Half maart, had ik mezelf gezegd. Dan zou de caviaren die ik in de tuin bouw voor mijn cavia-opvang wel af moeten kunnen zijn. Ik werd daarin echter verslagen door een combinatie van mijn eigen perfectionisme, mijn eigen gebrek aan perfectie, en mijn eigen koppigheid.
Mijn eigen perfectionisme zei me dat áls ik het zou doen, het goed moest gebeuren. De plannen werden daardoor on the go steeds megalomaner en steeds meer details moesten ingevuld worden. Het hele idee van ‘paar paaltjes in de grond en wat gaas ertussen spannen’ groeide uit tot Het Perfecte Cavia Buitenverblijf, wat eigenlijk eerlijk gezegd meer in mijn hoofd dan in mijn tuin gebeurt, maar ik heb tenminste iets voor ogen.
Mijn eigen gebrek aan perfectie maakten het uitvoeren van de megalomane details (contradictio in termines?) nog niet zo heel makkelijk. Als je een beeld voor ogen hebt van Het Perfecte Cavia Buitenverblijf maar je hebt tegelijk niet het geduld om een perfect plan netjes vooraf uit te werken en loopt al aanpakkend en onderwijl wijzigend ter plekke tegen dingen aan…. klinkt als Jiska. Voorbeeldje. Zo kwam ik er al doende achter dat het handmatig boren van een gat in de grond om een paal in te laten zinken, (met zo’n grondboor met een breed handvat erop) veel beter lukt als je het volièrepaneel dat aan die paal vastgemaakt moet worden niet al precies strák naast de plek van de paal hebt ingegraven. Ik kon prompt het handvat van de grondboor geen hele slag meer laten maken zonder tegen het paneel te botsen. Béétje geduld en overzicht zou hier beter geweest zijn. Net zoals het inzicht dat het weliswaar handig is om een paal precies voor het punt te plaatsen waar twee panelen samenkomen, zodat je ze tegelijk aan de paal kan bevestigen en ze er beiden contact mee maken, maar dat als er een deur in zo’n paneel zit die naar buiten opengaat je niet nét een stuk paal aan de buitenkant van voornoemd paneel moet zetten. “Hoe dacht baasje Jiska die deur nog open te maken als er een paar centimeter paal voor zit?” (“Hou je mond, brein.”) Er zit overigens wel énige leercurve in: die laatste had ik warempel al in de gaten vóór de paal muurvast zat. Hoera. Ik hoefde enkel maar de paal er weer uit te werken, het gat ietsje verder naar één kant te vergroten, paal er een paar centimeter verder opnieuw in te meppen, het oude stuk gat wat nu ongebruikt was te vullen met klei en vooral heel, heel, heel hard te hopen dat de stabiliteit van de paal nu nog wel gewaarborgd kon worden in zo’n groot gat. Het kon erger.
Mijn eigen koppigheid tenslotte zorgt ervoor dat ik de complete klus in mijn eentje klaar. Eega heeft het veel te druk met het afronden van baan A en alvast opstarten van baan B. Oudste wil best helpen en slaat onder toezicht één paal de grond in, maar zoals ik al eens aangaf in een eerder blog moet zij het meer van brainpower dan musclepower hebben en is bovendien niet de handigste. Gevalletje wal-in-sloot dreigde en ze hielp me uiteindelijk nog het best door de honden bezig te houden die in de weg liepen. Middelste heeft volgens mij nog niet eens echt in de gaten dat ik überhaupt wat aan het bouwen ben in de tuin, die heeft niet zo veel met cavia’s en loopt liever met haar ratjes rond. Jongste beziet het met enige milde interesse maar het komt niet in haar op om met dit type klussen te helpen, net zo min als het in mij opkomt om de dochters te vragen te helpen met iets wat duidelijk mijn hobby en dus mijn werkzaamheid is.
De afgelopen week heeft het bouwen compleet stil gelegen. Ik werk inmiddels 4 dagen per week, dat heeft er uiteraard mee te maken, maar er speelde nog wat mee: ik had net genoeg panelen om de zijkanten van te maken, de voorkant zou ik alsnog van gaas moeten doen, dacht ik. Tót ik op Marktplaats meerdere panelen tegelijk aangeboden zag worden, twee dorpen verder. Na wat onderhandelen kon ik ze een week later gaan ophalen. Ik legde meteen de bouw stil.
Vanmiddag was het dan zo ver. Op de afgesproken tijd reed ik de oprit van de indrukwekkende boerderij op. Geen voordeur te vinden. Linksom niet, rechtsom niet. Geen reactie op kloppen op deuren en ramen. Aarzelend of ik het hek moest gaan openmaken naar de weides en schuren erachter keek ik nog even door een stalraampje, waar een boel damesogen me begroeten. De dames stonden meteen stil en blaatten me massaal toe, waarna ik vanuit de schuur “Ik kom eraan!” hoorde roepen.
Even later kroop ik door de schapen heen en pakte de uitgezochte panelen aan, die vanaf de hooizolder door de schapenfokker naar beneden gelaten werden en in mijn uitgestoken handen belandden. Hij begon ooit met 3 schaapjes, nu heeft hij ongeveer 60 ooien en 2 rammen. De gevlekte varkens achterin hebben biggetjes, de ooien zijn ofwel net bevallen ofwel megadik. Ergens liggen wat lammetjes op te drogen onder een warmtelamp, kennelijk net geboren. Het is een drukke tijd. Hij heeft Texelaars, een ras dat niet heel makkelijk zelf bevalt en dus toezicht nodig heeft. Door een terloopse opmerking kom ik er in ons gesprek achter dat hij dit naast een fulltime baan doet. Wow. Wij hadden vroeger thuis ook schapen, maar absoluut geen Texels, en mijn vader is nooit verder gegaan dan 3 ooien en één ram van een ras dat gewoon zelf kon bevallen. Ik vertel de hobbyboer dat wij gewoon ’s morgens keken of er al lammetjes waren, omdat we Duitse Zwartkoppen hadden, en vraag voorzichtig of hij nooit gedacht heeft aan een ras dat zelf kan bevallen? Hij haalt de schouders eens op, hij begon ooit met Texels en hij blijft bij Texels en zo is het nu eenmaal.
Als we terug lopen naar de auto, stormt er een zwart wit gevlekt hondje op me af, kwispelend, me uitnodigend om mee te lopen, een paar keer heen en weer springend tussen mij en de deur waar ze net uit kwam. Ik beledig de Groninger boer ongewild diep door te vragen of het een Friese Stabij is. Nee, geen Fries ras voor hem! Zijn Engelse Cocker-teef bleek mij uit te nodigen haar pups te komen bekijken, die de oogjes nog niet eens open hebben. Wat een vertrouwen in mensen! Ik heb het met deze rassen-mix-up nog niet ganz und gar verbruid en mag de pups kijken. En zijn andere cockers. En zijn labradors. Waar ook weer een pup bij zit, maar dan een die al halfwas is. Het bruist van het jonge leven op dit erf. “Mooi spul”, vat de hobbyboer het krachtig samen.
En zo rijd ik met een opgetogen gemoed, een open achterklep (toch weer de grootte van de auto misrekend), twee doosjes eieren (ja, hij had ook nog heel wat kippen) en een hoofd vol van nieuw leven ingeblazen oude dromen over ooit-wil-ik-een-paar-Herdwick-schapen pas drie kwartier later weer terug naar huis. Naar mijn eigen ‘mooi spul’.
Hé Jiska, Volgens mij gaat het megalomane cavia verblijf er wel komen. En ik blíjf in je berichten steeds maar denken dat het caviáren zijn. Extra luxe soorten kaviaar, zal ik maar zeggen, met die C. ?
Succes!