Eega heeft het nogal druk de laatste weken met het afronden van werkzaamheden bij zijn huidige werkgever. Ik heb het ook druk, maar dan meer thuis dan op werk. Op werk is de gebruikelijke eindejaarsrust (lees: budgetten voor patiëntenzorg zijn op) over het algemeen gaande.
Als ik na een werkdag dus nog vol energie thuis kom, kan ik mij vermoeien met dozen vullen, kasten legen, spullen verzetten, mensen ontvangen die oud meubilair ophalen en hier en daar rondgaan om nieuw meubilair op te halen. Vooral voor oudste, die van een piepklein kamertje met ingebouwde bedstee naar een mega-zolder gaat, valt best wel wat op te halen. Voor haar is de zoektocht naar nieuw meubilair wel wat gecompliceerd door het feit dat haar nieuwe zolder volledig onder het puntdak ligt en ze dus amper muur heeft, vooral dak-dat-de-vloer-raakt, wat niet heel praktisch is als je bijvoorbeeld kledingkasten kwijt zou moeten.
Daarvoor hebben wij een oplossing in stijl gevonden: we gaan naar een oud huis, we pakken een oude oplossing, zijnde De Dekenkist. Ik vind, fanatiek marktplaatsend, voor oudste dochter een houten dekenkist in het dorp die niet alleen van boven maar ook van voren open kan. Hey, dáár kunnen we wat mee onder een schuin dak. Oudste en ik delen behoorlijk dezelfde smaak dus zodra ik haar de foto laat zien van de stevige en leuk bewerkte eikenhouten kist is ze meteen om. Niet voor dekens, maar voor kleding. In gedachten zien oudste en ik haar al onder haar schuine dakkie op de knietjes voor de kist zitten kleren uitzoeken. Eega is de hele week geen enkele avond thuis, dus gaan oudste en ik de kist even samen ophalen. Ik heb een polsblessure (gewoon over onze eigen zooi gestruikeld toen ik een verhuisdoos vulde, geen erg heroïsche reden dus) en heb haar hulp daarom wel nodig.
Aangekomen op het adres waar we de kist mogen ophalen gaat de voordeur op een miniem kiertje, waardoorheen ons wordt aangegeven dat we een momentje geduld moeten hebben omdat ze nog even moet schuiven voor de deur open kan. Ah. Dat belooft wat. En ja hoor, zodra de deur opent zien we daar een kist die ongeveer anderhalf keer groter is dan we op basis van de foto’s verwacht hadden. Maar ook in het ‘echie’ veel mooier. In mijn hoofd strijden een lichte paniek (oh jee, zo groot! Krijgen we dat vervoerd en getild?) en een lichte euforie (oh wauw, zo groot! Kan ze lekker veel kleren in kwijt!) om de eer het meest prominente gevoel te mogen zijn. Wie “Inside Out” heeft gezien, kan de zin hiervoor trouwens niet meer normaal lezen zonder allemaal gekleurde mini-Jiskaatjes te zien, maar dat terzijde. Oudste is vooral opgetogen en helpt de verkoopster, die zo aardig is om te helpen, met het tillen van de dekenkist in de auto. Hij schuift precies met een paar millimeter ruimte over onder het dak door.
Eenmaal thuis willen we die kist natuurlijk niet buiten in de koude auto laten. Slecht voor het hout. Bovendien wil oudste erg graag haar kleren erin gaan passen én is er toevallig net een plekje vrijgemaakt op zolder voor een kledingkast die daar zou komen, ware het niet dat de Marktplaatsverkoper last minute nergens meer op reageerde. Dat gebeurt vaker dan je denkt, by the way. Maar het positieve daaraan is dus nu dat er een plek pal tegenover haar eigen kamerdeur vrij is. Vol goede moed vatten we de koe meteen bij aankomst bij de hoorns. Ik ben de auto amper uit of ik til al met één hand en één onderarm-met-vrij-wapperende-ingepakte-pols het gevaarte samen met jongste, die de sterkste is van de drie dochters, de auto uit. Oudste, die het meer van brainpower dan musclepower moet hebben, doet een aarzelende poging te helpen maar dat lijkt meer een gevalletje wal-in-sloot te worden, dus jongste en ik tillen het ding met zijn tweetjes de trap op naar de middenverdieping. Het past maar nét door het trapgat en ik zweer je dat het ding met elke trede zwaarder wordt. Het ontlasten van mijn pols lukt allang niet meer en is naar plan B verschoven. Jongste staat nota bene onderaan alle gewicht te torsen terwijl ik bovenaan zwetend (had m’n jas ook moeten uitdoen) sta bij te sturen. En bij dat sturen gaat het mis. Op de allerbovenste tree krijg ik het voor elkaar om de kist zo te sturen dat het hele gewicht op de onderarm van jongste terecht komt. Een onderarm die al overbelast was, omdat jongste nogal fanatiek muziek beoefent en haar hobo wat te vaak en lang bespeeld had. De kreet die volgt doet mijn hart 3 slagen overslaan en daarna dubbel zo snel doorgaan, en het normale sinusritme komt pas terug als ik jongste haar vingers zie bewegen en hand zie ronddraaien en zie dat alles nog functioneert. Uiteraard stuur ik jongste meteen weg van de kist en sommeer oudste om het weer op te pakken.
Halverwege. We staan dus op de overloop op de middenverdieping, jongste heeft zich wringend langs de kist teruggetrokken, oudste doet vreselijk haar best om enige beweging in de kist te krijgen, ik heb me grootmoedig opgeworpen om nu onderaan te staan en het gewicht te dragen. Oudste krijgt de kist echter niet verder dan 2 tredes van de zoldertrap omhoog, ik kan er nog steeds niet goed onder om het gewicht te gaan tillen, en we moeten al een bocht gaan nemen. Zoals ik al vermeld had, stond oudste niet helemaal vooraan bij het uitdelen van spiermassa, dus ik zie in dat dit zinloos is. Ik roep middelste erbij. Met een ongelovige blik op de kist probeert ook zij te redden wat er te redden valt. Binnen no time zit er een vinger klem tussen kist en muur. En terwijl middelste en oudste samen de kist nog wat hoger hijsen kan ik er zowaar onder…. en val meteen met kist en al op mijn achterwerk. Niemand ziet het schaamrood op mijn kaken want ik heb het bloedheet (ik had m’n jas ook moeten uitdoen) en nog een treetje hoger kan ik wel zonder valgevaar onder de kist kruipen en de last gaan torsen. Halverwege de bocht zie ik het gevaar waarin we ons begeven. Middelste staat bovenaan, ik sta onderaan, en oudste staat… in de bocht. Waar de kist door moet. Dus tenzij ze nóg dunner wordt dan ze al is, zal ze klem komen te zitten tussen kist en muur als ze zich niet snel uit de voeten maakt. Oudste twijfelt enkele langdurige momenten of ze onder mij en kist door naar beneden duikt of langs zuslief en kist naar boven zal wringen, en kiest voor dat laatste omdat haar rug intussen pijnlijk stijf is, daarbij zus in een benauwde positie brengend. Oudste heeft nu een ware helicopterview en kan vanaf de bovenste tree monter aanwijzingen roepen hoe wij dit varkentje dienen te wassen, en pakt deze taak met verve op. We zitten dan ook nog maar een paar keer een béétje klem voor de kist met een grote bonk bovenaan de zoldertrap landt.
Ik heb inmiddels een prachtige kerstkleur gekregen, zijnde knalrood, en vraag om een momentje on-hold om mijn jas uit te doen. Terwijl mijn kleur normaliseert breng ik mijn adrenaline nog één keer in stelling voor de laatste meters, en een paar minuten later staat het ding op zijn plek. Slechts één pootje is zijn ondergeplakt anti-kras-stukje-vloerbedekking kwijt en de kist heeft geen schade, wat meer is dan we van onszelf kunnen zeggen.
Diezelfde avond schrijf ik deze ervaring van me af op mijn forum, met de zeer korte bewoording “het naar boven tillen was minder prettig, misschien had ik op eega moeten wachten”. Een toch behoorlijk geëmancipeerde vriendin reageert met “Jiska, daar zijn mannen toch ook voor.” In mijn gedachten schuift er een fantasiebeeld voor mijn ogen van mijn eega en de eega van voornoemde vriendin (zittend in rolstoel en dus nevernooitniet dekenkistentillend) die elkaar een grijnzende high five geven.
Mijn pols doet al minder pijn, dank u.