Ik hou van geschiedenis. Toen ik het nog op de middelbare school onderwezen kreeg, vond ik het ‘wel okay’, maar was het niet een van mijn lievelingsvakken. Nee, voor de titel ‘lievelings’ stonden met name biologie en scheikunde zich te verdringen. En toch, al vanaf de basisschool had ik een fascinatie voor natuurhistorische musea, verzamelde fossielen, hield een in onze tuin opgegraven vuistbijl vast en beeldde me in met ogen dicht dat een of ander oermens diezelfde vuistbijl gehanteerd had, kon een reeks tijdperken in een monotone dreun achter elkaar doordenderen (precambriumcambriumordoviciumsiluurdevooncarboonpermtriasjurakrijttertiairkwartair, goh, het zit er nog) en las boeken over de ijstijden en dinosauriërs.
Mijn fascinaties bestreken al snel meer dan dat stukje tijdperk. Een béétje Fantasy-liefhebber weet dat er een enorme overlap is tussen fantasy en middeleeuwen. Heel veel fantasy-literatuur speelt zich in quasi-middeleeuwse omstandigheden af, waardoor ik dankzij mijn voorliefde voor Fantasy ook interesse kreeg in die pak-m-beet 1000 jaar geschiedenis. Vanwege mijn lessen Grieks en Latijn werd ook de antieke cultuur toegevoegd aan de interesses, en een uitstapje naar het oude Egypte en naar Mesopotamië was ik ook niet vies van.
Als je geschiedenisinteresse inmiddels al zo’n groot tijdperk bestrijkt, kan je natuurlijk nooit van alles veel weten. Zo effectief werken mijn grijze cellen nou ook weer niet. En daarom blijft het nog steeds leuk om naar geschiedkundige musea te gaan, want er valt steeds weer toch nog wat te leren. De museumkaart, die ik sinds 2 jaar voor mijn verjaardag krijg van eega, wordt dan ook dankbaar en veel gebruikt. En er is nog veel te ontdekken hier in Grunn. Met een jeugd in regio Nijmegen, regio Maastricht, regio Zeeuws-Vlaanderen, en later een studie- en werktijd in regio Utrecht en weer regio Nijmegen zit je onherroepelijk bij elk regionaal geschiedkundig museum dat je bezoekt vast aan de Romeinen. Elk museum dat ik hier bezoek, tikt die rare-jongens-die-Romeinen hooguit zijdelings aan, en dat ben ik niet gewend. Omdat ik ook nog eens de neiging had om bij musea juist bij de Romeinse geschiedenis lang te blijven hangen, merk ik dat ik een redelijke informatieachterstand heb wat er eigenlijk zo’n beetje in ons kikkerlandje bóven de rivieren gebeurde, in die Asterix- en Obelixtijd. Ik ging daarom op 5 mei naar het kleine dorpje Ezinge en bezocht daar het eveneens kleine museum Wierdenland om dat hiaat wat op te vullen, en leerde er en passant heel wat bij over de ontwikkeling van ons Groninger landschap. Ik pakte er bij het weggaan nog wat folders mee van andere musea, en op 3 augustus sprong ik dankzij zo’n folder in de auto naar Warffum, om Het Hoogeland te bezoeken. Ik hoefde hier maar ongeveer twee eeuwen terug in de tijd te reizen, een tijdsreis die ik in mijn eentje maakte. Eega en oudste moesten werken, middelste kokhalst al bijna bij het woord ‘museum’ en jongste zit met een vriendin en diens ouders in Oostenrijk. NIET erg. Ik weet dat het een beetje de norm is om alles gezellig samen te willen doen, maar ik vind het juist heerlijk om soms bij een uitstapje alles in mijn eigen tempo te mogen doen en zelf te mogen bepalen hoe laat hoe lang hoe veel hoe duur enzovoorts.
Ik leerde hoe er hier van de huiden van zeehonden zeven werden gemaakt door er gaten in te prikken. Hoe Rottumeroog vroeger bewoond werd en de meeuweneieren daar met een uitgekiend systeem geraapt werden: genoeg rapen om profijtelijk te zijn voor de mensen, genoeg laten liggen om te voorkomen dat de meeuwen hun nest verlaten en/of de meeuwenstand afneemt. Ik leerde hoe een bekende negentiende eeuwse Groningse dierenarts ontstoken gewrichten bij paarden met verschillende vormen ijzers kon voorzien van brandwonden, met het idee dat de daarop volgende verhoogde bloedtoevoer de ontsteking sneller zou genezen. Ik leerde dat in sommige streken elektriciteit sneller aangelegd was in de huizen dan dat men aangesloten was op stromend water en riolering (!). Ik zag knipselbonen te drogen hangen (hey, dat heb ik zelf ook gedaan dit jaar!) en zag zélfs nog wat Romeins aardewerk. Ze heersten niet hier, maar waren interessant genoeg om handel mee te drijven.
Wat je eraan hebt om je geschiedenis te kennen? Daarover kan ik hele lange discussies voeren. Zoals ik ooit een lange discussie voerde met middelste die het nutteloze kennis vond, tot ze tijdens het leren van de aanloop naar WO II ineens allemaal overeenkomsten ontdekte met wat er momenteel in de wereld gaande is, beter snapte wat Trumpty Dumpty voor gevaar kan inhouden, en wat er nou toch allemaal zo gevoelig is tussen Rusland en Oekraïne. Tadaaa!
Zo ga ik binnenkort met mijn Rederijkersvereniging optreden bij Aduarderzijl, waar een aantal kanonnen ingewijd worden. De teksten voor de act hebben we nog niet eens binnen, maar uit nieuwsgierigheid zocht ik ernaar wat kanonnen nou toch op het Aduarderzijl doen. En voor je het weet zit je ’s avonds laat ineens jezelf in te lezen op de reductie van Groningen (echt even klikken) wat toch een verrekte interessant stukje geschiedenis is, waarbij ik meteen over Bourtange las, een vesting waar ik al vaak over hoorde en die ik nog wil gaan bezoeken, en meer leerde over de sluimerende ligt-niet-helemaal-lekker-maar-we-doen-er-een-suikerlaagje-tolerantie-over wedijver tussen Friesland en Groningen.
Zo. Even laten bezinken. Eén nachtje slapen en dan morgen met oudste naar het volgend stukje geschiedenis, waarvoor we wat minder ver terug de tijd in hoeven te reizen: Kamp Westerbork.
Met deels Joodse voorouders aan de ene kant, en enkele verzetsstrijders en militairen aan de andere kant die 40-45 niet allemaal overleefd hebben een extra intens kippenvel-moment… dat we desondanks bewust gaan opzoeken. Zodat we nooit vergeten hoe belangrijk het is je geschiedenis te kennen.