunnen zijn dan menigeen beseft. De boer die die berm bijhoudt heeft er ook in een ruime baan omheen gemaaid.

Nou zit ik hier op een mooie dag binnen te schrijven dat het buiten mooi is. Dat doe ik verkeerd. Ik ga Pico, ons oudste hondje die vandaag zijn 12e verjaardag viert, eens even mee naar buiten nemen. Ajuus!

Pef toen!

Pef toen. Wij zeggen het nog steeds thuis. Jongste wilde vroeger, zodra ze kon praten, altijd alles ‘pef toen’. Vertaling: ‘zelf doen’. Klinkt die onlogisch? Kan je nagaan hoe lang we erover deden uit te vinden wat ze bedoelde toen ze in een peuterpuberdriftbui ons maar niet duidelijk kon maken wat ze wilde toen ze steeds driftiger en nijdiger om ‘pez’ vroeg, toen wij op vakantie de kinderen vroegen waar ze zin in hadden. Wij dachten dat ze Pez-snoepjes wilde maar oh nee… dat was het niet. Het ging om ‘chips’ (wij zien de link ook niet). Inmiddels is ze 14 jaar en nog elk jaar krijgt ze met pakjesavond minimaal één verpakking Pez-snoepjes en kunnen we er weer smakelijk om lachen met zijn allen.

Ik hou dus ook nog steeds van pef toen. In de tuin, bij de dieren, en in de keuken, wel te verstaan. Dus toen ik een doosje vol dadels cadeau kreeg, wilde ik daar meteen pef toen mueslirepen van maken, want met dadels plakt alles zo lekker aan elkaar en hoef je het niet te bakken.

Alles werd klaargezet, dan kan ik straks lekker doorwerken.

Alle ingrediënten op een rij.

Als je het ook wil maken, ik gebruikte:
* 500 gram ontpitte dadels
* 300 gram havermout
* ergens tussen de 350 en 400 gram gemengde zaden, pitten en noten
* 6 flink volle eetlepels honing, harde honing want dan stollen de reepjes beter
* evenveel pindakaas als honing
* eetlepel tahin
Nou zijn mijn recepten vaak voorzien van veel ongeveer, plusminus en achproefmaargewoon, dus varieer je maar suf.

Ik mengde eerst mijn eigen muesli. Het merendeel van de havermout mengde ik met hennepzaad, pompoenpitten, gehakte paranoten, zonnebloempitten en hazelnoten. Vorige keer maakte ik ze met amandelen maar die had ik even niet meer in huis. Een variant met pecannoten en walnoten staat trouwens ook nog op de verlanglijst, dat wil ik volgende keer maar eens proberen. Met misschien een deel van de dadels vervangen door rozijnen…. mijn inspiratie vliegt er al weer vandoor. Focus! We zijn nu hier bezig.

Daarna een plakkerig klusje: alle dadels ontpitten. Het achtergehouden handje havermout deed ik erbij en dat werd flink gepureerd. De derrie die je dan krijgt ziet er nog niet heel appetijtelijk uit, maar dat komt nog wel. Dit is echt super taai plakkerig spul, en dat houdt de mueslirepen straks mooi bij elkaar. De havermout die ik erdoor deed maakt de ‘dadelcement’ nog wat steviger. Ik schepte de hele boel op de gemengde muesli.

Tijd voor de derde component. In een pannetje gingen de honing, pindakaas en tahin. Trouwens, je kan ook notenpasta gebruiken. Zoals ik al zei: varieer je gek. Mijn pindakaas bevat overigens zeezout, en tahin maakt het ook wat zout. Als je dat niet gebruikt, zou ik persoonlijk wat zout toevoegen bij een van de onderdelen.

Dit werd gesmolten en als een enorme naar pinda ruikende kneedbare bol bij de rest gevoegd.

Daarna het plakkerigste klusje van al: kneden. Als je er onbeschermd en onvoorbereid in duikt zitten in no time je handen bedekt met een taaie laag smeerbare mueslireep. Mijn tip: eerst even met een siliconenspatel zo veel mogelijk door elkaar werken. Daarna met één hand kneden (dan heb je er nog eentje schoon om de kraan open te doen als je daarna je hand wast) en als je die ene kneedhand ook nog eens nat maakt blijft er niet zo heel veel meer over om later met je tanden van je handpalmen te schrapen.

Alles in vormen geprakt: ovenschalen bekleed met bakpapier

 

Het hele gebeuren is in de vorm een nachtje de kelder in gegaan (koelkast was vol). Je kan het in elke vorm snijden. In mijn ervaring bewaar je ze het best tussen laagjes bakpapier, in een afsluitbare doos, in de koelkast. Lekker, die pef-toen-mueslirepen! 

De voorraad voor komende weken.

Fruitige beloftes

De tuin heeft voor zo’n eerste jaar al een paar mooie beloftes hangen. Niet alleen de al aanwezige fruitbomen en -struiken, zélfs een dit jaar pas geplante boom doet zijn best. Vandaag heb ik een korte fototoer gemaakt langs ons fruit. Jullie kunnen dus groen meegenieten van dit fotoblog!

Een mini-elstar in de maak. Wij kregen dit boompje van de nieuwe collega’s van eega, omdat een Elstar komt uit regio Elst, waar we vlakbij woonden.
Behoorlijk wat appeltjes, voor zo’n eerste jaar. Bijna elke tak draagt één of meer mini’s. Benieuwd hoeveel er groot gaan worden.

 

 

De grootste belofte komt van een hele oude pruimenboom, die kromgegroeid en al op een terras in de achtertuin staat.

 

Achterin de tuin vonden we, nogal onverwacht, ingeklemd tussen twee enorme struiken nóg een pruimenboom. Zou wel eens een zaailing kunnen zijn van het stokoude boompje op ons terras. Er hangen wel pruimen in, maar beduidend minder, en veel hoger. Dit boompje heeft te lijden gehad van de concurrentie. Maar: de wilg ernaast is gekort, en de buddleia aan de andere kant ernaast is tot ongeveer een kwart van zijn origineel teruggebracht. Ruimte voor de pruim!

 

Dit moet wel een fruitboom zijn, maar we hebben nog geen idee wat voor fruitboom. Ik heb nog geen bloei gezien en nog geen vrucht.

 

Toch is het blad duidelijk dat van een fruitboom… maar wat? Een appel of peer lijkt het meest waarschijnlijk, misschien is het wel een peer met een ‘beurtjaar’ (soms hebben ze een jaar weinig tot geen oogst).

 

Je zag hem twee foto’s terug al even op de achtergrond, en een blog geleden speelde hij de hoofdrol: vlier. Ik heb ook wat schermen laten hangen, want hoewel de vlierbloesem heerlijk in siroop is, zijn de bessen ook de moeite waard.

 

Hier verheug ik me enorm op! Ik ben dol op frambozen. Fijne verrassing om die in onze nieuwe tuin te vinden.

 

Naast de framboos staat een groep bessenstruiken. En door beiden slingert een prachtige clematis, die op de achtergrond nog even de aandacht trekt! Aan het blad en takken zag ik in de winter al dat het bessenstruiken waren, maar welke soort bessen weet ik nog niet 100% zeker. Hoewel, 90% durf ik al wel te geven. Hier en daar krijgt er een enkeling iets kleur rond het kroontje, of een vaag streepje over de bes heen, en ik vind ze niet ‘glazig’ genoeg voor witte of rode bessen, dus ik vermoed steeds harder dat het zwarte bessen zijn. Dat zijn wel de bessen die ik het minst lekker vind, tja, jammer. Maar verwerken in jam of siroop maakt veel goed.

 

Net toen we dachten dat de vijgenboom de verhuizing misschien niet overleefd had, begon er toch hier en daar een groene knop in te komen. Vijgen zullen we dit eerste jaar nog wel niet hebben, maar de geruststelling dat hij de verhuizing overleefde is ook wat waard. Deze vijg gaat al heel lang mee in de familie, veel verhuizingen doorgemaakt, stekjes van stekjes, allemaal terug te voeren op één originele struik die ooit in mijn ouders’ tuin stond.

 

De kippen zijn steeds minder zichtbaar vanuit de achterdeur: ook daar staat een ons onbekend fruitboompje.

 

Eigenlijk hetzelfde verhaal als ons andere ‘mysterie-boompje’: het vermoeden van een appel of peer, maar het is volslagen onduidelijk waarom het dit jaar niet gebloeid heeft (nog niet?). Afwachten maar of er nog wat komt.

 

Hier en daar hadden de vorige bewoners wat steentjes uit de bestrating gehaald en daar bloemen in gezet. Hier een flinke pol papavers… die echter hun plekje bleken te delen met een spontaan opkomende aardbei!

 

En door de hele tuin heen komen nu spontaan her en der aardbeien op. Ik laat ze een beetje groter worden voor ik ze toch maar tussen de kieren uit haal, in de hoop dat ze dan sterk genoeg zijn om een verplanting aan te kunnen. Dan mogen ze het moestuingedeelte in.

 

Een heeeeel klein kniehoog jong kersenboompje. Eindejaarscadeau van mijn vorige werk, en staat in het gelid met het Elstar-cadeau van eega’s huidige werk.

 

Dat zal nog wel even duren, voor deze vrucht gaat dragen. Nu ‘draagt’ hij wel al wat anders. Zie je die wat opgekrulde blaadjes?

 

Hier hebben de mieren een bladluismelkerij ingericht. Ik laat ze maar zitten, die paar luizenboerderijtjes kan dit boompje wel aan.

 

Dé stommiteit van de verhuizing: dol zijn op japanse wijnbes en vergeten een stekje mee te nemen. Gelukkig vond ik deze op een markt en de groeikracht van deze plant kennende hebben we binnen 2 jaar een flinke struik vol lekkers.

 

Goed, tot zover het fotoverslag van een rondje fruit spotten. Mocht iemand een van de ‘mysterieboompjes’ kunnen determineren: graag!

 

 

Het zoete voorjaar bewaren

Het is 29 mei, ik heb een vrije maandag. Het is gelukkig niet zo bloedheet als voorspeld werd, en ik breng wat tijd in de tuin door. Vanaf de tuin van de buren hangt een vlierstruik over de schutting en het valt me op dat in slechts 2 hete dagen de struik enorm in bloei geschoten is. Ha! Spontane gedachte! Tijd om vlierbloesemsiroop te maken! Ik snoei alle bloeischermen waar ik bij kan, maar het resultaat valt een beetje tegen: de meeste bloesems zitten buiten bereik.

Een uurtje later heb ik een heerlijk rondje gefietst over het Aduard 800-pad. Dit pad is aangelegd toen Aduard 800 jaar bestond (dit jaar vieren we 825 jaar!) en loopt voor een heel deel langs het kanaal. Ik hoopte er veel vlier tegen te komen. De hoeveelheid vlierstruiken, die in mijn ervaring altijd overweldigend veel was, is hier echter toch nogal povertjes. En áls ik ze vind, zijn de bloeischermen nog niet in bloei, of te hoog, of gewoon niet op plukhoogte aanwezig. Ik vermoed dat er heel wat wildplukkers in de buurt zitten, of dat er tot ongeveer 2 meter hoogte te vaak gesnoeid is, of dat er veel wild van eet (herten schijnen het heerlijk te vinden) of wat dan ook, in ieder geval vond ik amper bloesems op plukhoogte.

Flashback naar februari: ik kwam thuis met een krat vol citroenen. Tja, Stichting Cavia krijgt soms hele rare donaties voor de cavia’s. Ik maak lemon curd, deel uit, en pers heel veel citroenen zodat er citroensap in ijsklontjeszakken klaar ligt in de vriezer voor warmere dagen en voor het maken van jam en siroop.

Eenmaal thuis kan ik net één flinke pot vullen. Gefilterd water erbij (al ons water gaat door een Brita-filter) en wat citroen, zowel schijfjes vers als sap-uit-de-vriezer. Dit zal nu eerst een dagje (of twee?) in de vensterbank blijven staan, zodat de smaak goed in het water kan trekken. Net na het maken van de foto bedacht ik me trouwens nog dat het wel lekker zou zijn er ook nog schijfjes sinaasappel bij te doen. Dus ook die zijn nog toegevoegd. Dat is het eerste jaar dat ik dat doe, ik ben wel benieuwd of het echt te proeven zal zijn. De zoete smaak van vlierbloesemsiroop is best heel doordringend en behoorlijk specifiek, maar de citroen proef ik er wel doorheen gewoonlijk, dus het zou moeten kunnen. Nu maar even geduld voor ik verder kan. En vast suiker in huis halen om de siroop komende dagen mee te maken…

Dinsdag 30 mei. Ik filter al het water uit de fles. Na een dagje trekken in de vensterbank is er lekker veel aroma in getrokken. De restanten citroen, sinaasappel en bloesem zien er slapjes uit, maar ruiken lekker. Dat wordt weer eens een hele andere geur bij de compostbak…. want ik ga enkel met het aftreksel verder. Per liter voeg ik een heel pak van 750 gram ongeraffineerde rietsuiker toe. Ik schrik er elke keer weer van als ik jam of siroop maak hoe veel suiker erin gaat, en dan is dit nog relatief weinig. Intussen spoel ik een enorme hoeveelheid flesjes gloeiend heet om en zet ze op een schone doek klaar om te vullen. Het duurt zeker tien minuten voordat alle suiker opgelost is, en nog zeker vijf minuten voor het spul ook begint te borrelen. Gelukkig is koken nou net een van die dingen waarvoor ik wel geduld kan opbrengen.

Afkoelen maar.

Nu begint echter de haastklus: het moet zo snel mogelijk de flesjes in, doppen erop en op zijn kop neergezet, hoe heter dat lukt, hoe beter de sterilisatie en hoe langer houdbaar. Nadat de eerste golf finaal over het flesje heen gaat (en de doek op het aanrecht flink doordrenkt met de plakzooi) heb ik in de gaten dat dit zónder trechtertje makkelijker gaat dan mét. Vooral ook omdat ik ze bij voorkeur helemaal tot de rand moet vullen. Tien minuutjes haastwerk later (en tussendoor de siroop in de pan heet houden) en nog wat minuten plakzooipoetswerk en doekwisselen later staan er twaalf flesjes gevuld klaar om af te koelen. Mijn handen zijn roodgloeiend. Ik weet ook niet waarom, maar ik pak dus elke keer weer als ik siroop en jam maak de gloeiend heten potten en flessen even vlugvlugsnelsnel met mijn handen aan en wapper daarna mijn handen koel. Waarom ik geen handschoenen pak… ik mis de ‘touch’ dan, denk ik. Een klein bodempje past niet meer in de flesjes, dus we kunnen het eerste beetje proeven. Ondanks dat het nog heet is, maakt dat niet uit, want siroop is om aan te lengen, dus we doen er koud water bij. En middelste doet het in de hete thee. De kinderen vinden het zowaar lekkerder dan vorige jaren, toen ik er alleen citroen bij deed. Mooi, dat onthouden we. Vanaf nu elk jaar ook sinaasappel erbij.

Woensdag 31 mei: bij het opstaan zijn alle flesjes afgekoeld. De doppen zijn allemaal goed vacuüm getrokken bij het afkoelen, mooi zo. Etiketten erop, en de kelder in. We hebben de geur van het voorjaar weer gevangen dit jaar!

Klaar om de kelder in te gaan.
Hier word ik nou vrolijk van.

“It’s always tea time!” Mad Hatter, Lewis Carroll

Ik ben anglofiel.

Zo. Dat is eruit. Ik ben dol op Engeland, maar ook Schotland kon me zeer bekoren, en ik hoop ooit Wales en Ierland nog in persoon te gaan bezoeken. Sommige typisch Engelse dingen passen ook perfect bij mij, hou ik van, vind ik prima of zijn evengoed typisch Jiska. Zoals thee drinken. Okay, toegegeven: de Engelse mondsamentrekkend gigasterke thee die verdund wordt met melk: niet helemaal mijn ding. De hoeveelheid thee waarmee zij één pot zetten, doe ik er vier of zo.
Ik heb wel net als de Britten een haat-liefde verhouding met tea bags. Eigenlijk wil ik alleen loose leaf drinken. Maar ja, als ik op mijn werk ben, pak ik toch wel dat zakje. Ik zie mezelf daar nog niet met losse thee aan de slag. En zo gaan er toch heel wat zakjes door, ook al belijd ik al een hele tijd dat ik liefst alleen loose leaf drink. Oeps!

Thee is bijna het enige dat ik drink. Thee, water, en af en toe een melkvervanger bij de lunch. Saai? Nee. Nooit. Ik ben namelijk niet zomaar een gedachteloze theetjesslobberaar. Even snel achterover klokken en door… no way. Tea is a way of life. Ik hou van het ritueel van het zetten: het zijn rustpunten op de dag. De voorpret van het uitzoeken van de smaak. Meestal een zwarte thee, of een oolong. Soms een witte thee of groene thee. Zelden kruidenthee en nóóit rooibos. Die laatsten zijn ook helemaal geen echte thee, maar ‘infusies’. Wie daar meer over wil weten breekt me gerust eens de bek open, maar nu verder.

De theetafel. Eigen plekje centraal in de woonkamer.

Ik speel met de watertemperatuur bij het zetten: onze waterkoker is speciaal vanwege het feit dat ik zo’n theefanaat ben instelbaar qua temperatuur. Hoe heter het water, hoe meer zware en intense en aardse en kruidige smaken er vrij komen (wat ik meestal lekker vind), maar hoe meer je moet uitkijken voor ‘het bittertje’ bij te lang trekken. Hoe minder heet het water, hoe meer de zoetere, bloemige en milde smaken overheersen. Ook de trektijd varieer ik wel eens, uit nieuwsgierigheid. Eén en dezelfde thee kan me zo blijven verrassen!

Een blik in de theekast. Of eigenlijk theekist, want het is een van een extra plankje voorziene oude dekenkist. Theekoppen, filters, extra ingrediënten, theemaatscheppen, tea-nerd-stuff zoals theewaterthermometer, en uiteraard een hele mand vol blikjes met theesoorten.

 

Ik heb het serieus geprobeerd hoor: wijn, koffie… kennelijk ‘hoor’ je dat als volwassene te kunnen en willen drinken. Nee, dat doe ik dus niet. Even wennen, zeggen ze: bij mij wende het nooit. Ik glimlach vriendelijk en bedank netjes als ik een flesje wijn cadeau krijg, zoals toen ik afgelopen woensdag bij de Toyota-garage m’n nieuwe Prius ophaalde, maar eenmaal thuis geef ik hem snel af en is eega er blij mee.
En de leeftijd dat ik me ongemakkelijk voelde als ik moest zeggen: “Eigenlijk niet, nee” als iemand heel aardig vroeg: “Lust je een bakje koffie?” is ook al ruim voorbij.

Dit mandje met blikjes werkt geweldig om mezelf een beetje in toom te houden. Er kunnen zo veel losse theetjes gekocht worden als er in de blikjes passen, daarna moet ik gewoon op mijn handen gaan zitten en theewinkels en -sites links laten liggen!

Ik zou hier nog erg lang over kunnen praten, maar ik wil op tijd naar bed. Zodat ik morgen fris ben na de 2 uur durende rit naar het Dutch Tea Festival. Ja, het bestaat: een Festeaval. Afgelopen maanden heb ik mezelf bedwongen en leeg geraakte theeblikjes niet meteen opnieuw gevuld. Ik heb spartaans met de steeds kariger wordende variatie (nog maar 12 losse theesoorten!) geleefd, toelevend naar het Festeaval. Morgen mag ik hélemaal los en mogen alle lege blikjes weer inhoud krijgen. En nog leuker: moeder, oudste dochter en één of twee schoonzussen erbij. Bestaat er een perfectere familievrouwendag?

En daarom was er zo lang geen blog.

WHIIIIIEEEEE! BÁM!!! Kraaaaaaaak! Het gieren van metaal op metaal. Stilte… na én voor de storm. Want toen was mijn trouwe geliefde Prius total loss. Na de eerste schrik, het realiseren dat zowel ik als andere bestuurder wonderlijk genoeg en dankzij onze lage snelheid geen lichamelijke gevolgen hebben -de spierpijn en hoofdpijn zou later pas komen- komt het balen. Dit gaat langdurig papiergedoe worden, weet ik nog wel ongeveer van toen mijn vorige auto ’s nachts voor de deur gestolen werd.

Drie kwartier later heb ik het raarste zicht in mijn achteruitkijkspiegels dat ik ooit gehad heb, als ik het stuur recht probeer te houden terwijl de Prius op de sleepwagen omhoog getakeld wordt. Lastig, aangezien de vooras doorgebroken is en het rechtervoorwiel absoluut niet meer reageert. Ik grijp nog snel wat dingen bij elkaar die ik niet kan missen en stap eruit, pak dankbaar de uitgestoken hand van de bergingschauffeur en spring een behoorlijk eind naar beneden, om daarna weer net zo ver omhoog te stappen de cabine in.

De laatste rijdende meters….

De chauffeur knoopt monter een gesprekje aan over hoe enorm vaak hij al wel niet op dat specifieke punt mensen afgesleept heeft, en begint zodra hij hoort dat ik in het Nij Smellinghe ziekenhuis werk zijn complete medische geschiedenis rondom zijn pijnlijke knie te vertellen, waarvoor hij de dag erna een afspraak heeft voor beeldvorming op -jawel- ‘mijn’ eigen röntgenafdeling.

De dagen erna worden gedomineerd door bellen, regelen, hoofdpijn, formulieren versturen, mensen op de hoogte brengen, spierpijn, en de speurtocht naar een volgende Prius. Natúúrlijk weer een Prius. Dat ik, milieufreak, een auto nodig heb is iets waar ik me allang mee verzoend heb. Maar dan wel een hybride. Ja, volledig elektrisch zou nog mooier zijn, en werd door mij ook wel de afgelopen jaren aangekondigd als vervolgwens na de nu overleden Prius, maar iedereen die ooit een huis verkocht en een ander huis kocht via makelaars en financieel adviseurs en notarissen enzovoorts weet hoeveel duizenden euro’s je daarmee kwijt bent (dan heb je aan de vingers van beide handen niet genoeg) dus dat zit er echt even niet in. En nu ik erover nadenk, dat ‘even’ laten we bij nader inzien helemaal weg. Dat zit er nog laaaang niet in.

Om enige munitie te hebben als de schade-expert gaat bellen met de vast te stellen dagwaarde ga ik vast op zoek naar Priussen die ongeveer even oud zijn en ongeveer evenveel kilometer op de teller hebben. Eens kijken wat die kosten. Tot mijn opgetogen verbazing stel ik vast dat de Prius die het dichtst in de buurt komt in Groningen staat. Ik bel de garage en heb niet eens in de gaten dat ik de Toyota-dealer aan de lijn heb als ik het verhaal van het ongeluk doe en uitleg dat ik per se weer een Prius wil omdat ik zo dol ben op die auto. Voor ik het weet heb ik een afspraak staan voor een testrit, zelfs nog vóór de definitieve total loss verklaring.

De details van het hele gedoe met leenauto’s bespaar ik jullie. Dat ik tot mijn grote opluchting precies 11 km minder reed dan de 700 die de verzekering me uitkeerde, omdat ik per se middelste haar tripje naar Amsterdam niet wilde ontzeggen, waar ze Ariana Grande ging horen. Dat reizen van de ene naar de andere leenauto (westen van Groningen Stad tot oosten van Groningen Stad) per bus me 110 minuten kostte en me meteen weer liet weten waarom ik niet van OV houd. Om nog maar niet te spreken over het raadsel waarom ik wagenziek word in bussen en niet in treinen of auto’s. De onderhandelingen over het overbruggen van de periode tussen einde-vergoeding-leenauto en uitkering-van-verzekering. Maar het is het topje van de ijsberg, en laat zien waarom ik een poosje niet blogde. Preoccupied.

Nog een paar dagen, dan staat de volgende Prius voor de deur. Paar kilometers minder. Paar maanden ouder. Andere bekleding. Ander kleurtje. Maar verder hartstikke identiek aan de vorige. Hoewel de vorige deze niet achterop had! Van mij mag-ie blijven zitten 🙂

Ga je mee, verdwalen?

Af en toe verdwaal ik. Meestal expres. Soms ongepland. Ach, écht    verdwalen is het eigenlijk niet, natuurlijk. In Nederland is het hooguit een ommetje meer, maar ‘completely lost’ zul je hier niet snel raken. Mijn manieren van verdwalen zijn dan ook eigenlijk methodes voor mietjes: mis een afslag (bewust dan wel per ongeluk), rijd nog een eindje door, zet daarna de navigatie aan en laat jezelf binnendoor wijzen. Of kijk op je navigatie of maps-app waar je ongeveer bent ten opzichte van de eindbestemming, kijk of je een oriëntatiepunt ziet (meestal gebruik ik dan de zon of maan voor grote afstanden en een (kerk)toren voor kleine afstanden) en probeer zo veel mogelijk zigzaggend door kleine straatjes de juiste richting te blijven volgen. Goede test trouwens voor je richtingsgevoel. Voor de hele nabije omgeving werkt het ook om onze oudste hond Pico de weg te laten kiezen, want die wil met zijn 12 jaar meestal niet zo heel lang meer wandelen als hij aan de riem moet, en wil dan zielig, traag en stram terug naar huis, wat hij meestal feilloos zelf vindt. Hij ondergaat overigens een ware metamorfose als de riem af mag, want los lopend neemt zijn energie en conditie miraculeus toe en blijkt hij veel verder te kunnen lopen. ‘Sta op en loop’ werkt kennelijk niet aan de riem. Ik heb de riem al eens gecheckt op energielekken maar heb het uit-knopje niet kunnen vinden.
(Kon ik nou het uit-knopje in mijn eigen hoofd maar vinden! ‘Sta op en loop’, klik maar op de link hierboven, werd ooit jaren geleden gezongen door oudste met haar toenmalige musicalgroep. Nu verdomt het dus verdorie al jaren om uit mijn hoofd te gaan bij elke verwijzing naar opstaan en gaan lopen, en weet je wel hoe vaak je een verwijzing naar opstaan of lopen tegenkomt? Te vaak dus.)

Terug naar verdwalen. Als ik geen haast heb, doe ik het graag. Na bijna 13 jaar Wijchen (de 8 jaar dat ik er als klein kind ook al woonde niet meegeteld) viel daar in de regio niet veel meer te verdwalen. Been there, done that. Wat is het dan kwijlen om in een nieuwe omgeving te gaan wonen en werken. Er is hier al menig dwaalommetje gelopen, gefietst en gereden. Ik geniet er intens van. De uitdaging is, om tegelijk de omgeving in je op te nemen en op de weg én richting én eventueel navigatie of maps-app te letten, maar ervaring leert.
De verschillen in landschap vallen me op. Ik mis de bossen en heuvels waar ik zo van hield. Dat zal ook zo blijven, want ik ben altijd meer een mens van bos en berg geweest, dan van water en plat. Ik hunker qua landschap en natuur het meest naar het tweede deel van mijn jeugd dat ik in Zuid-Limburg doorbracht, hoewel ik op sociaal vlak juist de Noord-Nederlandse directheid vele malen beter kan pruimen. Wat landschap betreft zit ik hier dus eigenlijk minder, maar ik merk wel dat ik het leer waarderen. Het doet me hier in het Groningse Westerkwartier behoorlijk denken aan het derde deel van mijn jeugd dat ik in het eveneens wijdse, waaierige, koudere, landbouwgeörienteerde en waterrijke Zeeuws-Vlaanderen woonde. Met als voordeel ten opzichte van die middelbare schooltijd dat mijn fiets nu elektrisch is en mijn Prius dwalen in slecht weer beter mogelijk maakt. De vele meeuwensoorten die ik destijds zag, zie ik hier ook weer. En scholeksters en aalscholvers, lang niet gezien in het land van Maas en Waal, maar hier in overvloed. Het stérft hier van de zwanen. Bizar veel. Kieviten, brandganzen, zilverreigers, hele andere soorten insecten dan regio Nijmegen, zelfs een ander ras koeien in de wei. Ik mis dan weer wel de ooievaars, de vinken, vlaamse gaaien en fazanten, en het geroffel van de spechten. Ik ben blij dat er minder eksters zijn, dat wel. Ik ben benieuwd wat me bij het verlopen van de seizoenen nog gaat opvallen aan de flora en fauna.

Behalve de landschappen begin ik ook het cultuurlandschap écht te zien. Dwalend door Oost-Groningen zie je dat dat vroeger een rijke regio geweest moet zijn, met trotse huizen en grote boerderijen, rijk versierd met architectonische hoogstandjes, wat het verval door de gasboringen en aardbevingen nog veel triester maakt. Vergane glorie, gescheurde kreunende muren, gestut door palen en hier en daar zelfs volledig verlaten. Wat gaat hier veel oude cultuur verloren, en nog hoort de regering de Groningse schreeuw niet hard genoeg!
Dwalend door Oost-Friesland – als ik mezelf na werk een dwaling toesta – zie je dat ook Friesland een welvarende historie heeft, gezien de schitterende enorme woningen en rietgedekte boerderijen waar ik op de meest onverwachte plaatsen langs kom rijden. Vrijwel zonder uitzondering keurig onderhouden, tuinen netjes en strak, bloemetjes voor de gevel en smalle maar stevige bruggetjes over de vele sloten.
Ook het Westerkwartier van Groningen heeft een heel eigen geschiedenis, zo leerde ik intussen in diverse musea zoals Kloostermuseum Aduard en Wierdenland Ezinge. Ik heb tot nu toe nooit noordelijker dan Utrecht gewoond en altijd in voormalig Romeins Rijk-gebied. Archeologische musea die ik bezocht werden vaak gedomineerd door deze periode. Hier in Groningen zijn de Romeinen enkel af en toe als handelspartners geweest en hebben de boel nooit bezet. Asterix en Obelix zouden er jaloers op zijn geweest! De bodemvondsten, sporen in het landschap: door Romeinen onbetreden. De cultuur en streekgebruiken zijn daardoor in my humble opinion ook echt wel anders verlopen. Ik zuig al deze info op en voed er mijn geschiedenishonger mee. Er staan nog heel wat meer regionale kleine en grote musea op mijn to-do-list.

Niet vergeten: eega vragen of ik dit jaar weer een museumkaart voor mijn verjaardag mag.